Verzoeker stelde tegen een WAHV-beschikking administratief beroep in bij de officier van justitie. De beslissing op beroep die verzoeker ontving, was ondertekend met de tekst "De officier van justitie", gevolgd door een handtekeningstempel. Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman onder meer over dat was ondertekend met die stempel en dat daarbij geen naam was vermeld.
De Nationale ombudsman acht het gebruik van een handtekeningstempel niet juist. Het vereiste van administratieve nauwkeurigheid brengt voor schriftelijke besluiten mee dat de ondertekening waarheidsgetrouw plaatsheeft. Artikel 10:10 Awb schrijft tegen deze achtergrond voor dat een met toepassing van het beslissingsmandaat genomen besluit, vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen. Bij een ondertekeningsmandaat, dat inhoudt dat een bestuursorgaan door hemzelf genomen besluiten namens hem kan laten ondertekenen, moet volgens artikel 10:11, tweede lid Awb uit het besluit blijken dat dit besluit inhoudelijk door het bestuursorgaan zelf is genomen. De Nationale ombudsman voegde aan dat vereiste toe dat ook uit het besluit moet blijken dat het door een ander is ondertekend.
In de beschikking die verzoeker had ontvangen is niet duidelijk tot uitdrukking gebracht wie de beslissing op beroep had genomen. Hoewel de tekst afsluit met de woorden "De officier van justitie", deed het gebruik van een handtekeningstempel vermoeden dat een andere functionaris bij de totstandkoming betrokken is geweest. Op het stempel was de handtekening van een officier van justitie afgebeeld. Het feit dat de beslissing niet vermeldde dat was beslist namens de officier van justitie, leverde strijd op met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid en de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften. Het gebruik van een handtekeningstempel maakte een en ander nog ondoorzichtiger. De onderzochte gedraging was daarom op dat punt niet behoorlijk.
Ook het niet vermelden van de naam bij de ondertekening kon de toets der kritiek niet doorstaan.
De Nationale ombudsman achtte dit in strijd met het vereiste van een correcte bejegening.
In een overweging ten overvloede benadrukte de Nationale ombudsman dat - mocht het zo zijn dat officieren van justitie zelf de beslissing op het WAHV-beroep nemen - zonodig met gebruikmaking van het ondertekeningsmandaat kan worden ondertekend door daartoe aangewezen parketmedewerkers, die dan zelf hun handtekening dienen te plaatsten.
De Nationale ombudsman deed de aanbeveling aan de minister van Justitie het ertoe te leiden dat in de gevallen waarin een daartoe gemandateerde een beslissing neemt op een WAHV-beroep, in de beschikking wordt vermeld dat is beslist namens de officier van justitie, dat de beschikking de naam en de functie van degene die de beslissing heeft genomen vermeldt en dat de beslissing is voorzien van een handtekening van die medewerker.