2005/100

Rapport

In 2002 vond een confrontatie plaats tussen ambtenaren van de politie en een aantal studenten in de hal van een Centraal Station. Enkele studenten schminkten op dat moment hun gezicht wit en bevestigden zwarte tape op hun mond. Naar aanleiding hiervan hield de politie onder meer verzoeksters aan terzake van overtreding van de Wet openbare manifestaties.

Verzoeksters klaagden er over dat de politie de samenkomst beëindigde in plaats van te begeleiden.

Ten tijde van het gebeuren was een demonstratieverbod van kracht. Doordat verzoeksters, samen met enkele andere personen in de hal van het Centraal Station hun gezicht wit schminkten en hun mond afplakten stond op dat moment voldoende vast dat bij deze groep het voornemen bestond een demonstratieve tocht te houden. De Nationale ombudsman oordeelde dat de politie in redelijkheid kon besluiten de betreffende groep personen aan te spreken met het doel afspraken te maken over het verloop en de begeleiding van de voorgenomen demonstratie. Hiertoe lag het in de rede dat de politie op de hoogte kwam van de identiteit van een of meerdere personen, met het doel die personen aan te kunnen spreken over de verdere gang van zaken. In zoverre had de politie juist gehandeld.

Echter, ten tijde van het politieoptreden, had de groep naast de voorbereidingshandelingen van het schminken van het gezicht en het afplakken van de mond, geen daadwerkelijk begin gemaakt met de demonstratie. Ondanks de weigering van enkele personen uit de groep om hun identiteit bekend te maken ten einde afspraken te maken over het verdere verloop, was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie te snel had besloten over te gaan tot de vordering zich te verwijderen. Er was immers op dat moment slechts sprake van (niet strafbare) voorbereidingshandelingen en (nog) geen sprake van de feitelijke uitvoering van een (verboden) demonstratie. De politie heeft daarmee in strijd gehandeld met het redelijkheidsvereiste.

De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen

pijnlijk verdraaien van de pols bij één van hen;

onheuse bejegening door een van hen te vragen of zij zwanger is;

medegedeeld dat de officier van justitie de aanklacht tegen verzoekster zou seponeren in verband met het proportionaliteitsbeginsel, terwijl zij toch strafrechtelijk is vervolgd.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Wijze van optreden bij samenkomst studenten op station Den Haag Centraal: samenkomst beëindigd in plaats van begeleid;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Geweld gebruikt; één van studenten onheus bejegend door te vragen of zij zwanger was; laten weten dat officier van justitie de aanklacht tegen verzoekster zou seponeren in verband met het proportionaliteitsbeginsel, terwijl zij toch strafrechtelijk is vervolgd.

Oordeel:

Geen oordeel