2005/125

Rapport

Rapport 2005/125

In deze zaak klaagde verzoeker er over dat de politie naar aanleiding van een melding van inbraak geen sporenonderzoek had verricht. De Nationale ombudsman kwam tot het volgende oordeel. Op grond van de Aanwijzing voor de opsporing mag van de politie worden verwacht dat er na inbraak in een woning naar sporen wordt gezocht. Niet is vereist dat daarbij de technische recherche wordt ingeschakeld. Gebleken was dat de politieambtenaren niet langer dan 14 minuten in de woning aanwezig waren geweest. Gelet op het grote aantal verrichtingen dat in dit relatief korte tijdsbestek zou hebben plaatsgevonden, achtte de Nationale ombudsman het niet aannemelijk dat het sporenonderzoek voldoende zorgvuldig had plaatsgevonden. Met name gezien de gebleken chaos in de woning, het aantal aanwezigen en de omstandigheid dat het donker was, was de Nationale ombudsman van oordeel dat het voor de hand had gelegen om bij daglicht een vervolgonderzoek uit te voeren. De politie had hiermee in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving gehandeld. De gedraging was niet behoorlijk.

Ook klaagde verzoeker erover dat de politie niet (direct) alle getuigen had gehoord. De Nationale ombudsman was van oordeel dat in dit geval in redelijkheid niet gesteld worden kon dat de politie overeenkomstig het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving had gehandeld. De gedraging was niet behoorlijk.

Voorts klaagde verzoeker erover dat politie geen aandacht had besteed aan de bedreigingen afkomstig van de vermoedelijke daders aan het adres van de familie van verzoeker. De Nationale ombudsman overwoog dat het enkele feit dat de getuigen niet welwillend waren om een verklaring af te leggen, onvoldoende rechtvaardiging vormde om af te zien van het instellen van enige vorm van strafrechtelijk (opsporings-)onderzoek naar de aangifte, dan wel het beëindigen daarvan. De gedraging was niet behoorlijk.

Tenslotte klaagde verzoeker erover dat een politieambtenaar zijn familie onheus had bejegend, door ervan uit te gaan dat zij de inbraak in hun woning in scène hadden gezet. De Nationale ombudsman was van oordeel dat de betrokken ambtenaar met haar opmerking "dat er vraagtekens waren te plaatsen bij de zaak" de suggestie had gewekt dat de door de familie naar voren gebrachte informatie door de politie in twijfel werd getrokken. Gezien de feiten en omstandigheden van de zaak - de ingrijpendheid van de gepleegde feiten en de omstandigheid dat er geen voor de hand liggende aanwijzingen waren dat niet de waarheid zou zijn verteld - achtte de Nationale ombudsman dit in strijd met hetgeen van de betrokken ambtenaar vanuit het vereiste van correcte bejegening mocht worden verwacht. De gedraging was niet behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Nagelaten behoorlijk onderzoek te doen naar inbraak woning verzoekers zoon: geen sporenonderzoek ter plaatse verricht, niet direct alle getuigen gehoord; geen aandacht besteed aan bedreigingen afkomstig van vermoedelijke daders; onheus bejegend door ervan uit te gaan dat inbraak in scène was gezet.

Oordeel:

Gegrond