De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) adviseerde in april 2003 aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om verzoekster, een zelfstandig behandelcentrum dat zich voornamelijk bezighoudt met plastische chirurgie, een aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen te geven in verband met volgens de IGZ gebleken tekortkomingen in de zorgverlening door verzoekster. De IGZ benaderde dagblad de Telegraaf in mei 2003 over dit advies aan de minister, waarna in de Telegraaf een artikel verscheen waarin aandacht werd besteed aan de kritiek van de IGZ op verzoekster.
Verzoekster klaagde er onder meer over dat de IGZ op deze wijze doelbewust had bijgedragen aan het toebrengen van schade aan haar reputatie.
De Nationale ombudsman overwoog dat dreiging met publiciteit vanwege de mogelijke preventieve werking een effectief middel kan zijn voor de inspectie om te bereiken dat mogelijke misstanden worden beëindigd en eventuele aanbevelingen worden opgevolgd. Vanwege de mogelijke vérstrekkende gevolgen van negatieve publiciteit in de media moet bij het zoeken van publiciteit wel de nodige zorgvuldigheid in acht worden genomen. Gezien de status van haar advies en gezien de mogelijke schade die verzoekster zou kunnen ondervinden van negatieve publiciteit, oordeelde de Nationale ombudsman dat afweging door de inspectie van het algemeen belang tegen dat van verzoekster in redelijkheid niet had mogen resulteren in het zoeken van publiciteit op het moment waarop de inspectie dat had gedaan.
De Nationale ombudsman oordeelde dan ook dat de IGZ gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste door de media in mei 2003 te informeren over haar advies aan de minister. De onderzochte gedraging was in zoverre niet behoorlijk.
Een tweede klachtonderdeel betrof de persoon van de inspecteur die in 2004 een vervolgbezoek aan verzoekster had afgelegd. In februari 2003 had de inspecteur die zich tot dan met verzoekster had beziggehouden schriftelijk aan haar meegedeeld dat hij had besloten de verdere afhandeling over te dragen aan een collega-inspecteur. Zonder enig voorafgaand overleg met verzoekster besloot bedoelde inspecteur de behandeling van deze zaak toch weer zelf ter hand te nemen.
De Nationale ombudsman achtte het niet juist dat de inspecteur zonder overleg met verzoekster had besloten deze zaak weer zelf te gaan behandelen.
Op dit onderdeel was de onderzochte gedraging niet behoorlijk, wegens strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
Overige klachtonderdelen:
-de mededeling van de minister dat verzoekster toestemming zou hebben gegeven voor het inspectiebezoek van 24 september 2003.