Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord heeft geweigerd de schade te vergoeden die hij heeft geleden als gevolg van het politieoptreden in de nacht van 27 op 28 april 2003, waarbij een politieambtenaar verzoekers camper is binnengegaan teneinde het gasalarm te kunnen uitzetten.
Beoordeling
I. Algemeen
In de middag van 27 april 2003 parkeerde verzoeker - die in Zutphen woonachtig is - zijn camper op een parkeerterrein aan de O.-weg te Alkmaar, waarna hij op bezoek ging bij vrienden. Even voor 18.00 uur meldde buurtbewoonster T. telefonisch bij de politie dat het alarm van de camper al een hele tijd luid afging. Achteraf bleek het hierbij om het zogenoemde gasalarm te gaan. Naar aanleiding van de melding van mevrouw T. ging een surveillance-eenheid van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord rond 18.09 uur ter plaatse. De betreffende politieambtenaren vonden het geluidsniveau van het alarm acceptabel en verwachtten dat de accu op een gegeven moment leeg zou zijn waardoor het alarm zou uitgaan. Zij vertrokken weer zonder verdere actie te hebben ondernomen.
Rond 20.04 uur meldde mevrouw T. telefonisch bij de politie dat het alarm van de camper nog steeds afging. Naar aanleiding van deze melding heeft de politie met behulp van het kenteken van de camper de naam, het adres en het vaste telefoonnummer van de eigenaar - verzoeker - achterhaald. Verzoeker bleek echter niet telefonisch bereikbaar.
Rond 20.44 uur is weer een surveillance-eenheid ter plaatse gegaan. Aangezien de betreffende politieambtenaren vonden dat het geluid niet hard was en er slechts één omwonende had geklaagd, terwijl ongeveer twintig woningen in de nabijheid van de camper lagen, hebben zij geen verdere actie ondernomen. Hierop belde de heer T. - de echtgenoot van de eerdere meldster - om 20.49 uur boos de politie, omdat zijn dochtertje door het alarm niet kon slapen en al een tijd lag te huilen.
Naar aanleiding van laatstgenoemde melding kregen politieambtenaren Kr. en Sm., die met surveillancedienst waren belast, omstreeks 23.00 uur van de wachtcommandant opdracht om naar de O.-weg te gaan. Rond 23.35 uur waren zij ter plaatse. Kr. en Sm. achtten het noodzakelijk het alarm uit te zetten. Om die reden is eerst weer geprobeerd verzoeker te bellen, maar deze bleek nog steeds niet telefonisch bereikbaar te zijn. Nadat Sm. vervolgens tevergeefs een tweetal kabels aan de buitenzijde van de camper had doorgeknipt, heeft de politie een bergingsbedrijf ingeschakeld. Toen medewerker S. van het bergingsbedrijf rond 00.10 uur ter plaatse kwam, heeft hij een dakraam van de camper opengemaakt. Sm. heeft zich vervolgens via dit dakraam in de camper laten zakken. Op dat moment werd naast het gasalarm ook het inbraakalarm geactiveerd. In de camper lukte het Sm. om één alarm uit te zetten door een schakelaar om te zetten. Vervolgens heeft hij van binnenuit de motorkap ontgrendeld, waarna S. onder de motorkap de hoorn van het andere alarm heeft losgemaakt. Sm. is via het dakraam de camper weer uitgeklommen. Op de camper is een briefje achtergelaten met het telefoonnummer van de politie.
Nadat verzoeker 's nachts bij zijn camper terugkwam, heeft hij politieambtenaar Sm. telefonisch gesproken. Sm. heeft verzoeker uitgelegd welke draden hij had doorgeknipt.
De volgende middag is verzoeker naar politiebureau Noord in Alkmaar gegaan om aangifte te doen van vernieling van zijn camper. Hij meldde hierbij enkele beschadigingen aan de camper, die volgens hem het gevolg waren van het politieoptreden. De dienstdoende politieambtenaar heeft geweigerd de aangifte op te nemen aangezien er geen sprake was van vernieling als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, en verzoeker uitgelegd hoe hij een verzoek om schadevergoeding kon indienen.
Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 11 mei 2003 de politie aansprakelijk gesteld voor de schade. In aanvulling hierop heeft verzoeker later schriftelijk gespecificeerd aangegeven welke schadeposten hij vergoed wilde zien. Het betrof een totaalbedrag van € 2485,38 (zie Bevindingen, onder A.4, A.5 en A.6.).
Namens de korpsbeheerder heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord het verzoek om schadevergoeding op 28 juli 2003 schriftelijk afgewezen. Omdat verzoeker het hier niet mee eens is, heeft hij zich tot de Nationale ombudsman gewend.
II. Met betrekking tot de klacht
1. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord heeft geweigerd de schade te vergoeden die hij heeft geleden als gevolg van het politieoptreden in de nacht van 27 op 28 april 2003, waarbij een politieambtenaar verzoekers camper is binnengegaan teneinde het gasalarm te kunnen uitzetten.
2. De politie is tot schadevergoeding verplicht, wanneer de schade het gevolg is van onrechtmatig optreden van de politie (art. 6:162 BW, zie Achtergrond, onder 2.). Wanneer de politie rechtmatig heeft gehandeld, maar de gevolgen van deze handeling onevenredig nadelig zijn - dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende - dient dit nadeel niet ten laste van degene te komen die dit heeft ondervonden, maar op grond van het evenredigheidsbeginsel gelijkelijk over de gemeenschap te worden verdeeld (art. 3:4 lid 2 Awb, zie Achtergrond, onder 3.). Het toebrengen van dergelijk onevenredig nadeel bij een op zichzelf rechtmatige overheidshandeling is onrechtmatig jegens de benadeelde.
3. Verzoeker is van mening dat de politie er ten onrechte voor heeft gekozen "als probeersel" eerst twee kabels door te knippen, nu de betreffende politieambtenaren op dat moment niet wisten om wat voor kabels het ging. Verzoeker heeft hierbij opgemerkt dat de politie op dat moment nog dacht dat het inbraakalarm aanstond - later bleek het om het gasalarm te gaan -, en dat politieambtenaren behoren te weten dat kabels van een inbraakalarm zich nooit aan de buitenzijde van een camper bevinden.
Ook meent verzoeker dat de politie er voor had moeten kiezen om - in plaats van zijn camper binnen te gaan - zijn camper weg te slepen, nu hierdoor geen of minder schade zou zijn ontstaan. Verder heeft verzoeker naar voren gebracht dat de politie onnodig veel schade heeft aangericht bij het betreden van zijn camper via het dakraam (zie Bevindingen onder A.4., A.5. en A.6. voor de door verzoeker gestelde schadeposten).
4. Politieambtenaar Kr. heeft verklaard niet meer te weten of op enig moment is overwogen de camper weg te slepen, terwijl politieambtenaar Sm. heeft verklaard dat hij vóór het bergingsbedrijf ter plaatse was, heeft gekeken of de camper kon worden weggesleept. Dit bleek echter niet mogelijk te zijn. Hij kan zich niet herinneren wat hiervoor de reden was.
Medewerker S. van het bergingsbedrijf heeft verklaard dat hij en de politie destijds niet echt hebben overwogen de camper weg te slepen. Als de camper was weggesleept, zou de geluidsoverlast immers zijn verplaatst. Verder meende S. zich te herinneren dat de camper zodanig stond geparkeerd dat er weinig manoeuvreerruimte was om hem weg te slepen.
5.1. Volgens de korpsbeheerder was het optreden van de politie gebaseerd op zaakwaarneming. Het doel van het betreden van de camper was het beëindigen van de overlast die door het alarm werd veroorzaakt. Het bleek niet mogelijk te zijn het alarm op een andere manier uit te zetten. Gekozen is voor het openmaken van het dakraam, waarbij in beginsel geen schade hoefde te ontstaan.
5.2. Politieambtenaar Sm. heeft verklaard dat hij met de wachtcommandant heeft overlegd over het binnengaan van de camper via het dakraam. De wachtcommandant vond het een goed idee om het dakraam los te schroeven, aldus Sm.
Politieambtenaar Kr. kan zich niet herinneren of vooraf met de wachtcommandant is overlegd over het openmaken van het dakraam.
6.1. Wat betreft de schade aan de camper heeft politieambtenaar Sm. op 16 juni 2003 in een proces-verbaal vermeld dat hij twee kabels aan de buitenzijde van de camper heeft doorgeknipt. Ook heeft hij vermeld dat het mogelijk is dat de door verzoeker geconstateerde schade aan een vensterbank van de camper is veroorzaakt toen hij uit de camper klom. Zelf heeft hij destijds echter geen schade aan de vensterbank gezien. Wel heeft hij gezien dat de vliegenhor was beschadigd. De medewerker van het bergingsbedrijf had gezegd dat dit mogelijk was gebeurd doordat hij de vliegenhor had losgeschroefd, aldus Sm. in het proces-verbaal.
In aanvulling op het voorgaande heeft Sm. tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman verklaard dat hij zowel bij het naar binnengaan van de camper als toen hij weer naar buiten klom, niet heeft gezien of gemerkt dat hij schade veroorzaakte. Ook in de camper heeft hij verder geen schade gezien. Hij sluit echter niet uit dat bij het naar buiten klimmen enige schade heeft veroorzaakt.
Politieambtenaar Kr. heeft verklaard dat zij niet weet of er schade was aan de camper, omdat zij niet op het dak van de camper of in de camper is geweest.
Medewerker S. van het bergingsbedrijf heeft verklaard dat de politieambtenaren een kabel hadden doorgeknipt voordat hij bij de camper arriveerde. S. vond dit niet zo'n slimme actie van de politieambtenaren omdat niet te zien was waartoe de kabel diende. Ook heeft S. verklaard dat hij verder geen schade aan de camper heeft gezien en Sm. ook niet iets over schade heeft horen zeggen, maar dat hij zich goed kan voorstellen dat er schade is aangericht. Zelf wilde hij de camper niet binnengaan omdat hij bang was iets te beschadigen.
6.2. De korpsbeheerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet aansprakelijk is voor de schade aan de doorgeknipte kabels en de vliegenhor, nu de betreffende politieambtenaren zorgvuldig te werk zijn gegaan in hun pogingen het alarm uit te schakelen. De korpsbeheerder heeft zich onthouden van het geven van een oordeel over de vraag of de overige door verzoeker gestelde schade door de politie is veroorzaakt.
7. De Nationale ombudsman stelt zich terughoudend op bij klachten over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding. In het geval van zo'n klacht is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.
Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging (zie Achtergrond, onder 1.).
8.1. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de politie niet adequaat heeft gehandeld door twee kabels door te knippen in een poging het alarm van de camper uit te zetten. Hierbij is van belang dat de Nationale ombudsman met verzoeker van mening is dat een kabel van een (inbraak)alarm zich over het algemeen niet aan de buitenzijde van een camper zal bevinden, en dat de politieambtenaren zich dit hadden moeten realiseren. In elk geval hadden de politieambtenaren daarover een deskundige moeten raadplegen. Ook is hierbij van belang dat medewerker S. van het bergingsbedrijf achteraf heeft verklaard dat niet te zien was waartoe de betreffende kabel diende.
Gelet op het voorgaande is de Nationale ombudsman van oordeel dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoeker niet de kosten van vervanging van de kabels (inclusief montagekosten/arbeidsloon) te vergoeden.
De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.
Een en ander geeft de Nationale ombudsman aanleiding tot het doen van een aanbeveling.
8.2. Wat betreft de overige door verzoeker gestelde schadeposten is de Nationale ombudsman van oordeel dat aanspraak van verzoeker op schadevergoeding niet zo evident juist is, dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet in redelijkheid tot het afwijzende besluit heeft kunnen komen.
Hierbij is van belang dat de vraag of bij alle overige door verzoeker gestelde schadeposten sprake is van het vereiste causaal verband tussen de handelwijze van de politie en de schade aan de camper van verzoeker niet zonder meer bevestigend kan worden beantwoord.
8.3. Voorts acht de Nationale ombudsman voor discussie vatbaar of de overige schade moet worden aangemerkt als onevenredig nadeel, dat niet tot het normale maatschappelijke risico behoort. Meer in het bijzonder geldt dit voor de vervoer-, porto-, telefoon- en verlofkosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met deze zaak.
8.4. Op grond van het bovenstaande komt de Nationale ombudsman tot de conclusie dat het - behalve wat betreft de kosten van vervanging van de twee doorgeknipte kabels - aan het regionale politiekorps Noord-Holland Noord vrijstond om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en is er voor de Nationale ombudsman geen reden om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.
De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging in zoverre behoorlijk.
9. Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman op dat, anders dan de korpsbeheerder in reactie op de klacht naar voren heeft gebracht, het optreden van de politie in deze zaak niet is aan te merken als zaakwaarneming in de zin van het Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 2.). Het politieoptreden was in dit geval immers gericht op het beëindigen van de door het alarm van de camper veroorzaakte geluidsoverlast en niet op de behartiging van de belangen van een ander (in dit geval: verzoeker), zoals voor zaakwaarneming is vereist.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Alkmaar), is deels gegrond en deels niet gegrond.
Aanbeveling
De beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord wordt in overweging gegeven het afwijzende besluit op het verzoek om schadevergoeding te heroverwegen, met inachtneming van het oordeel dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoeker niet de kosten van vervanging van twee kabels (inclusief montagekosten/arbeidsloon) te vergoeden.
Op 28 december 2004 liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman weten de WA-verzekeraar van het korps te hebben verzocht de schadeafwikkeling ter hand te nemen, waarna de korpsbeheerder op 19 april 2005 aan de Nationale ombudsman kon meedelen dat aan verzoeker alsnog € 530 is uitgekeerd als vergoeding voor de gemaakte vervangingskosten.
Onderzoek
Op 25 augustus 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Zutphen, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Alkmaar), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Ook werd van twee betrokken politieambtenaren en van een getuige een verklaring opgenomen. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen en op de verklaringen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 27 april 2003 heeft verzoeker zijn camper 's middags geparkeerd op een parkeerplaats in Alkmaar. Op een gegeven moment ging het zogenoemde gasalarm van de camper af. Naar aanleiding van telefonische meldingen van buurtbewoners dat het alarm geluidsoverlast veroorzaakte, zijn politieambtenaren Kr. en Sm. 's avonds laat ter plaatse gegaan. Nadat een medewerker van een bergingsbedrijf op verzoek van de politie het dakraam van de camper had geopend, is Sm. via het dakraam de camper binnengegaan, waarna het alarm is uitgezet.
2. Politieambtenaren Kr. en Sm. hebben op 28 april 2003 rond 03.35 uur in een mutatierapport het volgende vermeld over hun optreden bij verzoekers camper:
"Ter plaatse gegaan i.v.m. een alarm dat afging in een camper. Collega's waren vandaag al een keer eerder geweest, vanavond vonden de buurtbewoners het erg irritant en besloten om de politie te bellen. Wij zijn bij de camper geweest en hebben getracht d.m.v. een tweetal draden door te knippen het alarm uit te zetten. Helaas hebben rapp's de verkeerde draad doorgeknipt. H. tp laten komen en rapp Sm. is met zijn atletische lichaam door een gat in het dak de camper binnengedrongen. Uiteindelijk hebben rapp's het alarm uit kunnen zetten en was de rust weer wedergekeerd.
Eigenaar gesproken en hem verteld over de kapot geknipte draden en losgetrokken snoeren. Hij begreep het en ging morgen kijken wat er aan te doen viel.
Eind goed al goed."
3. Diezelfde dag heeft politieambtenaar V. rond 14.24 uur het volgende vermeld in een mutatierapport:
"Kwam de eigenaar van de camper, de heer K., aan bureau Noord om aangifte te doen van vernieling van zijn camper. De kabels die nl. doorgeknipt waren, waren van de buitencamera's. Deze moeten geheel vervangen worden. Hem gezegd dat dit geen vernieling was ingevolge Strafrecht. Wel hem de procedure verteld m.b.t. schadeverhaal.
Volgens hem zou H. pas gekomen zijn toen een agent het buitenalarm inschakelde. Dit was het antidiefstal-alarm. Het alarm dat die hele avond afging en alles heeft veroorzaakt, was het gasalarm.
Hij meldde verder dat het vensterbankje van de badcel is afgebroken en de vliegenhor in de badcel stuk is geraakt door de actie van de agent, die via het luik naar binnen ging."
4. Bij brief van 11 mei 2003 diende verzoeker een klacht in bij het regionale politiekorps Noord-Holland. Hij schreef onder meer het volgende:
"In de nacht van 27 op 28 april 2003 overnachtten mijn echtgenote en ik bij vrienden, die aan de B.-weg in Alkmaar woonden. De camper waarmee wij naar Alkmaar waren gekomen, parkeerde ik op het parkeerterreintje op de hoek van de O.-weg en de B.-weg. Vervolgens gingen wij naar onze vrienden en lieten de camper op het parkeerterreintje achter.
Door een technische storing reageerde het gasalarm in de camper. Dat begon in de loop van de middag en herhaalde zich frequent. Hoewel het geluidsniveau buiten de camper in het politierapport als aanvaardbaar werd bestempeld, werd het door de buurt in de loop van de avond toch als hinderlijk ervaren en werd de politie gewaarschuwd. Die arriveerde, inspecteerde de buitenkant van de camper en vertrok in de veronderstelling dat de accu na verloop van tijd wel leeg zou raken en het geluid dus zou verdwijnen. Dit duurde de buurt echter toch te lang, zodat opnieuw de politie werd gewaarschuwd. De politie kwam opnieuw en heeft toen een poging gedaan het euvel op te lossen. Die poging bestond uit het doorknippen van twee kabels die onder de wagen werden ontdekt. Helaas waren dit niet de kabels van het alarm, zodat de poging geen succes had.
Vervolgens werd een bergingsbedrijf gewaarschuwd, waarbij gekozen kon worden uit twee mogelijkheden. De camper wegslepen of trachten het alarm uit te schakelen. Gekozen werd voor de mogelijkheid om het alarm uit te schakelen. Hiertoe werd door het bergingsbedrijf het ventilatieluikje boven de douche op het dak verwijderd, waarna een politiemedewerker in de camper klom om te zien hoe het alarm kon worden uitgeschakeld. Op dat moment sloeg het inbraakalarm aan, waardoor de buurt pas echt gealarmeerd raakte. Bij het naar binnen klimmen door de politiemedewerker werd, naast de schade aan het ventilatieluikje en de hor die daarvoor zit, ook het kozijn van de doucheruimte vernield en het aflegplakje onder de spiegelwand. Eenmaal binnen werd besloten de motorklep van binnenuit te openen en de accuklemmen los te koppelen. Toen viel het alarm stil.
Dit alles kwam ik aan de weet toen ik 's nachts om een uur of twee naar de camper ging om iets op te halen en een briefje bij de deur ontdekte. Hierop werd mij verzocht de politie te bellen en werd eveneens meegedeeld dat er twee grijze kabels waren doorgeknipt. Ik heb gebeld en kwam toen op de hoogte van de hiervoor vermelde politieactie. De volgende morgen ben ik gaan kijken om te zien wat er echt aan de hand was.
Ik ontdekte dat de twee doorgeknipte kabels deel uitmaakten van het gesloten cameracircuit dat in de camper is geïnstalleerd om veilig zicht te hebben op het verkeer. Ook ontdekte ik de aangebrachte schade aan het dakluik en het raamkozijn.
Ik stel u aansprakelijk voor de aangerichte schade om de volgende redenen.
- Er zijn, op de bonnefooi, als probeersel twee kabels doorgeknipt, hoewel de politiemedewerker niet wist wat voor kabels het waren. Het betreft meeraderige, geïsoleerde kabels die niet gelast kunnen worden en in z'n geheel moeten worden vernieuwd.
- Er was keuze uit twee mogelijkheden: of de camper wegslepen, of proberen het alarm stil te krijgen. De politie koos voor het laatste. Was voor wegslepen gekozen, dan was sowieso het inbraakalarm niet afgegaan en was er verder geen schade aangericht. Dat het voor mij dan heel vervelend was geweest realiseer ik mij, maar de schade die ik nu ondervind is eveneens zeer vervelend en kostbaar.
Ik heb de volgende dag, 28 april 2003, aangifte van dit alles gedaan op het politiebureau in Alkmaar Noord. Ook heb ik aangegeven dat ik de aangerichte schade vergoed wil hebben. De dienstdoende functionaris heeft e.e.a. in een rapport vastgelegd (…), en gezegd dat ik dit in een brief aan u moet melden, hetgeen ik bij deze doe.
Een schatting van de schade door de expert van mijn verzekeringsmaatschappij levert als informatie op dat het vernieuwen van de kabels, het dakluik, raamkozijn en aflegplankje € 1.350 zal kosten. Vermeldenswaard is dat door verwijdering van de gelijmde spiegelwand om de reparatie uit te kunnen voeren, bij breuk de wand vervangen moet worden. Deze schade is nog niet opgevoerd binnen de € 1.350.
Omdat de reparatie van het camerasysteem uitsluitend hersteld kan worden door deskundigen op dat gebied, moest en moet ik met de camper naar de plaats Leek in de provincie Groningen om de schade vast te laten stellen en te laten herstellen. Het gevolg daarvan is dat ik door het opnemen van verlof, reizen, brandstof en telefoon, extra kosten heb moeten maken en zal moeten maken.
Ik verzoek u mij toestemming te geven de aangerichte schade en kosten bij u in rekening te brengen en daarbij aan te geven op welke wijze dit het beste kan gebeuren."
5. In aanvulling op zijn klacht stuurde verzoeker de politie twee facturen van een Caravan- en Campertechniekbedrijf in Leek van 12 juni 2003, betreffende de taxatie en reparatie van schade aan de camper met het kenteken xx-xx-xx. Op de eerste factuur staan de volgende posten vermeld: 2 camerakabels à € 69 per stuk, 1 dakluik met hor en rolgordijn à € 99, diverse kleine materialen voor een bedrag van € 35 en montagekosten en arbeidsloon voor de reparatie van douchewand, camerakabels, dakluik e.d. voor een bedrag van € 1.127. Inclusief BTW bedroeg het totaalbedrag van deze factuur € 1.399.
De tweede factuur bevat een aanvulling op de eerste factuur. Op deze factuur staan de volgende posten vermeld: 2 spiegels voor een bedrag van € 145, diverse kleine materialen voor een bedrag van € 15 en montagekosten en arbeidsloon voor een bedrag van € 49. Het totaalbedrag van deze factuur bedroeg inclusief BTW € 209.
6. Op 24 juni 2003 schreef verzoeker voorts nog het volgende aan de politie:
"Betreffende mijn schrijven van 11 mei jl., heb ik gisteren een telefonisch gesprek gevoerd met de heer Hb., waarbij ik heb aangegeven dat ik de onkosten die ik heb moeten maken als gevolg van het politieoptreden, aan u zou doen toekomen.
2 mei Camper naar Leek: schadeherstelmogelijkheid vaststellen 414 km
9 mei Camper naar Leek: bezoek expert mijn verzekeringsmaatschappij 414 km
3 juni Camper wegbrengen naar Leek voor reparatie 207 km
3 juni Terug met NS van Groningen naar Zutphen € 18,70
12 juni Met NS van Zutphen naar Groningen € 18,70
12 juni Camper terug van Leek naar Zutphen 207 km
3 juni Met bus van Groningen naar Leek (5 strippen) € 1,92
12 juni Met bus van Leek naar Groningen (5 strippen) € 1,92
11 mei en 24 juni aangetekende portokosten € 10,80
Telefoonkosten gehele periode (geschat) € 10,00
Vier dagen vrij moeten maken € 480,00
Subtotaal € 542,04
1242 km
Voor de kilometers heb ik overheidstarief berekend,
nl. € 0,27 per km. Subtotaal € 335,34
Totaal € 877,38
In de verwachting dat ik bij deze het geheel heb gecompleteerd, verzoek ik u het omschreven bedrag over te maken op mijn girorekeningnummer (…)."
7. In antwoord op het door verzoeker ingediende verzoek om schadevergoeding schreef de aansprakelijkheidsverzekeraar van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord verzoeker namens de korpsbeheerder op 28 juli 2003 onder meer het volgende:
"Op 27 april 2003 krijgt de politie een melding dat een alarm op de camper van uw relatie al de gehele dag afgaat. Teneinde deze overlast trachten op te lossen heeft de politie twee opties overwogen. De eerste optie was het wegslepen van de betreffende camper. In dat geval zouden de kosten van het wegslopen voor u zijn gekomen. Onze verzekerde heeft echter gekozen voor de optie om het alarm af te sluiten. Hiertoe heeft zij in eerste instantie getracht een tweetal draden door te knippen die rechtstreeks aan het alarm gekoppeld leken. Dit bleek naderhand niet het geval, daar het om camerakabels ging. Daar deze poging om het alarm af te zetten mislukte, heeft onze verzekerde de camper betreden via het luchtrooster. U stelt dat daarbij diverse zaken zijn beschadigd, zoals een richel onder een spiegel en het achterraam. De betrokken verbalisanten stellen echter geen beschadiging opgemerkt te hebben. Het is derhalve aan u om aan te tonen dat de gestelde schade is toegebracht door de betreffende verbalisanten.
De regiopolitie heeft gehandeld in het kader van de haar opgedragen taak, derhalve is er in casu sprake geweest van een rechtmatige overheidshandeling waarbij niet gebleken is dat de proportionaliteit is overschreden. Op grond hiervan erkennen wij namens onze verzekerde geen enkele aansprakelijkheid en gaan niet over tot vergoeding van de door u geleden schade."
8. Verzoeker reageerde bij brief van 8 augustus 2003 onder meer als volgt op hetgeen de aansprakelijkheidsverzekeraar van de politie hem had geschreven:
"Met verbazing heb ik de inhoud van uw schrijven van 27 juli jl. op mij in laten werken. Direct daarop heb ik telefonisch contact met u gezocht om de inhoud van de brief op een rijtje te zetten. Ik heb aangegeven dat daar diverse onjuistheden in staan en (dat deze; N.o.) ook onvolledig is. U gaf aan daar niet zo aan 'te tillen'. Ik doe dit echter wel.
Op een rijtje:
a De camper is mijn eigendom, dus niet van een relatie. Hoe komt u aan dat gegeven?
b. Rond 16.00 uur ben ik in Alkmaar gearriveerd. Waar haalt u de informatie vandaan dat het alarm de hele dag al afging?
c. Uw verzekerde is niet naar binnen gegaan door een luchtrooster, maar door het inmiddels onherstelbaar gedemonteerde dakraampje van 35 bij 35 cm.
Dit betreft de tekst.
(…)
Ook heb ik u aangegeven dat uw verzekerde via dezelfde kleine opening weer naar buiten is geklommen en zich wel moest afzetten, waardoor de schade is ontstaan. En dit alles in het donker (01.00 uur).
Ook mag ik verwachten dat opsporingsambtenaren deskundig behoren te zijn betreffende preventie op inbraakgebied en behoren te weten dat kabels van inbraakalarm NOOIT buiten een voertuig zijn gemonteerd maar altijd binnen het voertuig, met als doel het niet makkelijk te maken voor de inbreker die de kabels doorknipt en het alarm uitschakelt.
De door uw verzekerde doorgeknipte kabels zijn de camerakabels. Zij hebben dit ook bevestigd in het politierapport. Verbazingwekkend is het dat dezelfde kabels, die ook goed zichtbaar zijn bij de twee camera's, toch zijn doorgeknipt. Een probeerseltje met verstrekkende gevolgen. Gelukkig waren het geen remkabels. Waar houdt het proberen op?
Ook op het gegeven dat het door sensoren binnen de camper geactiveerde echte alarm afging toen uw verzekerde door het luik naar beneden klom, reageert u niet.
Het bergingsbedrijf H. heeft mij, nadat ik de volgende ochtend telefonisch contact heb opgenomen, bevestigd dat zij opdracht hebben gekregen van de politie om het dakraam te verwijderen. Zoals bekend is dat raam onherstelbaar gedemonteerd. Fa. H. heeft geweigerd de camper binnen te gaan, juist om niet verantwoordelijk te zijn voor de evt. schade. Wel heeft zij de kabels van de accu losgemaakt nadat uw verzekerde van binnenuit de motorkap had geopend. Ook daarvan maakt u geen melding in uw brief.
U schrijft dat de verbalisanten geen schade hebben opgemerkt. De vraag moet gesteld worden in hoeverre, indenkend de situatie in het donker met de klimpartij, daar serieus aandacht aan geschonken is.
Ook moet de vraag gesteld worden waarom een bergingsbedrijf gealarmeerd wordt. Om te bergen, juist! Natuurlijk op kosten van de eigenaar. Dat is een duidelijke zaak. Een excuus waarom dat niet is gebeurd, gelet op de gevolgen door de handelswijze als omschreven van uw verzekerde, kan ik niet aanvaarden.
Fa. H. wilde wel bergen maar de politie heeft voor mij een andere verstrekkende keus gemaakt met als gevolg een totale schade en gemaakte kosten van € 2.485,38.
Ook schrijft u dat ik moet aantonen dat de schade toegebracht is door de verbalisanten omdat ik de eisende partij ben. M.a.w. de schade was voor deze hele actie al aanwezig. Ik ben daardoor zeer diep gekwetst. Tevens gaat u zelfs zover om de deskundigheid van de expert van mijn verzekeringsmaatschappij, die de schade heeft vastgesteld en heeft bevestigd dat deze ontstaan is zoals omschreven, niet erkent. Uit uw brief blijkt dat u zich niet of niet voldoende heeft verdiept in het dossier. Een nader onderzoek heeft al helemaal niet plaatsgevonden.
Tot slot: omdat ik zeer teleurgesteld ben over de hele gang van zaken die al drie maanden duurt, het initiatief van contact leggen steeds van mij is uitgegaan, geen enkele vorm van een excuus van de politie en uw zeer zakelijke afronding, hebben mij doen besluiten het hele dossier ter beoordeling te overhandigen aan de (…) Nationale ombudsman (…)."
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht.
2. In zijn verzoekschrift van 9 augustus 2003 schreef verzoeker verder nog onder meer het volgende:
"Ik heb op zaterdag 27 april jl. bij een bezoek aan onze vrienden mijn camper geparkeerd op een parkeerterrein in Alkmaar. Door een storing is het gasalarm (dat afgaat als verdovende gassen de camper ingespoten worden, met als doel beroving) geactiveerd.
Ik voel mij daar, ondanks dat ik daar niets aan kon doen, verantwoordelijk voor. Maar...
(…)
De reden dat ik uw hulp vraag, is voor mij de inhoud van de brief van 28 juli (…) van M.
Ook loop ik al deze maanden met een vervelend gevoel betreffende mijn bezoek bij de politie in Alkmaar na de nacht van het gebeurde. Na constatering van de schade bij daglicht wilde ik met de politie de gevolgen van hun nachtactie bespreken en hoe we daar verder mee omgaan met name wat betreft de schade. De betrokken opsporingsambtenaar van dienst heeft mij te verstaan gegeven dat dit niet aan de orde is omdat zij ook grote kosten hebben gemaakt doordat zij een paar keer politiepersoneel hebben moeten inzetten. Deze kosten en het schadebedrag kunnen dan tegen elkaar weggestreept worden, vertelde hij (schadebedrag was uiteraard nog niet bekend). Ook mocht ik blij zijn dat ik geen proces-verbaal had gekregen wegens geluidsoverlast. Op dat moment voelde ik mij onder druk gezet en wilde ik alsnog een proces-verbaal om niet mijn mond te laten snoeren door deze politieambtenaar die, zo bleek in het begin van het gesprek, de dader bleek te zijn van de vernieling aan mijn camper. Op mijn vraag waarom ik in de nacht van het gebeurde niet direct een proces-verbaal heb gekregen, terwijl ik wel contact met hen had, werd niet ingegaan. Op dat moment gaf ik aan aangifte te willen doen van inbraak en vernieling door de politie. Na een discussie kwam het erop neer dat ik geen aangifte kon doen van vernieling en inbraak in de camper. Ook kon ik geen kopie krijgen van het eerste politierapport waarin staat omschreven dat het geluidsniveau van het alarm aanvaardbaar was. Ik heb er op aangedrongen dat mijn poging om aangifte te doen vermeld werd in de rapportage, hetgeen niet spontaan is gebeurd. Deze benadering van de betrokken politieambtenaar (die in z'n nachtrapportje al eindigde met 'eind, al goed') acht ik hoogst dubieus en ik voel mij daar nog steeds ongelukkig mee. Ik heb na afloop van het gesprek de man aangesproken op zijn afstandelijke houding, hetgeen hij aannam als kennisgeving. Nogmaals vroeg ik hem mij een proces-verbaal te geven wegens geluidsoverlast. Tot op heden heb ik deze niet ontvangen.
Vermeldenswaard is, dat mijn vriend bij het hele gebeuren en bij alle gesprekken aanwezig is geweest en bereid is daar ook van te getuigen.
Ik verzoek u dringend doch beleefd deze kwestie voor mij ter hand te nemen om alsnog tot een voor mij bevredigende oplossing te komen of aan te geven welke actie ik nog kan ondernemen om deze onrechtvaardigheid uit de wereld te helpen."
C. verklaring politieambtenaar kr.
Voor zover van belang voor het onderzoek verklaarde mevrouw Kr., medewerkster van het regionale politiekorps Noord-Holland-Noord, op 18 november 2003 telefonisch onder meer het volgende tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman:
"Op 27 april 2003 begon ik om 23.00 uur in de nachtdienst. Naar aanleiding van een telefonische melding dat het alarm van een camper steeds afging, zijn mijn collega de heer Sm. en ik ter plaatse gegaan. De melding was rond 20.45 uur binnengekomen. Eerder die dag was er ook al door omwonenden over het alarm van die camper geklaagd. De collega's die toen ter plaatse gingen, vonden dat het wel meeviel met het lawaai en hebben daarom geen verdere actie ondernomen.
De omwonende die om 20.45 uur had gebeld, klaagde dat zijn dochtertje niet kon slapen door het lawaai. Mijn collega en ik zijn ter plaatse gegaan en hebben met de melder gesproken. Voor zover ik mij kan herinneren bestond het alarm van de camper uit een geluid dat continu aan-uit ging, er zaten geen lange tussenpozen tussen. Ik vond het een irritant geluid, en kan mij goed voorstellen dat omwonenden er last van hadden. Ik schat dat de camper op een afstand van zo'n 25 meter van de dichtstbijzijnde woningen stond geparkeerd. Gelet op het volume van het alarm en het feit dat het op dat tijdstip verder stil was op straat, denk ik dat het alarm in de woningen te horen was.
Voordat mijn collega en ik ter plaatse gingen, hebben we overlegd met de wachtcommandant. Voor zover ik mij kan herinneren, zei hij dat we ter plaatse maar moesten beoordelen wat ons de beste oplossing leek.
Toen we tot de conclusie kwamen dat het geluid van het alarm zó storend was dat er iets moest gebeuren, hebben we geprobeerd de eigenaar van de camper te bellen. Dit lukte echter niet. Volgens mij hebben we de eigenaar via zijn mobiele telefoon proberen te bellen maar had deze zijn telefoon uitgeschakeld, vandaar. Ik denk dat we het telefoonnummer via de meldkamer hebben achterhaald.
Omdat we de eigenaar niet konden bereiken en het alarm toch uit moest, hebben mijn collega en ik besloten een kabel door te knippen. Deze kabel zat volgens mij linksonder de toegangsdeur van de camper. Wij dachten dat het om een kabel van het alarm ging. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Voor zover ik het mij kan herinneren, hebben we pas na het doorknippen van de kabel bergingsbedrijf H. gebeld. Ik weet niet of wij op enig moment hebben overwogen om de camper te laten wegslepen, en ik weet dus ook niet meer of we het bergingsbedrijf hebben gebeld met de bedoeling de camper te laten wegslepen.
Het bergingsbedrijf stuurde één man naar ons toe. Toen deze ter plaatse was, zijn hij en mijn collega op het dak van de camper geklommen. Zelf ben ik niet op het dak geweest. Ik weet niet meer wie heeft besloten dat het dakraampje opengemaakt moest worden, maar ik neem aan dat het mijn collega en de man van het bergingsbedrijf zijn geweest die dachten dat dit een goede oplossing zou zijn. Mogelijk dachten ze dat het openschroeven van het dakraam minder schade zou opleveren dan bijvoorbeeld het inslaan van een zijruitje, maar hierover kan ik niets met zekerheid zeggen. Wat ik mij wel kan herinneren, is dat er een tweede alarm afging toen mijn collega naar binnen ging. Kennelijk was het eerste alarm geen inbraakalarm.
Omdat ik niet op het dak of in de camper ben geweest, weet ik niet of er schade was aan de camper. Als er wel schade aan de camper was, weet ik niet of deze is opgetreden doordat mijn collega naar binnenging, of dat deze schade voordien al aanwezig was. Ik heb mijn collega en de man van het bergingsbedrijf ook niet over schade horen praten.
Het alarm kon volgens mij uiteindelijk pas worden uitgezet nadat we de motorkap hadden geopend. Ik weet niet of we de motorkap van binnenuit of van buitenaf hebben opengemaakt.
Ik kan mij niet herinneren of wij, voordat we besloten het dakraam open te maken, nog hebben overlegd met de wachtcommandant of hem om toestemming hebben gevraagd.
Verder weet ik niet of wij een fotocamera bij ons hadden in de surveillanceauto. De collega met wie ik op pad was, werkt op een ander politiebureau (Alkmaar-Noord) dan ik, en de surveillanceauto hoort bij zijn afdeling waardoor ik niet precies weet wat in die auto aanwezig was. In ieder geval hebben we geen foto's gemaakt van de camper."
D. verklaring politieambtenaar sm.
Voor zover van belang voor het onderzoek verklaarde de heer Sm., medewerker van het regionale politiekorps Noord-Holland-Noord, op 19 november 2003 telefonisch onder meer het volgende tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman:
"In de nacht van 27 op 28 april 2003 had ik nachtdienst. Kort na de briefing, dus het zal na 23.00 uur zijn geweest, hebben mijn collega mevrouw Kr. en ik gereageerd op een eerder die avond binnengekomen melding dat het alarm van een camper afging. Ook eerder op de dag, ik meen ergens in de middag, was er al over het alarm geklaagd. De collega's die toen ter plaatse zijn gegaan, vonden de overlast niet zodanig dat ze nadere actie hebben ondernomen.
Toen mijn collega en ik bij de camper arriveerden, kwam er een man aangelopen die zei dat hij die avond bij de politie had gemeld dat het alarm afging. Het alarm bestond volgens mij uit een hoog doordringend geluid en het ging continu af. Gezien het tijdstip en omdat het op dat moment verder stil was op straat, kan ik mij goed voorstellen dat het alarm overlast veroorzaakte voor de omwonenden. We vonden dan ook dat we er iets aan moesten doen.
Nadat ik contact had opgenomen met de wachtcommandant, heeft deze geprobeerd de heer K. via diens mobiele telefoon te bereiken. Dit lukte echter niet. We hebben toen gekeken of het mogelijk was de camper te laten wegslepen. Ik kan mij herinneren dat dit niet mogelijk bleek te zijn, maar ik weet niet meer waarom dit niet mogelijk was. Vervolgens heb ik de camper goed bekeken om te zien of ik het alarm zelf op een of andere manier zou kunnen uitzetten. Onder de camper zag ik twee draadjes met dezelfde kleur. In overleg met de wachtcommandant heb ik toen besloten één van deze draden door te knippen. Dit bleek echter niet te helpen want het alarm ging nog steeds af. Omdat het andere draadje er net zo uitzag, heb ik dat toen maar niet doorgeknipt.
Hierna heb ik weer de wachtcommandant gebeld en hem de situatie voorgelegd. We besloten bergingsbedrijf H te plaatse te laten komen, omdat die op dit gebied meer expertise hebben dan de politie. Ik kan me niet meer herinneren of ik ook met de man van het bergingsbedrijf heb besproken of wegslepen van de camper tot de mogelijkheden behoorde. De man van het bergingsbedrijf en ik hebben de camper samen opnieuw goed bekeken. Omdat dit bergingsbedrijf vaker door de politie wordt ingeschakeld, weet ik dat ze bij personenauto's vaak vrij gemakkelijk de deur kunnen openen door een luchtkussen tussen de bovenkant van het portier en de auto te plaatsen en dit op te blazen. Helaas bleek dit bij de camper niet mogelijk.
Via een trappetje konden we op het dak van de camper komen. Hier bleek een soort luchtrooster te zitten, bestaande uit een plastic kap die op het dak zat vastgeschroefd. Omdat we eventuele schade natuurlijk zoveel mogelijk wilden beperken, leek het een goede oplossing om deze plastic kap los te schroeven en zo naar binnen te gaan. Ook deze mogelijkheid heb ik vooraf weer met de wachtcommandant besproken. Hij vond het goed als we de kap zouden losschroeven. De man van het bergingsbedrijf heeft dit vervolgens gedaan, en hij heeft ook het horretje weggehaald dat onder de kap zat. Omdat ik smaller gebouwd ben dan de man van het bergingsbedrijf, heb ik mijn uitrusting afgedaan en heb mij naar binnen laten zakken. Met mijn voeten steunde ik ergens op, ik meen dat het om een soort vensterbank bij een raam ging. Hierna kon ik mij verder in de badkamer laten zakken.
Toen ik via de badkamer verder de camper inliep, ging er nog een tweede alarm af. Ik zag dat boven de deur van de camper een zwart kastje met een knop zat. In de hoop dat hiermee het alarm uitgezet kon worden, heb ik deze knop ingedrukt. Hierdoor werd inderdaad één alarm uitgeschakeld, maar het andere alarm ging nog steeds af. Via een hendel in de cabine van de camper kon ik de motorkap openen. De man van het bergingsbedrijf heeft vervolgens iets onder de motorkap gedaan waardoor ook het andere alarm uitging. Ik meen dat hij hiervoor een draad bij de accu heeft losgetrokken of doorgeknipt, maar dat weet ik niet zeker.
Om zelf weer naar buiten te gaan, heb ik in eerste instantie het portier aan de passagierskant geopend. Omdat dit portier niet van buitenaf weer op slot gedaan kon worden, ben ik weer naar binnen gegaan en heb het portier van binnenuit vergrendeld. Vervolgens ben ik via het dak weer naar buiten geklommen. Ik sluit niet uit dat ik bij het naar buiten klimmen enige schade heb veroorzaakt. Ik heb echter geen schade gezien. Zowel op het moment dat ik naar binnen ging als toen ik naar buiten klom, heb ik niet gezien of gemerkt dat ik schade veroorzaakte. Ook verder heb ik in de camper geen schade gezien. Áls er, zoals de heer K. stelt, schade was aan zijn camper, weet ik dus niet of deze schade door mij is veroorzaakt of dat deze schade bijvoorbeeld van tevoren al aanwezig was of naderhand is opgetreden.
Nog dezelfde nacht belde de heer K. naar het politiebureau. Ik heb hem toen gesproken, en verteld wat we precies hadden gedaan. Hij leek begrip te hebben voor de manier waarop we de kwestie hadden opgelost. Nadien heb ik hem niet meer gesproken."
E. standpunt korpsbeheerder
1. De korpsbeheerder reageerde bij brief van 25 november 2003 onder meer als volgt op de klacht:
"U verzoekt mij, in mijn reactie aan u, gemotiveerd in te gaan op hetgeen verzoeker in zijn brieven naar voren heeft gebracht. Tevens verzoekt u mij de volgende vragen gemotiveerd te beantwoorden:
A. Hoe vaak en op welke tijdstippen is (door omwonenden) gemeld dat het alarm van verzoekers camper afging?
B. Was het (mede gezien de plaats waar de camper stond geparkeerd en de afstand tot eventuele omwonenden) noodzakelijk op dat moment het alarm van de camper uit te zetten?
C. Is getracht de eigenaar van de camper te achterhalen? Zo ja, op welke wijze?
D. Om welke reden is voor de gevolgde aanpak gekozen? Welke alternatieven zijn hierbij overwogen? Acht u de aanvankelijk gekozen oplossing (het doorknippen van een kabel) een adequate reactie? Waarom is er een bergingsbedrijf ingeschakeld? Om welke reden is de camper niet weggesleept door het bergingsbedrijf? Bent u van mening dat uiteindelijk voor de beste oplossing is gekozen?
E. Bent u van mening dat het huisrecht van toepassing is op de camper?
F. Is er toestemming verleend de camper binnen te treden? Zo ja, door wie? Was er een schriftelijke machtiging tot binnentreden?
G. Acht u het juist dat de politie op 28 april 2003 heeft geweigerd verzoekers aangifte van vernieling van zijn camper op te nemen?
Ad A.
Op donderdag, 27 april 2003 te 17.48 uur werd door een bewoonster van de O.-weg te Alkmaar telefonisch bij de Regionale Meldkamer van de politie Noord-Holland Noord gemeld, dat er van een camper, welke geparkeerd stond op de ventweg, het alarm al geruime tijd afgaat.
Deze melding is om 17.58 uur uitgegeven aan een surveillance-eenheid, bestaande uit de verbalisanten V. en Ho., welke om 18.09 uur ter plaatse was. Ter plaatse gekomen werd optreden niet noodzakelijk geacht. Zij oordeelden dat er op dat moment niets aan gedaan kon worden daar het geluidsniveau van een acceptabel niveau was.
Om 20.02 uur meldt dezelfde persoon telefonisch bij genoemde meldkamer dat het alarm nog steeds afgaat. De politie is ter plaatse geweest, doch heeft hier niets aan gedaan. Deze melding is niet uitgegeven. Dit gelet op bevindingen van het eerste onderzoek.
Om 20.44 uur meldt de echtgenoot van meldster die de vorige twee meldingen heeft gedaan, telefonisch dat het alarm nog steeds afgaat. Melder is boos en zegt dat zijn dochter van tweeënhalf jaar er niet van kan slapen en al de hele tijd ligt te huilen. Dezelfde verbalisanten zijn wederom ter plaatse geweest. Zij oordeelden wederom dat het geluidsniveau van het alarm zodanig was, dat er niet handelend opgetreden diende te worden. Een en ander mede gelet op het tijdstip en het aanwezige achtergrondgeluid. Door hen is een onderzoek in de directe omgeving ingesteld waarbij bleek dat er door andere bewoners geen overlast werd ondervonden. Personeel van de meldkamer heeft getracht telefonisch contact te krijgen met de tenaamgestelde van de camper. Dit lukte niet. Wel werd de voice-mail ingesproken.
Ad B.
Om 22.30 uur zijn beide verbalisanten nogmaals ter plaatse geweest. Geconstateerd werd, dat de overlast inmiddels zodanige vormen had aangenomen, dat optreden nu wel noodzakelijk werd geacht. Gezien het tijdstip, is de afhandeling van deze overlast door genoemde verbalisanten overgedragen aan de nachtdienst.
De wachtcommandant van de nachtdienst, U., gaf een surveillance-eenheid van de nachtdienst, bestaande uit de verbalisanten Sm. en Kr., opdracht te gaan naar de hiervoor genoemde locatie. Dit i.v.m. een alarm van een camper dat al de gehele dag afging. Deze surveillance-eenheid was omstreeks 23.35 uur ter plaatse. Zij constateerde dat het alarm nog steeds afging en bestond uit een irritant (hoog) piepend geluid. Zij was van mening dat, gelet op het tijdstip, sprake was van overlast en dat deze beëindigd diende te worden. De ter plaatse gekomen klager sprak de verbalisanten aan en deelde hen mede dat zijn gezin al de gehele avond overlast van het alarm ondervond.
Ad C.
Teneinde de overlast te doen stoppen is contact opgenomen met genoemde wachtcommandant. Door hem is vervolgens meerdere malen getracht telefonisch contact te krijgen met de eigenaar van de camper, hetgeen geen resultaat had.
Ad D.
De verbalisanten zochten vervolgens naar een mogelijkheid om het alarm van de camper uit te schakelen. Zij troffen nabij de plaats waar het geluid van het alarm vandaan kwam, een tweetal (stroom)draden aan waarvan zij in de veronderstelling verkeerden dat deze onderdeel uitmaakten van het alarm. Zij deelden hun bevindingen aan de wachtcommandant mede en vroegen hoe te handelen. Laatstgenoemde adviseerde de draden door te knippen teneinde het alarm uit te schakelen. Na het doorknippen van de twee draden door de verbalisant Sm. bleek het alarm nog steeds in werking te zijn.
De wachtcommandant is verzocht om het bergingsbedrijf H. ter plaatse te laten komen. Dit i.v.m. haar expertise op het gebied van alarminstallaties, het openen van een voertuig waarbij geen, dan wel zo min mogelijk schade wordt veroorzaakt. Deze was op vrijdag 28 april 2003 om 00.10 uur ter plaatse.
De optie om de camper weg te slepen is niet aan de orde geweest. Het doel was de overlast te doen stoppen, hetgeen bereikt kon worden door het uitschakelen van het alarm.
Onderzocht werd op welke wijze de camper betreden kon worden. In het dak van de camper bleek zich een dakraam/luchtrooster te bevinden welke met een viertal schroeven bleek te zijn vastgezet. Vervolgens werd gekozen voor de optie om dit dakraam/ luchtrooster te verwijderen. In principe behoefde hierbij geen schade aan de camper te ontstaan. Op verzoek van de politie is een medewerker van het bergingsbedrijf overgegaan tot verwijdering van het dakraam/luchtrooster waarna de verbalisant Sm. door de ontstane opening de camper is binnengegaan. Hierbij ging een tweede alarm af. Hierna heeft hij een schakelaar omgezet waarna één alarm uitging. Een tweede alarm bleek nog af te blijven gaan. Van een boven de toegangsdeur aanwezig kastje werden de schakelaars omgezet. Dit resulteerde niet in het uitgaan van het alarm. In overleg met de medewerker van het bergingsbedrijf werd de motorkap van de camper van binnenuit geopend, waarna door deze een aantal kabels/snoeren werd losgemaakt en uiteindelijk na vijf minuten het alarm definitief werd uitgeschakeld. De motorkap werd afgesloten, het portier van binnenuit op slot gedaan, dit was van buitenaf niet mogelijk, waarna de verbalisant Sm. de camper weer via het dakraam/luchtrooster verliet.
Bij het betreden en verlaten van de camper door de verbalisant Sm. is, met uitzondering van schade aan de vliegenhor, geen schade geconstateerd aan het in- en exterieur van de camper welke door hem of de medewerker van het bergingsbedrijf zou kunnen zijn veroorzaakt.
Door de verbalisanten is ter plaatse een briefje achtergelaten waarin de gebruiker van de camper werd verzocht met de wachtcommandant van de politie in Alkmaar, onder vermelding van diens telefoonnummer, contact op te nemen.
De wachtcommandant U. was slechts bekend met de schade welke is ontstaan aan de bedrading. Over andere schade is de wachtcommandant niets bekend geworden.
Ad E.
Het betreden van de camper had tot doel het doen stoppen van de overlast welke werd veroorzaakt door de op/in de camper aanwezige 'luid'-alarminstallatie. In, op of nabij de camper werden door de verbalisanten geen personen/bewoners aangetroffen welke kennelijk eigenaar waren van de camper, dan wel deze als woning gebruikten. De verbalisanten concludeerden, gezien de aard van het gebruik van de camper op dat moment (zijnde een geparkeerd vierwielig motorvoertuig), alsmede de plaats waar deze stond (namelijk openbare weg binnen de bebouwde kom in een stad en niet zijnde een daarvoor bestemde plaats/terrein voor kamperen/recreatie) dat deze niet als woning werd gebruikt.
Ik ben van mening dat, gezien vorenstaande, voor de camper in deze situatie het huisrecht niet van toepassing is.
Ad F.
Aan de beide ter plaatse aanwezige verbalisanten is geen afzonderlijke toestemming verleend voor het betreden van de camper. Eveneens was er geen schriftelijke machtiging tot binnentreden. Zie ook hetgeen onder Ad E. is vermeld.
Ad G.
Op vrijdag, 28 april 2003, 's nachts, heeft klager K. telefonisch contact gehad met de verbalisant Sm. Op de door hem gestelde vragen werd door Sm. geantwoord. Klager deelde de verbalisant, na de gedane uitleg, mede dat hij begreep waarom de draden waren doorgeknipt en waarom de politie de camper was ingegaan en dat op verzoek van de politie door een bergingsbedrijf hulp was verleend. Klager deelde mede de volgende dag verder de zaak te bekijken.
Op 28 april 2003, overdag, vervoegde de heer K. zich bij de heer V. aan het politiebureau te Alkmaar teneinde aangifte te doen van vernieling aan zijn camper. Door de heer V. werd medegedeeld dat de vernieling, waarvan K. aangifte wilde doen, geen strafbaar feit was als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht (artikel 350). De opzet tot vernielen ontbrak. Derhalve werd door hem geen aangifte opgenomen conform het bepaalde in artikel 163 van het Wetboek van Strafvordering. Volstaan werd met het een en ander vastleggen door middel van een vrije mutatie. Door de heer V. werd aan K. de procedure uitgelegd hoe te handelen voor het verhalen van schade.
Ik ben, gezien vorenstaande, van mening dat de politieambtenaar op terechte gronden heeft geweigerd de aangifte op te nemen en te volstaan met het vastleggen van een en ander in een vrije mutatie. Hij heeft dit op behoorlijke wijze, waarbij een en ander werd toegelicht, uitgelegd aan aangever.
Het handelen van verbalisant Sm. en zijn collega was erop gericht de overlast van de camper te beëindigen. Daarbij hebben zij op geen enkel moment overwogen om terzake de geconstateerde overlast proces-verbaal op te maken. In zijn gesprek met klager is hier inhoudelijk niet over gesproken. Met betrekking tot de geconstateerde overlast is derhalve geen proces-verbaal opgemaakt.
Ik ben van mening dat door de betrokken verbalisanten in ruime mate getracht is de eigenaar/gebruiker te achterhalen teneinde te kunnen bewerkstelligen dat het alarm van de camper werd uitgeschakeld.
Mijns inziens is er in het onderhavige geval sprake van zaakwaarneming zoals bedoeld in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (…) artikel 198 t/m 202. De verbalisanten zijn vervolgens, omdat de overlast voortduurde, zorgvuldig te werk gegaan bij hun pogingen het alarm uit te schakelen. Zij hebben daarbij nimmer de intentie gehad hierbij schade aan de camper te veroorzaken.
M.u.v. de schade aan de vliegenhor en de doorgeknipte kabels, is door de verbalisanten geen schade aan de camper geconstateerd welke is ontstaan door hun handelen. Ik ben dan ook van mening dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord in haar zaakwaarneming behoorlijk heeft gehandeld en niet aansprakelijk is voor de door klager geleden schade. Ik acht de klacht, dat genoemd korps heeft geweigerd de schade te vergoeden, niet gegrond.
Ik onthoud mij van het geven van een oordeel over het feit of de overige schade dan de hiervoor genoemde, door de verbalisanten is veroorzaakt.
Met hetgeen hiervoor door mij is vermeld, is tevens ingegaan op de stelling van klager, gedaan in zijn brief van 11 mei 2003, dat de politie op de bonnefooi als probeersel twee kabels heeft doorgeknipt; dat er een keuze was uit twee mogelijkheden, of de camper wegslepen, of proberen het alarm stil te krijgen.
Door de melder van de geluidsoverlast is bij de regiopolitie Noord-Holland Noord een klacht ingediend over het lakse politieoptreden naar aanleiding van de door hem gedane melding. Deze klacht is door bemiddeling afgedaan (…)."
2.1. Bij zijn standpunt voegde de korpsbeheerder een mutatierapport van 27 april 2003 waaruit blijkt dat rond 17.54 uur een telefonische melding binnenkwam van mevrouw T. Zij meldde de politie dat op een parkeerterrein aan de O.-weg te Alkmaar een camper stond waarvan het alarm al een hele tijd luid afging. Uit het mutatierapport blijkt ook dat naar aanleiding van deze melding een surveillance-eenheid ter plaatse ging, en dat deze eenheid rond 18.09 uur bij de camper arriveerde en kort hierop weer vertrok.
2.2. Tevens voegde de korpsbeheerder bij zijn standpunt een mutatierapport van 27 april 2003 waaruit blijkt dat mevrouw T. rond 20.04 uur telefonisch bij de politie meldde dat het alarm van de camper al een hele tijd afging en dat er politieambtenaren ter plaatse waren geweest maar dat deze niets aan het alarm hadden gedaan. Ook staat in het mutatierapport vermeld dat eerder inderdaad een surveillance-eenheid ter plaatse was geweest, maar dat deze niets had kunnen doen, dat de accu vanzelf leeg zou gaan en dat het geluidsniveau acceptabel was. Verder blijkt uit het mutatierapport dat de politie rond 20.13 uur met behulp van het kenteken van de camper de naam, het adres en het vaste telefoonnummer van de eigenaar - verzoeker - heeft achterhaald. Toen dit telefoonnummer werd gebeld bleek echter de voice-mail aan te staan; er werd niet opgenomen.
2.3. Verder voegde de korpsbeheerder bij zijn standpunt een mutatierapport van 27 april 2003 waaruit blijkt dat politieambtenaren Ho. en V. rond 20.44 uur ter plaatse zijn geweest. Ho. en V. hebben hierover de volgende tekst vermeld in het mutatierapport:
"Hebben rapp's 's avonds nogmaals de situatie bekeken. Daar maar 1 persoon van circa 20 woningen klaagde en de klager ook nog het verst er vanaf woonde, de camper met zijn alarm zo gelaten. Ook gezien het volume (erg zacht)."
2.4. Ook voegde de korpsbeheerder bij zijn standpunt een mutatierapport van 27 april 2003 waaruit blijkt dat de heer T. de politie rond 20.49 uur heeft gebeld. Volgens het mutatierapport was de heer T. boos omdat zijn dochter van tweeëneenhalf jaar door het alarm niet kon slapen en al de hele tijd lag te huilen. Verder staat in het mutatierapport vermeld dat het alarm al sinds die ochtend afging, dat er politieambtenaren ter plaatse waren geweest die het geluid wel vonden meevallen en dat geprobeerd was de eigenaar van de camper te bellen maar dat slechts de voice-mail van zijn telefoon bereikbaar was.
2.5. Voorts voegde de korpsbeheerder bij zijn standpunt een door politieambtenaar Sm. opgemaakt proces-verbaal van 16 juni 2003. In dit proces-verbaal verklaart Sm. het volgende:
"Op donderdag 27 april 2003 omstreeks 23.00 uur waren wij, verbalisanten Sm. en Kr., in uniform gekleed en belast met assistentie-surveillance, reden in een opvallend dienstvoertuig, in het politiebureau Mallegatsplein te Alkmaar.
Op donderdag 27 april 2003 omstreeks 23.00 uur, kregen wij de opdracht van de wachtcommandant van Alkmaar, U., te gaan naar de O.-weg te Alkmaar, in verband met een alarm dat afging in een camper. Dit alarm zou al de gehele dag afgaan. Collega's waren overdag al bij de camper geweest, echter die vonden het alarm niet hinderlijk genoeg voor verdere actie.
Op donderdag 27 april 2003 omstreeks 23.35 uur waren wij ter plaatse. Aldaar constateerden wij inderdaad dat het alarm afging. Wij hoorden dat er een hoog geluid vanuit de camper kwam. Een bewoner, welke later de melder bleek te zijn, voegde zich bij ons. Hij vertelde ons dat hij erg veel hinder ondervond van het alarm. Ik hoorde dat deze bewoner zei, dat hij al gedurende de avond veel overlast van het alarm ondervond.
Wij hebben gekeken of er een mogelijkheid was om het alarm uit te krijgen, echter konden wij op dat moment niets vinden. Ik, verbalisant Sm., ben onder de camper gaan liggen en zag ter hoogte van de ingang van de camper twee grijze stroomdraden hangen. Omdat het geluid van het alarm ter hoogte van de stroomdraden was, was ik in de veronderstelling dat deze stroomdraden van het alarm moesten zijn. Ik heb toen telefonisch contact gehad met de wachtcommandant van Alkmaar, U., over hoe te handelen. Ik heb hem mijn bevindingen verteld. Hij zei tegen mij, dat ik de stroomdraden kon doorknippen om zo het alarm uit te schakelen.
Ik ben toen onder de camper gekropen en heb de twee stroomdraden doorgeknipt. Ik hoorde dat het alarm desondanks niet uitging. Ik heb wederom telefonisch contact gehad met de wachtcommandant van Alkmaar, U., en heb hem verteld van de doorgeknipte draden. De wachtcommandant heeft toen telefonisch contact gehad met de Regionale Meldkamer politie, om het bergingsbedrijf H. te bellen en hem ter plaatse te laten komen in verband met het alarm.
Op vrijdag 28 april omstreeks 00.10 uur, kwam bergingsbedrijf H. ter plaatse. Wij hebben wederom een rondje om de camper gemaakt, om te bekijken of er een manier was om in de camper te komen. Ik ben toen via een ladder, welke aan de achterzijde van de camper is bevestigd, het dak van de camper opgeklommen. Ik zag dat er een luchtrooster op het dak zat. Het luchtrooster was middels vier schroeven aan het dak bevestigd. Ik heb dit doorgegeven aan de medewerker van H. Ik heb hem toen gezegd dat ik mezelf wel door het luchtrooster kon laten zakken. Ik zag dat de medewerker van H. via de ladder naar het dak klom, op het dak is gaan zitten en het luchtrooster los heeft geschroefd. Ik ben toen via de ladder het dak op geklommen en heb mezelf laten zakken door het luchtrooster.
Via het luchtrooster ben ik binnengekomen in de badkamer van de camper. Ik heb mijn voet neer moeten zetten op de wasbak. Via de wasbak kon ik enige steun vinden. Ik heb aan de wasbak evenals in de badkamer op dat moment geen schade gezien. Ik ben toen via de badkamer in het 'woongedeelte' van de camper gekomen. Ik zag ter hoogte van de ingang en dan aan de rechterzijde van de deur het alarm hangen. Ik zag dat dit alarm een schakelaar had. Ik heb deze schakelaar omgezet en hoorde dat een alarm uitging. Kennelijk was dit één van de alarmen, omdat er nog één bleef afgaan. Ik zag boven de deur van de ingang een zwart kastje hangen. Ik zag dat dit kastje diverse schakelaars had. Ik heb toen één voor één de schakelaars omgezet. Ik hoorde dat dit niet hielp. Vervolgens ben ik naar de bestuurderscabine gelopen en heb daar het portier aan de passagierskant geopend. Ik heb daar kort overleg gehad met mijn collega en de medewerker van H. De medewerker van H. vroeg aan mij de motorkap te openen. Ik heb de motorkap geopend. Ik zag dat de medewerker van H. de motorkap openklapte en bij de motor keek. Ik ben toen uit de camper gestapt om te kijken wat de medewerker van H. aan het doen was. Na ongeveer vijf minuten hoorde ik dat het alarm uitging en uitbleef. Ik hoorde van de medewerker van H. dat hij een aantal draden en snoeren had losgetrokken.
Vervolgens heeft de medewerker van H. de motorkap gesloten. Ik heb het portier gesloten. Ik heb het portier aan de binnenzijde afgesloten. Ik heb dit gedaan gelet op het feit dat de camper is voorzien van centrale deurvergrendeling, en ik de deur niet aan de buitenzijde kon afsluiten. Vervolgens ben ik weer via het woongedeelte naar de badkamer gelopen. Ik heb mijn voet weer op een gedeelte van de badkamer gezet. Het is mogelijk dat ik steun heb gezocht op de vensterbank van de badkamer om zo weer bij het luchtrooster te komen. Het kan zijn dat de schade die aan de vensterbank is geconstateerd, is gekomen doordat ik steun zocht. Echter is me dit in het geheel niet opgevallen.
Eenmaal uit de camper geklommen te zijn, zag ik dat de vliegenhor was beschadigd. Ik hoorde van de medewerker van H. dat het mogelijk kon zijn gebeurd doordat hij het luchtrooster had losgeschroefd en de vliegenhor had losgemaakt.
Vervolgens heeft mijn collega een briefje achtergelaten met het telefoonnummer van de wachtcommandant Alkmaar.
Op vrijdag 28 april 2003, heb ik telefonisch contact gehad met de eigenaar van de camper. Hij had een aantal vragen met betrekking tot de voornoemde actie. Hij vroeg aan mij welke draden er waren doorgeknipt. Ik heb aan hem verteld dat het de twee draden waren die direct onder de ingang, onderaan de auto zitten. Vervolgens heb ik hem uitgelegd hoe ik in de camper ben geklommen en hoe het alarm is uitgegaan. Ik hoorde dat de man tegen mij zei, dat hij begreep waarom de draden kapot waren. Tevens hoorde ik dat hij zei dat hij begreep waarom ik in de camper ben geklommen. Vervolgens heb ik hem verteld dat een medewerker van H. een aantal draden had losgetrokken, vanuit de motorkap. Hij begreep het allemaal en zou de volgende dag verder kijken."
F. verklaring getuige s.
Voor zover van belang voor het onderzoek verklaarde de heer S., medewerker van bergingsbedrijf H. te Alkmaar, op 6 januari 2004 als getuige telefonisch onder meer het volgende tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman:
"Op 27 april 2003 werd ik 's avonds laat gebeld door een medewerker van het politiebureau te Alkmaar met de vraag of ik een autoalarm kon uitzetten. Ik heb geantwoord dat ik dan eerst moest zien om wat voor voertuig het ging en ben vervolgens ter plaatse gegaan. Er waren al een mannelijke en een vrouwelijke politieagent ter plaatse. Het bleek om een camper te gaan. Het lukte niet om de motorkap van buitenaf te openen. Ook de deuren kon ik niet openen. Bij personenauto's lukt dit vaak wel; door een luchtzak tussen portier en auto te plaatsen en deze luchtzak vervolgens op te pompen creëer je net voldoende ruimte om met een ijzerdraadje het slot te kunnen ontgrendelen. Bij het desbetreffende soort camper is het niet mogelijk om zo'n luchtzak te gebruiken. Er bleef dus maar één mogelijkheid over, en dat was het openen van het dakraam om het alarm van binnenuit te kunnen uitzetten. Ik heb de vier schroeven waarmee dit dakraam vastzat, losgeschroefd met een schroevendraaier. Volgens mij hoorde het dakraam bij een toilet of doucheruimte. Vervolgens is de mannelijke politieagent via het dakraam de camper binnengegaan. Ik zag het niet zitten om zelf via het dak naar binnen te gaan, omdat ik weet dat de kans groot is dat je hierbij iets beschadigt. Zo'n camper is vrij krap en een groot deel van de inrichting is van plastic, vandaar. Ik vond dus dat de agent maar naar binnen moest gaan en heb hem gewaarschuwd om voorzichtig te doen. Toen hij naar binnen ging, ging er een tweede alarm af. Dit was het diefstalalarm. Het eerste alarm bleek een gasalarm te zijn. De agent heeft van binnenuit de motorkap opengemaakt, waarna ik de hoorn van het alarm kon losmaken. Hierdoor hield het lawaai op. Als je het alarm niet zelf uitzet, kan het wel 24 uur aan blijven staan. Als de accu leeg is, schakelt hij namelijk over op een batterij. Omdat het gasalarm best hard is, kon ik mij goed voorstellen dat de politie vond dat het uitgezet moest worden. Aangezien de camper in een woonwijk stond en het al 's avonds laat was, zorgde het alarm voor overlast.
Voordat ik bij de camper arriveerde, had de politie zelf geprobeerd het alarm uit te zetten door een kabeltje aan de buitenkant van de camper los te knippen. Het bleek echter niet om een kabel van het alarm te gaan. Eerlijk gezegd vond ik het niet zo'n slimme actie van de agenten om een kabel los te knippen terwijl ze niet konden zien waar deze kabel toe diende. Ik heb de camper destijds goed bekeken en kon niet zien of één van de kabels aan de buitenkant bij het alarm hoorde.
U vraagt mij of het wegslepen van de camper ook een optie was. Voor zover ik het mij kan herinneren hebben de politie en ik dat destijds niet echt overwogen. Wegslepen brengt natuurlijk ook weer problemen en risico's met zich mee. Als ik de camper naar ons bedrijfspand had gesleept, hadden wij daar last gehad van het lawaai van het alarm. Ook is er het risico van een inbraak in de camper. Verder stond de camper volgens mij zodanig geparkeerd dat ik weinig manoeuvreerruimte had om hem daar weg te slepen.
U vraagt mij ook of ik weet of er schade is veroorzaakt toen de agent naar binnen ging. Ik heb geen schade gezien en ik heb de agent ook niet horen zeggen dat hij iets had beschadigd, maar ik kan mij wel goed voorstellen dat er schade is aangericht. Als er, zoals de heer K. volgens u stelt, bijvoorbeeld een plankje aan de muur van de doucheruimte is beschadigd, kan ik mij dat goed voorstellen. Die agent zal toch gauw een kilo of 70 hebben gewogen. Voor zo'n plastic plankje aan de muur is dat een pittig gewicht, als je er op gaat staan. Zoals ik al eerder zei, wilde ik zelf niet naar binnen omdat ik bang was dat ik iets zou beschadigen."
g. reactie verzoeker
Bij brief van 19 februari 2004 reageerde verzoeker op het standpunt van de korpsbeheerder en op hetgeen politieambtenaren Kr. en Sm. en getuige S. hadden verklaard. Verzoeker schreef onder meer het volgende:
"In mijn schrijven van 09-08-2003 aan u aangaande het optreden van de wachtcommandant, met name het intimiderend gedrag, geeft de korpsbeheerder geen reactie, hetgeen mij zeer verbaast. Juist deze brief geeft aan hoe het e.e.a. is verlopen. Als burger heb ik recht op een reactie en beschouw dit alleen al als een vorm van beleefdheid.
In mijn schrijven van 11-05 aan de commissaris van politie Regio Noord-Holland Noord (…) heb ik alle schade aangegeven die is ontstaan en vastgelegd is door een expert van mijn verzekeringsmaatschappij, die eveneens constateerde dat de schade moet zijn ontstaan zoals omschreven.
Dat de politie geen schade heeft waargenomen na hun actie in het donker kan ik mij voorstellen, vooral toen de 'klimmer' weer buiten was. Hijzelf geeft in zijn verklaring aan dat door het afzetten op de wasbak en vensterbank om door het raampje te klimmen (een gat van 30 bij 30 cm) de schade ontstaan zou kunnen zijn. En die schade is ontstaan door het inklimmen e/o uitklimmen.
Luchtigjes geeft hij aan dat door vier schroeven uit te draaien het raampje werd verwijderd. Echter, deze schroeven waren gekit, juist om braak te voorkomen. Doordat de kit eerst verwijderd moest worden kon hij pas de schroeven uitdraaien. Daardoor is ook dit raampje onherstelbaar beschadigd en moest daardoor geheel vervangen worden.
Ook de verklaring van de medewerker van het bergingsbedrijf, een deskundige met ervaring op dit gebied, had zijn bedenkingen bij de 'actie' en heeft geweigerd zelf naar binnen te gaan omdat hij wist dat de kans groot is om schade aan te richten. 'De niet zo'n slimme actie van de agenten om een kabel los te knippen terwijl ze niet konden zien waar deze kabel toe leidde', aldus zijn verklaring, moet serieus genomen worden. Nogmaals wil ik aangeven dat het zeer ondeskundig is om te denken dat alarmkabels buiten gemonteerd zijn. Door diverse deskundigen, ook uit de politiewereld, word ik daar in bevestigd. Voor elke inbreker zou dit een makkie zijn. Juist van de politie die veel aan preventie doet, mag men verwachten dat zij iets verder doordenken voordat zij over gaan tot dergelijke acties.
Opnieuw voel ik mij gekwetst door de sluimerende beschuldiging van zowel de korpsbeheerder als de verbalisant dat de schade al aanwezig was voordat de inbraakactie begon.
Op pag. 5 Ad G. van het antwoord korpsbeheerder, had ik begrip voor het feit dat het geluid uitgeschakeld moest worden, niet meer en niet minder. De mededeling dat men kabels had doorgeknipt, heb ik op dat moment als kennisgeving aangenomen. Uiteindelijk was dit midden in de donkere nacht. De gevolgen werden zichtbaar bij daglicht de volgende dag. Zeer bedenkelijk is het dat men er nu vanuit gaat dat ik begrip had voor de totale schade die is ontstaan.
Verder verbaast het mij dat in het verslag van een van de politieambtenaren het volgende (…)(staat vermeld; N.o.): 'Ik kan mij niet herinneren of wij, voordat we besloten het dakraam open te maken, nog hebben overlegd met de wachtcommandant of hem om TOESTEMMING hebben gevraagd'. De vraag is hoe de communicatie is tussen twee politieambtenaren op een paar m2, als er een beslissing genomen moet worden over eigendommen van een ander met alle gevolgen die zijn ontstaan.
Tot slot. (…)
De communicatiekosten en besteedbare uren die ik heb moeten maken en nog zal moeten maken vanaf de datum dat ik de hulp van de Nationale ombudsman heb gevraagd, zal ik t.z.t. alsnog claimen."
h. reactie korpsbeheerder
De korpsbeheerder reageerde bij brief van 15 maart 2004 onder meer als volgt op hetgeen verzoeker naar voren had gebracht:
"In zijn brief meldt de heer K. aan u dat hij zich gekwetst voelt door de sluimerende beschuldigingen van zowel de korpsbeheerder als de verbalisant dat de schade al aanwezig was voordat de inbraakschade begon.
Ik neem van deze opmerkingen ten stelligste afstand. Immers, in mijn brief van 25 november 2003 is slechts verwoord hetgeen de verbalisanten hebben gedaan en geconstateerd voor, tijdens en na hun handelen. Van enige beschuldiging, in welke vorm dan ook, is mijns inziens geen sprake.
Tevens is door mij op geen enkele wijze aangegeven, dan wel gesuggereerd, dat 'men' er vanuit is gegaan dat klager 'begrip' had voor de totale schade die was ontstaan. Er is slechts verwoord dat, nadat verbalisant Sm. klager had uitgelegd welke handelingen hij had verricht en wat de aanleiding daarvan was, klager had aangegeven dat hij begreep waarom de verbalisant zo had gehandeld. Uit mijn antwoord blijkt geenszins dat klager 'begrip' had voor de ontstane schade. De door hem als zodanig getrokken conclusie komt geheel voor zijn rekening."
Achtergrond
1. Toetsing door de Nationale ombudsman van de klacht over een beslissing van een bestuursorgaan tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van een aanvraag om schadevergoeding.
In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.
Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.
Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.
In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.
2. Burgerlijk Wetboek
Artikel 6:162:
"1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt."
Artikel 6:198:
"Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen."
3. Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4, tweede lid:
"De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen."