Verzoekster diende een aanvraag in om verlening van een verblijfsvergunning met als doel "medische behandeling". Deze aanvraag werd afgewezen, waarna verzoekster bij de IND een bezwaarschrift indiende. Op 21 januari 2004 nodigde de IND verzoekster uit voor een hoorzitting op 25 februari 2004. Enkele weken later, bij brief van 6 februari 2004, zond de IND aan de gemachtigde van verzoekster een rapport van een taalanalyse waaruit naar voren kwam dat verzoekster niet afkomstig was uit het land waarvan zij stelde de nationaliteit te bezitten. Hierop vroeg de gemachtigde op 12 februari 2004 aan de IND om de hoorzitting naar een latere datum te verplaatsen zodat zij in staat zou zijn een adequaat verweer te voeren tegen deze voor haar cliënte ongunstige resultaten van de taalanalyse. Vijf dagen later, op 17 februari, wees de IND dit verzoek af. Meteen daarop diende de gemachtigde daarover een klacht in bij de IND, welke op 1 maart 2004 ongegrond werd verklaard.
Verzoekster klaagde over deze beoordeling van haar klacht.
De Nationale ombudsman overwoog dat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bepaling is opgenomen waarin een termijn wordt voorgeschreven waarvoor een bestuursorgaan voor een hoorzitting naar aanleiding van een bezwaarschrift alle nieuwe informatie die voor haar van belang zou kunnen zijn voor de beoordeling op het bezwaarschrift, aan de belanghebbende moet hebben verstrekt.
Van het bestuursorgaan mag echter wel worden verwacht dat het de nieuwe informatie zodanig tijdig voor de datum van de hoorzitting verstrekt dat de belanghebbende, indien gewenst, adequaat verweer kan voeren.
Gelet op de omstandigheid dat in het rapport taalanalyse geen nieuwe feiten werden onthuld, maar slechts bestaande twijfels werden bevestigd, omdat de IND uit een brief van de IND van 6 februari 2004 kon worden afgeleid dat de resultaten van een eventuele contra-expertise zouden worden afgewacht en omdat de IND, gelet op artikel 7:9 Awb, gehouden was om verzoekster opnieuw te horen als zij met een contra-expertise haar verklaringen over haar nationaliteit had kunnen staven, achtte de Nationale ombudsman het niet onjuist dat de IND in eerste instantie vasthield aan de oorspronkelijk geplande datum voor de hoorzitting. Hij beoordeelde daarom de onderzochte gedraging als “behoorlijk”.
Overige klachtonderdelen:
- de wijze waarop de IND de klacht van verzoeksters heeft behandeld (onderzoek uit eigen beweging).