Verzoeker was aangehouden, voorgeleid en ingesloten op verdenking van overtreding van de artikelen 285 en 285b Sr (bedreiging en belaging).
Verzoeker klaagde er onder meer over dat hem een consult door een arts was ontzegd. De Nationale ombudsman overwoog onder meer het volgende. Het vereiste van correcte bejegening brengt met zich mee dat de politie de omstandigheden moet creëren waarin de gezondheid en het welbevinden van ingeslotenen op onder meer het vlak van medische zorg zijn gewaarborgd. In dit verband bepaalt artikel 32 van de Ambtsinstructie voor de politie, dat in het geval er aanwijzingen zijn dat een ingeslotene medische bijstand behoeft dan wel er bij deze persoon medicijnen zijn aangetroffen, de ambtenaar met de arts overlegt. De Nationale ombudsman is van oordeel dat indien een arrestant om medicijnen vraagt, de politie zo spoedig mogelijk uitsluitsel dient te verkrijgen over de noodzaak van toediening van deze medicijnen. Dit kan alleen middels het raadplegen van een arts. In dit geval kon uit de stukken niet worden opgemaakt dat er (telefonisch) overleg met de arts had plaatsgevonden, alvorens verzoeker zijn medicijnen verstrekt kreeg. Dit was niet in overeenstemming met het vereiste van correcte bejegening. De gedraging was niet behoorlijk.
Ook klaagde verzoeker erover dat hij niet binnen de wettelijk gestelde termijn van zes uur voor verhoor was voorgeleid ter inverzekeringstelling. De Nationale ombudsman overwoog onder meer het volgende. Het verbod van onrechtmatige vrijheidsontneming houdt voor bestuursorganen in dat zij buiten de bij of krachtens de wet bepaalde gevallen niemand zijn vrijheid mogen ontnemen. In artikel 57 Sv staat vermeld dat de (hulp)officier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid, na hem te hebben verhoord, in het belang van het onderzoek, kan bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering kan worden gesteld. Artikel 61, eerste lid Sv bepaalt dat de verdachte, indien hij niet overeenkomstig artikel 57 Sv in verzekering wordt gesteld, noch overeenkomstig artikel 60 Sv voor de rechter-commissaris wordt geleid, na te zijn verhoord dadelijk in vrijheid wordt gesteld, tenzij hij op bevel van de (hulp)officier van justitie voor wie de verdachte is geleid voor ten hoogste zes uren wordt opgehouden voor onderzoek. Tijdens het ophouden voor onderzoek wordt de verdachte gehoord. De Hoge Raad besliste in zijn arrest van 31 augustus 2004, NJ 2004, 590 dat de in het tweede lid van artikel 61 Sv bedoelde termijn aanvangt op het moment waarop de (hulp)officier van justitie beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek conform genoemd artikel. Uit de stukken was komen vast te staan dat verzoeker om 11:30 uur was voorgeleid aan een hulpofficier op wiens bevel hij werd opgehouden voor een termijn van ten hoogste zes uur. Overeenkomstig genoemd arrest van de Hoge Raad ving op dat moment de in artikel 61, tweede lid bedoelde termijn aan. De termijn van zes uur verliep aldus om 17:30 uur. Nu de Nationale ombudsman voldoende aannemelijk achtte dat verzoeker om 16:30 uur in verzekering was gesteld, was er in dit geval geen sprake geweest van een overschrijding van de in artikel 61 Sv genoemde termijn. De gedraging was behoorlijk.