2004/284

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad de door hem verstrekte informatie over een schijnhuwelijk onvoldoende serieus heeft genomen.

Beoordeling

1. Verzoeker diende op 15 juli 2003 een klacht in bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad over de registratie van een in het buitenland gesloten huwelijk tussen partners die beiden niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken.

2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad legde in zijn brief van 11 augustus 2003 de procedure omtrent een dergelijke registratie uit. Tevens legde hij uit dat er door de politie wel degelijk aandacht is besteed aan de informatie die omtrent dit huwelijk ontvangen is, maar dat er uiteindelijk een positief advies door de korpschef is afgegeven. Het college deelde mee dat het huwelijk vervolgens door de gemeente is geregistreerd en dat verwijdering thans niet meer mogelijk is.

3. Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad de door hem verstrekte informatie over een schijnhuwelijk onvoldoende serieus heeft genomen.

4. Op grond van artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c van de Wet gemeentelijke basisadministratie (verder Wet GBA) (zie Achtergrond, onder 1) dienen de gegevens over de burgerlijke staat te worden ontleend aan een in het buitenland opgemaakte huwelijksakte.

5. Op grond van artikel 36a, eerste lid, Wet GBA (zie Achtergrond, onder 1) worden echter geen gegevens ontleend aan een dergelijke huwelijksakte zonder een verklaring van de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000.

6. Op grond van artikel 37, tweede lid, Wet GBA (zie Achtergrond, onder 1) worden aan de huwelijksakte geen gegevens ontleend, indien de openbare orde zich hiertegen verzet. Of hiervan sprake is, zal moeten worden beoordeeld naar Nederlands internationaal privaatrecht (zie Achtergrond, onder 2). Hiervoor is noodzakelijk dat deze strijd zich onmiskenbaar voordoet en er geen enkele grond voor twijfel is (zie Achtergrond, onder 5, 6 en 7).

7. De heer X en mevrouw Y hebben hun originele huwelijksakte ingeleverd bij de afdeling publiekszaken van de gemeente Lelystad. Het college deelde in zijn brief van 16 februari 2003 aan de Nationale ombudsman mee dat er bij de gemeente geen reden was om te twijfelen aan de echtheid van dit huwelijk en de gemeente niet bekend was met bezwaren die tegen het gesloten huwelijk zouden zijn, aangezien de brief van verzoeker pas op 21 juli 2003 is ontvangen. Volgens het college had de politie wel enige twijfel over de echtheid van het huwelijk, maar kon deze onvoldoende objectief worden vastgesteld. Op 3 februari 2000 is dan ook een verklaring van de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven met een positief advies. Het huwelijk is vervolgens op 14 februari 2000 in de GBA geregistreerd.

8. Op grond van artikel 24, eerste lid van Boek 1 het Burgerlijke Wetboek (zie Achtergrond, onder 3) kan doorhaling van een ten onrechte voorkomende akte in een register van de burgerlijke stand alleen door de rechtbank worden gelast.

9. Verwijdering van een opgenomen huwelijksakte is op grond van artikel 34, derde lid, Wet GBA alleen mogelijk, indien een van de situaties genoemd in artikel 81 Wet GBA zich voordoet (zie Achtergrond, onder 1).

10. In het onderhavige geval deelde verzoeker pas in juli 2003 zijn bezwaren aan de gemeente mee tegen de registratie van het betreffende huwelijk. Er is derhalve geen sprake van een rechterlijke uitspraak op grond waarvan doorhaling van de huwelijksakte vereist is. Tevens doen zich de in artikel 81 Wet GBA genoemde gevallen niet voor, waardoor verwijdering van de huwelijksakte uit de GBA niet mogelijk is.

11. Hoewel de Nationale ombudsman meent dat het college van burgemeester en wethouders in zijn reactie op verzoekers klacht duidelijker had kunnen verwoorden waarom verwijdering uit de GBA niet mogelijk is, is de Nationale ombudsman van oordeel dat het college van burgemeester en wethouders verzoekers opmerkingen ten aanzien van een schijnhuwelijk wel serieus heeft behandeld door een weergave te geven van de procedure rondom het registreren van een huwelijk en door aan te geven dat er geen mogelijkheid is om deze registratie te verwijderen.

De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad is niet gegrond.

Onderzoek

Op 10 oktober 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 8 oktober 2003, van de heer F. te Lelystad, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het college van burgemeester en wethouders deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 15 juli 2003 diende verzoeker een klacht in bij het college van burgemeester en wethouders over het niet serieus behandelen van zijn aangifte over een schijnhuwelijk tussen de heer X en mevrouw Y.

"…Hierbij wil ik een klacht indienen over de Gemeente Lelystad en Politie Flevoland omdat zowel mijn aangiftes en aangifte van me tante (…) niet serieus wordt behandeld, maar er is genoeg bewijsmateriaal omtrent vals huwelijk tussen mevrouw Y en X.

(…)

Ik heb bij zowel bijzondere opsporingsambtenaar van de gemeente Lelystad aangifte gedaan als een brief geschreven aan de afdeling vreemdelingendienst van de politie Flevoland en ook nog eens aan de korpschef. Maar deze bovengenoemde personen/ instellingen hebben nooit de zaak voortgezet. De verdachten zijn nooit voor verhoor opgehaald of opgeroepen. Deze lakse houding van bovengenoemde instellingen heeft mij ertoe gedwongen om bij u een klacht in te dienen. Ik hoop dat deze zaak dit maal wel serieus wordt genomen…"

2. In zijn brief van 11 augustus 2003 reageerde het college van burgemeester en wethouders als volgt op verzoekers klacht:

"…Omdat uw klacht gericht is op registratie van een in het buitenland gesloten huwelijk tussen partners die niet beiden over de Nederlandse nationaliteit beschikken, is het goed eerst uit te leggen hoe een dergelijke procedure in z'n werk gaat. Nadat de medewerkers publiekszaken beoordeeld hebben dat de overgelegde huwelijksakte aan alle eisen voldoet, krijgt de betreffende burger een formulier mee. Met dit formulier ging de burger in 2000 naar de vreemdelingendienst en verzocht daar om een zogenoemde verklaring artikel 44. Ging omdat tegenwoordig dit formulier door medewerkers burgerzaken direct meegegeven wordt aan de burger. Voor alle duidelijkheid: om een in het buitenland gesloten huwelijk in de basisadministratie (GBA) te kunnen registreren, wordt uitsluitend de in het buitenland door een bevoegde autoriteit opgemaakte huwelijksakte beoordeeld. Informatie van een uittreksel uit een bevolkingsregister is lang niet altijd up-to-date en wordt hiervoor dan ook niet gebruikt.

In een verklaring artikel 44 geeft de korpschef een oordeel over de verblijfsrechterlijke positie van de echtgeno(o)t(en). Zo kan uit deze verklaring blijken dat de "vreemde" echtgenoot over een geldige verblijfstitel beschikt, maar ook dat de vreemde partner om toelating tot Nederland heeft verzocht of niet voornemens is in Nederland te verblijven. Als aanvulling op de gegevens betreffende de verblijfsrechterlijke positie, kan de korpschef op de verklaring artikel 44 opmerkingen vermelden die de GBA-ambtenaar in staat moeten stellen om te beoordelen of in een bepaald geval sprake is van een echt huwelijk of van een schijnhuwelijk.

Hoewel er in het geval van het huwelijk gesloten tussen mevrouw Y en de heer X wel, zij het geringe, twijfel bestond over de echtheid van het huwelijk heeft de korpschef geadviseerd dat er geen bezwaren waren om dit huwelijk in de GBA van Lelystad te registreren. Hieraan is enig onderzoek voorafgegaan waarbij vastgesteld is dat de twijfel onvoldoende objectief vastgesteld kon worden. Als namelijk het vermoeden bestaat dat sprake zou zijn van een schijnhuwelijk dan moet dit aan de hand van objectieve criteria vastgesteld worden. Deze criteria moeten getoetst kunnen worden door een rechter als dat nodig mocht zijn. Vorenstaande betekent dat wel degelijk serieus aandacht besteed is aan de informatie die ten aanzien van deze huwelijksvoltrekking ontvangen is maar dat dit er uiteindelijk toch toe geleid heeft dat dit huwelijk geregistreerd is in de GBA van Lelystad. Een éénmaal in de GBA geregistreerd huwelijk kan alleen maar uit deze registratie verwijderd worden als naderhand blijkt dat er nooit daadwerkelijk een huwelijk gesloten is. In casu is echter sprake van een huwelijk dat daadwerkelijk gesloten is maar volgens u de intentie had om de heer X aan een verblijfsvergunning in Nederland te helpen…”

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad

1. In reactie op de klachtformulering en in antwoord op een aantal specifieke vragen deelde het college van burgemeester en wethouders bij brief van 7 januari 2004 het volgende mee.

"…Ik acht de klacht van (verzoeker; N.o.) zoals verwoord in de brief van 8 oktober 2003 niet gegrond. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat het bestaan van een schijnhuwelijk uitsluitend kan worden vastgesteld aan de hand van objectieve feiten. Uit informatie van de vreemdelingenpolitie van de politie Flevoland district Midden blijkt dat de bestaande geringe twijfel ten aanzien van het huwelijk gesloten tussen mevrouw Y en de heer X uitsluitend subjectief van aard was en onvoldoende objectief kon worden vastgesteld. (Verzoeker; N.o.) geeft hiervan in zijn brief van 8 oktober 2003 de nodige voorbeelden. Er zijn ten aanzien van het hiervoor aangeduide huwelijk echter geen onregelmatigheden of strafbare feiten geconstateerd zodat dit huwelijk, na een positief advies van korpschef, is geregistreerd in de basisadministratie van de gemeente Lelystad. Ook het gemeentebestuur van Lelystad had geen objectieve en gegronde redenen om genoemd huwelijk niet te registreren in de basisadministratie. Overigens zij opgemerkt dat het huwelijk, gesloten tussen de heer X en mevrouw Y, in februari 2002 ontbonden is.

Naar aanleiding van de door u in uw brief van 11 december 2003 gestelde vragen, kan ik u het volgende melden:

Ad 1. De heer X en/of mevrouw Y hebben met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid eind november 1997/begin december 1997 hun originele huwelijksakte ingeleverd bij de afdeling publiekszaken van de gemeente Lelystad. Wie de akte overgelegd heeft, kan nu (zes jaar na dato) niet meer achterhaald worden. Dat het gebeurd moet zijn tussen 20 november 1997 (de datum waarop de akte afgegeven is) en 15 december 1997 (de datum waarop de akte door medewerkers publiekszaken beoordeeld is) is zeker;

Ad 2. Het tussen de heer X en mevrouw Y gesloten huwelijk is op 14 februari 2000 in de GBA van Lelystad geregistreerd. Het feit dat dit zo laat gebeurd is, heeft te maken met het feit dat betrokkenen verzuimd hebben bij de vreemdelingendienst een zogenoemde verklaring D-79 op te laten maken. Op 19 december 1997 heeft men een formulier ontvangen om een verklaring D-79 bij de vreemdelingendienst op te laten maken, ditzelfde formulier heeft men op 12 juli 1999 opnieuw ontvangen;

Ad 3. Uit bijlage 2 blijkt dat afgifte van de verklaring D-79 door de vreemdelingendienst vertraagd is ((…) is er op 2 februari 2000 nog mee bezig en zal zo spoedig mogelijk nader bericht doen toekomen). Gezien het feit dat de vreemdelingendienst op 3 februari 2000 aangeeft geen bezwaren te zien tegen registratie van het huwelijk gesloten tussen de heer X en mevrouw Y, heeft het gemeentebestuur van Lelystad geen onderzoeksmogelijkheden gebruikt. Überhaupt was niet bekend op welk terrein er bezwaren zouden kunnen zijn tegen het tussen genoemde personen gesloten huwelijk. De brief van (verzoeker; N.o.) werd pas ontvangen toen het tussen de heer X en mevrouw Y gesloten huwelijk al ontbonden was;

Ad 4. Aangezien er geen onderzoeksmogelijkheden zijn gebruikt, kan ook niet aangegeven worden op basis van welke regelgeving deze onderzoeken gedaan zijn;

Ad 5. Voor zover bekend zijn er geen onderzoeksmogelijkheden geweest waarvan gebruik gemaakt had moeten worden;

Ad 6. De onderzoeksmogelijkheden die vermeld zijn in artikel 40 van de Wet GBA zien op het beoordelen van overgelegde buitenlandse brondocumenten. In casu bestond geen twijfel over de inhoud van het overgelegde brondocument. Was dat wel het geval geweest dan zou het formulier over te gaan tot het opmaken van een zogenoemde verklaring D-79 niet meegegeven zijn aan de heer X en/of mevrouw Y;

Ad 7. De zinsnede uit de brief van 11 augustus 2003 (dat een eenmaal in de GBA geregistreerd huwelijk alleen maar uit deze administratie verwijderd kan worden wanneer blijkt dat dit huwelijk nooit daadwerkelijk gesloten is) ziet op de bevoegdheden van het gemeentebestuur. GBA-ambtenaren worden geacht de overgelegde buitenlandse brondocumenten dusdanig te beoordelen dat de betrouwbaarheid en actualiteit van de GBA, o.a voor de afnemers, gegarandeerd wordt. Het is echter mogelijk dat, op vordering van het openbaar ministerie, de rechtbank voor recht verklaart dat een in Nederland ingeschreven buitenlands huwelijk waarvan gebleken is dat het een schijnhuwelijk betreft, niet in Nederland kan worden erkend. De rechtbank kan dan doorhaling van de registratie gelasten. Een dergelijke beslissing zal in de meeste gevallen consequenties hebben voor het verblijfsrecht van de niet-Nederlandse partner…"

2. Deze reactie was voor de Nationale ombudsman aanleiding voor het stellen van nadere vragen, die het college van burgemeester en wethouders bij brief van 16 februari 2004 als volgt beantwoordde:

"…De informatie van (verzoeker; N.o.) over het mogelijke schijnkarakter van het huwelijk dat gesloten is tussen de heer X en mevrouw Y heeft de gemeente Lelystad op 21 juli 2003 ontvangen. De geringe twijfel, waar in de brief gedateerd 11 augustus 2003 over gesproken wordt, heeft betrekking op het door de vreemdelingendienst ingestelde onderzoek. Omdat deze twijfel onvoldoende objectief kon worden vastgesteld door de vreemdelingendienst, heeft deze instantie een positief advies afgegeven. Deze twijfel heeft, volgens de vreemdelingendienst, ten diepste een achtergrond in een gerezen financieel geschil tussen de heer X en (verzoeker; N.o.) dat door de benadeelde partij ((verzoeker; N.o.)) nu op deze wijze aangekaart wordt.

Voor de gemeente Lelystad is in deze sprake geweest van een gewoon positief advies van de Korpschef en was er geen reden te twijfelen aan de echtheid van dit huwelijk. Voor de duidelijkheid: de gemeente heeft dus geen enkele twijfel gehad over de echtheid van het tussen de heer X en mevrouw Y gesloten huwelijk. In de brief van 7 januari 2004 staat dit ook verwoord: "Bij de gemeente was niet bekend op welk terrein er bezwaren zouden kunnen zijn tegen het tussen genoemde personen gesloten huwelijk". Derhalve zijn door de gemeente in deze zaak dan ook geen verdere stappen ondernomen. Dit betekent dat er dus geen aantekening geplaatst is bij de betreffende burgerlijke staat gegevens in verband met strijd met de Nederlandse openbare orde en dat er dus ook geen onderzoek is ingesteld.

Voor de vindplaats van de vraag waar geregeld is dat een huwelijk alleen uit de GBA verwijderd kan worden als blijkt dat het huwelijk nooit daadwerkelijk gesloten is, verwijs ik u naar artikel 34 lid 3 van de Wet GBA. Dit artikel geeft aan dat een algemeen gegeven dat opgenomen is, opgenomen blijft, behoudens het bepaalde in artikel 81 van de Wet GBA. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat algemene gegevens, waaronder huwelijksgegevens, in beginsel niet verwijderd worden omdat kenbaar dient te zijn welke gegevens ooit in de basisadministratie zijn opgenomen en kunnen zijn verstrekt. Dit komt de betrouwbaarheid en actualiteit van de GBA ten goede. Bij wijzigingen blijven de oude gegevens dus bewaard. Uitzonderingen op deze regel (oude gegevens blijven bewaard) zijn vervat in het artikel over adoptie en geslachtswijziging, artikel 81 van de Wet GBA. Als blijkt dat een correct in de GBA opgenomen gegeven niet of niet meer juist is, kan dit gegeven gewijzigd worden. Dit kan alleen (artikel 36 van de Wet GBA!) als hiervoor een brondocument dat aan de eisen voldoet, overgelegd wordt, bijvoorbeeld een verklaring van recht van de rechtbank. Het nieuwe gegeven wordt het actuele gegeven, het gewijzigde gegeven blijft als historisch gegeven op de persoonslijst opgenomen…"

D. Reactie verzoeker

Daarnaar gevraagd liet verzoeker op 19 april 2004 telefonisch aan de Nationale ombudsman weten dat hij niet eerder dan in juli 2003 de gemeente Enschede had meegedeeld dat er sprake was van een schijnhuwelijk tussen de heer X en mevrouw Y. Verzoeker deelde mee dat hij de politie hiervan wel reeds eerder op de hoogte had gesteld.

Achtergrond

1. Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet van 9 juni 1994, Stb. 494)

Artikel 34, derde lid

"Een algemeen gegeven dat is opgenomen, blijft opgenomen, behoudens het bepaalde in artikel 81."

Artikel 36, eerste en tweede lid

" 1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in

Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;

b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.

2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend."

Artikel 36a, eerste en derde lid

"1. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d, of e, dan wel artikel 36, derde lid, worden geen gegevens ontleend over het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dat is gesloten tussen echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie ten minste één vreemdeling is, voordat het college van burgemeester en wethouders zich een door de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verklaring heeft doen overleggen.

3. Op de verklaring, bedoeld in het eerste lid, zijn de regels in en krachtens artikel 44, eerste lid, onder k, en derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing."

Artikel 37, tweede lid

"Aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten."

Artikel 40

"1. Bij gerede twijfel over de toepassing van artikel 36, tweede en derde lid, en artikel 37, eerste en tweede lid, wordt advies ingewonnen van de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente.

2. Indien bij de ontlening van gegevens over een huwelijk dat is gesloten tussen echtgenoten van wie ten minste een vreemdeling is, aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d, of e, dan wel artikel 36, derde lid, op grond van de verklaring van de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 of anderszins het redelijke vermoeden bestaat dat het oogmerk van de echtgenoten, of een van beiden, niet was gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland, wordt in afwijking van het eerste lid, over de ontlening van de gegevens over het huwelijk advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage ingewonnen.

3. Indien na het advies, bedoeld in het eerste lid, gerede twijfel blijft bestaan of het voornemen bestaat van het advies af te wijken, wordt het advies van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit ingewonnen."

Artikel 54

"Omtrent de beslissing dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede omtrent het van toepassing zijn van artikel 53, wordt een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens."

Artikel 81

"1. Het college van burgemeester en wethouders verwijdert op schriftelijk verzoek van de adoptiefouders van een minderjarige jonger dan 16 jaar, of op schriftelijk verzoek van een adoptiefkind van 16 jaar of ouder, binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van het adoptiefkind, de vóór de adoptie geldende algemene gegevens voor zover het betreft:

a. gegevens over de naam;

b. gegevens over één of beide ouders;

c. gegevens over de bij de adoptie verloren nationaliteit;

d. gegevens over de gemeente van inschrijving en het adres in die gemeente alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland.

2. Het college van burgemeester en wethouders verwijdert op schriftelijk verzoek van de ouder met wie door een uitspraak van adoptie de familierechtelijke betrekkingen tot een kind zijn verbroken, binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van die ouder de gegevens over dat kind.

3. Het college van burgemeester en wethouders verwijdert op schriftelijk verzoek van de

ingeschrevene binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van de ingeschrevene de algemene gegevens die zijn gewijzigd in verband met een rechterlijke last tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte of een verzoek als bedoeld in artikel 80, tweede lid, voor zover deze gegevens golden vóór de wijziging en het betreft:

a. gegevens over de naam;

b. gegevens over het geslacht;

c. gegevens over het gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere

echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner.

4. Artikel 79, vierde lid, is van toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid. Op een verzoek als bedoeld in het derde lid is bovendien artikel 79, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

5. Het college van burgemeester en wethouders doet van de verwijdering terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker."

2. Wet gemeentelijke basisadministratie, Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 123 nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 45-46

Onjuistheid of strijd met de Nederlandse openbare orde

"Een gegeven betreffende de burgerlijke staat wordt niet aan een buitenlands brondocument of de verklaring van de betrokkene ontleend wanneer de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de rechtsgeldigheid van de in de brondocumenten vermelde feiten, of indien aannemelijk is dat de er in vermelde feiten onjuist zijn. (…)

Of er sprake is van strijd met de Nederlandse openbare orde zal moeten worden beoordeeld naar Nederlands internationaal privaatrecht. De strijd met de Nederlandse openbare orde kan zowel een materieel als een processueel karakter hebben…"

3. Burgerlijk Wetboek

Artikel 24

”1. Aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank. De rechtbank kan bij haar beschikking tot verbetering van een akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, eveneens dezelfde verbetering gelasten ten aanzien van een akte of latere vermelding betreffende dezelfde persoon of zijn afstammelingen, die buiten haar rechtsgebied in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen.

2. De griffier van het college waarvoor de zaak laatstelijk aanhangig was, zendt niet eerder dan twee maanden na de dag van de beschikking een afschrift daarvan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, in welker registers de akte of latere vermelding is of had moeten zijn opgenomen. Is deze gemeente opgeheven, dan zendt hij het afschrift aan de ambtenaar van de gemeente in wier archieven de registers van de burgerlijk stand van de opgeheven gemeente berusten.”

Artikel 24b

“1. Aanvulling van een register van de burgerlijke stand op grond van artikel 24 geschiedt door het opmaken van een nieuwe akte in dat register.

2. Van een verbetering of een doorhaling op grond van deze afdeling wordt een latere vermelding toegevoegd aan de desbetreffende akte, volgens regels, bij algemene maatregel van bestuur te stellen.”

Artikel 44, eerste lid

"Voor de aangifte van het huwelijk worden de volgende bescheiden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand overgelegd:

a. de geboorteakte van ieder der aanstaande echtgenoten en van elk van hen een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens, tenzij zij niet als ingezetene in een basisadministratie persoonsgegevens behoeven te zijn ingeschreven;

(…)

k. een door de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 aan de ambtenaar van de burgerlijke stand afgegeven verklaring waaruit blijkt dat de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel voornemens is niet in Nederland te verblijven. De verklaring wordt opgesteld op verzoek van de aanstaande echtgenoot op wie zij betrekking heeft. Bij het verzoek wordt een gewaarmerkt afschrift als bedoeld onder a, overgelegd. Heeft deze geen woonplaats in Nederland, dan wordt zij opgesteld op verzoek van de andere aanstaande echtgenoot."

4. Vreemdelingencirculaire 2000

Hoofdstuk B2/3 Voorkoming van schijnhuwelijken

"3.1 Algemeen

Op 1 november 1994 is de Wet voorkoming schijnhuwelijken (Wet van 2 juni 1994 tot wijziging van Titel 4 en Titel 5 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: Boek 1 BW) en van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA; Stb. 1994, 405) in werking getreden. Deze regeling maakt het mogelijk om zowel preventief als repressief op te treden tegen het sluiten van een schijnhuwelijk in Nederland en tegen de registratie van een buiten Nederland gesloten schijnhuwelijk in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage dan wel in de GBA. Effectieve uitvoering van deze wet verlangt een goede samenwerking tussen de ambtenaar van de burgerlijke stand/ambtenaar belast met het bijhouden van de GBA (hierna: GBA-ambtenaar) en de korpschef.

Definitie van een schijnhuwelijk/-partnerschap

Een schijnhuwelijk of -partnerschap is een huwelijk of geregistreerd partnerschap dat wordt aangegaan met als enig oogmerk een vreemdeling die nog niet (of niet meer) over een verblijfsrecht in Nederland beschikt alsnog een verblijfsrecht te verschaffen.

3.2 De verklaring op grond van artikel 44, eerste lid onder k, Boek 1 BW

Als ten minste één van de aanstaande echtgenoten of geregistreerde partners niet de Nederlandse nationaliteit bezit, mag de ambtenaar van de burgerlijke stand pas meewerken aan het opmaken van een akte van huwelijksaangifte of een akte van registratie van een partnerschap, en aan de voltrekking van een huwelijk of de aangifte van registratie van een partnerschap, indien hij beschikt over een verklaring van de korpschef. Dit lijdt uitzondering indien:

(…)

Ook ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand van de Gemeente 's-Gravenhage wordt verzocht om inschrijving van een buiten Nederland gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand, of de GBA-ambtenaar wordt verzocht om inschrijving van een buiten Nederland gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap in de GBA, dient de desbetreffende ambtenaar te beschikken over deze verklaring.

De korpschef is in alle gevallen waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand/GBA-ambtenaar om advies vraagt, verplicht om een verklaring af te geven.

Het is voor de ambtenaar van de burgerlijke stand/GBA-ambtenaar van groot belang dat de verklaring van de korpschef een duidelijk advies bevat:

- positief: als de korpschef van mening is dat er geen indicaties zijn die wijzen op een eventueel schijnhuwelijk of -partnerschap;

- negatief: als hij van mening is dat daarvoor wel indicaties zijn.

Een negatief advies dient te worden gemotiveerd en te worden vergezeld van een ingevulde vragenlijst met eventuele waarnemingen van de korpschef die kunnen duiden op een schijnhuwelijk of -partnerschap. Alleen een gemotiveerd negatief advies kan de ambtenaar van de burgerlijke stand/GBA-ambtenaar ondersteunen bij zijn beslissing om niet mee te werken aan het voltrekken van een huwelijk of de registratie van een partnerschap dan wel de registratie van een buiten Nederland gesloten huwelijk of partnerschap in de onder hem berustende registers.

(…)

Beslissing ambtenaar van de burgerlijke stand/GBA-ambtenaar

Op basis van de hem bekende feiten en omstandigheden en het advies van de korpschef neemt de ambtenaar een beslissing…"

5. Wet conflictenrecht huwelijk (Wet van 7 september 1989, Stb. 392)

Artikel 5, eerste en vierde lid

"1. Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de Staat waar van de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend.

4. Een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit."

Artikel 6

"Ongeacht artikel 5 wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning onverenigbaar zou zijn met de openbare orde."

6. Wet conflictenrecht huwelijk, Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 507 nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 8-9

Artikel 5

"…Het vierde lid is inhoudelijk gelijk aan artikel 10 van het verdrag. (…) De regel van het verdrag en van het vierde lid van het voorgestelde artikel 5 hebben een meer positieve betekenis: is er een huwelijksakte, dan wordt behoudens tegenbewijs aangenomen dat er een geldig huwelijk is. Deze praktische regel schept zowel voor de echtelieden als voor derden de gewenste zekerheid."

Artikel 6

"Als enige grond tot weigering van de erkenning van een buitenlands gesloten huwelijk kent artikel 6 kennelijke strijd met de openbare orde. (…)

De toevoeging <<kennelijk>> maakt duidelijk, dat de weigeringsgrond slechts aanwezig is, wanneer de strijd met de openbare orde zich onmiskenbaar voordoet en er geen enkele grond tot twijfel bestaat…"

7. Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken, 's-Gravenhage 14 maart 1978 (Trb. 1987, 137)

Artikel 9, eerste lid

"Het huwelijk dat rechtsgeldig is tot stand gekomen volgens het recht van de Staat waar het is voltrokken, of dat volgens dat recht later rechtsgeldig wordt, wordt in iedere Verdragsluitende Staat met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk als zodanig beschouwd."

Artikel 10

"Wanneer een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit, wordt het huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn tot het tegendeel is bewezen."

Artikel 11, eerste lid

"Een Verdragsluitende Staat kan slechts weigeren de geldigheid van een huwelijk te erkennen indien, volgens het recht van die Staat, een der echtgenoten op het tijdstip van dat huwelijk:

1. reeds gehuwd was; of

2. aan de andere echtgenoot in de rechte lijn verwant was of de broer of zuster van die echtgenoot was, hetzij door bloedverwantschap, hetzij door adoptie; of

3. niet de voor het huwelijk vereiste minimum leeftijd had bereikt en niet de noodzakelijke ontheffing had verkregen; of

4. geestelijk niet in staat was zijn toestemming te geven; of

5. niet vrijelijk zijn toestemming tot het huwelijk had gegeven."

Artikel 14

"Een Verdragsluitende Staat kan weigeren de geldigheid van een huwelijk te erkennen, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met zijn openbare orde."

Instantie: Gemeente Lelystad

Klacht:

Informatie over schijnhuwelijk onvoldoende serieus genomen.

Oordeel:

Niet gegrond