2004/415

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland:

hem op 10 oktober 2002 in een gevaarlijke verkeerssituatie heeft gebracht door verzoeker rechts in te halen waar dat niet is toegestaan;

hem op 10 oktober 2002 onheus heeft bejegend door hem de woorden 'je rijdt als een natte krant' en 'schijterd' of woorden van gelijke strekking toe te voegen.

Voorts klaagt verzoeker erover dat de klachtbehandelaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, ondanks een door hem gedane toezegging, tot het moment waarop verzoeker zich tot de Nationale ombudsman wendde, geen gesprek heeft georganiseerd tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar.

Verder klaagt verzoeker erover dat de korpsbeheerder niet is ingegaan op zijn klacht dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hem in een gevaarlijke verkeerssituatie heeft gebracht door hem rechts in te halen waar dat niet is toegestaan.

Beoordeling

I. Algemeen

Op 10 oktober 2002 heeft een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzoeker stilgehouden in het kader van een verkeerscontrole. Betrokken ambtenaar C. heeft verzoeker een kennisgeving van beschikking gegeven voor het niet verlenen van voorrang. Verzoeker heeft evenwel tot het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde geen beschikking van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) ontvangen aangaande de betreffende administratieve sanctie.

Op 15 september 2004 deelde het CJIB de Nationale ombudsman desgevraagd mee dat de (kennisgeving van) beschikking van 10 oktober 2002 nooit bij het CJIB is aangemeld.

II. Ten aanzien van de verkeerssituatie

1. Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hem op 10 oktober 2002 in een gevaarlijke verkeerssituatie heeft gebracht door verzoeker rechts in te halen waar dat niet is toegestaan.

2. De korpsbeheerder onthoudt zich van een standpunt nu de verklaring van verzoeker tegenover die van de betrokken ambtenaar C. staat en hij geen reden ziet om de ene verklaring aannemelijker te achten dan de andere. Betrokken ambtenaar C. heeft gedurende de interne klachtprocedure verklaard dat hij verzoeker niet rechts heeft ingehaald terwijl verzoeker heeft opgemerkt dat betrokken ambtenaar dit wel heeft gedaan.

3. Betrokken ambtenaar C. heeft gedurende het onderzoek van de Nationale ombudsman verklaard dat hij verzoeker niet rechts heeft ingehaald maar rechtsachter hem heeft gereden. Verzoeker is bij zijn standpunt gebleven, namelijk dat betrokken ambtenaar C. verzoeker rechts heeft ingehaald en hem hierdoor in een gevaarlijke situatie heeft gebracht.

4. Nu de verklaringen tegenover elkaar staan en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de ene lezing aannemelijker maken dan de andere, onthoudt de Nationale ombudsman zich - evenals de korpsbeheerder - op dit punt van een oordeel over de onderzochte gedraging.

III. Ten aanzien van de bejegening

1. Verzoeker klaagt er verder over dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hem op 10 oktober 2002 onheus heeft bejegend door hem de woorden 'je rijdt als een natte krant' en 'schijterd' of woorden van gelijke strekking toe te voegen.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. De korpsbeheerder heeft aangegeven dat tussen verzoeker en betrokken ambtenaar C. onenigheid ontstond tijdens of na het uitschrijven van een bekeuring. Verder heeft de korpsbeheerder opgemerkt dat betrokken ambtenaar C. tegen verzoeker heeft gezegd dat hij als een 'natte krant' reed nadat hij door de uitlatingen van verzoeker is geprovoceerd. Dat verzoeker op enig moment is toegevoegd dat hij reed als een 'natte krant' acht de korpsbeheerder op zichzelf minder gewenst. Deze uitlating is echter, aldus de korpsbeheerder, niet van dien aard dat van onbehoorlijkheid kan worden gesproken. De korpsbeheerder onthoudt zich van een oordeel over de uitlating 'schijterd'.

3. Gedurende het onderzoek is het volgende gebleken.

Betrokken ambtenaar C. heeft gedurende het onderzoek verklaard dat verzoeker hem op een gegeven moment heeft gevraagd 'ik rijd goed, vind je niet'. Betrokken ambtenaar C. heeft verzoeker hierop beantwoord dat hij vond dat verzoeker als een 'natte krant' reed. Hij heeft echter ontkend dat hij verzoeker 'schijterd' heeft genoemd.

Verzoeker heeft erkend dat hij C. op enig moment 'eikel' heeft genoemd en dat hij een aantal keer 'godverdomme' heeft gezegd.

4. De Nationale ombudsman acht het goed voorstelbaar dat C. zich heeft geërgerd aan enkele uitlatingen van verzoeker. Het vereiste van fatsoen impliceert evenwel dat de politie burgers zoveel mogelijk correct te woord staat en op zakelijke wijze ingaat op vragen of opmerkingen, ook wanneer de communicatie stroef verloopt. Een mededeling als 'je rijdt als een natte krant' strookt niet met dit vereiste en had derhalve achterwege dienen te worden gelaten.

In zoverre acht de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

De Nationale ombudsman onthoudt zich ten aanzien van het woord 'schijterd' van een oordeel nu de lezingen op dit punt tegenover elkaar staan en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de ene lezing aannemelijker maken dan de andere.

IV. Ten aanzien van de klachtbehandelaar

1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de klachtbehandelaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, ondanks een door hem gedane toezegging, tot het moment waarop verzoeker zich tot de Nationale ombudsman wendde, geen gesprek heeft georganiseerd tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat klachtbehandelaar T. vanwege afwezigheid van betrokken ambtenaar C. en in overeenstemming met verzoeker geen gesprek heeft georganiseerd tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar C. Klachtbehandelaar T. heeft zijn rapportage van 17 april 2003 toen aan de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland gezonden. De Commissie heeft vervolgens besloten de korpsbeheerder te adviseren over de klacht daar verzoeker in zijn schriftelijke reactie op de rapportage om een spoedig antwoord van de Commissie vroeg.

3. Verzoeker heeft gedurende het onderzoek verklaard dat hij heeft aangegeven akkoord te gaan met het afronden van de klacht door klachtbehandelaar T. wegens ziekte van betrokken ambtenaar C. maar met de uitdrukkelijke voorwaarde dat verzoeker, wanneer ambtenaar C. weer beter zou zijn, een gesprek alsnog zou plaatsvinden.

4. Gedurende het onderzoek is het volgende gebleken.

Verzoeker heeft zijn klacht bij brief van 15 oktober 2002 ingediend waarna het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland met de interne klachtprocedure is gestart.

Klachtbehandelaar T. heeft gedurende de interne klachtprocedure een rapport d.d. 17 april 2003 opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat hij verzoeker op 14 februari 2003 heeft meegedeeld dat betrokken ambtenaar C. nog ziek thuis was en dat op dat moment een gesprek, wat verzoeker graag wilde, niet mogelijk was. Vervolgens schrijft klachtbehandelaar C. in het rapport dat verzoeker hem toen heeft aangegeven bereid te zijn nog enige tijd te wachten op verdere afhandeling teneinde een gesprek te kunnen realiseren. Klachtbehandelaar T. heeft de Commissie toen verzocht om uitstel van de behandeling van verzoekers klacht. De behandeling door de Commissie werd tot 14 april 2003 uitgesteld. Klachtbehandelaar T. heeft, aldus zijn rapport van 17 april 2003, dit aan verzoeker teruggekoppeld. Verzoeker is hiermee akkoord gegaan. Vervolgens merkt klachtbehandelaar T. in zijn rapport op dat betrokken ambtenaar C. op 14 april 2003 nog steeds ziek bleek te zijn en zonder uitzicht op herstel. Op 16 april 2003 heeft klachtbehandelaar T. dit telefonisch aan verzoeker doorgegeven en aangeboden om in een persoonlijk gesprek met hem de stand van zaken te bespreken en het rapport voorlopig af te sluiten. Verzoeker heeft toen, aldus klachtbehandelaar T., in zijn rapport van 17 april 2003, aangegeven dat hij geen behoefte had aan een dergelijk gesprek maar dat hij een en ander nog altijd wilde bespreken met betrokken ambtenaar C. Vervolgens vermeldt klachtbehandelaar T. dat hij heeft afgesproken dat zijn rapport op dat moment werd afgesloten en ingezonden aan de Commissie ter verdere besluitvorming.

Vervolgens heeft klachtbehandelaar T. bij brief van 18 april 2003 aan verzoeker het telefoongesprek van 16 april 2003 bevestigd gedurende welk gesprek klachtbehandelaar T. aan verzoeker meedeelde dat betrokken ambtenaar C. nog ziek thuis was. Verder heeft klachtbehandelaar T. in zijn brief opgemerkt dat het onzeker was wanneer betrokken ambtenaar C. hersteld zou zijn. Om die reden hebben verzoeker en klachtbehandelaar T. afgesproken de behandeling af te sluiten. Tot slot geeft de klachtbehandelaar in de brief aan dat de rapportage hiermee wordt afgerond en ingezonden aan de Commissie voor de Politieklachten.

5. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de klachtbehandelaar serieus heeft getracht een gesprek te arrangeren tussen verzoeker en betrokken ambtenaar C., doch dat zulks door langdurige ziekte van C. niet is gelukt. Nu verzoeker hierover ook adequaat is geïnformeerd, komt de Nationale ombudsman tot het oordeel dat de politie op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt.

De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging behoorlijk.

V. Ten aanzien van de korpsbeheerder

1. Verder klaagt verzoeker erover dat de korpsbeheerder in zijn oordeel van 27 augustus 2003 niet is ingegaan op zijn klacht dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hem in een gevaarlijke verkeerssituatie heeft gebracht door hem rechts in te halen waar dat niet is toegestaan.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. De korpsbeheerder heeft aangegeven dat de secretaris van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland op 5 september 2003 verzoeker heeft meegedeeld dat zijn klacht over het rijgedrag van betrokken ambtenaar C. volgens de Commissie is verweven met het verkeersgedrag waarvoor verzoeker door betrokken ambtenaar C. is bekeurd. De klacht was zodanig verweven met de bekeurde gedraging van verzoeker dat de Commissie van mening was dat deze klacht niet-ontvankelijk was. Dat de zaak nog niet was aangemeld bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau, achtte de Commissie geen grond voor herziening.

3. In het advies van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland van 30 juli 2003 werd de klacht van verzoeker samengevat als een klacht over de bejegening door betrokken ambtenaar C. en als een klacht over het verbaliseren. De Commissie heeft de klacht over het vermeende rechts inhalen door betrokken ambtenaar C. wel genoemd onder 'De klacht', maar niet opgenomen in de klachtsamenvatting en ook verder niet besproken in het advies. Wat betreft de klacht die als verbaliseren is samengevat, verklaart de Commissie verzoeker conform de klachtenregeling (zie Achtergrond) niet ontvankelijk omdat de klacht betrekking heeft op een besluit waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft open gestaan. De Commissie geeft verder in haar advies aan dat zij zich derhalve niet zal uitspreken over de rechtmatigheid van de beschikking waarbij verzoeker een administratieve sanctie kreeg opgelegd.

De Commissie spreekt zich verder alleen uit over de verbale bejegening door betrokken ambtenaar C. De korpsbeheerder volgt het advies.

4. De Nationale ombudsman overweegt als volgt.

Een van de vereisten van een behoorlijke klachtbehandeling is dat in beginsel op alle klachtonderdelen moet worden ingegaan. Daargelaten de vraag of het juist was om verzoeker ten aanzien van de klacht over het rechts inhalen niet ontvankelijk te achten vanwege verwevenheid met de uitgeschreven kennisgeving van beschikking, staat vast dat de korpsbeheerder in navolging van de Commissie, noch verzoeker op dit punt niet ontvankelijk heeft verklaard, noch deze klacht anderszins heeft besproken. Daarmee heeft de korpsbeheerder gehandeld in strijd met genoemd vereiste van een behoorlijke klachtbehandeling.

De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging dan ook niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is gegrond wat betreft de opmerking 'je rijdt als een natte krant', en niet gegrond wat betreft de klachtbehandelaar; wat betreft de verkeerssituatie en de opmerking 'schijterd' onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.

De klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is gegrond.

Onderzoek

Op 11 september 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te Amstelveen, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland en over een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Amsterdam). Naar deze gedragingen werd een onderzoek ingesteld. De gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Een betrokken ambtenaar werd telefonisch gehoord. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Zowel verzoeker, de korpsbeheerder als de betrokken ambtenaar T. deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Betrokken ambtenaar C. gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 10 oktober 2002 onderwierpen ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzoeker aan een verkeerscontrole.

2. Verzoeker diende naar aanleiding van deze verkeerscontrole, bij brief van 15 oktober 2002, een klacht in bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Deze klacht hield onder meer het volgende in:

"Bij deze wil ik een klacht indienen tegen de agent/verbalisant (…), die mij op donderdagavond jl. omstreeks 20.00 heeft aangehouden op de Beneluxbaan in Amstelveen. (…)

Voor de goede orde en om u enig inzicht te verschaffen wil ik u allereerst een beschrijving geven van hetgeen is voorgevallen.

Ik kwam met de auto vanuit de Maalderij (Praxis) en wilde linksaf de Startbaan op (langs het politiebureau Amstelveen-Zuid) om vervolgens rechtsaf de Bovenkerkerweg en de Beneluxlaan en Gondel mijn weg te vervolgen richting mijn huis (…). Ter hoogte van de Startbaan zag ik rechts, uit de richting Bovenkerk, een licht van een brommer/motor die nog ver verwijderd was, zodat ik met het grootste gemak de Startbaan (voorrangsweg) kon oprijden. Ongeveer ter hoogte van het Politiebureau zag ik rechts van mij het licht van de bovengenoemde brommer/motor en schrok. Dit gedeelte van de weg heeft met maar één rijstrook die vlak voor het stoplicht uitloopt in drie voorsorteervakken. Nog voor dat ik mij in deze vakken bevond zag ik het bewuste voertuig naast mij voorbij rijden. Bij het stoplicht Boverkerkerweg/Startbaan aangekomen zag ik dat het bewuste voertuig een motor van de politie was. Mijn eerste gedachte was: 'dat is geen goed voorbeeld wat die agent daar gaf, rechts inhalen waar dat helemaal niet is toegestaan'. Naast elkaar stonden wij te wachten voor het stoplicht om mijn weg naar huis te vervolgen. Niets vermoedend gaf ik op de Beneluxbaan richting aan om ter hoogte van de Gondel rechts af te slaan de sneltramlijn kruisend. De motoragent stond te wachten voor het stoplicht (net als ik) op het linker voorsorteervak, toen hij heftig gebarend mijn aandacht trok. Ik heb mijn raam geopend en gevraagd wat er aan de hand was, inmiddels stonden er in de middelste rijbaan ook voertuigen te wachten voor het stoplicht. Voor zover ik dat kon begrijpen moest ik de agent volgen. Er ontstond een gevaarlijke situatie aangezien de stoplichten inmiddels groen waren geworden en de auto's in de middelste rijbaan wilde optrekken, en ik gemaand werd voorlangs de betreffende motoragent te volgen in de tegengestelde richting van de Beneluxbaan. Op dat moment begreep ik niet wat de betreffende agent bezielde totdat ik een groot aantal politieagenten zag die in de bocht van de Beneluxbaan op dat moment een verkeers/alcohol-controle hielden. Na hierop gecontroleerd te zijn, volgde ik de agent die geïrriteerd melding maakte van het feit dat ik hem geen voorrang had verleend op de Startbaan, hem volgens zijn zeggen, bijna van de weg had gereden en hem niet gevolgd was op zijn aanwijzing. Nadat ik uit de auto was gestapt, dat praat wat makkelijker, heb ik in eerste instantie op normale wijze geprobeerd uit te leggen dat de bovengenoemde feiten volstrekt niet juist waren en dat de agent de ontstane verkeerssituatie volledig verkeerd heeft ingeschat door mij rechts in te halen waar dat niet is toegestaan. Van een politieagent mag je toch verwachten dat hij het goede voorbeeld geeft. Het niet voorrang verlenen was volstrekte onzin. Blijkbaar had de betreffende agent dat bij nader inzien ook wel in gaten, het is ook geen overtreding die als zodanig vermeld staat op de aankondiging van de beschikking.

Het derde punt betreft het niet volgen op aanwijzing. Het was op dat moment donker en ik heb op geen enkel moment een gebaar of teken van de agent gekregen dat er op zou kunnen wijzen dat ik hem zou moeten volgen of dat ik zou moeten stoppen. Totdat wij bij de afslag Beneluxbaan/ Gondel waren aangekomen. Op mijn vraag hoe ik zou moeten weten dat ik de betreffende agent had moet volgen, was zijn antwoord 'ik heb het je toch gezegd'. Na de opmerking van de agent dat ik 'als een krant reed' was wat mij betreft de toon gezet voor de rest van het gesprek. Ik weet niet hoe de betreffende agent dat zo snel geconstateerd heeft, maar dit soort uitspraken van agenten doet mijn respect voor de politie niet toenemen. Ik was na deze uitspraak ook zeer geïrriteerd en heb mijn ongenoegen hier over duidelijk laten blijken. Vervolgens gaat de betreffende agent op de stoeprand staan om je toch het gevoel te geven dat hij de meerdere is en naar hem moeten luisteren. Op een opmerking van mij, die hem beledigend overkwam, vroeg hij of ik dit nog een keer wilde herhalen zodat hij mij ook voor een belediging van een ambtenaar in functie kon bekeuren. Mijn reactie hierop was, dat hij en een aantal van zijn collega's die deelgenoot van dit gesprek waren dit heel goed gehoord hadden, vond hij het nodig om mij maar een 'schijterd' te noemen, aangezien ik het vooraf-gaande niet wilde herhalen. Autoriteit verwerf je door wat je zegt en uitstraalt en moet door de betreffende verbalisant niet verward worden met superioriteit.

Zoals gezegd was op dat moment een verkeerscontrole gaande. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om een agent aan te spreken over de gang van zaken. Maar zoals het bij de politie gaat; niemand zal een collega afvallen. Een agent die de leiding had over de controle heeft mij gewezen op het feit dat ik bezwaar kon indienen. Volgens zijn zeggen was het niet direct accepteren van wat de politie zegt, aanleiding voor de betreffende verbalisant om nog meer zijn hakken in het zand te zetten. Als dit het niveau is waarop de politie denkt orde en gezag te bewaren moet er naar mijn mening nog wel wat veranderen.

Los van het gedrag van de verbalisant ben ik het in het geheel niet eens met de door hem geconstateerde overtreding(en). Als er al sprake was van een overtreding, is het de betreffende agent geweest die mij rechts heeft ingehaald op een plaats waar dit niet is toegestaan. De betreffende bekeuring is dan ook misplaatst, sterker nog, de agent zou moeten worden gewezen op het verkeerd inschatten van de verkeerssituatie. Vervolgens geeft hij geen enkel teken dat ik moet volgen dan wel stoppen, daar waar verscheidene verkeersveilige plaatsen volop aanwezig waren. Er was op dat moment tevens geen aankomend en achteropkomend verkeer aanwezig. Volgens de verbalisant was de plek waar de alcoholcontrole plaats vond de eerste beste veilige plaats om mij aan te spreken.

Uit het bovenstaande mag blijken dat ik dit voorval, welke overigens mijn eerste confrontatie met een verbalisant betrof, zeer hoog opneem en het gedrag cq. de uitspraken van de betreffende agent niet zo maar accepteer. Deze brief zal de inhoudelijke basis vormen voor het beroep dat ik zal aantekenen bij de Officier van Justitie met de aantekening dat ik dit persoonlijk wil komen toelichten.

Om het beroep wat inzichtelijk te maken voor diegene die daar over moeten oordelen heb ik inmiddels foto's gemaakt van de locatie van 'overtreding' en alle mogelijke verkeerssituaties waar de betreffende agent mij had kunnen aanspreken zonder het overige verkeer onnodig te hinderen.

Los van dit beroep bij de Officier van Justitie staat de klacht jegens de betreffende politieagent.

Ik ben mij terdege bewust van het feit dat de Politie en de Gerechtelijke macht gebukt gaan onder een (te) grote werkdruk. Het is geenszins mijn bedoeling om deze werkdruk door deze klacht/beroep nog meer te frustreren, maar ben door de mijn inziens onterechte bekeuring en het gedrag van de betreffende agent genoodzaakt actie te ondernemen."

3. In het rapport van 11 februari 2003 dat klachtbehandelaar T. naar aanleiding van verzoekers klacht opmaakte, staat het volgende vermeld:

"…Op dinsdag 11 februari te 13.00 uur sprak ik met collega A. van de Technische- en Ongevallendienst DVP betreffende zijn waarnemingen. Hij verklaarde mij als volgt:

"Ik was op donderdag 10 oktober 2002 aanwezig bij de betreffende verkeerscontrole in Amstelveen. Op een bepaald moment zag ik collega C. op de motor aan komen rijden met klager achter zich aan. Ik zag dat zij doorreden naar het eind van de controleplaats en daar uitstapten. De collega stapte van de motor en klager stapte uit de auto. Er ontstond een gesprek waar ik mij in eerste instantie niet mee heb bemoeid. Ik heb mij bezig gehouden met de controle en het begeleiden van onervaren personeel. Op enig moment echter hoorde ik klager op luide toon 'godverdomme' zeggen. Dat trok uiteraard mijn aandacht en vanaf dat moment heb ik mij enigszins in de buurt van beiden opgehouden om ondersteuning te kunnen geven indien dat nodig mocht blijken. Klager was op dat moment duidelijk ontstemd. Waarover kan ik niet zeggen, aangezien ik de aanleiding niet heb gevolgd. Wel was het duidelijk dat men het niet met elkaar eens was.

Hoewel ik het gesprek niet woordelijk heb gevolgd, kreeg ik de indruk dat de collega minimaal tweemaal klager uitleg heeft gegeven over zijn handelswijze. Vervolgens zag ik dat klager mijn richting op liep en steun zocht bij mij. Klager vertelde mij zijn versie van het gebeuren, maar bijzonderheden weet ik daar op dit moment niet meer van. Wel weet ik dat ik naar hem heb geluisterd. Ik kan mij herinneren dat ik hem toen o.a. heb uitgelegd hoe bezwaar aan te tekenen tegen een bekeuring. Ook heb ik hem de procedure rond een staandehouding uitgelegd. Daarop is klager boos weggereden. Voorzover ik heb kunnen zien en horen en het mij nu nog kan herinneren heeft de collega zich netjes en geduldig opgesteld. Ik heb hem geen onvertogen woorden horen gebruiken.

Met name de uitlatingen 'rijden als een krant' en 'schijterd' heb ik hem niet horen bezigen. Wel heb ik gezien dat de collega op een bepaald moment op de stoep ging staan. Hij was een stuk kleiner dan klager en blijkbaar wilde hij zich op wat gelijkwaardiger niveau plaatsen toen de discussie doorging. Overigens heb ik niet de indruk gekregen dat hij dat deed om autoriteit of overwicht te verwerven. Sterker nog: hij was, staande op de stoeprand, nog steeds kleiner dan klager.

Zoals gezegd heb ik wel klager horen vloeken en was dat hetgeen mijn aandacht in eerste instantie trok. Verder heb ik klager niets beledigends tegen de collega horen zeggen…"

4. In het rapport van 17 april 2003 van klachtbehandelaar T. staat onder meer het volgende vermeld:

"Op 17 januari 2003 heeft ondergetekende telefonisch contact gehad met klager. In verband met het lange tijdsverloop is dit verkozen boven schriftelijke benadering. Klager bevestigde in het kort zijn schriftelijke klacht. Hij gaf aan geen behoefte te hebben aan een gesprek, aangezien hij van mening was dat de Politie de tijd wel beter kon gebruiken. Afgesproken werd dat rapporteur collega C. zou horen en de uitkomst daarvan telefonisch zou terugkoppelen met klager. Op grond daarvan zouden dan eventueel nieuwe afspraken gemaakt kunnen worden.

Op 20 januari 2003 heeft rapporteur telefonisch met collega C., die ziek thuis was, afgesproken dat deze zijn lezing van het gebeurde via de e-mail aan rapporteur zou doen toekomen. De collega heeft dat onmiddellijk gedaan en op 21 januari bedoeld bericht verzonden. Om onbekende reden is dat niet op de bestemde plaats aangekomen, waarna dat op 11 februari 2003, nu met positief gevolg, wederom is gedaan. Deze verklaring is bij dit rapport gevoegd. De lezing van C. is anders dan die van klager. De collega concludeert in zijn rapportage dat de klacht onterecht is, dat hij zich professioneel heeft opgesteld en dat hij zich, ondanks beledigend en provocerend gedrag van klager, fatsoenlijk is blijven gedragen.

Eveneens op 11 februari 2003 heeft rapporteur gesproken met collega A., die een deel van het voorval van nabij heeft meegemaakt. Een verslag van dit gesprek is bijgevoegd. A. stelt samengevat dat collega C. zich, voorzover voor hem waarneembaar, netjes en geduldig heeft opgesteld. Op 14 februari 2003 heb ik, zoals eerder afgesproken, de rapportages van C. en A. telefonisch met klager besproken. Hij bleef bij zijn klacht, echter bevestigde woorden als: 'eikel', 'je bent een zak', en 'godverdomme' te hebben gebezigd ten aanzien van de collega. Echter, naar zijn zeggen, pas nadat deze collega daarmee was begonnen.

Tevens klager aangegeven dat C. nog altijd ziek thuis was en dat op dit moment een gesprek, wat klager nu graag wilde, niet mogelijk was. Klager gaf toen aan bereid te zijn nog enige tijd te wachten op verdere afhandeling teneinde een gesprek te kunnen realiseren.

Rapporteur heeft vervolgens telefonisch van de Commissie uitstel gekregen van de behandeling tot 14 april 2003. Dit heeft rapporteur teruggekoppeld met klager, die daarmee accoord ging.

Op 14 april 2003 bleek collega C. nog altijd ziek thuis te zijn, zonder uitzicht op snel herstel. Rapporteur heeft dit op 16 april 2003 telefonisch besproken met klager en aangeboden in een persoonlijk gesprek met rapporteur de stand van zaken tot nu toe te bespreken en voorlopig af te sluiten. Klager had geen behoefte aan een dergelijk gesprek, maar wil nog altijd e.e.a. met C. bespreken. Vervolgens heeft ondergetekende afgesproken dat het rapport op dit moment wordt afgesloten, en ingezonden aan de Commissie ter verdere besluitvorming."

5. Betrokken ambtenaar C. stelde gedurende de interne klachtprocedure een verklaring op. Deze verklaring hield onder meer het volgende in:

"Ik, C., hoofdagent van politie, (…), regiopolitie Amsterdam - Amstelland, dienstdoende bij de Dienst Verkeerspolitie, Tactische Ondersteuning verklaar naar aanleiding van de klacht gedaan door Dhr. W. (verzoeker; N.o.) het volgende:

Op donderdag 10 oktober 2001 omstreeks 20:00 uur, bevond ik mij, in uniform gekleed en met ondersteuning bij een alcoholcontrole door middel van motorsurveillance belast, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Startbaan te Amstelveen (…). Zijnde een voorrangsweg.

Ik bereed de rijbaan van de voornoemde weg met een geschatte snelheid van ongeveer 50 km/h, in de richting van de Bovenkerkerweg. Gekomen ter hoogte van de kruising tussen de Startbaan en de Maalderij zag ik vanaf de linkerzijde een personenauto de kruising vanuit de richting van de Maalderij de Startbaan naderen.

Ik zag dat de auto kort voor mij de Startbaan opreed in de richting van de Bovenkerkerweg. Hierdoor moest ik krachtig afremmen teneinde een aanrijding te voorkomen, hetgeen mij gelukte. Ik zag dat de bestuurder van deze personenauto vervolgens het verdrijvingsvlak - welke gelegen is tussen de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer en de rechter rijstrook - opstuurde en daar met lage snelheid bleef rijden over een afstand van ongeveer 40 meter.

Op het moment dat ik het voertuig tot op ongeveer 2 meter afstand aan de rechterzijde genaderd had, stuurde de bestuurder van de personenauto zijn voertuig plotseling naar rechts, waardoor ik wederom moest afremmen teneinde een aanrijding te voorkomen.

Op dat moment reed de bestuurder van de personenauto in de richting van de kruising met de Bovenkerkerweg en bereed het linker voorsorteervak voor de richting rechtsaf. Ik bereed vervolgens het rechter voorsorteervak voor de richting rechtsaf.

Aldaar trachtte ik oogcontact te maken met de bestuurder welke vervolgens dmv hevige

armbewegingen in mijn richting begon te gebaren.

Op dat moment straalde het verkeerslicht groen licht uit en zag ik dat de bestuurder opreed in de richting van de kruising met de Beneluxbaan. Gekomen ter hoogte van deze kruising, bereed de bestuurder het voorsorteervak voor de richting linksaf, in de richting van de Beneluxbaan.

Op het moment dat de bestuurder opreed in de richting van de Beneluxbaan, ben ik achter de personenauto gaan rijden, teneinde zijn rijgedrag te observeren in de richting van de alcoholcontrole.

Op de kruising tussen de Beneluxbaan en de van der Hooplaan, passeerde ik de personenauto en ging op een afstand van ongeveer 10 meter voor hem rijden. Hierbij was ik voor de bestuurder duidelijk zichtbaar. De openbare straatverlichting was aanwezig en goed werkend. Direct hier op volgend gaf ik de bestuurder een duidelijke aanwijzing mij te volgen. Ik deed dit door mijzelf om te keren in zijn richting, de bestuurder met mijn linkerhand aan te wijzen en vervolgens door middel van mijn arm een 'volgen beweging' te maken zoals te doen gebruikelijk en zoals ik die avond reeds tientallen malen eerder had uitgevoerd en door iedere eerdere bestuurder direct werden begrepen en onverwijld werd opgevolgd.

Vervolgens gaf ik door middel van de richtingaanwijzer, richting naar links aan en stuurde ik naar de linker rijstrook teneinde bij de kruising Gondel in de richting van de alcoholcontrole te kunnen rijden, welke zich op de tegenovergestelde rijbaan bevond.

Ik zag dat de personenauto rechts bleef rijden. Hierop ben ik wederom kort voor de personenauto gaan rijden en heb dezelfde heldere aanwijzing gegeven. Ik deed dit door mijzelf om te keren in zijn richting, de bestuurder met mijn linkerhand aan te wijzen en vervolgens door middel van mijn arm een 'volgen beweging' te maken.

Vervolgens gaf ik door middel van de richtingaanwijzer, richting naar links aan en stuurde ik wederom naar de linker rijstrook. Ik zag dat het achteropkomende verkeer vaart minderde, kennelijk om de bestuurder van de personenauto veilig van rijstrook te laten wisselen. Kennelijk waren mijn aanwijzingen voor de overige, achteropkomende bestuurders wel duidelijk.

Ik zag dat de bestuurder mij weigerde te volgen en zijn weg vervolgde over de rechterrijstrook om vervolgens ter hoogte van de kruising Gondel het rechter voorsorteervak op te sturen. Op dat moment moest de bestuurder van de personenauto wachten voor het rode verkeerslicht. Ik bevond mij op dat moment op de linkerrijstrook van de Beneluxbaan.

Door middel van de claxon en armgebaren maakte ik contact met de bestuurder en gebaarde hem nogmaals mij te volgen. Hierop wees de bestuurder kennelijk geïrriteerd in de richting van de Gondel en gebaarde dat hij die kant op wilde rijden. Vervolgens gaf ik de bestuurder nogmaals de aanwijzing mij te volgen waarop hij wederom druk gebaarde in de richting van de Gondel.

Op het moment dat ik de dienstmotor op de zijstandaard plaatse en wilde afstappen teneinde de bestuurder mondeling de aanwijzing te geven, opende deze het portierraam en vroeg mij op licht geïrriteerde toon wat ik van hem wilde. Waarop ik de bestuurder meedeelde mij te volgen.

Hierop gaf ik het overige verkeer een stopteken zodat de bestuurder van de personenauto op een veilige wijze de rijbaan kon kruisen.

Nadat wij beiden op de kruising met de Gondel waren gekeerd om vervolgens de Beneluxbaan in de richting van de Bovenkerkerweg op te rijden, gaf ik de bestuurder de aanwijzing halt te houden bij de alcoholcontrole, welke hij direct opvolgde.

Nadat de bestuurder door een collega was gecontroleerd op het gebruik van alcoholhoudende dranken sprak ik de man aan. Ik deelde de man mede dat hij een proces-verbaal kreeg wegens het 'niet verlenen van voorrang' (het overige verkeer niet voor laten gaan bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre R510)

Op dat moment riep de man diverse malen luidkeels 'godverdomme'. Vervolgens riep de man mij luidkeels toe dat dit niet waar was. Ik vertelde de betrokkene dat hij mij tot tweemaal bijna ondersteboven had gereden. Waarop hij wederom luidkeels 'godverdomme' riep.

Nadat ik de man meedeelde dat hij eveneens geen gevolg had gegeven aan mijn aanwijzingen, gaf hij aan deze niet te hebben gezien. Ik deelde de man mede dat mij dit 'bijzonder' leek, daar het overige verkeer wel reageerde op mijn aanwijzingen en ik dergelijke aanwijzingen vele malen eerder op deze wijze had gegeven welke allen waren herkend en opgevolgd door de betreffende bestuurders.

Nadat het voor de betrokkene duidelijk werd dat de beschikking daadwerkelijk door mij werd uitgeschreven, werd mij diverse malen luidkeels en ten overstaan van een ieder o.a. de woorden 'klootzak' toegeroepen. De klager heeft mij vervolgens uitgebreid verteld hoe overtuigd hij was van zijn goede bestuurderskwaliteiten. Hierop heb ik de betrokkene geantwoord dat ik vond dat hij reed als een 'natte krant'.

De klager stelt in zijn schrijven dat ik op dit moment plaatsnam op de stoeprand 'om hem toch het gevoel te geven dat ik de meerdere ben'. Dit is niet juist. Ik neem altijd plaats op een ten opzichte van het verkeer veilige locatie, in dit geval was dit de berm waar ik vanaf het eerste contact al had gestaan.

De klager stelt in zijn klacht dat ik uitspraken zou hebben gedaan als 'ik heb het je toch gezegd'. Dit is onjuist.

Nadat ik door de betrokkene luidkeels en ten overstaan van een ieder werd uitgemaakt voor 'eikel' was voor mij de maat vol. Teneinde dit aan de betrokkene duidelijk te maken vroeg ik hem op indringende toon zijn uitspraak te herhalen om mij er van te overtuigen dat ik het goed had verstaan. Toen de betrokkene dit weigerde, heb ik hem op indringende wijze gezegd dergelijke uitspraken tegen de politie te laten, 'daar wij niet van de padvinderij zijn'.

De klager stelt in zijn schrijven dat ik hem 'schijterd' heb genoemd, dit is niet juist.

Nadat de provocaties van de betrokkene op mij geen vat hadden, zocht hij de confrontatie op met een collega van de GIO. Deze deelde de man mede dat de betrokkene met mij in gesprek was en niet met hem. Hierop reageerde de betrokkene hevig verontwaardigd en beschimpend.

Vervolgens sprak de betrokkene collega A. aan (…). Deze gaf de man een aantal malen aan dat zijn gedrag onbehoorlijk was en dat hij over de gehele controleplaats te horen was. Danwel woorden van gelijke strekking. Met betrekking tot de exacte weergave van het gesprek verwijs ik u naar de collega A.

De reden waarom de betrokkene geen eerder stopteken heeft gekregen of ik de betrokkene niet eerder heb aangesproken is duidelijk; Dit was in het geheel niet mijn intentie. Mijn intentie was om de betrokkene naar de locatie van de alcoholcontrole te leiden en niet om hem slechts aan te spreken op zijn verkeersovertredingen.

De betrokkene stelt geen overtredingen te hebben begaan:

Het niet voorlaten gaan van het overige verkeer bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre, (oprijden van een voorrangsweg. Startbaan / Maalderij)

Het niet voor laten gaan van het overige verkeer bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre. (Verdrijvingsvlak / rechterrijstrook Startbaan)

Het niet opvolgen van de aanwijzingen, (diverse malen Beneluxbaan)

Ik beschouw de klacht van klager als niet terecht gedaan. Ik heb op professionele wijze mijn werk gedaan en heb klager op een professionele en fatsoenlijke wijze bejegend, ondanks zijn beledigende en provocerende opmerkingen in mijn richting.'

6. Bij brief van 18 april 2003 deelde klachtbehandelaar T. verzoeker het volgende mee:

"…Woensdag 16 april 2003 heb ik u telefonisch op de hoogte gebracht van de stand van zaken in de behandeling van uw klacht. Ik heb u daarbij medegedeeld dat betrokken collega nog altijd ziek thuis is en dat het voorlopig onzeker is wanneer hij weer hersteld zal zijn. Om die reden hebben wij afgesproken de behandeling af te sluiten.

De rapportage wordt hiermee afgerond en ingezonden aan de Commissie voor de Politieklachten…"

7. Verzoeker deelde de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland bij brief van 5 juli 2003 onder meer het volgende mee:

"Zoals ik in mijn eerste brief van 15 oktober 2002 heb vermeld wilde ik vanuit de Maalderij linksaf de Startbaan op. Dit gedeelte van de rijbaan bestaat uit één rijstrook voor beide richtingen en een voorsorteervak voor verkeer uit de richting Bovenkerkerweg dat af wil slaan richting politiebureau Amstelveen-Zuid. Nadat ik de Startbaan was opgereden met normale snelheid (de politiefunctionaris heeft het over een lage snelheid, wellicht reed hijzelf niet de geschatte 50 km!), reed ik over het voorsorteervak, wat niet mag, en vervolgens naar rechts. Wellicht ten overvloede, de motoragent spreekt over een verdrijvingsvlak, dit is aantoonbaar onjuist! Op dit zelfde moment reed de betreffende motoragent naast mij. Zoals vermeld in mijn brief; schrok ik hiervan, aangezien de rijbaan maar één rijstrook heeft. De motoragent beweerd dat hij moest remmen omdat ik naar rechts ging, dit terwijl hij zich naast mij bevond op een plek waar dit absoluut niet is toegestaan. Ik hoop dat u begrijpt dat je als bestuurder schrikt als er op een rijbaan met één rijstrook ineens een motor naast je opduikt. Op dat moment kon ik niet weten dat het een motoragent betrof. Op de kruising met de Bovenkerkerweg/Startbaan stonden wij beide naast elkaar voor het stoplicht, voorgesorteerd om rechts af te slaan. Ik had de intentie de betreffende motoragent aan te spreken over zijn foute verkeersgedrag, dit verklaard wellicht de 'hevige armbewegingen' waarover de motoragent spreekt. Bij nader inzien dacht ik, 'laat maar zitten voordat je het weet krijg je een bon wanneer je een politieagent aanspreekt op zijn verantwoordelijkheden'. De motoragent keek om en vervolgde net als ik mijn weg. Voor het stoplicht op de Bovenkerkerweg/Beneluxbaan stonden wij achter elkaar te wachten voor het rode stoplicht. In zijn rapport maakt de betreffende agent melding van het feit dat hij achter mij is gaan rijden, teneinde mijn rijgedrag te observeren. Dit klinkt heel aardig maar is absoluut onjuist, aangezien ik tot aan de Beneluxbaan, afslag Gondel achter de motoragent ben gaan rijden. Van enige waarschuwing/contact was geen (…) sprake. Vlak voor het stoplicht Beneluxbaan afslag Gondel werd mij duidelijk dat de betreffende motoragent iets van mij wilde. De betreffende agent maakt in zijn rapport melding van 'kennelijk geïrriteerd' en 'druk gebaarde in de richting Gondel'. Het was voor mij volstrekt onduidelijk waarom de motoragent op dat moment te kennen gaf hem te moeten volgen. De motoragent beweert dat hij wilde afstappen teneinde mij mondeling de aanwijzing te geven. Het betreft hier een rijbaan met drie rijstroken, het was donker, de stoplichten stonden op rood en ik stond voorgesorteerd op de rechterrijstrook en de motoragent op de linkerrijstrook, achter en tussen ons in stonden veel wachtende auto's voor het stoplicht. Het enige wat mij op dat moment duidelijk was, dat ik hem moest volgen. Vervolgens gingen de stoplichten op groen en de motoragent gaf de andere weggebruikers aan te stoppen, die net wilde optrekken, om mij voor te laten gaan, zodat ik de motoragent kon volgen in de tegengestelde richting van de Beneluxbaan. De motoragent doet voorkomen alsof hij alsnog vóór mij is gaan rijden om 'duidelijk' aan te geven dat ik hem moest volgen, nadat ik richting had aangegeven om rechts af voor te sorteren. Namelijk, dit was voor hem blijkbaar het signaal dat ik hem niet volgde. Het tegendeel is waar, hij reed al vanaf de kruising Bovenkerkerweg/Beneluxlaan voor mij. Voorts beweert hij dat het achteropkomende verkeer vaart minderde en dus zijn aanwijzing had gezien, ook al waren die niet voor hen bedoeld. Ik hoop dat het duidelijk is dat aankomend verkeer voor een rood stoplicht in zijn algemeenheid vaart mindert en dat dit niets te maken heeft met zijn zogenaamde 'aanwijzing'. Wellicht ten overvloede, als het voor mij zo duidelijk was dat ik de motoragent had moeten volgen, had ik hier ook gevolg aan gegeven, wat ik uiteindelijk ook heb gedaan. Ik heb geen overtreding gemaakt en heb niets te verbergen. Wel heb ik grote moeite met zijn manier/opvatting van 'volgen beweging' n. b. in het donker en op dat gegeven moment, terwijl er legio mogelijkheden waren om mij staande te houden tussen de Startbaan en de alcoholcontrole ter hoogte van de Beneluxbaan.

Na de alcoholcontrole ben ik uit mijn auto gestapt, en de motoragent de gelegenheid gegeven mij duidelijk te maken welke 'overtredingen' ik had begaan. Deze staan vermeld in mijn brief van 15 oktober 2002 en zijn rapport. Ik heb geprobeerd de motoragent duidelijk te maken dat de bijzondere manoeuvre, zoals door hem aangemerkt, volstrekt onjuist was, aangezien hij in de fout ging door mij rechts in te halen. Het tweede punt betrof het niet voor laten gaan op de Startbaan. Naar mijn stellige overtuiging was de afstand van de motor/brommer op het moment dat ik de voorrangsweg op reed ruim voldoende. De opmerking dat ik met lage snelheid op de Startbaan reed doet vermoeden dat hij zelf te hard reed en vervolgens moest remmen. Ik heb voor deze manoeuvre terecht geen procesverbaal gekregen. Als laatste betrof het niet opvolgen van aanwijzingen. In het gesprek beweerde de motoragent dat hij mij een aanwijzing had gegeven voor het stoplicht Startbaan/Bovenkerkerweg. In zijn rapport maakt hij echter melding van een aanwijzing ter hoogte van de Beneluxlaan/Gondel, die ik overigens ben opgevolgd (zie boven). De betreffende motoragent wilde niet naar mijn argumenten luisteren en deed vervolgens de uitspraak dat ik als een 'natte krant reed', nadat ik zelf had vermeld dat ik niet zo vaak auto reed. De opmerking dat ik 'overtuigd was van mijn goede bestuurderskwaliteiten' is dan ook volstrekt uit de lucht gegrepen. Wellicht ten overvloede, mijn enige verkeersovertreding die bij de politie te boek staat is het rijden op een fiets zonder licht, meer dan 25 jaar geleden! Mijn acceptatiegrens was hiermee bereikt en heb uiterst geïrriteerd gereageerd. Ik heb een aantal keer g.v.d. geroepen, wat overigens geen belediging van een ambtenaar in functie betreft. Ik heb de motoragent geen 'klootzak' genoemd, maar wel een 'eikel'. Ik heb deze uitspraak niet herhaald aangezien een aantal collega's mijn opmerking hebben kunnen vernemen. Hierop volgde zijn uitspraak dat ik een 'schijterd' was, iets wat hij ontkent. Wat hij dan wel heeft gezegd vermeld hij niet in zijn rapportage (?). Zijn uitspraken dat 'wij niet van de padvinderij zijn' heb ik niet gehoord, overigens is het gedrag van de betreffende motoragent ver beneden het niveau van de genoemde padvinderij.

De motoragent spreekt vervolgens over 'provocaties'. Ik weet niet waar hij hierop doelt, meer dan een duidelijk verschil van mening over de toedracht. Aangezien er een tiental agenten aanwezig waren heb ik geprobeerd in gesprek te komen met andere politiefunctionarissen die wellicht konden helpen in dit 'conflict' Maar zoals dat bij de politie gaat, niemand zal een collega ter plekke afvallen dan wel bijstaan, tenzij er een bedreigende situatie ontstaat. Ik heb uiteindelijk beroep gedaan op een politiefunctionaris waarvan ik de indruk kreeg dat hij enige autoriteit bezat. Deze heeft mij duidelijk gemaakt dat het niet direct accepteren van aanwijzingen van de politie, voor de verbalisant reden is om nog meer de hakken in het zand te zetten. Tevens verwees hij mij naar de klachtencommissie. De betreffende agent heeft niet gezegd, zoals beweerd door de motoragent, dat mijn gedrag onbehoorlijk was. Wel constateerde hij dat ik een aantal keer heb lopen vloeken, wat ik overigens niet ontken.

Mijn opmerking dat hij vervolgens op de stoeprand is gaan staan om mij het gevoel te geven dat hij mijn meerdere is, verklaard hij met de stelling dat hij altijd plaats neemt op een ten opzichte van het verkeer veilige locatie. Aangezien er tijdens de alcohol controle een rijbaan was afgezet bevonden wij ons tussen mijn geparkeerde auto, de rijbaan en de stoeprand en daar achter een grote middenberm. De bovenstaande bewering van de motoragent klinkt aannemelijk maar slaat nergens op.

De motoragent beweert vervolgens dat hij niet eerder een stopteken heeft gegeven. Mijn vraag is nu, wanneer heeft hij dat dan wel gedaan? In zijn rapport is hij hier erg onduidelijk over. Hij had alleen de intensie om de betrokkene naar de plaats van de alcoholcontrole te leiden en niet om mij slechts aan te spreken op mijn zogenoemde 'verkeersovertredingen'. In het gesprek dat ik ter plekke met hem had maakte hij melding van het niet opvolgen van stoptekens, te beginnen ter hoogte van de Startbaan/

Bovenkerkerweg en dat de plek waar de alcoholcontrole plaats vond de éérste beste verkeersveilige plaats was om mij aan te houden. In het rapport maakt hij melding van een stopteken ter hoogte van de Beneluxbaan/Gondel. Echter het laatst genoemde stopteken heb ik, na enige verwarring en onduidelijkheid gecreëerd door de motoragent zelf, wel opgevolgd. Dus was er geen sprake van een overtreding. Het is duidelijk dat er een discrepantie bestaat tussen het gedrag van de motoragent, zijn uitspraken ter plekke en zijn uiteindelijk rapportage. Wellicht ten overvloede, de rapportage is gemaakt nadat hij mijn brief, gericht aan de hoofdcommissaris, heeft gelezen. Het zou voor de objectiviteit beter zijn geweest zijn als de betreffende agent onafhankelijk van mijn klacht zijn bevindingen had opgeschreven. De motoragent heeft mij bij de alcoholcontrole gezegd dat ik een proces-verbaal kreeg voor de verkeerde manoeuvre ter hoogte van het Politiebureau Amstelveen-Zuid. Uit zijn rapportage komt niet duidelijk naar voren voor welke verkeerde manoeuvre ik nu eigelijk proces-verbaal heb gekregen.

Iets wat ik in mijn brief van 15 oktober 2002 vergeten ben te vermelden, is het feit dat op het moment dat ik weg reed bij de politiecontrole, de motoragent mij vierkant stond uit te lachen. Dit heeft mijn ergenis over het voorval niet doen afnemen.

In mijn brief van 15 oktober 2002 heb ik de hoofdcommissaris van politie duidelijk proberen te maken dat de betreffende politiefunctionaris mij in een verkeersonveilige situatie heeft gebracht, vervolgens procesverbaal heeft opgemaakt voor een overtreding die geen overtreding was. Vervolgens schrijft de betreffende politiefunctionaris een rapport dat vol staat met (aantoonbare) onjuistheden, belangrijke feiten weg laat (zoals het rechts inhalen op één rijstrook!), de volgorde van de gebeurtenissen door elkaar haalt en vervolgens al dan niet met opzet, spreekt over in zijn woorden 'observeren van mijn rijgedrag, door achter mij te rijden op de Beneluxlaan'.

Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben dat mijn aandeel in dit voorval en mijn uitlatingen, gedaan zijn uit frustratie over een procesverbaal dat nooit had mogen worden uitgeschreven en de daarop volgende gebeurtenissen. Sterker nog, de genoemde politiefunctionaris zou gewezen moeten worden op het volstrekt verkeerd inschatten van een verkeerssituatie, het maken van een overtreding en daarmee mij in een verkeersonveilige situatie heeft gebracht. Het verdraaien van de waarheid in zijn rapportage is bij mij dan ook helemaal 'verkeerd gevallen'. Uit bovenstaande mag duidelijk zijn dat ik met dit rapport, op nagenoeg alle punten, het volstrekt oneens ben en dit afbreuk doet aan de werkelijkheid. Het verslag van de betreffende motoragent heeft mij doen besluiten deze zaak niet te laten rusten, sterker nog, ik wil nu dat de zaak tot op de bodem wordt uitgezocht, ongeacht de werkdruk bij de Politie."

8. De Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland adviseerde de korpsbeheerder bij brief van 30 juli 2003 als volgt:

"…De klacht

Op 10 oktober 2002 vindt een verkeerscontrole plaats bij Amstelveen. Klager wordt in het kader van die controle die avond om ongeveer 20.00 uur aangehouden. Hij is ontevreden over de wijze waarop die aanhouding is geschied. Hij is rechts ingehaald door een motoragent en hij is door die agent in een gevaarlijke verkeerssituatie gebracht. Na de alcoholcontrole werd klager toegevoegd dat hij reed 'als een krant'. Hij was hierdoor zeer geïrriteerd en heeft zijn ongenoegen hierover laten blijken. De agent is toen op de stoeprand gaan staan om klager het gevoel te geven dat hij de meerdere is. De agent wilde klager een opmerking laten herhalen, opdat hij een verbaal voor belediging kon uitschrijven; toen klager dit niet deed werd hij 'schijterd' genoemd. Klager is ten onrechte bekeurd voor het niet verlenen van voorrang.

Samengevat

bejegening

verbaliseren

De ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 14 van de Klachtenregeling politiekorps Amsterdam-Amstelland (zie Achtergrond; N.o.) is de klager niet ontvankelijk indien de klacht betrekking heeft op een besluit waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan.

Voor klager heeft op grond van het bepaalde in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften beroep tegen de bekeuring opengestaan of staat er nog beroep open. De Commissie zal zich derhalve niet uitspreken over de rechtmatigheid van de beschikking waarbij klager een administratieve sanctie kreeg opgelegd, en zich in haar oordeel beperken tot de overige aspecten van het politieoptreden.

De procedure

Op 25 oktober 2002 komt de klachtbrief bij de Commissie binnen. Op 6 mei 2003 ontvangt de Commissie de politierapportage betreffende de klachtafhandeling. Als bijlagen zijn meegestuurd de verklaringen van hoofdagent C. en diens collega, hoofdagent A. De klachtbehandeling heeft vertraging opgelopen doordat de klacht aanvankelijk naar een ander district was gestuurd en wegens ziekte van C. Klager is blijkens het voorliggende dossier van een en ander door de politie op de hoogte gesteld. Bij brief van 2 juli 2003 biedt de Commissie klager schriftelijk wederhoor. Op 8 juli 2003 komt de reactie van klager binnen.

De feiten

Klager is op 10 oktober 2002 in het kader van een verkeerscontrole staande gehouden. Onenigheid tussen klager en verbalisant ontstond tijdens of na het uitschrijven van de bekeuring. C. stelt dat hij is geprovoceerd door uitlatingen van klager, en toen heeft gezegd dat klager reed als een 'natte krant'; hij zou echter het woord 'schijterd' niet in de mond hebben genomen. Klager erkent dat hij C. heeft uitgescholden voor 'eikel' - ernstiger scheldwoorden ontkent hij - maar dat dit een reactie was op diens gedrag. Voorts staat vast dat C. op enig moment op de stoep is gaan staan. Voor het overige heeft de Commissie niet kunnen vaststellen hoe de interactie tussen klager en C. precies is verlopen, nu de verklaringen op onderdelen tegenover elkaar staan.

De behoorlijkheid

Dat klager op enig moment is toegevoegd dat hij reed als een 'natte krant' acht de Commissie op zichzelf minder gewenst. Deze uitlating is echter niet van dien aard dat van onbehoorlijkheid kan worden gesproken.

Niet valt in te zien, dat een politieambtenaar zich niet op de stoep zou mogen opstellen. Van een onbehoorlijk optreden is ook met betrekking tot dit punt geen sprake.

Het advies

De Commissie adviseert u zich te onthouden van een oordeel over de uitlating 'schijterd' en de klacht voor het overige ongegrond te verklaren…"

9. De korpsbeheerder deelde bij brief van 27 augustus 2003 zijn beslissing op de klacht aan verzoeker mee. Deze beslissing hield onder meer het volgende in:

"Op grond van het onderzoek en de rapportage adviseert de Commissie mij me van een oordeel te onthouden over de uitlating 'schijterd' en de klacht voor het overige ongegrond te verklaren.

Na bestudering van het advies en onderliggende stukken heb ik besloten om het advies te volgen. Voor een nadere toelichting op mijn oordeel verwijs ik u vriendelijk naar het advies van de Commissie."

10. Uit de aantekeningen van de secretaris van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland bleek dat verzoeker haar op 29 augustus 2003 telefonisch meedeelde dat hij het totaal niet eens was met het advies van de Commissie. Verder deelde verzoeker mee dat zijn klacht met name ging om het gevaarlijke verkeersoptreden van betrokken ambtenaar C. en dat de Commissie dit niet als klachtonderdeel heeft opgenomen.

11. Verzoeker deelde de voorzitter van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland bij brief van 1 september 2003 onder meer het volgende mee:

"Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie (…) en mijn gesprek van vrijdag 29 augustus jl. met mevr. H. aangaande mijn klacht van 15 oktober 2002, doe ik u mijn reactie toekomen.

Zoals ik telefonisch heb medegedeeld ben ik bijzonder ontstemd over de uitspraak van de Commissie. Ik heb voor mijn gevoel in een klacht en een reactie op het rapport van de betreffende politieagent duidelijk aangegeven dat los van de bekeuring er een aantal zaken hebben afgespeeld die een klacht rechtvaardigen. De Commissie beperkt zich vervolgens in haar uitspraak tot de gedane uitlatingen, terwijl mijn klacht betrekking heeft op het door de politieagent veroorzaakte 'bijna ongeluk' en zijn manier van optreden daarna.

Helaas moet ik constateren dat de Commissie 'half werk' heeft afgeleverd. Ik hoop dan ook dat u alsnog kans ziet mijn klacht serieus te behandelen."

12. Op 5 september 2003 deelde de secretaris van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland verzoeker mee dat de klacht over het vermeende gevaarlijk verkeersoptreden zodanig was verweven met de bekeurde gedraging van verzoeker dat de Commissie van mening was dat deze klacht niet-ontvankelijk was.

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Bij brief van 6 januari 2004 deelde verzoeker onder meer met behulp van een aantal foto's het volgende aan de Nationale ombudsman mee:

"Nr. 3: Het eerste stoplicht waar zowel ik als de agent stonden voorgesorteerd om links af de Bovenkerkerweg (ANWB wijzer; Amsterdam/Utrecht) onze weg te vervolgen. De politieagent stond rechts en ik links. Dit was de eerste verkeerssituatie waar de politieagent en ik 'oogkontact' hadden en hem had willen aanspreken op zijn foute inhaalmanoeuvre. Tevens was dit een plek geweest om mij staande te houden.

Nr. 4: Kruising Bovenkerkerweg/Beneluxlaan. Hier staan wij voorgesorteerd (achter elkaar!) voor de richting Beneluxlaan. Ook hier is sprake van een plek waar de agent mij zonder het overige verkeer te hinderen had kunnen aanspreken.

Nr. 5: Kruising Beneluxlaan/Van der Hooplaan. Ook hier staan wij achter elkaar te wachten voor een stoplicht. De uitspraak dat de politie agent achter mij heeft gereden om mijn verkeersgedrag te observeren is volstrekt onjuist aangezien ik vanaf de plek aangegeven op foto 3 achter de politieagent ben gaan rijden. De opmerking dat hij achter mij is gaan rijden is een verzinsel om zijn vreemde gedrag achteraf goed te praten. Ook in deze verkeerssituatie was plek te over om mij staande te houden, er was nauwelijks enig achteropkomend verkeer.

Nr. 6: Kruising Beneluxbaan/Gondel. Ik stond hier rechts voorgesorteerd en de agent uiterst links met daar tussen een baan voor rechtdoor. Op dit punt werd mij duidelijk dat ik de agent moest volgen. Intussen waren alle drie de stoplicht groen geworden (optrekkende auto's) en moest ik voorlangs de agent volgen in de tegenovergestelde richting van waar wij vandaan kwamen. Hier bleek bij aankomst een (alcohol)controle te zijn."

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De korpsbeheerder reageerde bij brief van 12 januari 2004 onder meer als volgt op de klacht:

"Verzoeker klaagt erover dat een politieambtenaar hem op 10 oktober 2002 in een gevaarlijke verkeerssituatie heeft gebracht door verzoeker rechts in te halen waar dat niet is toegestaan en dat de korpsbeheerder niet op deze klacht is ingegaan. De secretaris van de Commissie voor de Politieklachten heeft blijkens een telefoonnotitie uit het dossier op 5 september 2003 aan klager meegedeeld, dat de Commissie van mening is dat deze klacht haars inziens zodanig verweven is met het verkeersgedrag van klager waarvoor hij bekeurd werd (over en weer beschuldigen van foutief rijgedrag), dat zij van mening was dat dit gedeelte van de klacht ook niet-ontvankelijk was. De telefoonnotitie is hierbij gevoegd. Dat het proces-verbaal overigens nog niet was aangemeld bij het CJIB, achtte de Commissie geen feit (dat) of omstandigheid die herziening rechtvaardigde. Ik ben het daarmee eens. Overigens kan ik op basis van het dossier geen oordeel geven over dit betreffende klachtonderdeel, daar de verklaring van klager staat tegenover die van de betrokken politieambtenaar, en ik geen reden heb de ene verklaring aannemelijker te achten dan de andere.

Voor zover verzoeker klaagt over de bejegening blijf ik bij mijn oordeel op basis van het advies van de Commissie voor de Politieklachten. Voor de overwegingen verwijs ik u naar dit advies.

De klacht dat de klachtencoördinator (ik begrijp: klachtbehandelaar), ondanks een door hem gedane toezegging, tot het moment waarop verzoeker zich tot u wendde, geen gesprek heeft georganiseerd tussen verzoeker en de betrokken ambtenaar, acht ik ongegrond. Ik verwijs u naar de verklaring van klachtbehandelaar hoofdinspecteur T., die hierbij is gevoegd. Daaruit blijkt dat T. vanwege de ziekte van de betrokken politieambtenaar de rapportage in overeenstemming met verzoeker aan de Commissie heeft gezonden. De Commissie voor de Politieklachten heeft vervolgens besloten te adviseren over deze klacht, daar klager in zijn schriftelijke reactie op de politierapportage (bijgevoegd) om een spoedig antwoord van de Commissie vroeg."

2. Bij deze reactie van de korpsbeheerder was de reactie van betrokken ambtenaar T. van 6 januari 2004 als bijlage gevoegd. Deze reactie hield onder meer het volgende in:

"Op 16 april 2003 heb ik klager telefonisch op de hoogte gesteld van het feit dat ik mijn onderzoek als klachtenbehandelaar afsloot. Betrokken collega C. was langdurig ziek en onduidelijk was op dat moment wanneer hij weer hersteld zou zijn. Klager wilde namelijk absoluut een gesprek met C. en ik kon daar op dat moment geen invulling aan geven.

Ik heb klager uitgelegd dat ik mijn behandeling zou afsluiten en het dossier, inclusief mijn rapportage, zou retourneren aan de Commissie voor de Politieklachten. Deze zou vervolgens een beslissing nemen betreffende het vervolg. In mijn schrijven aan klager (zie Bevindingen; onder A.6.; N.o.) om die telefonische afspraak te bevestigen, staat dan ook: 'Om die reden hebben wij afgesproken de behandeling af te sluiten.' Dit betreft de behandeling door mij, als klachtbemiddelaar, en niet de klacht als geheel.

Ook staat vermeld: 'De rapportage wordt hiermee afgerond en ingezonden aan de Commissie voor de Politieklachten'. 'Afronden' betreft hier dus mijn rapportage, en niet - zoals klager in zijn klacht aan de Ombudsman (…) schrijft - 'de zaak'. Vervolgens blijkt de Commissie kennelijk van mening dat het onderzoek voldoende is geweest en dat zij tot een uitspraak kan komen. Die beslissing is niet door mij genomen, reden waarom ik daarover dan ook geen oordeel kan geven."

D. Reactie verzoeker

Verzoeker deelde in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder en de reactie van betrokken ambtenaar T., bij brief van 28 januari 2004, onder meer het volgende mee:

"Wat mij opvalt na het lezen van deze brieven is het 'vluchtgedrag' van politieambtenaren die deze klacht namens de politieagent afhandelen. Vooral het niet inhoudelijk ingaan op het voorval stoort mij in hoge mate. De opmerking dat hij 'geen reden heeft om de ene verklaring aannemelijker te achten dan de andere' is onvoorstelbaar en zo gemakkelijk. Ik heb mijn inziens meer dan aannemelijk gemaakt (de foto's spreken voor zich) dat deze politieagent tegenover de klachtenbehandelaar op veel punten niet de waarheid heeft gesproken.

De opmerking dat er geen gesprek is geweest met de betrokken politieagent wordt vervolgens afgedaan met het feit dat deze ziek zou zijn en de klager snel een uitspraak van de Commissie wilde hebben is een volstrekte verkeerde weergave van de werkelijkheid. Ik heb aangegeven dat ik accoord ging met het afronden van de klacht wegens ziekte van de betreffende politieagent, met de uitdrukkelijke voorwaarden dat ik, wanneer de betreffende politieagent weer beter zou zijn, alsnog dit gesprek zou plaats vinden. Ik heb de Klachten Commissie hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Wellicht ten overvloede, als klager ben ik uiteraard niet in de positie om druk uit te oefenen op de Klachten Commissie, deze commissie bepaald de termijn waar binnen klager en politie dienen te reageren.

Ik ga er vanuit dat de betreffende politieagent momenteel weer werkzaam is, echter dit gesprek heeft nog steeds niet plaats gevonden. Tevens vermoed ik dat de hr. T., hoofdinspecteur van Politie (klachtenbemiddelaar) de zaak als afgedaan beschouwd. Vervolgens concludeert de hr. T. dat de Klachten Commissie kennelijk van mening is dat het onderzoek voldoende is geweest. Het onderzoek bestaat uit een verslag van de betreffende politieambtenaar. Het verslag van de betreffende agent staat vol met aantoonbare onjuistheden, maar de Commissie Politieklachten is van mening dat de verklaringen op onderdelen tegen over elkaar staan. De hr. T. gaat nog een stap verder door te stellen dat de rapportage van de politieagent 'het rechts inhalen' voldoende heeft verklaard, dit terwijl de betreffende politieagent geen melding maakt van rechts inhalen, maar van het afremmen (teneinde een aanrijding te voorkomen) omdat ik plotseling naar rechts ging, dit terwijl hij zich al rechts van mij bevond en als eerste bij het stoplicht arriveerde! Ik ben van mening dat zowel de hr. T., als de Klachten Commissie zich ten onrechte beperkt hebben tot 'bijzaken' (gedane uitspraken etc.) en niet inhoudelijk op de gedragingen van de politieagent zijn in gegaan. Over de rechtmatigheid van het proces-verbaal wordt ik vervolgens naar de rechter verwezen. Dit laatste is onmogelijk aangezien ik nooit een beschikking heb ontvangen. Ik neem aan dat de betreffende politieagent verantwoordelijk is voor het aanmelden van het proces-verbaal bij het CJIB. Volstrekt onduidelijk is waarom dit tot op heden niet is gebeurd. Volgens zijn zeggen heb ik drie 'overtredingen' begaan. Ik denk dat de politieagent bij nader inzien tot de conclusie is gekomen dat hij wellicht niet helemaal zeker van zijn zaak was. Ik zou de betreffende politieagent willen verzoeken deze aankondiging van de beschikking alsnog bij het CJIB aan te melden zodat ik in de mogelijkheid ben bij de rechter in beroep te gaan.

Na deze gevaarlijke manoeuvre van de politieagent ontstaat de onduidelijke situatie of hij nu wel of niet mij aanwijzingen heeft gegeven voor het volgen. Ik denk dat ik met mijn schrijven duidelijk hebt gemaakt dat de betreffende politieagent mij niet heeft gevolgd maar mij ongeveer 1 kilometer (na de zijn verkeerde inhaalmanoeuvre op de Startbaan) heeft proberen duidelijk te maken hem te volgen naar de verkeerscontrole. Een volstrekt onduidelijke situatie is het gevolg waardoor de politieagent mij voor de tweede keer in een gevaarlijke situatie brengt, door optrekkende auto's tegen te houden zodat ik voor langs de politieagent kan volgen. Mijn overtuiging was en is dat deze politieagent een groot aantal fouten heeft gemaakt en weinig professioneel heeft gehandeld.

Als laatste zou ik willen opmerken dat de conclusie van de Klachten Commissie en van de hr. T. 'dat men niet heeft kunnen vaststellen hoe de interactie tussen klager en de politieagent precies is verlopen' wel erg gemakkelijk is. Dit was wellicht wel mogelijk geweest als er een gesprek met klager en politieagent had plaats gevonden."

E. VERKLARING betrokken ambtenaar

Op 10 juni 2004 verklaarde de betrokken ambtenaar C. aan een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:

"Ik ben sedert 1992 werkzaam bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Op dit moment vervul ik de functie van ongevalanalist. Ik blijf bij mijn eerder afgelegde dan wel op schrift gesteld verklaring tijdens de interne klachtprocedure.

Wat ik mij van het gebeuren op 10 oktober 2002 kan herinneren is het volgende. Ik reed op 10 oktober 2002 op mijn motor op de Startbaan. Ik was voor een ieder herkenbaar als motoragent. Aangezien er die avond een alcoholcontrole was, zorgde ik voor de aanvoer van te controleren bestuurders. Op een gegeven moment moest ik abrupt remmen omdat een auto van links over het verdrijvingvlak met een hogere snelheid dan was toegestaan de Startbaan opreed. Vervolgens reed ik rechtsachter deze auto. Op een bepaald moment kwam ik rechts naast de auto te staan. Ik keek naar de bestuurder van die auto en zag dat de bestuurder wilde gebaren aan het maken was. Ik heb hem een teken gegeven om mij te volgen in de richting van de alcoholcontroleplaats. De bestuurder volgde mij niet. Ik ben hem vervolgens achterna gegaan. Ik heb hem tot 3 à 4 keer toe aangegeven mij te volgen. Op een gegeven moment kwam ik weer naast de auto te staan, welke auto achteraf bleek te zijn bestuurd door de heer W. Ik ben van mijn motor afgestapt en heb de heer W. gezegd dat hij mij richting de alcoholcontroleplaats moest volgen. Daar aangekomen stonden wij neus aan neus tegenover elkaar. De heer W. ging verbaal jegens mij tekeer. Ik reageerde hier niet op. Ik heb de heer W. een bekeuring gegeven voor ik meen het niet verlenen van voorrang en van rijstrook wisselen waar dit niet is toegestaan. Ook heb ik hem laten blazen in het ademanalyseapparaat; de heer W. bleek toen geen alcohol te hebben genuttigd; in ieder geval niet boven het toegestane maximum. Gedurende de confrontatie heeft de heer W. de woorden 'ik rijd goed, vind je niet' geuit of woorden van gelijke strekking. Ik heb hem hierop beantwoord dat ik vond dat hij als een 'natte krant' reed.

Verder merk ik op dat de heer W. meerdere keren had geweigerd om mij te volgen. Ik heb hem niet rechts ingehaald. Toen hij mij eenmaal had gevolgd en wij bij de alcoholcontroleplaats tegenover elkaar kwamen te staan, heb ik de heer W. aangeven dat ik hem gevraagd had om mij te volgen vanwege de alcoholcontrole en vanwege zijn rijgedrag. De heer W. heeft mij tot twee keer toe geen voorrang verleend; een keer op de Startbaan en een andere keer toen hij over een verdrijvingvlak reed. Ik heb de heer W. niet van rechts ingehaald. Ik reed slechts schuin achter hem op een afstand van 5 meter."

F. Overige informatie

Op 15 september 2004 deelde het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de Nationale ombudsman desgevraagd mee dat de (kennisgeving van) beschikking van 10 oktober 2002 nooit bij het CJIB is aangemeld.

Achtergrond

Klachtregeling regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

Artikel 13 Schorsing klachtbehandeling

"De klachtbehandeling wordt opgeschort, indien met betrekking tot de gedraging waarover wordt geklaagd, aangifte is gedaan of een klacht bij de hoofdofficier van justitie is ingediend dan wel een procedure bij een rechterlijke instantie aanhangig is zolang op die aangifte of klacht, respectievelijk in die procedure nog niet onherroepelijk is beslist. Hetzelfde geldt in geval klager gebruik maakt van het beklagrecht ingevolge artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering."

Artikel 14 Niet ontvankelijkheid

"Voor zover één van de in artikel 13 genoemde instanties, de Nationale ombudsman of de korpsbeheerder reeds eerder een uitspraak over de gedraging heeft gedaan of indien de klacht betrekking heeft op een besluit waartegen bezwaar of beroep openstaat of voor klager heeft opengestaan, is klager niet ontvankelijk."

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Verzoeker in gevaarlijke verkeerssituatie gebracht door hem rechts in te halen waar dat niet is toegestaan;.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Verzoeker onheus bejegend: "je rijdt als een natte krant";.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Ondanks toezegging geen gesprek georganiseerd tussen verzoeker en betrokken ambtenaar.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Niet ingegaan op klacht dat verzoeker in gevaarlijke verkeerssituatie was gebracht.

Oordeel:

Gegrond