Naar aanleiding van een uitspraak van de Huurcommissie Rotterdam van 4 juli 2003, schreef verzoeker op 28 juli 2003 een brief aan de huurcommissie.
Hij begon deze brief met de mededeling: "Naar aanleiding van uw uitspraak d.d. 4 juli 2003 t.a.v. mijn geschil met de verhuurder het volgende."
Bij brief van 28 juli 2003 bevestigde de Secretaris van de huurcommissies de ontvangst van deze brief en liet weten dat voor zover de brief een meer inhoudelijke reactie zou vergen, daar binnenkort op zou worden terugkomen.
Verzoeker klaagde erover dat de huurcommissie Rotterdam en het Secretariaat van de huurcommissies niet hadden gereageerd op zijn verzetschrift van 28 juli 2003.
De huurcommissie Rotterdam en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) lieten de Nationale ombudsman tijdens het onderzoek weten dat, achteraf bezien, verzoekers brief van 28 juli 2003 als verzetschrift had moeten worden aangemerkt. Wel voegden zij daaraan toe dat het verzetschrift, indien dit als zodanig zou zijn herkend, toch niet-ontvankelijk zou zijn verklaard wegens overschrijding van de indieningstermijn van veertien dagen..
De Nationale ombudsman stelde zich op het standpunt dat de aanhef van verzoekers brief van 28 juli 2003 voor de huurcommissie Rotterdam en het Secretariaat van de huurcommissies reeds aanleiding had moeten vormen de brief als verzetschrift te registreren en als zodanig te behandelen. Indien twijfel had bestaan bij (het Secretariaat van) de huurcommissie(s) over de bedoeling van verzoeker met de verzending van de brief, had het de voorkeur verdiend dat bij hem navraag was gedaan. De huurcommissie noch het Secretariaat van de huurcommissies had dit gedaan.
De Nationale ombudsman overwoog voorts dat nu verzoekers brief niet als verzetschrift was aangemerkt en niet als zodanig was behandeld, en de huurcommissie en de minister dit pas op 3 december 2004 - de datum waarop de huurcommissie en de minister in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman op de klacht reageerden - hadden onderkend, en in de tussengelegen periode ook niet op andere wijze was gereageerd op verzoekers brief niet kon worden gezegd dat het verzetschrift van 28 juli 2003 binnen een redelijke termijn was afgehandeld.
De huurcommissie Rotterdam en het Secretariaat van de huurcommissies hebben in strijd gehandeld met het vereiste van voortvarendheid.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk was.
Overige klachtonderdelen:
- de mededeling dat verzoeker de procedure had stopgezet.