2005/235

Rapport

In deze zaak nam het LBIO op 21 maart 2003 de inning van de kinderalimentatie over van verzoeksters ex-echtgenote. Op 8 mei 2003 legde het LBIO beslag op de uitkering van verzoekster. Bij rechterlijke beschikking van 27 augustus 2003 werd de alimentatieverplichting van verzoekster verlaagd.

Verzoekster klaagde er onder meer over dat het LBIO weigerde het teveel bij haar geïncasseerde bedrag aan haar terug te betalen.

In beginsel stelt de Nationale ombudsman zich op het standpunt dat, nu het LBIO alimentatieplichtigen erop wijst dat zij vanaf het moment dat de inning wordt overgenomen de alimentatie rechtstreeks aan het LBIO dienen te voldoen, het voor rekening en risico van de alimentatieplichtigen komt indien zij in de periode dat het LBIO rechtmatig beslag op hun inkomsten heeft gelegd, ook rechtstreeks aan hun ex-echtgenoot betalen. Het teveel betaalde bedrag dient in principe dan ook te worden teruggevorderd bij de ex- echtgenoot. In het geval van verzoekster ging dit echter niet op. Het LBIO betaalde ten onrechte een bedrag aan de ex-echtgenoot.

Hierna werd het beslag daadwerkelijk opgeschort. Hiermee ontstond dus een andere situatie dan die waarin een alimentatieplichtige aan zijn maandelijkse uitkerings- dan wel loonstroken kan zien dat het LBIO maandelijks inhoudingen verricht en de alimentatieplichtige desondanks toch rechtstreeks betaalt aan zijn/haar ex-partner. In dit geval was er voor verzoekster geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het LBIO vanaf 24 januari 2004 weer inhoudingen op haar uitkering zou verrichten, waarmee zij het risico liep dubbele betalingen te verrichten. Niet alleen was zij hierover niet op voorhand geïnformeerd, maar ook bestond hiervoor, gelet op de nieuwe uitspraak van de rechtbank, geen enkele reden. Bovendien had het het LBIO voldoende duidelijk kunnen en moeten zijn dat verzoekster de alimentatie iedere maand rechtstreeks aan haar ex-echtgenoot en zoon betaalde.

Alles overziend oordeelde de Nationale ombudsman dat het LBIO in strijd had gehandeld met het vereiste van rechtszekerheid. De Nationale ombudsman deed het LBIO de aanbeveling ervoor te zorgen dat het teveel door verzoekster gedurende de periode van 24 juni 2003 tot 25 juni 2004 betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente aan haar terug te betalen.

Overige klachtonderdelen:

- de wijze van klachtafdoening (schending van het motiveringsvereiste);

- niet tijdig reageren op brieven (schending van het vereiste van voortvarendheid);

- geen inhoudelijk antwoord geven op brieven (het vereiste van actieve informatieverstrekking);

- onjuiste saldoverklaring (schending van het vereiste van rechtszekerheid);

- opnieuw toesturen van acceptgiro's (schending van het vereiste van rechtszekerheid).

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Wijze van klachtafhandeling: verzoeksters klachten wel gegrond verklaard over het niet beantwoorden van haar brieven maar nagelaten aan te geven wat daarvan de redenen waren, ook na uitkomst klachtbehandeling niet tijdig gereageerd op brieven verzoekster, met brief van 23 september geen inhoudelijk antwoord gegeven op verzoeksters brieven, gesteld dat het niet gehouden is aan terugbetaling van het teveel bij verzoekster geïncasseerde bedrag, saldoverklaring niet juist en komt niet overeen met het voorstel zoals genoemd in een eerdere brief van het LBIO, weer acceptgiro's terzake alimentatiebetalingen gestuurd terwijl verzoekster in overleg was met het LBIO over de afwikkeling van de zaak.

Oordeel:

Gegrond