2004/298

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland geen proces-verbaal heeft opgemaakt van een verkeersongeval op 24 november 2000, waarbij verzoeker een vingerkoot is kwijtgeraakt.

Door het ontbreken van dit proces-verbaal komt verzoeker niet in aanmerking voor schadevergoeding door het Waarborgfonds Motorverkeer.

Verder klaagt verzoeker erover dat dit politiekorps hem in zijn klacht van 17 april 2003 over het voorgaande bij brief van 25 juni 2003 niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege overschrijding van de jaartermijn, terwijl verzoeker pas in oktober 2002 bekend is geworden met het ontbreken van het proces-verbaal.

Beoordeling

I. Feiten

1. Verzoeker stond op 24 november 2000 met zijn vrachtwagen voor het verkeerslicht op de Hoofdtocht in Zaandam, toen een bestelbus voor hem in de middenberm kwam vast te staan. Tijdens het helpen bij het wegslepen van deze bestelbus door een terreinwagen, is verzoeker een vingerkoot van zijn wijsvinger kwijtgeraakt.

Politieambtenaren van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland zijn bij dit voorval ter plaatse geweest. Verzoeker is vervolgens per ambulance naar het ziekenhuis gebracht.

2. Volgens verzoeker was de bestuurder van de terreinwagen bereid om de bestelbus uit de middenberm te trekken. Verzoeker heeft hierbij zijn hulp aangeboden. Tijdens het bevestigen door verzoeker van de sleepkabel onder de bestelbus, is de terreinwagen in beweging gekomen. Hierdoor is hij zijn vingerkoot kwijtgeraakt, aldus verzoeker.

3. Verzoeker heeft het voorval van 24 november 2000 in 2001 voorgelegd aan de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering (SRK Rechtsbijstand) te Zoetermeer met het verzoek om hem bij te staan in het verhalen van de schade die hij heeft geleden. Verzoeker was niet bekend met de namen van de bestuurders van de bestelbus en de terreinwagen.

SRK Rechtsbijstand heeft hierop contact opgenomen met het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland met het verzoek om nadere informatie over het ongeval. Het politiekorps heeft laten weten dat van het ongeval geen proces-verbaal was opgemaakt.

4. SKR Rechtsbijstand heeft verzoeker bij brief van 23 oktober 2002 laten weten dat het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland geen proces-verbaal had gemaakt van het ongeval, omdat zij geen strafbare feiten had waargenomen. Het voorval was op 24 november 2000 wel gemuteerd in het bedrijfsprocessensysteem van de politie, met daarin de namen van verzoeker en de heer D., de bestuurder van de bestelbus. Er waren door de politie verder geen getuigen gehoord.

5. Bij brief van 17 april 2003 heeft verzoeker een klacht bij de Nationale ombudsman ingediend over het ontbreken van een proces-verbaal. Omdat verzoeker nog niet had voldaan aan het kenbaarheidsvereiste, heeft de Nationale ombudsman deze klacht bij brief van 11 juni 2003 ter behandeling doorgestuurd aan de beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland.

De klachtbemiddelaar van dit korps heeft verzoeker bij brief van 25 juni 2003 laten weten dat zijn klacht niet in behandeling werd genomen, omdat verzoeker de klacht langer dan een jaar na de gedraging van de politie had ingediend.

II. Met betrekking tot het niet behandelen van de klacht

1. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland hem in zijn klacht van 17 april 2003 bij brief van 25 juni 2003 niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege overschrijding van de jaartermijn, terwijl verzoeker pas in oktober 2002 bekend is geworden met de gedraging waarover hij klaagt; het ontbreken van een proces-verbaal.

2. De korpsbeheerder acht de klacht op dit punt niet gegrond. Volgens de korpsbeheerder bemerkte verzoeker eerst twee jaar na het incident dat geen proces-verbaal was opgemaakt. Gelet op de ernst van de zaak voor verzoeker lijkt dat de korpsbeheerder erg laat. Hij had deze informatie eerder kunnen hebben wanneer daar naar gevraagd was. Dat verzoeker pas een halfjaar later een klacht indient, dus ongeveer tweeënhalf jaar na het incident, is een goede reden om de klacht niet gegrond te verklaren, aldus de korpsbeheerder.

3. Ingevolge de klachtenregeling van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland moet een klacht worden ingediend binnen één jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden waarover wordt geklaagd (zie Achtergrond, onder 1.1).

Indien blijkt dat een burger pas later kennisneemt van de gedraging of dat de gedraging pas later merkbaar effect heeft, kan een afwijking van de jaartermijn echter in de rede liggen. Van de burger wordt dan wel zo spoedig mogelijk actie verwacht. Wordt vervolgens nog getalmd met het indienen van een klacht, dan fungeert de één-jaartermijn alsnog als een beletsel voor onderzoek (zie Achtergrond, onder 1.2).

4. Vast staat dat de gedraging heeft plaatsgevonden op 24 november 2000. Voorts is tijdens het onderzoek komen vast te staan dat verzoeker pas in oktober 2002 bekend is geworden met de gedraging en op 17 april 2003 zijn klacht hierover heeft ingediend.

Nu verzoeker na oktober 2002 niet direct actie heeft ondernomen, en nu tijdens het onderzoek niet is gebleken van feiten of omstandigheden die er in redelijkheid toe hebben geleid dat verzoeker pas in april 2003 zijn klacht heeft kunnen indienen, is het gezien hetgeen hiervóór, onder 2, is gesteld, niet onjuist dat het politiekorps verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard. Van verzoeker had mogen worden verwacht dat hij direct na het bekend worden met de gedraging, actie had ondernomen.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

5. Ter overvloede moet het volgende worden overwogen.

De klachtbemiddelaar van het korps heeft verzoeker bij brief van 25 juni 2003 laten weten dat zijn klacht niet in behandeling werd genomen, omdat verzoeker de klacht langer dan een jaar na de gedraging van de politie had ingediend. Deze motivering is onvolledig.

Het politiekorps had verzoeker daarbij behoren uit te leggen dat, nu was gebleken dat verzoeker pas later had kennisgenomen van de gedraging, een afwijking van de jaartermijn in de rede had kunnen liggen.

Voor deze afwijking is echter niet gekozen, omdat het korps van mening is dat verzoeker niet spoedig genoeg na kennisneming van de gedraging actie heeft ondernomen. Omdat het korps deze overweging niet aan verzoeker heeft meegedeeld, is de motivering van de afwijzing niet juist geweest.

III. Met betrekking tot het niet-opmaken van een proces-verbaal

1. Gelet op de overweging onder punt II.4. moet met inachtneming van artikel 12, tweede lid, Wet Nationale ombudsman worden geoordeeld dat ook het verzoekschrift bij de Nationale ombudsman te laat is ingediend. Op grond van artikel 14, aanhef en onder a, Wet Nationale ombudsman is de Nationale ombudsman niet verplicht een onderzoek in te stellen, indien het verzoekschrift te laat is ingediend. Hij is daartoe echter wel bevoegd. Op grond van deze bevoegdheid heeft de Nationale ombudsman er voor gekozen het onderhavige klachtonderdeel alsnog te beoordelen.

2. Verzoeker klaagt erover dat het politiekorps geen proces-verbaal heeft opgemaakt van het verkeersongeval op 24 november 2000, waarbij hij een vingerkoot is kwijtgeraakt.

Door het ontbreken van dit proces-verbaal komt verzoeker niet in aanmerking voor schadevergoeding door het Waarborgfonds Motorverkeer.

3. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. Naar aanleiding van de klacht van verzoeker bij de Nationale ombudsman heeft hij contact opgenomen met de officier van justitie. Het openbaar ministerie is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een aanrijding, en dat het opmaken van een proces-verbaal of statistiekformulier geen nut had, omdat het hier een civiele kwestie betreft, aldus de korpsbeheerder.

Volgens de korpsbeheerder is het niet-opmaken van een proces-verbaal, maar het volstaan met het opmaken van een mutatie, in de toetsing van Justitie volkomen terecht geacht. Dit is voor de korpsbeheerder een bevestiging van het oordeel dat de destijds aanwezige agenten zich ook hadden gevormd.

4. Betrokken ambtenaar B. heeft verklaard dat ter plaatse een terreinwagen half op de weg stond, en een bestelbus in de middenberm. Volgens hem was er tussen deze twee wagens een sleepkabel bevestigd. Verzoeker was een vingertop verloren, en is per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. B. en zijn collega hebben vervolgens de persoonsgegevens van verzoeker en van de bestuurder van de bestelbus opgenomen. Hij kon zich niet meer herinneren of er meer informatie was gevraagd.

Volgens B. was er sprake van een ongeval tussen twee personen, de bestuurder van de bestelbus en de bestuurder van de terreinwagen. Hij en zijn collega gingen ervan uit dat verzoeker als bestuurder van de terreinwagen, de bestuurder van bestelbus had geholpen met het wegslepen van zijn bus uit de berm. Tijdens deze handeling moet verzoeker zijn vingertop zijn kwijtgeraakt. B. en zijn collega hebben dit niet als een verkeersongeval aangemerkt, omdat hier geen sprake was van een ongeval in het verkeer, maar van een civiele kwestie van hulpverlening.

B. was niet op de hoogte van de lezing van verzoeker dat de bestuurder van de terreinwagen schuld had aan dit ongeval, omdat hij te vroeg gas heeft gegeven, terwijl verzoeker nog bezig was om de sleepkabel te bevestigen. Als hij dit wel had geweten, had hij ook de gegevens van de bestuurder van de terreinwagen genoteerd en nader onderzocht wat er precies was gebeurd. B. en zijn collega waren hier echter totaal niet van op de hoogte, aldus B.

5.1 Volgens de Aanwijzing verkeersongevallen is een verkeersongeval een ongeval dat zich voordoet tussen verkeersdeelnemers of tussen verkeersdeelnemer en een stilstaand object (zie Achtergrond, onder 2.). Op grond van deze Aanwijzing wordt, wanneer een verkeersongeval meer dan licht letsel of zwaarder letsel tot gevolg heeft, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade, alleen een registratieset opgemaakt.

Wanneer een verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, behoudens die gevallen waarin er slechts een slachtoffer is en is komen vast te staan dat dit slachtoffer de enige verdachte is, wordt naast de registratieset, ook een proces-verbaal opgemaakt.

5.2 Voorts wordt in de Aanwijzing voorgeschreven dat indien op de plaats van een verkeersongeval getwijfeld wordt of ter zake van het ongeval proces-verbaal moet worden opgemaakt, het sporenonderzoek, alsmede het verhoren van de betrokkenen en eventuele getuigen zo veel mogelijk wordt afgerond. Dit om te voorkomen dat gegevens, die nodig zijn voor de eventuele verdere afwikkeling van het ongeval, verloren gaan.

De gegevens die de politieambtenaar noteert, vormen de basis van het eventuele op te maken proces-verbaal. Daarnaast worden de gegevens altijd gebruikt voor de civielrechtelijke afwikkeling, zodat de schade van de betrokkenen snel en praktisch kan worden geregeld.

6. Tijdens het onderzoek is komen vast te staan dat de twee betrokken politieambtenaren ter plaatse hebben vastgesteld dat sprake was van een ongeval, waarbij verkeersdeelnemers waren betrokken. Verder waren zij ervan op de hoogte dat één betrokkene, waarvan niet is komen vast te staan dat deze de enige verdachte was, (zwaar) letsel had opgelopen en per ambulance naar het ziekenhuis werd vervoerd om een medische behandeling te ondergaan. Op grond van deze gegevens hadden de politieambtenaren

ingevolge de Aanwijzing verkeersongevallen proces-verbaal moeten opmaken. Het is niet juist dat zij dit hebben nagelaten.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

7. Ten overvloede wordt het volgende overwogen.

Voor zover de politieambtenaren in de - achteraf onjuiste - veronderstelling verkeerden dat verzoeker de bestuurder van de terreinwagen was, en gezien het civiele karakter van het ongeval, hebben getwijfeld of proces-verbaal moest worden opgemaakt, dan hadden zij, gezien de Aanwijzing verkeersongevallen in ieder geval het sporenonderzoek, alsmede het verhoren van de betrokkenen en eventuele getuigen zo veel mogelijk moeten afronden en in een registratieset moeten verwerken. Het zijn juist deze gegevens, die altijd worden gebruikt voor de civielrechtelijke afwikkeling, zodat de schade van de betrokkenen snel en praktisch kan worden geregeld. Bovendien was dan ook duidelijk geworden dat verzoeker niet de bestuurder van de terreinwagen, maar een derde verkeersdeelnemer was.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland (de burgemeester van Zaanstad), is niet gegrond ten aanzien van het niet-ontvankelijk verklaren van verzoeker in zijn klacht en gegrond ten aanzien van het niet-opmaken van een proces-verbaal.

Onderzoek

Op 8 juli 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Hoofddorp, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland (de burgemeester van Zaanstad), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor strafvorderlijk politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Haarlem over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voorzover daarvoor naar zijn oordeel reden was.

De genoemde officier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker stond op 24 november 2000 met zijn vrachtwagen voor het verkeerslicht op de Hoofdtocht in Zaandam. Voor hem raakte een bestelbus vast in de middenberm.

Tijdens het helpen bij het wegslepen van deze bestelbus door een terreinwagen, raakte verzoeker een vingerkoot van zijn wijsvinger kwijt.

Politieambtenaren van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland kwamen bij dit voorval ter plaatse. Verzoeker werd vervolgens per ambulance naar het ziekenhuis gebracht.

2.1 Verzoeker legde het voorval van 24 november 2000 in 2001 voor aan de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering (SRK Rechtsbijstand) te Zoetermeer met het verzoek om hem bij te staan in het verhalen van de schade die hij heeft geleden. Verzoeker was niet bekend met de namen van de bestuurders van de bestelbus en de terreinwagen.

Mevrouw S. van SRK Rechtsbijstand nam hierop contact op met het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland met het verzoek om nadere informatie over het ongeval. Het politiekorps liet hierop weten dat van het ongeval geen proces-verbaal was opgemaakt. De politie had een mutatie opgemaakt, met daarin de namen van verzoeker en de heer D., de bestuurder van de bestelbus.

Vervolgens liet mevrouw S. bij brief van 1 maart 2002 onder meer het volgende aan het Waarborgfonds wegverkeer weten:

"Op 24-11-2000 is het volgende voorgevallen. Om ongeveer 12.30 uur reed de heer E. (verzoeker; N.o.) met een vrachtwagen op de Hoofdtocht. Er stond een lange file voor het stoplicht. Voor de heer E. reed een bruine bestelbus van het merk Mercedes, voorzien van een bedrijfsnaam. De bestuurder van de bestelbus wilde door de middenberm naar de andere weghelft rijden, maar zakte weg in deze berm. De bestuurder van de terreinauto wilde hem er wel uittrekken. De heer E. ging een sleepkabel vastmaken en zei dat hij een seintje zou geven als de auto vastzat. Terwijl hij onder de voorkant van de bestelbus lag om de kabel door het sleepoog te doen, reed de terreinwagen weg en rukte de helft van de linkerwijsvinger van de heer E. af.

De veroorzaker is doorgereden en onbekend gebleven. Door cliënt is op dat moment geen nader onderzoek ingesteld naar de identiteit van de betrokken automobilist. Zijn aandacht ging uit naar het opgelopen letsel. Bovendien verkeerde hij in de veronderstelling dat de identiteit van deze persoon en diens voertuig bij de politie bekend zou zijn althans bekend zou worden, hetgeen echter niet het geval bleek te zijn. (…) Heden vernam ik telefonisch van de heer T. van de politie dat de naam van de aansprakelijke persoon niet bij de politie bekend is geworden.

Gelet op het vorenstaande wil ik u verzoeken deze zaak in behandeling te nemen en alle door cliënt geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, alsmede de wettelijke rente, te vergoeden."

2.2 Bij brief van 1 maart 2002 liet mevrouw S. aan verzoeker onder meer het volgende weten:

"Heden vernam ik van de politie dat er geen derde betrokkene bij de politie bekend is. De bestuurder van de terreinwagen is derhalve tot op heden onbekend gebleven. Derhalve zond ik per gelijke post het Waarborgfonds een brief met het verzoek uw schade te vergoeden."

3. Bij brief van 23 oktober 2002 liet mevrouw S. van SRK Rechtsbijstand onder meer het volgende aan verzoeker weten:

"Zoals u telefonisch met mevrouw M. reeds hebt besproken, wenst het Waarborgfonds te beschikken over politiegegevens en een uitvoerige verklaring van de heer D., de bestuurder van de bestelbus. Op grond van de stukken kan het fonds vooralsnog geen recht op schadevergoeding erkennen.

Van de politie had ik reeds eerder vernomen dat er geen proces-verbaal is opgemaakt, omdat zij geen strafbare feiten hebben waargenomen. Heden sprak ik met de heer D. De heer D. is niet bereid om een verklaring af te leggen, aangezien hij van mening is dat het uw eigen schuld is geweest.

Helaas beschikken wij thans derhalve niet over bewijsmiddelen om de aansprakelijkheid van een derde te bewijzen."

4. Bij brief van 24 december 2002 liet mevrouw S. van SRK Rechtsbijstand verzoeker nog onder meer het volgende weten:

"Het Waarborgfonds kan op grond van de bestaande stukken geen recht op schadevergoeding erkennen. Helaas moet ik dan ook concluderen dat uw zaak wegens gebrek aan bewijs geen kans van slagen heeft. Hieronder zal ik dit toelichten.

Teneinde uw schade te kunnen verhalen op de wederpartij, zal SRK Rechtsbijstand moeten kunnen bewijzen dat een derde aansprakelijk is voor het ontstaan van uw schade. Dit kan alleen bewezen worden op grond van wettige en overtuigende bewijsmiddelen, zoals het politierapport en getuigenverklaringen.

Nu door de politie geen rapport of proces-verbaal is opgemaakt, en er - behoudens de heer D., die geen verklaring wenst af te leggen - geen getuigen van het ongeval bekend zijn, is het dan ook vrijwel onmogelijk om dit te bewijzen. Tijdens ons telefonisch onderhoud van 12 december jongstleden hebben wij uitvoering besproken dat, gezien het bovenstaande, het niet mogelijk zal zijn uw schade op de wederpartij of het Waarborgfonds te verhalen."

5. Bij brief van 17 april 2003 diende verzoeker een klacht in over het ontbreken van het proces-verbaal bij de Nationale ombudsman. Omdat verzoeker nog niet had voldaan aan het kenbaarheidsvereiste, stuurde de Nationale ombudsman zijn klacht bij brief van 11 juni 2003 door aan de beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland.

6.1 Klachtbemiddelaar G. van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland liet verzoeker bij brief van 25 juni 2003 onder meer het volgende weten:

"Dat uw hulpvaardigheid tot gevolg had dat u een vingertop verloor vind ik erg sneu voor u. Zoals ik echter uit de mutaties lees, waarvan ik een kopie bij voeg, betreft dit echter zonder meer een civiele zaak. Van letsel tengevolge van een aanrijding is geen sprake.

Echter ook zonder deze constatering kan ik u meedelen dat uw klacht door ons niet in behandeling kan worden genomen. Alleen die klachten worden in behandeling genomen die betrekking hebben op een feit dat tot ten hoogste één jaar geleden heeft plaatsgevonden. In dit geval is deze termijn ruimschoots verlopen."

6.2 Bij zijn reactie voegde de klachtbemiddelaar een afschrift van een door politieambtenaren B. en D. opgemaakte mutatie van 24 november 2000. In deze mutatie is onder meer het volgende opgenomen:

"1. Slachtoffer: E.

(…)

2. betrokkene: D.

(…)

Be. (betrokkene; N.o.) D. was met zijn auto vast komen te zitten in de middenberm van de Hoofdtocht. Aldaar werd geprobeerd zijn voertuig middels een sleepkabel weer op de weg te krijgen. Sl. (slachtoffer; N.o.) E. probeerde daarbij behulpzaam te zijn maar kwam met zijn vinger knel te zitten tussen de kabel met als gevolg dat (hij) een gedeelte van het topje van zijn wijsvinger kwijtraakte. In de modder niets meer van het topje terug kunnen vinden. Sl. per ambulance naar het ziekenhuis het VU te Amsterdam."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. In zijn verzoekschrift van 4 juli 2003 deelde verzoeker nog onder meer het volgende mee:

"Ik heb de reactie v/d politie ontvangen waarbij ze het gebeuren heel anders voorspiegelen dan het gebeurde. Ik ben niet met mijn vinger knel komen te zitten, de desbetreffende terreinauto reed plotseling naar voren waardoor de kabel tegen m'n hand klapte terwijl ik er nog onder lag.

En ze zeggen dat ik te laat reageerde, maar dat komt omdat ze geen reactie hadden gegeven. Ze zijn meerdere keren benaderd."

C. Standpunt korpsbeheerder

De beheerder van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland nam bij brief van 2 oktober 2003 onder meer het volgende standpunt in:

"Naar aanleiding van de klacht van de heer E. over het niet-opmaken van een proces-verbaal van het incident waarbij de heer E. een deel van zijn vinger is kwijtgeraakt, is contact opgenomen met de officier van justitie. Deze officier van de afdeling verkeerszaken, mevrouw mr. P., heeft in dit specifieke geval ook nog met enige collega officieren overlegd. Gezamenlijk kwamen zij tot de conclusie dat er geen sprake was geweest van een aanrijding en dat derhalve het opmaken van een proces verbaal of statistiekformulier geen nut had.

Ook zijn zij van mening dat het hier een civiele kwestie betreft. Het niet-opmaken van een proces-verbaal, maar het volstaan met het opmaken van een mutatie werd in de toetsing van Justitie volkomen terecht geacht. Dit was een bevestiging van het oordeel dat de destijds aanwezige agenten zich ook hadden gevormd. Ik ben dan ook van mening dat dit deel van de klacht van de heer E. niet gegrond is.

Over het onderdeel van de klacht dat deze niet-ontvankelijk werd verklaard, ben ik het volgende van mening.

De heer E. bemerkte eerst twee jaar na het incident dat geen proces-verbaal werd opgemaakt. Dat lijkt mij, gelet op de ernst van de zaak voor de heer E., erg laat. Hij had deze informatie eerder kunnen hebben wanneer daar naar gevraagd was. Dat de heer E. pas een half jaar later een klacht indient, dus ± 2,5 jaar na het incident, lijkt mij een goede reden om de klacht niet gegrond te verklaren.

Ook dit onderdeel van de klacht acht ik dan ook niet gegrond."

D. Verklaring ambtenaar B.

Op 2 april 2004 verklaarde ambtenaar B. van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:

"Ik ben politieambtenaar van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland. Als u mij vraagt wat ik mij nog kan herinneren van het betreffende voorval met verzoeker op 24 november 2000, kan ik u zeggen dat ik me dit nog vaag kan herinneren.

Ik kan mij nog herinneren dat mijn collega en ik die dag een melding kregen om op locatie te gaan in verband met een man die gewond was aan zijn vinger. Uit de mutaties van die dag maak ik op dat dit om 12.46 uur was. De ambulance was eveneens onderweg. Zeer kort na de melding kwamen wij ter plaatse op de Hoofdtocht. Ter plaatse stond een terreinwagen half op de weg, en een bestelbus in de middenberm. Ik weet het niet meer zeker, maar volgens mij was er tussen deze twee wagens een sleepkabel bevestigd. Verzoeker was een vingertop verloren, en is per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Mijn collega en ik hebben nog naar de vingertop gezocht, maar wij hebben niks kunnen vinden.

Verder weet ik nog dat wij de persoonsgegevens van verzoeker en van de bestuurder van de bestelbus hebben opgenomen. Ik weet alleen niet meer of mijn collega dit heeft gedaan, of ik zelf. Als u mij vraagt wat wij verder nog aan verzoeker of aan de bestuurder van de bestelbus hebben gevraagd, moet ik u zeggen dat ik dat niet meer weet.

Als u mij vraagt wat voor soort situatie wij aantroffen, kan ik u zeggen dat het hier ging om een ongeval. Wij gingen ervan uit dat verzoeker de bestuurder van bestelbus had geholpen met het wegslepen van zijn bus uit de berm. Tijdens deze handeling moet verzoeker zijn vingertop zijn kwijtgeraakt. Wij hebben dit niet als een verkeersongeval aangemerkt, omdat hier geen sprake was van een ongeval in het verkeer, maar een civiele kwestie van hulpverlening.

Als u mij vraagt waarom wij geen gegevens hebben opgenomen van de bestuurder van de terreinwagen, moet ik u zeggen dat ik u niet begrijp. Wij zijn er namelijk van uitgegaan dat dit verzoeker was. Wij hebben toentertijd aangenomen dat het een ongeval betrof tussen twee personen, de bestuurder van de bestelbus en de bestuurder van de terreinwagen.

Ik vraag u wat verzoeker nu precies wil met zijn klacht. Ik begrijp niet wat zijn bedoeling hiermee is.

Als u mij antwoordt dat verzoeker van mening is dat de bestuurder van de terreinwagen schuld had aan dit ongeval, omdat hij te vroeg gas heeft gegeven, terwijl verzoeker nog bezig was om de sleepkabel te bevestigen, moet ik u zeggen dat ik hier niets van weet. Als ik dit wel had geweten, had ik natuurlijk ook de gegevens van de bestuurder van de terreinwagen genoteerd en nader onderzocht wat er precies was gebeurd. Hier waren mijn collega en ik echter totaal niet van op de hoogte. Als u mij zegt dat verzoeker van mening is dat de bestuurder van de terreinwagen direct na het ongeval is weggereden, kan ik u zeggen dat dit niet zo was. De terreinwagen heeft er al die tijd dat wij ter plaatse waren, gestaan.

Nadat wij de persoonsgegevens van verzoeker en de bestuurder van de bestelbus hadden, zijn wij weer vertrokken. Voor zover ik me kan herinneren is toen ook de bestelbus, die inmiddels uit de middenberm was gekomen, weggereden.

Als u mij vraagt of wij ons nog hebben bekommerd om de terreinwagen, omdat verzoeker immers per ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd, kan ik u zeggen dat wij daar niet aan hebben gedacht. Wij zijn gewoon weggegaan, en hebben op het bureau een mutatie over dit voorval opgemaakt. Verder hebben wij geen actie ondernomen, omdat volgens ons sprake was van een civiele kwestie.

Daarna heb ik niks meer van verzoeker gehoord. Wel weet ik dat verzoeker jaren later een klacht bij de politie heeft ingediend over dit voorval. Deze klacht is niet in behandeling genomen vanwege overschrijding van de jaartermijn. Ik ben dan ook niet gehoord over deze klacht."

Achtergrond

1.1 Artikel 11 van de Klachtenregeling van het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland:

"Indieningstermijn

Een klacht moet worden ingediend binnen één jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden waarover wordt geklaagd."

1.2 Eén-jaartermijn

In de Wet Nationale ombudsman is eveneens bepaald dat een klacht die meer dan een jaar nadat de gedraging plaatsvond wordt ingediend, niet tot onderzoek hoeft te leiden. Aan deze één-jaartermijn houdt de Nationale ombudsman als regel strikt de hand. Als een gedraging pas later merkbaar effect heeft, kan afwijking van de één-jaartermijn echter in de reden liggen. De Nationale ombudsman verwacht van de burger dan wel zo spoedig mogelijk actie. Wordt vervolgens nog getalmd met het indienen van een klacht, dan fungeert de één-jaartermijn alsnog een beletsel voor onderzoek (Jaarverslag 1993, kamerstukken II 1993/94, 23 655, nummers 1-2, blz. 106).

3. Aanwijzing verkeersongevallen van het College van procureurs-generaal van 28 juni 2000, in werking getreden op 1 oktober 2000 en vervangen op 1 januari 2002, Staatscourant 2000, 165:

"Opsporing:

1. Definities

Verkeersongeval: een ongeval dat zich tussen verkeersdeelnemers of tussen verkeersdeelnemer en een stilstaand object voordoet.

Registratieset: formulier dat door behandelende politiemensen opgemaakt wordt indien zij een aanrijding opnemen. In het formulier worden gegevens van voertuigen, betrokkenen en aanrijdingen opgenomen, inclusief een situatietekening.

Proces-verbaal: ambtelijk verslag van een aanrijding opgemaakt ten behoeve van een mogelijke strafrechtelijke vervolging door het OM, waarin naast gegevens over de aanrijding eventuele strafbare gedragingen genoemd staan.

(…)

3. Registratieset

Wanneer een verkeersongeval meer dan licht letsel of zwaarder letsel tot gevolg heeft, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade, wordt alleen een registratieset opgemaakt. Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt.

(…)

4. Proces-verbaal

(…)

4.3 Zwaar lichamelijk letsel/dood

Wanneer het verkeersongeval de dood, zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat, tot gevolg heeft, wordt proces-verbaal terzake WVW 1994 opgemaakt.

(…)

4.3 Medische behandeling in ziekenhuis ten gevolge van letsel

Wanneer een verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, behoudens die gevallen waarin er slechts een slachtoffer is en is komen vast te staan dat dit slachtoffer de enige verdachte is, wordt naast de registratieset, proces-verbaal opgemaakt.

(…)

5. Twijfelgevallen

Indien op de plaats van een verkeersongeval getwijfeld wordt of ter zake van het ongeval proces-verbaal moet worden opgemaakt, wordt het sporenonderzoek, alsmede het verhoren van de betrokkenen en eventuele getuigen zo veel mogelijk afgerond. Dit om te voorkomen dat gegevens, die nodig zijn voor de eventuele verdere afwikkeling van het ongeval, verloren gaan. De behandelend politieambtenaar informeert de betrokkenen over de verdere afwikkeling van het verkeersongeval.

De gegevens die de politieambtenaar noteert, vormen de basis van het eventuele op te maken proces-verbaal. Daarnaast worden de gegevens altijd gebruikt voor de civielrechtelijke afwikkeling, zodat de schade van de betrokkenen snel en praktisch kan worden geregeld. Hiertoe worden de gegevens van verkeersongevallen verstrekt aan de Stichting Processen Verbaal. Een correcte en volledige registratie van verkeersongevallen kan bovendien worden gebruikt ter onderbouwing van aanbevelingen of beslissingen betreffende infrastructurele aanpassingen, wetenschappelijk onderzoek en/of gericht verkeerstoezicht door de politie."

Instantie: Regiopolitie Zaanstreek-Waterland

Klacht:

Geen proces-verbaal opgemaakt van verkeersongeval waarbij verzoeker vingerkoot is kwijtgeraakt;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Zaanstreek-Waterland

Klacht:

Klacht van april 2003 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de jaartermijn, terwijl verzoeker pas in oktober 2002 bekend is geworden met ontbreken van het proces-verbaal .

Oordeel:

Niet gegrond