2005/186

Rapport

Verzoeker, veterinair jurist en praktiserend dierenarts, verzocht de klachtambtenaar in de zin van artikel 29 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 om bij het veterinair tuchtcollege aanhangig te maken dat in het kader van de bestrijding van varkenspest- en mond en klauwzeeruitbraken euthanasie was toegepast op zeer jonge biggen door middel van een intracardiale injectie met een bepaald diergeneesmiddel en zonder voorafgaande pijnuitschakeling. De klachtenambtenaar gaf aan dit verzoek geen gehoor.

Verzoeker klaagde erover dat de klachtambtenaar aan zijn verzoek geen gehoor had gegeven.

De Nationale ombudsman overwoog dat de door verzoeker gelaakte wijze van euthanaseren destijds door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aanvaardbaar was bevonden en dat, indien de klachtambtenaar het verzoek zou honoreren, dit dus zou betekenen dat dierenartsen waarvan destijds de gedraging in het algemeen belang is goed bevonden, nu in het algemeen belang zouden worden aangeklaagd. Dit zou in strijd zijn met het vereiste van rechtszekerheid dat met zich meebrengt dat de burger erop moet kunnen vertrouwen dat een bestuursorgaan consistent gedrag vertoont waar het gaat om het beoordelen van een bepaald handelen of nalaten.

Hij oordeelde de klacht niet gegrond.

Instantie: Klachtambtenaar in de zin van art 29 Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990

Klacht:

Verzoek om een zaak aanhangig te maken bij het veterinair tuchtcollege niet ingewilligd.

Oordeel:

Niet gegrond