Op 11 september 2002 zond het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden verzoeker een beschikking betreffende overschrijding van de maximumsnelheid. Op 19 september 2002 berichtte het CJIB hem dat door de politie per abuis een foutieve geconstateerde snelheid was ingevoerd, dat de politie had besloten om de sanctie in te trekken, en dat verzoeker de beschikking van 11 september 2002 als niet verzonden kon beschouwen.
Verzoeker klaagt erover dat het CJIB hem in deze brief meedeelde, dat een reeds betaald bedrag intern zou worden overgeboekt naar de nieuwe zaak, indien er zou worden besloten ter zake van de gedraging een nieuwe sanctie op te leggen.
Voorts acht verzoeker het onjuist dat het CJIB in zijn reactie van 9 mei 2003 op zijn terzake op 19 april 2003 ingediende klacht niet inhoudelijk is ingegaan op deze klacht.
Beoordeling
Algemeen
1. Op 11 september 2002 zond het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden verzoeker een beschikking betreffende de overschrijding van de maximumsnelheid in de gemeente Hilversum.
2. Op 19 september 2002 berichtte het CJIB verzoeker dat door de politie per abuis een foutieve geconstateerde snelheid was ingevoerd, dat de politie had besloten om de sanctie in te trekken, en dat verzoeker de beschikking van 11 september 2003 als niet verzonden kon beschouwen.
Het CJIB berichtte verder dat de politie aan de hand van de correcte gegevens zou bepalen of voor de geconstateerde gedraging een nieuwe sanctie zou worden opgelegd. Mocht het eerdere sanctiebedrag inmiddels zijn voldaan en op basis van de hernieuwde gegevens zou opnieuw een sanctie worden opgelegd, dan zou de betaling worden overgeboekt naar de nieuwe zaak.
I. Ten aanzien van de handelwijze van het CJIB
1. Verzoeker klaagt erover dat het CJIB hem heeft bericht een reeds betaald bedrag intern over te boeken naar een nieuwe zaak, indien wordt besloten ter zake van dezelfde gedraging een nieuwe sanctie op te leggen. Verzoeker stelt dat iemand, die het sanctiebedrag heeft voldaan, waarna de sanctie wordt ingetrokken, terwijl het inmiddels betaalde bedrag wordt `vastgehouden', onverschuldigd heeft betaald.
2. In reactie op deze klacht liet de minister van Justitie weten dat door correctie van de in eerste instantie opgelegde beschikking aan de betaling van de boete op dat moment de rechtsgrond komt te ontvallen. In een deel van de gevallen vindt gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig een nieuwe aanlevering aan het CJIB plaats. Het komt echter ook voor dat sprake is van enig tijdverloop, variërend van enkele dagen tot hooguit enkele weken. Een reeds ontvangen betaling wordt maximaal 3 weken gereserveerd. Is na het verstrijken van die termijn geen nieuwe zaak aangeleverd, dan wordt het bedrag alsnog teruggestort.
De minister tekende aan, dat de in dergelijke zaken gevolgde werkwijze met name berust op het uitgangspunt dat onduidelijke communicatie naar de burger en voor hem onnodige administratieve rompslomp zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Bij het kort opeenvolgend verzenden van restituties en nieuwe beschikkingen kan daarvan licht sprake zijn, temeer omdat die dezelfde gedraging betreffen. De minister merkte in dit verband op, dat het gaat om situaties waaruit uit de betaling van de oorspronkelijke beschikking kon worden afgeleid dat de burger zich in die beschikking en de daaraan ten grondslag liggende gedraging herkende.
Tegen de nieuwe sanctie staat opnieuw en onverminderd het rechtsmiddel van beroep op de officier van justitie ter beschikking, ook voor degene die in eerste instantie aan het aanwenden van dit rechtsmiddel kennelijk geen behoefte heeft gevoeld. Komt het in een dergelijke zaak tot een vernietiging dan zal met restitutie van het onverschuldigd betaalde bedrag enige tijd, afhankelijk van het verloop van de beroepsprocedure, gemoeid zijn.
3. In reactie op een nader voorgelegde vraag of een wijziging van de procedure, inhoudend dat reeds gestorte bedragen direct worden teruggestort, technisch uitvoerbaar zou zijn, antwoordde de minister van Justitie dat het bestemmen van een op een ingetrokken beschikking reeds gestort bedrag plaatsvindt door het per zaak handmatig ingeven van een bepaalde code. Terugstorting van het reeds gestorte bedrag vergt uitsluitend het ingeven van een andere code. Systeemtechnisch behoeven geen aanpassingen plaats te vinden. De aan betrokkenen te verzenden (standaard)brief zou wel moeten worden aangepast, aldus de minister.
Wel wees de minister er op, dat bijschrijving van een teruggestort bedrag normaliter plaatsvindt binnen tien werkdagen. De politie levert de nieuwe gecorrigeerde beschikkingen in het algemeen kort na het aanleveren van de onjuiste beschikkingen bij het CJIB aan. Het CJIB verwerkt deze zo snel mogelijk. In veel gevallen zal de gecorrigeerde beschikking betrokkene eerder bereiken dan de bijschrijving van het teruggestorte bedrag plaatsvindt. Dit kan volgens de minister tot veel verwarring en misverstanden aanleiding geven.
4. De Nationale ombudsman ondersteunt vanzelfsprekend het uitgangspunt dat onduidelijke communicatie naar de burger en voor de burger onnodige administratieve rompslomp zoveel mogelijk dienen te worden vermeden. Hoewel de Nationale ombudsman met het oog hierop dan ook begrip kan opbrengen voor de gekozen werkwijze van het CJIB, keurt hij deze werkwijze desalniettemin af.
5. Indien de politie besluit tot een zogenaamde correctie-politie, als gevolg waarvan de sanctie wordt ingetrokken, mist het CJIB immers een rechtsgrond en daarmee de basis om, gezien het bepaalde in de artikelen uit de WAHV (zie Achtergrond onder 1), het geld onder zich te houden.
Na intrekking van een administratieve sanctie past dan ook geen andere handelwijze dan het terugboeken van een eventueel reeds betaald bedrag. Wanneer de politie besluit om ter zake van de gedraging een nieuwe sanctie op te leggen, dient ter zake van deze nieuwe sanctie een nieuwe beschikking te worden opgelegd, en dient de inningsprocedure opnieuw te worden uitgevoerd.
In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman ziet in het voorgaande aanleiding om de minister van Justitie in overweging te geven de werkwijze van het CJIB zodanig aan te passen dat een eventueel reeds betaald bedrag bij de toepassing van een `correctie politie', niet wordt gereserveerd ten behoeve van een eventuele nieuwe sanctie, maar onverwijld wordt teruggestort aan betrokkene.
6. Wanneer het CJIB bij de terugstorting van een reeds betaald bedrag één en ander in de (standaard)brief duidelijk uitlegt naar de burger, kan het uitgangspunt dat naar de burger duidelijk moet worden gecommuniceerd en dat onnodige administratieve rompslomp zoveel mogelijk dient te worden vermeden, overigens worden behouden.
7. Overigens merkt de Nationale ombudsman op, dat de door het CJIB gevolgde werkwijze bovendien niet in overeenstemming is met het bepaalde in de `Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften' (zie Achtergrond, onder 1.4.), waarin is opgenomen dat de politie in de situatie dat zij bevoegd is tot een `correctie politie' verantwoordelijk is voor berichtgeving aan de betrokkene.
II. Ten aanzien van de klachtbehandeling
1. Voorts acht verzoeker het onjuist dat het CJIB in zijn reactie van 9 mei 2003 op zijn terzake op 19 april 2003 ingediende klacht niet inhoudelijk is ingegaan op deze klacht.
2. De minister van Justitie merkte ten aanzien van dit klachtonderdeel op, dat het CJIB verzoekers klacht abusievelijk had afgehandeld als een regulier correspondentiestuk, in plaats van op de voorgeschreven wijze van klachtafdoening. De minister achtte verzoekers klacht op dit punt gegrond.
3. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid dient de behandeling van een klacht aan een aantal voorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden zijn onder meer van belang voor het na te streven vertrouwen in de onbevooroordeeldheid van de klachtbehandelende instantie. In artikel 9:2 van de Awb is voorts bepaald dat moet worden zorg gedragen voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten.
4. Eén en ander betekent dat in ieder geval inhoudelijk dient te worden ingegaan op een klacht.
Naar aanleiding van de klachtbrief van verzoeker had het CJIB hem een antwoord van algemene strekking gezonden, zonder dat daarbij inhoudelijk was ingegaan op de klacht. Zoals ook al is aangegeven door de minister van Justitie, is dit niet juist.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, is gegrond.
Aanbeveling
De minister van Justitie wordt in overweging gegeven de werkwijze van het CJIB zodanig aan te passen dat een eventueel reeds betaald bedrag bij de toepassing van een `correctie politie', niet wordt gereserveerd ten behoeve van een eventuele nieuwe sanctie, maar onverwijld wordt teruggestort aan betrokkene.
Met zijn brief van 4 maart 2005 deelde de minister van Justitie de Nationale ombudsman mee dat het CJIB met ingang van 1 februari 2005 zijn werkwijze heeft aangepast in de zin van de aanbeveling van de Nationale ombudsman.
Onderzoek
Op 6 juni 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Hilversum, met een klacht over een gedraging van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden (CJIB).
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de minister van Justitie een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoeker en de minister van Justitie deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De minister van Justitie werd vervolgens nog een nadere vraag voorgelegd.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 11 september 2002 zond het CJIB te Leeuwarden verzoeker een beschikking met betrekking tot een administratieve sanctie betreffende overschrijding van de maximumsnelheid in de gemeente Hilversum.
2. Op 19 september 2002 berichtte het CJIB verzoeker als volgt dat deze beschikking was ingetrokken:
"…Onlangs is aan u een beschikking verzonden door het Centraal Justitieel Incasso Bureau met bovengenoemd beschikkingsnummer. Per abuis is door de politie Hilversum een foutieve geconstateerde snelheid ingevoerd.
De politie heeft besloten de sanctie in te trekken. De beschikking kan als niet verzonden worden beschouwd.
Aan de hand van de correcte gegevens zal de politie bepalen of voor de geconstateerde gedraging een nieuwe sanctie zal worden opgelegd. Wanneer de zaak met de correcte gegevens opnieuw wordt aangeleverd, zal de nieuwe beschikking een ander beschikkingsnummer hebben.
Mocht het eerdere sanctiebedrag inmiddels zijn voldaan en op basis van de hernieuwde gegevens wordt opnieuw een sanctie opgelegd, dan wordt de betaling overgeboekt naar de nieuwe zaak. Het eventueel teveel betaalde bedrag zal zo spoedig mogelijk worden teruggestort.
Als de politie geen nieuwe sanctie oplegt en het eerder sanctiebedrag is reeds voldaan, dan wordt het bedrag zo spoedig mogelijk teruggestort.
Het beschikkingsnummer vermeld in de brief is gelijk aan het beschikkingsnummer op de beschikking minus de eerste drie cijfers.
Ik bied u mijn excuses aan voor het veroorzaakte ongemak…"
3. In een brief van 19 april 2003 diende verzoeker een klacht in bij het CJIB over de gang van zaken. Hij stelde dat er geen enkele wet- of regelgeving is, waarop het inhouden van een ten onrechte betaald sanctiebedrag steunt. Een eventueel reeds betaald sanctiebedrag had derhalve, aldus verzoeker, onmiddellijk dienen te worden terugbetaald. Overigens had verzoeker het sanctiebedrag nog niet voldaan, en aangezien hij niets meer had vernomen van het CJIB, was hij er van uitgegaan dat hij geen overtreding had begaan.
4. Het CJIB antwoordde verzoeker op 9 mei 2003 als volgt:
"…Naar aanleiding van uw brief van 19 april 2003 bericht ik u het volgende.
De politie bepaalt aan de hand van de correcte gegevens of voor de gedraging een nieuwe sanctie zal worden opgelegd. In de zaak met bovengenoemd beschikkingsnummer is dat niet het geval geweest. U kunt deze zaak als afgedaan beschouwen.
Indien de politie wel een nieuwe sanctie had opgelegd, was deze sanctie in de plaats gekomen van de ingetrokken sanctie. Een inmiddels gedane betaling was in dat geval overgeboekt naar de nieuwe zaak en zou niet teruggestort zijn.
Voor het overige heb ik de inhoud van uw schrijven voor kennisgeving aangenomen..."
5. Verzoeker wendde zich vervolgens op 4 juni 2003 tot de Nationale ombudsman.
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder Klacht, en onder A. FEITEN, onder 3.
C. Standpunt Minister van Justitie
1. In een brief van 29 september 2003 reageerde de minister van Justitie. Hij liet weten dat hij naar aanleiding van verzoekers klacht het CJIB om een reactie had gevraagd.
De minister had de gevraagde reactie van het CJIB (van 15 september 2003) op 16 september 2003 ontvangen, en hij verwees voor de beantwoording van de klacht naar deze reactie. De minister liet weten zich met de inhoud en het oordeel van het CJIB, zoals weergegeven in deze brief, te verenigen.
2. De reactie van het CJIB van 15 september 2003 luidt als volgt:
"…De heer S., verder te noemen verzoeker, klaagt erover dat het CJIB te Leeuwarden hem bij brief van 19 september 2002 heeft meegedeeld dat een reeds betaald bedrag intern zou worden overgeboekt naar de nieuwe zaak, indien er zou worden besloten ter zake van de gedraging een nieuwe sanctie op te leggen. Voorts acht verzoeker het onjuist dat het CJIB in zijn reactie van 9 mei 2003 op zijn ter zake op 19 april 2003 ingediende klacht niet inhoudelijk is ingegaan op deze klacht.
Ten aanzien van het eerste deel van de klacht kan het navolgende worden opgemerkt.
Op 12 juni 2002 werd op de (…) te Hilversum geconstateerd dat met het motorvoertuig met het kenteken (…) de ter plaatse geldende maximumsnelheid werd overschreden. In verband hiermee werd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bij beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter hoogte van € 40. De bekendmaking van deze beschikking met het nummer XXX, geschiedde door toezending aan het adres van de kentekenhouder zoals dit was opgenomen in het kentekenregister. Volgens de RDW stond het kenteken ten tijde van de gedraging op naam van (…), gevestigd op het adres (…) te Hilversum. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Gooi- en Eemland blijkt dat verzoeker zelfstandig bevoegde bestuurder is van (…) en woonachtig is op het voornoemde adres. De beschikking droeg als verzenddatum 11 september 2002 en als vervaldatum 6 november 2002.
Op 12 september 2002 ontving het CJIB van de politieregio Gooi en Vechtstreek te Hilversum middels een faxbericht een zogenaamde "correctie-politie" zoals beschreven in de "Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften"; vastgesteld door het College van procureurs-generaal d.d. 29-06-1999 (Stort. 1999,137). Het verzoek tot intrekken betrof onder meer de zaak met het onderhavige beschikkingnummer XXX. De reden tot intrekking van deze zaak betrof het feit dat op de op 12 juni 2002 op de (…) te Hilversum geconstateerde snelheidsovertredingen niet de voorgeschreven meetcorrectie had plaatsgevonden.
Over deze meetcorrectie kan ik het volgende toelichten. In verband met de toegestane afwijking van de meetapparatuur wordt altijd een correctie toegepast op de snelheid die de politie heeft gemeten. De geconstateerde snelheid welke op de beschikking staat vermeld, is de gemeten snelheid na meetcorrectie. Bij een gemeten snelheid van minder dan 100 km/h bedraagt de correctie drie kilometer, bij een snelheid van meer dan 100 km/h bedraagt de correctie drie procent van de gemeten snelheid. Dit betekent dat altijd tenminste drie kilometer wordt afgetrokken van de gemeten snelheid. In de zaak met het beschikkingsnummer XXX betrof de daadwerkelijk gemeten radarsnelheid 64 km/h. Op de aan verzoeker toegezonden beschikking stond echter aangegeven dat de geconstateerde snelheid - na meetcorrectie - 64 km/h betrof wat voor de politieregio Gooi- en Vechtstreek aanleiding was tot het doen van bovengenoemde "correctie-politie".
Op het moment dat het correctieverzoek binnenkwam was de verzending van de beschikkingen met de incorrect weergegeven snelheidsgegevens reeds geschied. Uit het correctieverzoek als zodanig bleek niet of de politie terzake van de geconstateerde gedragingen een nieuwe sanctie zou opleggen. Omwille van tijdige informatie is aan alle betrokkenen op 19 september 2002 een brief toegezonden met brede informatie ter toelichting op de mogelijke scenario's. In de bewuste brief aan verzoeker wordt gesteld dat de zaak met het beschikkingnummer XXX als gesloten kan worden beschouwd en dat de politie zal bepalen of terzake de geconstateerde gedraging, door middel van een nieuwe beschikking met een ander beschikkingnummer, opnieuw een sanctie zal worden opgelegd. In de brief wordt tevens aangekondigd dat indien het sanctiebedrag reeds is voldaan het betaalde bedrag zal worden overgeboekt naar de nieuwe zaak. Een eventueel teveel betaald bedrag zal zo spoedig mogelijk worden teruggestort en indien de politie besluit geen nieuwe sanctie op te leggen zal terugstorting plaatsvinden van een alreeds betaald bedrag.
De politie heeft niet in alle gevallen een nieuwe sanctie opgelegd. De politieregio Gooi- en Vechtstreek heeft er namelijk voor gekozen om zaken waarvan de pleegdatum drie maanden of langer in het verleden lag niet opnieuw met gecorrigeerde gegevens aan het CJIB aan te leveren. In de zaak van verzoeker was de pleegdatum 12 juni 2002. Nu deze datum ten tijde van het correctieverzoek drie maanden in het verleden lag volgde er terzake van de geconstateerde gedraging geen nieuwe sanctie.
Aangezien er in de zaak met het beschikkingnummer XXX geen betaling was ontvangen was de zaak na tegenboeking van de politiecorrectie definitief afgedaan. Er behoefde slechts een boekhoudkundige handeling te worden uitgevoerd. Van restitutie of verrekening kon gelet op het ontbreken van enige betaling überhaupt geen sprake zijn. Ook indien wél een nieuwe beschikking met gecorrigeerde gegevens ter inning was aangeboden had er om deze reden van verrekening geen sprake kunnen zijn.
Indien na intrekking van een beschikking tot terugbetaling moet worden overgegaan is de gebruikelijke gang van zaken de volgende. De ingetrokken zaken worden door de afdeling Verificatie aan de hand van een lijst met de betreffende CJIB-nummers in het Muldersysteem voorzien van de bewerking "ingetrokken door opsporingsinstantie". Dit heeft tot gevolg dat de openstaande vordering in het Muldersysteem wordt tegengeboekt. De afdeling Financieel Beheer beoordeelt de zaken vervolgens met een apart programma voor het nabehandelen van beschikkingen. De overdracht van zaken van het Muldersysteem naar dit nabehandelingsprogramma geschiedt elektronisch met een wekelijkse cyclus. Het gaat hierbij overigens niet alleen om politiecorrecties, maar ook om dubbele betalingen, onverschuldigde betalingen en alle andere zaken die in het kader van de rechtshandhaving als afgedaan kunnen worden beschouwd.
Bij politiecorrecties wordt aan de hand van het proces-verbaal nummer gecontroleerd of er een nieuwe (gecorrigeerde) zaak is aangeleverd door de politie. Het terugstortingssysteem genereert automatisch openstaande zaken op kenteken. Is er door de opsporingsinstantie een gecorrigeerde beschikking aangeleverd, dan wordt een eventueel batig saldo verrekend. Het betaalde bedrag wordt naar de openstaande vordering overgeboekt. Is er geen andere openstaande vordering dan komt de zaak terecht op de terugstortingslijst en dan wordt het gehele bedrag gerestitueerd. Als uit de aantekeningen in het memoveld van Verificatie blijkt dat er een nieuwe aanlevering zal volgen, dan wordt een reeds ontvangen betaling maximaal drie weken gereserveerd.
Na verwerking van de terugstortingslijst wordt de verdere financiële afwikkeling verzorgd door de Afdeling Financiële Administratie. Het gehele proces van het bekend worden van een intrekking van een administratieve sanctie tot het daadwerkelijk terugstorten van betaalde bedragen duurt circa drie weken. Indien de opsporingsinstantie besluit tot nieuwe aanlevering van de zaak over te gaan, hetgeen in de praktijk wel gebruikelijk is, zal dat in de meeste gevallen ook binnen deze tijdspanne zijn beslag krijgen.
Tegen het opleggen van een administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, binnen zes weken na de verzenddatum beroep instellen bij de officier van justitie. Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moet de administratieve sanctie zijn voldaan. Indien de beschikking wordt ingetrokken alvorens een rechtsmiddel is ingesteld is daarmee het belang van betrokkene niet geschonden. Ook indien de beschikking, hangende het beroep bij de officier van justitie, wordt ingetrokken is dit niet in het nadeel van betrokkene. Indien betrokkene de sanctie reeds heeft voldaan voordat intrekking plaatsvindt zal restitutie plaatsvinden indien geen nieuwe beschikking volgt. Indien wel een nieuwe beschikking volgt zal het betaalde bedrag op deze zaak worden geboekt. Een eventueel teveel betaald deel zal worden teruggestort. Tegen een nieuwe sanctie staat opnieuw en onverminderd het rechtsmiddel van beroep op de officier van justitie ter beschikking. Het reeds betaald zijn van de sanctie staat aan het aanwenden van dit rechtsmiddel niet in de weg. In dit laatste geval zal terugbetaling van het reeds betaalde sanctiebedrag volgen indien de officier van justitie als gevolg van het ingestelde beroep de beschikking vernietigt.
Verzoeker beklaagt zich feitelijk over de enkele mededeling dat een reeds betaald bedrag zal worden overgeboekt naar een nieuwe zaak indien er wordt besloten om terzake de gedraging een nieuwe sanctie op te leggen. Op basis van het voorgaande concludeer ik dat de belangen van verzoeker door middel van de procedure zoals in de brief van 19 september 2002 uiteengezet op geen enkele wijze zijn geschaad. Ik acht de door verzoeker geformuleerde klacht ten aanzien van het handelen van het CJIB op dit punt dan ook ongegrond.
Ten aanzien van het tweede deel van de klacht merk ik het volgende op.
Op 22 april 2003 ontving het CJIB van verzoeker een klaagschrift d.d. 19 april 2003. Dit klaagschrift had behandeld dienen te worden volgens de regels van de klachtregeling CJIB welke is gebaseerd op en voldoet aan de eisen die gesteld zijn in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In plaats van op de voorgeschreven wijze van klachtafdoening heeft het CJIB op 9 mei 2003 de klacht van verzoeker abusievelijk afgehandeld als een regulier correspondentiestuk.
Ik stel vast dat het CJIB jegens verzoeker op dit punt procedureel niet geheel juist heeft gehandeld om welke reden ik de door verzoeker geformuleerde klacht ten aanzien van dit punt gegrond acht. Ik kan u berichten dat ik bij de betreffende ambtenaar aandacht heb gevraagd voor een correcte en zorgvuldige uitvoering van de klachtregeling CJIB. Inhoudelijk gezien is de reactie van het CJIB van 9 mei 2003 in lijn met hetgeen ik hiervoor bij het eerste klachtdeel heb opgemerkt..."
D. Reactie verzoeker
In reactie op de toegezonden reactie van de minister van Justitie liet verzoeker op 3 november 2003 weten dat het CJIB in de brief van 15 september 2003 voorbij ging aan de essentie van zijn klacht, namelijk, dat iemand, die het sanctiebedrag heeft voldaan, waarna de sanctie wordt ingetrokken, terwijl het inmiddels betaalde bedrag wordt `vastgehouden', onverschuldigd heeft betaald.
Verzoeker merkte hierover het volgende op:
"…Voor iemand, die reeds het sanctiebedrag heeft voldaan, geldt dat sprake is van een onverschuldigde betaling. Aan de zijde van het CJIB past hierop louter een onmiddellijke terugstorting en niet het plegen van eigenrichting door het bedrag, zonder dat men hierop volgens de wet- en regelgeving recht heeft, onder zich te houden. Zou alsnog van een overtreding sprake zijn, dan is zelfs in dit geval het niet terugstorten van het ingehouden bedrag niet aan de orde, omdat de betaling van een sanctie niet eerder dient te geschieden dan uiterlijk acht weken na de nieuwe beschikking of, als administratief beroep is ingesteld en dit ongegrond is verklaard, uiterlijk acht weken na de beslissing op beroep. Indien dit gegrond wordt verklaard, behoeft uiteraard helemaal geen betaling plaats te vinden. In dit laatste geval zou het CJIB, gezien de duur van alle stadia van de gehele procedure, soms wel gedurende een vol jaar ten onrechte over het bedrag hebben beschikt…"
E. NADERE VRAGEN
Mede naar aanleiding van verzoekers brief legde de substituut-ombudsman de minister op 19 november 2003 het volgende voor:
Als bijlage bij uw brief aan de Nationale ombudsman was een brief gevoegd van het CJIB van 15 september 2003.
In deze brief is aangegeven dat op 12 juni 2002 te Hilversum werd geconstateerd dat met een voertuig dat op naam staat van verzoeker, de ter plaatse geldende maximumsnelheid werd overtreden. In verband hiermee werd op grond van de WAHV bij beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter hoogte van € 40. Deze beschikking (met het nummer XXX) droeg als verzenddatum 11 september 2002 en als vervaldatum 6 november 2002.
Op 12 september 2002 ontving het CJIB van de politieregio Gooi- en Vechtstreek een zogenaamde correctie-politie. De reden tot intrekking van deze zaak betrof het feit dat op de terzake geconstateerde snelheidsovertreding niet de voorgeschreven meetcorrectie had plaatsgevonden.
Op het moment dat het correctieverzoek binnenkwam, was de verzending van de beschikkingen met de incorrect weergegeven snelheidsgegevens reeds geschied. Uit het correctieverzoek als zodanig bleek niet of de politie terzake van de geconstateerde gedragingen een nieuwe sanctie zou opleggen. Omwille van tijdige informatie was aan alle betrokkenen op 19 september 2002 een brief toegezonden met informatie ter toelichting op de mogelijke scenario's. In de bewuste brief aan verzoeker werd gesteld dat de zaak met het beschikkingnummer XXX als gesloten kon worden beschouwd en dat de politie zou bepalen of terzake de geconstateerde gedraging, door middel van een nieuwe beschikking met een ander beschikkingnummer, opnieuw een sanctie zou worden opgelegd.
In die brief stond onder meer, dat indien het sanctiebedrag reeds was voldaan, het betaalde bedrag zou worden overgeboekt naar de nieuwe zaak. Een eventueel teveel bedrag zou zo spoedig mogelijk worden teruggestort en indien de politie besloot geen nieuwe sanctie op te leggen, zou terugstorting plaatsvinden van een al betaald bedrag.
Graag zou ik van u vernemen of de beschreven handelwijze een standaard werkwijze is van het CJIB en hoe vaak een dergelijke handelwijze wordt toegepast.
Voorts verzoek ik u mij te delen welke rechtsgrond ten grondslag ligt aan deze handelwijze, waarbij, zonder dat al vast staat dat terzake een (nieuwe) sanctie wordt opgelegd, geld wordt 'vastgehouden' bij het CJIB. Zoals ook verzoeker in zijn brief van 3 november 2003 aantekent, kan dit bijvoorbeeld betekenen dat het CJIB een - na afronding van de gehele procedure ten onrechte betaald - bedrag alsnog dient terug te storten na dat lange tijd onder zich te hebben gehouden.
F. reactie MINISTER VAN JUSTITIE
In reactie op de brief van de substituut-ombudsman liet de minister op 16 januari 2004 het volgende weten:
"…Bij brief van 19 november 2003 verzocht u mij om een reactie op nadere vragen naar aanleiding van een klacht van de heer S. te Hilversum.
In het ambtsbericht van het CJIB van 15 september 2003 in deze zaak, u toegezonden bij brief van 29 september 2003, is gedetailleerd beschreven hoe het administratieve proces binnen het CJIB verloopt bij een zogenaamde "correctie-politie". Naar aanleiding van de specifieke nadere vraag daaromtrent kan ik u bevestigen dat de weergegeven handelwijze een standaard werkwijze is van het CJIB.
In het kalenderjaar 2002 heeft het CJIB 119 maal een "correctie-politie" verwerkt waarbij het in totaal 35.356 beschikkingen betrof. In 3.961 van de gevallen waarin er een gecorrigeerde beschikking werd gezonden - betrekking hebbende op dezelfde gedraging als waarvoor de ingetrokken beschikking was opgelegd - was de sanctie door betrokkene ten tijde van de intrekking reeds voldaan en werd dit betaalde bedrag overgeboekt naar de nieuwe zaak.
Medio december 2003 had het CJIB voor het jaar 2003 54 maal een "correctie-politie" ontvangen waarbij het in totaal 20.823 beschikkingen betrof.
In 3.288 gevallen werd een alreeds betaald sanctiebedrag overgeboekt naar een nieuwe zaak welke betrekking had op dezelfde gedraging als waarvoor de ingetrokken beschikking was opgelegd.
Door correctie van de in eerste instantie opgelegde beschikking komt aan de betaling van de boete op dat moment de rechtsgrond te ontvallen. In een deel van de gevallen vindt gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig een nieuwe aanlevering aan het CJIB plaats. Het komt echter ook voor dat sprake is van enig tijdverloop, variërend van enkele dagen tot hooguit enkele weken. Zoals aangegeven in het ambtsbericht van 15 september 2003 wordt een reeds ontvangen betaling maximaal drie weken gereserveerd. Is na het verstrijken van die termijn geen nieuwe zaak aangeleverd, dan wordt het bedrag alsnog teruggestort. De in dergelijke zaken gevolgde werkwijze berust met name op het uitgangspunt dat onduidelijke communicatie naar de burger en voor hem onnodige administratieve rompslomp zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Bij het kort opeenvolgend verzenden van restituties en nieuwe beschikkingen kan daarvan licht sprake zijn, temeer omdat die dezelfde gedraging betreffen. Hierbij zij opgemerkt dat het gaat om situaties uit de betaling van de oorspronkelijke beschikking kon worden afgeleid dat de burger zich in die beschikking en de daaraan ten grondslag liggende gedraging herkende.
Zoals reeds in het ambtsbericht van 15 september 2003 aangegeven, staat tegen de nieuwe sanctie opnieuw en onverminderd het rechtsmiddel van beroep op de officier van justitie ter beschikking, ook voor degene die in eerste instantie aan het aanwenden van dit rechtsmiddel kennelijk geen behoefte heeft gevoeld. Komt het in een dergelijke zaak tot een vernietiging dan zal met restitutie van het onverschuldigd betaalde bedrag enige tijd, afhankelijk van het verloop van de beroepsprocedure, gemoeid zijn…"
G. NADERE REACTIE verzoeker
Verzoeker tekende in zijn reactie op de brief van de minister van Justitie aan, dat deze bevestigde dat door de correctie (het vervallen) van een beschikking de rechtsgrond van de betaling van de boete komt te vervallen, waardoor een eventueel betaald bedrag onverschuldigd is betaald. Voor het overige handhaafde hij zijn eerder weergegeven standpunt.
Achtergrond
1. Bepalingen met betrekking tot de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV - Wet Mulder):
1. Artikel 1 (voor zover in dit verband relevant) WAHV:
"1. In deze wet wordt verstaan onder:
(…)
- gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2".
2. Artikel 2 (voor zover in dit verband relevant) WAHV:
"1. Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Provinciewet of de Gemeentewet (Stb. 1992, 96), worden op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties opgelegd. Voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard zijn uitgesloten.
2. Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht."
3.1. Artikel 22 WAHV:
"1. Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen."
3.2. Artikel 4 (voor zover in dit verband relevant) `Besluit administratiefrechtelijke handhaving handhaving verkeersvoorschriften 1994':
"De betaling van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen en kosten geschiedt door storting of overschrijving op een daartoe bestemde giro- of bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau."
3.3. Artikel 5 `Besluit administratiefrechtelijke handhaving handhaving verkeersvoorschriften 1994':
"1. Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak het Openbaar Ministerie te ondersteunen bij zijn taak met betrekking tot de inning van de administratieve sancties en de daarop gevallen verhogingen en kosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet.
2. Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het Openbaar Ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun taken verlangen.
3. De bevoegde ambtenaren verstrekken het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens, die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel."
4. Uit de `Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften' (Staatscourant 1999, nr. 137, Staatscourant 2000, nr. 236 en 238):
"2. Correctie-politie
De politie is uitsluitend met inachtneming van de overeengekomen procedures en voorwaarden bevoegd een bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) aangeleverde zaak in te trekken (correctie politie). De politie is in deze situatie verantwoordelijk voor berichtgeving aan de betrokkene. Een betrokkene die naar aanleiding van een opgelegde beschikking inhoudelijk verweer voert moet worden verwezen naar de beroepsprocedure, tenzij er sprake is van een aperte misslag."
A. Wanneer is correctie-politie toegestaan?
* Nadat gebleken is dat een fout heeft geleid tot het opleggen van een sanctie aan een (rechts)persoon die de gedraging niet heeft verricht.
* Nadat gebleken is dat een fout heeft geleid tot het opleggen van een sanctie aan een betrokkene, die over een terzake dienende geldige ontheffing/vergunning/vrijstelling beschikt.
* Op verzoek van de beschikkende c.q. de daarvoor aangewezen ambtenaar.
B. Voorwaarden
* De correctie vindt plaats binnen zes weken na dagtekening van de beschikking en wordt schriftelijk vastgelegd.
* De correctie wordt door (…; woord ontbreekt; N.o.) de beschikkende ambtenaar indien sprake is van inhoudelijke fouten, en/of
* Door de applicatiebeheerder van het bekeuringsafhandelingsysteem indien er sprake is van invoerfouten.
C. Uitzondering
* De correctie-politie kan ook plaatsvinden op initiatief van het CJIB. Dit kan uitsluitend in die gevallen waarin de aanwijzing niet voorziet."
2. Algemene wet bestuursrecht (Awb):
Artikel 9:2:
"Het bestuursorgaan draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over zijn gedragingen en over gedragingen van bestuursorganen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn."