Verzoeker, een actievoerder, hield zich sinds oktober 2001 bezig met een serie-actie jegens de militaire Vliegbasis Volkel van de Koninklijke Luchtmacht.
Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat een hondenbewaker, die samen met zijn diensthond verzoeker naar een ophoudruimte bracht, hem onderweg meerdere malen een harde duw in zijn rug en tegen zijn schouder had gegeven.
De Nationale ombudsman overwoog dat verzoeker na zijn aanhouding van zijn vrijheid was beroofd, en verplicht was om de aanwijzingen van de hondenbewaker op te volgen. De hondenbewaker had verzoeker gesommeerd om door te lopen, en had vervolgens tegen verzoekers schouder dan wel rug geduwd om hem verder te laten lopen. Echter, het duwen moet worden aangemerkt als geweldsuitoefening. Daarom had van de betrokken ambtenaren mogen worden verwacht dat hij verzoeker eerst duidelijk had gewaarschuwd dat hij verzoekers looptempo beschouwde als het niet meewerken aan de aanhouding. In zoverre was sprake van een inbreuk op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam.
Hoewel de betrokken ambtenaar verzoeker eerst had moeten waarschuwen, was deze lichte vorm van geweld wel geoorloofd, gelet op de geringe mate van verzoekers verzet.
Het duwen zelf was niet onjuist of disproportioneel.
Nadat verzoeker op de grond was gaan zitten, had de betrokken ambtenaar echter moeten beseffen dat het blijven duwen geen middel meer was om tot het op zichzelf gerechtvaardigde doel te komen om verzoeker verder te laten lopen.
Verzoeker heeft er ook over geklaagd dat de betrokken ambtenaar de diensthond met commando's had opgehitst, waarna de hond in verzoekers slaapmatje had gebeten, waarmee verzoeker de hond trachtte af te weren.
De lezingen staan tegenover elkaar of de betrokken ambtenaar de hond bewust een commando heeft gegeven om verzoeker te bijten. Wanneer dit wel het geval was geweest, zou de betrokken ambtenaar hiertoe niet bevoegd zijn geweest, omdat dit geen redelijk doel zou hebben gediend, en ook disproportioneel zou zijn geweest.
Ook uitgaande van de lezing van de betrokken ambtenaar, had deze zijn hond eerder op de vereiste afstand een terughoudende houding moeten laten aannemen. Door dit niet te doen kon het gebeuren dat de hond in verzoekers slaapmatje beet. Hiermee heeft de betrokken ambtenaar een onveilige situatie in het leven geroepen. Daarmee is een inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van verzoekers lichaam.