2005/103

Rapport

Verzoekster (werkgeefster) had op 13 mei 2003 een achterstand in de premiebetaling aan over de jaren 2000 tot en met 2003 ter hoogte van een bedrag van € 26.112,18. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had verzoekster pas in mei 2003 voor het eerst over de ontstane achterstand aangeschreven. Toen verzoekster het UWV daarop verzocht aan te geven wat een acceptabel aflossingsvoorstel zou zijn, deelde het UWV haar mee dat de achterstand over de jaren 2000 tot en met 2002 ter hoogte van € 21.668,70 in één keer en voor 4 augustus 2003 diende te worden voldaan. Op het moment dat bleek dat verzoekster dit bedrag niet voor deze datum kon voldoen, werd door het UWV tot aanvragen van het faillissement van verzoekster besloten. Een door verzoeker ingeschakelde accountant was vervolgens alsnog een afbetalingsregeling met het UWV overeengekomen. De kosten van de faillissementsaanvraag waren door het UWV eerst in zijn geheel en vervolgens voor de helft aan verzoekster doorberekend.

Verzoekster klaagde bij de Nationale ombudsman over de wijze waarop het UWV de invordering van het bedrag van € 26.112,18 had doen plaatsvinden. Tevens klaagde verzoekster erover dat haar door het UWV een bedrag van € 800 aan kosten in rekening was gebracht.

De Nationale ombudsman overwoog dat het UWV onvoldoende voortvarend had gehandeld door verzoekster eerst in mei 2003 met de ontstane achterstand te confronteren. Verder had het UWV gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking door aan verzoekster niet mee te delen wat voor het UWV een acceptabel afbetalingsvoorstel zou zijn geweest. Verzoekster was daarmee de mogelijkheid tot het doen van een zodanig voorstel onthouden. Daarnaast had het UWV gehandeld in strijd met het redelijkheidvereiste door het faillissement van verzoekster aan te vragen, toen bleek dat zij de ontstane achterstand niet in één keer kon voldoen. Het UWV had ten aanzien van deze voor verzoekster zeer belastende invorderingsmaatregel onvoldoende kunnen motiveren waarom niet met een minder ingrijpende invorderingsmaatregel had kunnen worden volstaan. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging op deze punten niet behoorlijk.

Ten aanzien van de in rekening gebrachte kosten overwoog de Nationale ombudsman dat dit bedrag door het UWV zelf al tot de helft was teruggebracht en dat verzoekster daarmee in voldoende mate tegemoet was gekomen. De onderzochte gedraging was in zoverre behoorlijk.

Instantie: UWV Amsterdam

Klacht:

Wijze van invorderen van door verzoekster verschuldigd bedrag aan premieachterstand over 2000, 2001 en 2002;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: UWV Amsterdam

Klacht:

Een bedrag van € 800 aan kosten in rekening gebracht.

Oordeel:

Niet gegrond