2005/116

Rapport

Verzoekster diende in april 2001 bij de gemeente een bezwaarschrift in tegen een WOZ-aanslag. In verband met het uitblijven van een beslissing daarop stuurde zij de gemeente twee jaar later een rappelbrief. Daarop werd slechts gereageerd met een ontvangstbevestiging.

Een jaar daarna diende zij bij de gemeente een klacht in over het uitblijven van een beslissing.

Verzoekster klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat de gemeente na twee maanden nog niet had gereageerd op haar klachtbrief.

De Nationale ombudsman overwoog in zijn rapport dat bestuursorganen zich moeten inspannen om procedures waarvoor een wettelijke afdoeningstermijn geldt binnen die termijn af te wikkelen. De termijn van in beginsel zes weken zoals die geldt voor de afhandeling van klachten was in dit geval overschreden. Hij merkte tevens op dat hetgeen de gemeente ter verklaring van de behandelingsduur naar voren had gebracht, te weten onduidelijkheid waarover de klacht precies ging en het stellen van andere prioriteiten, geen rechtvaardiging vormt voor het niet reageren op de klacht. Dit klemde volgens de Nationale ombudsman te meer aangezien de klacht betrekking had op het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift uit 2001.

Vanwege strijd met het vereiste van voortvarendheid werd de onderzochte gedraging niet behoorlijk geacht.

Het college van burgemeester en wethouders werd in overweging gegeven alsnog binnen zes weken de klacht van verzoekster af te doen en te beslissen op haar bezwaarschrift van april 2001.

Instantie: Gemeente Appingedam

Klacht:

Medio september 2004 nog niet gereageerd op klachtbrief van 14 juli 2004.

Oordeel:

Gegrond