2005/141

Rapport

De echtgenote van verzoeker zag dat een man met een uitheems uiterlijk een deuk trapte in hun auto die voor hun huis stond geparkeerd. Hierop is verzoeker de man gevolgd naar het nabij gelegen onderzoeks- en opvangcentrum (OC) alwaar hij een lid van de beveiliging vroeg om met hem naar buiten te gaan en hem te helpen om de naam en het adres van de verdachte te achterhalen. De beveiligingsmedewerker was in eerste instantie niet bereid om de gevraagde medewerking te verlenen en toen hij na verloop van tijd wel tot medewerking bereid was, was de verdachte inmiddels in een auto weggereden van het OC-terrein.

Verzoeker klaagde erover dat de desbetreffende bewakingsmedewerker zodanig traag zijn medewerking had verleend dat de vermeende dader heeft kunnen ontkomen, waardoor verzoeker een schadepost van € 696,15 niet kon verhalen.

De Nationale ombudsman overwoog dat de beveiligingsmedewerker geen opsporingsambtenaar was en hij daarom niet bevoegd was om de vermeende dader als verdachte staande te houden ter vaststelling van diens identiteit. Dit nam echter niet weg dat het de beveiligingsmedewerker vrij stond om de vermeende dader naar diens persoonlijke gegevens te vragen; in zoverre had hij aan het verzoek kunnen voldoen. Om verzoeker assistentie te kunnen verlenen bij het aanhouden van de betrokkene om deze te kunnen overdragen aan de politie, moest de beveiligingsmedewerker ervan kunnen uitgaan dat sprake was van een heterdaad-situatie. Dat was echter allerminst zeker, aangezien hij noch verzoeker getuige waren geweest van het gestelde delict.

Nu de beveiligingsmedewerker eraan kon twijfelen of hij bevoegd was om tot aanhouding over te gaan, de gestelde vernieling zich niet in de nabijheid van het OC had voorgedaan, en hij de betrokkene niet als OC-bewoner kon herkennen, was het geen gebrek aan hulpvaardigheid dat hij niet onmiddellijk gehoor gaf aan het verzoek.

De beveiligingsmedewerker heeft derhalve niet gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging “behoorlijk” was.

Instantie: Onderzoeks- en opvangcentrum Veldhoven

Klacht:

Na vandalisme op verzoekers auto zodanig traag meegewerkt aan het aanhouden/identificeren van de dader dat verzoeker de schade niet meer kan verhalen.

Oordeel:

Niet gegrond