Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Landgraaf in de brief van 26 maart 2004 waarmee zijn klacht is afgehandeld, voorbij is gegaan aan zijn klacht over het door de gemeente gevoerde beleid in aangelegenheden zoals de zijne en het “langs-elkaar-heengewerk”, zoals de omstandigheid dat aan hem op 10 maart 2004 een dwangbevel is uitgereikt voor de betaling van een aanslag waarvoor hij al op 28 december 2003 om uitstel van betaling had verzocht.
Beoordeling
1. Verzoeker is op 26 november 2003 bij het Gerechtshof te Den Bosch in beroep gekomen tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf op zijn bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke belastingen over 2003.
De gemeente zond verzoeker een aanmaning, gedagtekend 15 december 2003, met het verzoek het nog openstaande bedrag van de betreffende aanslag, verhoogd met aanmaningskosten, te voldoen. Verzoeker maakte bij brief van 28 december 2003 bij de gemeente Landgraaf bezwaar tegen de in rekening gebrachte kosten, onder verwijzing naar zijn, op 26 november 2003 bij de belastingrechter ingestelde beroep, en met het verzoek hem uitstel van betaling te verlenen totdat in beroep uitspraak was gedaan. Op dit bezwaarschrift, tevens verzoek om uitstel, heeft de gemeente pas gereageerd naar aanleiding van verzoekers brief van 10 maart 2004, die betrof een hem op die dag betekend dwangbevel, met bevel tot betaling. De gemeente Landgraaf verleende verzoeker per brief van 17 maart 2004 alsnog uitstel, met de mededeling dat gelet op zijn verzoek van 28 december 2003 het dwangbevel was komen te vervallen.
2. Verzoeker diende bij de gemeente Landgraaf op 19 maart 2004 een klacht in “ wegens het gevoerde beleid bij de gemeente Landgraaf in deze aangelegenheden en tevens wegens het `langs-elkaar-heengewerk' ”, onder verwijzing naar het door hem ingestelde beroep en het op 10 maart 2004 aan hem betekende dwangbevel.
De gemeente Landgraaf deelde verzoeker daarop per brief van 26 maart 2004 mee, dat zijn klacht buiten behandeling was gesteld, omdat hij met betrekking tot de getroffen invorderingsmaatregel bezwaar had kunnen maken of beroep had kunnen instellen.
Volgens verzoeker heeft die reactie echter niets van doen met zijn klacht, om welke reden hij zich tot de Nationale ombudsman wendde.
3. Indien een bestuursorgaan een klacht ontvangt is het ingevolge hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht tot een behandeling van die klacht tenzij het betreft een bij of krachtens de wet geregelde uitzondering. Een dergelijke uitzondering vormt de omstandigheid dat de klacht betrekking heeft op een gedraging waartegen door de klager bezwaar gemaakt had kunnen worden of waartegen door hem beroep kan of kon worden ingesteld. In een dergelijke situatie is het bestuursorgaan bevoegd, maar niet verplicht tot behandeling van de klacht.
Een belanghebbende kan tegen een gedraging van een bestuursorgaan die tevens een besluit is, zowel opkomen via het indienen van een klacht als door het maken van bezwaar.
Afhankelijk van de bedoeling van de klager vindt behandeling plaats als bezwaarschrift, klaagschrift, of als bezwaar- en klaagschrift.
4. Verzoekers brief van 19 maart 2004 kon, gelet op de aard en strekking daarvan, slechts worden opgevat als een klacht over de gang van zaken in zijn geval, en had dus als zodanig moeten worden afgedaan. De per brief van 26 maart 2003 aan verzoeker meegedeelde beslissing dat zijn klacht buiten behandeling wordt gelaten omdat hij een bezwaarschrift had kunnen indienen, berust dan ook niet op een voldoende motivering.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Landgraaf, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, is gegrond.
Met instemming is kennisgenomen van het feit dat de gemeente Landgraaf de interne communicatie zodanig zal verbeteren dat het risico van langs elkaar heenwerken tot een minimum wordt beperkt. Terecht zijn aan verzoeker excuses aangeboden voor de gang van zaken.
Onderzoek
Op 7 april 2004 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 6 april 2004, van de heer G. te Landgraaf, met een klacht over een gedraging van de gemeente Landgraaf.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De gemeente Landgraaf deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. De gemeente Landgraaf legde aan verzoeker een aanslag gemeentelijke belastingen over 2003 op, gedagtekend op 30 april 2003, welke uiterlijk 31 augustus 2003 moest zijn voldaan. Verzoeker diende tegen deze aanslag een bezwaarschrift in.
De beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf (het college) op verzoekers bezwaar werd op 23 oktober 2003 verzonden. Verzoeker tekende tegen de beslissing op zijn bezwaar op 26 november 2003 beroep aan bij het Gerechtshof te Den Bosch.
2. De gemeente Landgraaf zond verzoeker een aanmaning, gedagtekend 15 december 2003, voor het nog openstaande deel van de betreffende aanslag, met het verzoek dat bedrag alsmede de aanmaningskosten van € 4 binnen 10 dagen te voldoen.
3. Verzoeker wendde zich per faxbericht van 28 december 2003 tot de gemeente Landgraaf met het volgende:
“…Hierbij teken ik bezwaar aan tegen de aanmaningskosten van vorenstaande aanslag.
Ik heb op 26 november jl. beroep aangetekend tegen Uw afwijzing van mijn bezwaar en ik verzoek U mij uitstel van betaling te verlenen totdat de uitspraak is geweest...”
De gemeente Landgraaf reageerde niet op dit verzoek.
4. De gemeente Landgraaf betekende op 10 maart 2004 aan verzoeker een dwangbevel, met bevel tot betaling voor het nog openstaande bedrag van de betreffende aanslag, verhoogd met de kosten van € 56,00.
5. Naar aanleiding van het dwangbevel schreef verzoeker de gemeente Landgraaf per fax op 10 maart 2004 het volgende:
“...Tegen vorenstaande aanslag heb ik beroep aangetekend bij het Gerechtshof te Den Bosch en derhalve om uitstel van betaling verzocht bij de gemeente Landgraaf.
De betreffende korrespondentie deponeer ik hedenmiddag in de brievenbus van de Gemeente en gaat ook hierbij…”
6. De gemeente Landgraaf deelde verzoeker per brief van 17 maart 2004 onder meer het volgende mee:
“Uw verzoek om uitstel van betaling is per fax aan ons gestuurd d.d. 28 december 2003, terwijl de aanmaning gedateerd is op 15 december 2003. Deze is derhalve terecht opgelegd. Het dwangbevel is uitgevaardigd op 8 maart 2004 en komt hiermee te vervallen, omdat deze datum later ligt dan de aanvraag van uitstel van betaling. Naar aanleiding van uw ingediend bezwaarschrift hebt u een uitnodiging gehad voor een hoorzitting, waarvan u geen gebruik hebt gemaakt.
Uitstel van betaling is verleend tot 11 juni 2004, indien er dan nog geen duidelijkheid is in deze zaak, zult u opnieuw uitstel van betaling dienen aan te vragen.”
7. Verzoeker diende per faxbericht van 19 maart 2004 een klacht in bij de gemeente Landgraaf. Onder verwijzing naar zijn beroepschrift schreef hij onder meer het volgende:
"Op 10 maart j.l. staat Uw deurwaarder voor de deur met een Dwangbevel n.a.v. vorenstaande aanslag?
U zult begrijpen dat dit niet kan en het is ook niet de eerste keer dat dit gebeurd.
Ik dien hierbij een klacht in wegens het beleid bij de gemeente Landgraaf in deze aangelegenheden en tevens wegens het “langs-elkaar-heengewerk"."
8. De gemeente Landgraaf informeerde verzoeker bij brief van 26 maart 2004, verzonden op 2 april 2004, als volgt over de afdoening van zijn klacht:
“In (de bij de brief gevoegde; N.o.) Klachtenregeling kunt u lezen dat een klacht buiten behandeling blijft indien zij betrekking heeft op een gedraging waartegen door de klager bezwaar gemaakt kan of kon worden of waartegen door klager beroep kan of kon worden ingesteld. Dit artikel is in uw geval van toepassing nu er geen verzoek om uitstel voor de beroepsprocedure is gedaan en het gehele invorderingstraject eigen en voldoende eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden bieden.
In beroepsprocedures hebben de gemeente en het Gerechtshof ieder hun eigen verantwoordelijkheden. Het indienen van beroep betekent dus niet automatisch uitstel van betaling, ook niet voor het bestreden deel. Dit moet expliciet aan de gemeente (dus niet aan het Gerechtshof) worden gevraagd en er moet expliciet positief door de gemeente op worden beslist.
Ik heb geconstateerd dat er geen verzoek tot uitstel van betaling voor de beroepsprocedure door u bij de gemeente is ingediend. Er is dus geen sprake van uitstel van betaling.
U bent dus verplicht gewoon te betalen in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedure. Overigens is er bij het niet vragen van uitstel van betaling van gemeentelijke belasting geen man over boord. De wet kent immers bepalingen die waarborgen dat bij achteraf vastgesteld gelijk aan uw zijde u het teveel betaalde deel gerestitueerd krijgt. (…)
Vervolgens kan er tegen aanmaningen, de kosten daarvan alsmede alle overige stappen in het invorderingstraject dus ook tegen een betekend dwangbevel steeds afzonderlijk bezwaar gemaakt worden en is er dus eigen rechtsbescherming.
Ik stel uw klacht dan ook met gebruikmaking (...) van de Klachtenregeling buiten behandeling. Deze buiten behandeling stelling geschiedt dus ruimschoots binnen de (daarvoor geldende; N.o.) termijn van 4 weken."
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker is weergegeven in de klachtsamenvatting onder Klacht.
C. StandpunT gemeente landgraaf
In reactie op de klacht deelde de gemeente Landgraaf onder verwijzing naar de hiervoor, onder Bevindingen, opgenomen feiten en omstandigheden, onder meer het volgende mee:
“Op het moment dat de beslissing op de klacht werd genomen, verkeerde de klachtbehandelaar in de veronderstelling dat er geen uitstel van betaling was gevraagd noch verleend.
In dat licht bezien is de afdoeningsbrief inhoudelijk niet onjuist.
Het computersysteem gaf op het moment van klachtafdoening ook aan dat de heer G. niet “op uitstel stond”.
Indien de heer G. nu klaagt over het “langs-elkaar-heen-gewerk” heeft hij dus gelijk.
Dat gelijk heeft dan betrekking op het feit dat uitstel van betaling reeds op 28 december 2003 gevraagd is en hierop niet is beslist en dit zelfs heeft geleid tot een onterecht opgelegd dwangbevel, weliswaar later ingetrokken maar niettemin.
Ook had het verleende uitstel in het computersysteem geregistreerd moeten worden.
Overigens is het ongebruikelijk dat er zodanig ongeclausuleerd uitstel wordt verleend als in de brief van 18 maart 2004 aan de heer G. aangezien het vast beleid is dat dit alleen voor het bestreden deel verleend kan worden.
Nu de situatie echter aldus ontstaan is, zeg ik u toe dat de heer G. uitstel van betaling van het gehele aanslagbedrag krijgt, gedurende de beroepsprocedure over de aanslag OZB 2003 tot 6 weken na de uitspraak door het gerechtshof.
Tevens zal de interne communicatie zodanig verbeterd worden dat het risico van langs elkaar heen werken tot een minimum wordt beperkt.
Tot slot bied ik de heer G. namens de gemeente Landgraaf mijn excuses aan voor deze gang van zaken.“
Achtergrond
1. Gemeentewet
Artikel 231, eerste lid
“Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.”
2. Algemene wet bestuursrecht
Artikel 9:8, eerste lid, onder c. en d.
“Het bestuursorgaan is niet verplicht de klacht te behandelen indien zij betrekking heeft op een gedraging:
(...)
c. waartegen door de klager bezwaar gemaakt had kunnen worden,
d. waartegen door de klager beroep kan of kon worden ingesteld;”
3. Invorderingswet 1990
Artikel 25, eerste lid
“De ontvanger kan onder door hem te stellen voorwaarden aan een belastingschuldige voor een bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling verlenen. Gedurende het uitstel vangt de dwanginvordering niet aan, dan wel wordt deze geschorst.”