Tijdens de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan waterstaatswerken liep een medewerker van het waterschap ongevraagd door de tuin van verzoeker. Ook weigerde de medewerker de tuin van verzoeker te verlaten toen deze hierom verzocht. Over het betreden van zijn eigendom diende verzoeker een klacht in, waarbij hij voorstelde dat de medewerkers van het waterschap in het vervolg niet meer via zijn tuin onderhoudswerkzaamheden aan de waterstaatswerken zouden uitvoeren.
Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat het waterschap zijn klacht ongegrond had verklaard.
De Keur van het waterschap bepaalt dat men verplicht is een medewerker op zijn eigendom toe te laten, teneinde die medewerker in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden uit te voeren. De Nationale ombudsman overwoog dat toepassing van het evenredigheidsvereiste impliceert dat het waterschap zich, bij het beroep op de Keur, de vraag dient te stellen of er sprake is van noodzaak voor het betreden van een perceel. Vastgesteld werd dat de waterstaatwerken ook op een andere manier bereikt konden worden. Hiervoor dient de medewerker weliswaar enkele tientallen meters meer te lopen, maar daartegenover staat dat de verplichting dan vervalt om zich vooraf bij de eigenaar van een perceel te melden. De Nationale ombudsman oordeelde dat de extra inspanning om de waterstaatwerken op een andere manier te bereiken niet zodanig was dat er gesproken kan worden van een inefficiënte uitvoering van de werkzaamheden.
De beslissing van het waterschap om de klacht, onder verwijzing naar het bepaalde in de Keur, ongegrond te verklaren achtte de Nationale ombudsman dan ook in strijd met het motiveringsvereiste. Hij achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.