2004/081

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het Consulaat-Generaal te São Paulo (Brazilië), althans de minister van Buitenlandse Zaken, niet heeft gezorgd voor een zorgvuldige betekening van de beschikking van 5 december 2001 van de rechtbank te Leeuwarden betreffende de ontbinding van zijn huwelijk aan zijn (ex)-echtgenote, die in Brazilië woonachtig is.

Beoordeling

1. Bij beschikking van 5 december 2001 van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden werd het huwelijk tussen verzoeker en zijn in Brazilië wonende ex-echtgenote ontbonden. Onder meer met het oog op de verkrijging van een verblijfsvergunning voor zijn nieuwe partner, had verzoeker er veel belang bij dat de afwikkeling van zijn echtscheiding voortvarend en zonder problemen zou plaatsvinden.

Het betekenen van het exploot aan verzoekers ex-echtgenote maakte onderdeel uit van die afwikkeling.

2. Omdat verzoekers ex-echtgenote woonachtig is in Brazilië en omdat Brazilië geen partij is bij het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, was artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de betekening van de beschikking van de rechtbank van toepassing (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

3. Wat betreft de rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in genoemd artikellid voorgeschreven dat het openbaar ministerie ten behoeve van degene voor wie het is bestemd een afschrift van het exploot toezendt aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De wijze waarop het ministerie dient zorg te dragen voor de verzending of de uitreiking van het afschrift aan de betrokkene, is niet wettelijk geregeld. Wel werkt het ministerie met een interne instructie. Voor geadresseerden in Brazilië is daarin voorgeschreven dat betekening via de post geschiedt, en dat gerechtelijke stukken aangetekend worden verstuurd om een ontvangstbevestiging of een bewijs van uitreiking te verkrijgen.

4. Volgens verzoeker blijkt uit niets dat het exploot door het Consulaat-Generaal der Nederlanden te São Paulo per aangetekende post is verstuurd naar zijn ex-echtgenote, noch dat het door haar is ontvangen. Hij wees erop dat de hele gang van zaken hem veel problemen heeft bezorgd, en dat uiteindelijk publicatie van de beschikking van de rechtbank in de Nederlandse Staatscourant noodzakelijk was gebleken omdat geen betekening in persoon had plaatsgevonden.

5. De minister van Buitenlandse Zaken stelde zich op het standpunt dat de klacht van verzoeker ongegrond is. Het Consulaat-Generaal had het exploot op 21 februari 2002 per aangetekende post aan verzoekers ex-echtgenote verstuurd, en vervolgens een bewijs van aangetekende verzending naar het ministerie gestuurd. Het ministerie had dit bewijs vervolgens doorgezonden aan het arrondissementsparket te Leeuwarden. Volgens de minister was de beschikking daarmee betekend conform artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. De minister gaf in het kader van het onderzoek voorts aan dat wanneer verzoeker zijn ministerie gemotiveerd zou hebben verzocht uitreiking van het exploot aan zijn ex-echtgenote in persoon te bevorderen, zijn ministerie zou hebben getracht uitreiking in persoon te doen geschieden.

7. Uit het door het Consulaat-Generaal naar het arrondissementsparket verzonden bewijsstuk blijkt in ieder geval niet dat verzoekers ex-echtgenote het voor haar bestemde exploot heeft ontvangen of dat het aan haar is uitgereikt. Voor zover het exploot aangetekend aan haar is verstuurd, heeft dit niet geresulteerd in de verkrijging van een bewijs van uitreiking of van ontvangst.

8. Daarnaast blijkt uit de stukken dat verzoeker vanaf 24 februari 2002 herhaaldelijk bij het Consulaat-Generaal heeft aangedrongen op daadwerkelijke betekening van het exploot aan zijn ex-echtgenote, en om niet te volstaan met toezending van het stuk aan haar. Hij wees er daarbij op dat zijn ex-echtgenote hem had laten weten dat zij het bewijs van ontvangst niet zou terugsturen. Bovendien gaf verzoeker in zijn brieven aan het Consulaat-Generaal bij herhaling aan dat een adequate afhandeling van de echtscheidingskwestie van belang was met het oog op de verlening van een verblijfsvergunning aan zijn nieuwe partner.

9. Gezien enerzijds de opmerking van de minister dat uitreiking in persoon zou zijn bevorderd indien verzoeker daar om had gevraagd en anderzijds de inhoud en strekking van verzoekers brieven aan het Consulaat-Generaal, wekt het verbazing dat verzoekers brieven niet hebben geleid tot actie door het Consulaat-Generaal c.q. het ministerie. Gelet op het beleid van het ministerie om tegemoet te komen aan gemotiveerde verzoeken om uitreiking in persoon had het voor de hand gelegen dat het Consulaat-Generaal dan wel het ministerie naar aanleiding van die brieven had gezocht naar een mogelijkheid om alsnog uitreiking in persoon te realiseren. Dit is niet gebeurd. Van de zijde van het ministerie is er in dit verband op gewezen dat verzoeker zich pas tot het Consulaat-Generaal heeft gericht nadat het exploot al naar zijn ex-echtgenote was verzonden, en dat het Consulaat-Generaal op dat moment dus niet meer over het exploot beschikte. In verband daarmee had het op de weg gelegen van het Consulaat-Generaal, dan wel van het ministerie, om verzoeker te attenderen op de mogelijkheid om door middel van een verzoekschrift aan de rechtbank tot afgifte van een tweede grosse de beschikking te krijgen over een nieuw stuk dat vervolgens alsnog door tussenkomst van het Consulaat-Generaal aan zijn ex-echtgenote uitgereikt had kunnen worden.

Het is niet juist dat dit is nagelaten.

10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het Consulaat-Generaal, althans het Ministerie van Buitenlandse Zaken, afgezien van de vraag of de handelwijze van het Consulaat-Generaal in overeenstemming was met het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de ter zake geldende interne richtlijn van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zich onvoldoende heeft ingespannen om uitreiking van het exploot aan verzoekers ex-echtgenote in persoon te doen plaatsvinden.

De onderzochte gedraging is gegrond.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Consulaat-Generaal der Nederlanden te São Paulo (Brazilië), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Buitenlandse Zaken, is gegrond.

Onderzoek

Op 12 november 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Alblasserdam (thans: Ruurlo), met een klacht over een gedraging van het Consulaat-Generaal der Nederlanden te São Paulo (Brazilië).

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Buitenlandse Zaken, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Buitenlandse Zaken verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De reactie van het ministerie gaf aanleiding het verslag aan te vullen.

De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Bij beschikking van 5 december 2001 van de rechtbank te Leeuwarden werd het huwelijk tussen verzoeker en zijn in Brazilië woonachtige (ex-)echtgenote ontbonden.

2. Bij brief van 5 februari 2002 deelde de officier van justitie van het arrondissementsparket te Leeuwarden het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende mee:

"…Ingevolge het bepaalde bij artikel 4,8 o van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heb ik de eer u hiernevens te doen toekomen een aan mij betekend exploit, bestemd voor (naam en adres van verzoekers ex-echtgenote; N.o.)."

3. Verzoeker wendde zich bij brief van 24 februari 2002 tot de Consul-Generaal der Nederlanden te São Paulo (Brazilië). Hij schreef hem het volgende:

"…Heden vernam ik van mijn ex-echtgenote, dat zij onlangs door Uw consulaire dienst is verwittigd (niet betekend) van bovengenoemde beschikking inzake ontbinding huwelijk na scheiding van tafel en bed en dat zij U het bewijs van ontvangst niet zal retourneren.

Ondanks dat mijn partner en ik reeds 5 jaar samenwonen met notariële akte conform Federale Wet (nr. 9278/1996), staat de IND op ontbinding van het huwelijk om voor een verblijfsvergunning in aanmerking te komen.

Ik werk in het onderwijs op basis van jaarkontrakten en kan daardoor alleen in de maand juli van enig jaar een verblijfsvergunning voor mijn partner aanvragen. Eind juni moet het vonnis definitief zijn.

Zodoende verzoek ik U dringend om mijn ex-echtgenote daadwerkelijk te betekenen en niet eenvoudigweg een briefje te sturen in de hoop dat zij daarop reageert…"

4. Bij “zendbrief” van 21 maart 2002 stuurde het Consulaat-Generaal verzoeker een kopie van een bewijs van aangetekende verzending van een gerechtelijk stuk aan zijn ex-echtgenote. Dit stuk zou op 21 februari 2001 aan haar zijn toegestuurd. Op de kopie staat een stempel “AR”.

5. Verzoeker zond op 4 april 2002 nogmaals een brief naar de Consul-Generaal. Daarin schreef hij het volgende:

"…Op 24 februari j.l. vernam ik van mijn ex-echtgenote, dat zij door Uw consulaire dienst was verwittigd van bovengenoemde beschikking inzake ontbinding huwelijk na scheiding van tafel en bed en dat zij het bewijs van ontvangst niet zou retourneren.

Nog dezelfde dag heb ik U dringend verzocht om mijn ex-echtgenote daadwerkelijk te betekenen en niet eenvoudigweg een briefje te sturen in de hoop dat zij daarop reageert.

Als antwoord stuurde Uw consulaire dienst mij op 21 maart j.l. een kopie van terpostbezorging van een aangetekende brief, waarvoor mijn dank.

Gaarne zou ik van U vernemen, of deze wijze van verzenden door Uw dienst wordt beschouwd als betekenen en zo ja, wat voor rechtsdoeleinden de datum van betekening is…"

6. Het Consulaat-Generaal reageerde bij brief van 8 april 2002 als volgt:

"…Vandaag heb ik uw faxbericht ontvangen als reactie op dzz. zendbrief van 21 maart 2002 betreffende de aangetekende verzending van een gerechtelijk stuk aan (verzoekers ex-echtgenote; N.o.).

Het doorgeleiden van gerechtelijke stukken door Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland is een administratieve procedure waarbij deze documenten aangetekend door de lokale postale autoriteiten aan de geadresseerde worden uitgereikt. Een bewijs van ontvangst wordt aan de afzender (de Nederlandse vertegenwoordiging) geretourneerd.

Het weigeren van een gerechtelijk stuk door de gedaagde in het buitenland om welke reden dan ook (b.v omdat hij/zij geen Nederlands kan lezen) heeft slechts een averechts effect. Indien een dagvaarding wordt geweigerd en/of hieraan geen gevolg wordt gegeven, wordt het proces in Nederland hierdoor niet vertraagd en bij verstek gevoerd.

Hetzelfde geldt evenzeer voor het weigeren van een verstekvonnis. Het vonnis is immers in Nederland uitvoerbaar en het zal in het belang van de gedaagde zijn, kennis te nemen van de inhoud van een tegen hem/haar uitgesproken vonnis.

Uit bovenstaande mag worden geconcludeerd dat de zitting van de rechtbank waarbij de rechter vonnis zal wijzen in uw dispuut met (verzoekers ex-echtgenote; N.o.), niet zal worden opgehouden omdat laatstgenoemde, zoals u stelt, niet wil reageren op de haar uitgereikte dagvaarding. Het bewijs van ontvangst is hierin dus niet bepalend…"

7. Verzoeker reageerde bij brief van 6 juni 2002 als volgt:

"…In antwoord op Uw brief van 08 april j.l. bericht ik U, dat de rechtbank nog altijd wacht op officieel bericht dat betekening op het adres van mijn ex-vrouw heeft plaatsgevonden.

Ondanks dat mijn partner en ik reeds 5 jaar samenwonen met notariële akte conform Federale Wet nr. 9278/1996, dringt de IND aan op ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed om een verblijfsvergunning voor mijn partner te mogen aanvragen.

In mijn brief van 24 februari j.l. heb ik U reeds laten weten, dat ik in het onderwijs werkzaam ben op basis van jaarcontracten en daardoor alleen in de maand juli van enig jaar een verblijfsvergunning voor mijn partner kan aanvragen. Zodoende moet eind van deze maand het vonnis definitief zijn.

Drie jaar geleden is aan mijn partner om genoemde reden een verblijfsvergunning geweigerd. Een tweede weigering kan ik, als docent van leerlingen uit gezinnen waarvan een groot deel van de ouders nimmer aan het arbeidsproces hebben deelgenomen en wel over een verblijfstitel beschikken of inmiddels zijn genaturaliseerd, niet verantwoorden tegenover mijn partner.

In dit verband verzoek ik U vriendelijk doch dringend om toezending van een verklaring waaruit blijkt wanneer de betekening aan mijn ex-vrouw heeft plaatsgevonden. Aan de hand hiervan kan de rechtbank dan berekenen of de appèltermijn definitief is verstreken en overgaan tot inschrijving van de uitspraak.

Volgens planning zal ik U binnen enkele weken een geactualiseerde geboorteakte van mijn partner ter legalisatie aanbieden…"

8. De minister van Buitenlandse Zaken zond op 21 juni 2002 een brief naar het arrondissementsparket Leeuwarden en deelde daarin het volgende mee:

"…Met verwijzing naar uw brief van 5 februari 2002, kenmerk (…) heb ik vernomen dat u het bewijs van verzending van het stuk inzake (verzoekers ex-echtgenoot; N.o.) dat in São Paulo, Brazilië is betekend, niet heeft ontvangen. Deze stukken zijn echter door dit ministerie op 4 april aan het parket te Leeuwarden gestuurd. Aangezien de originele stukken ontbreken, zend ik u hierbij een gewaarmerkte kopie van het bewijs van verzending en een kopie van het begeleidend formulier uit São Paulo…"

9. Verzoeker schreef het Consulaat-Generaal bij brief van 17 augustus 2002 het volgende:

"…Heden vernam ik van mijn advocaat, dat het niet gelukt is om bovenstaande beschikking (de beschikking van de rechtbank te Leeuwarden van 5 december 2001; N.o.) in persoon aan mijn ex-vrouw te betekenen (…).

Dit is niet gelukt, omdat Uw dienst daartoe nimmer een serieuze poging heeft gedaan. De gebruikelijke weg om in Brazilië iemand te betekenen is via het Cartório de Titulos e Documentos. Wanneer van de posterijen gebruik wordt gemaakt, dan dient het verzendbewijs de toevoeging "em mãos" te bevatten, hetgeen door Uw dienst is nagelaten.

Reeds 6 maanden geleden heb ik Uw dienst verzocht om mijn ex-echtgenote daadwerkelijk te betekenen en niet eenvoudigweg een briefje te sturen in de hoop dat zij daarop reageert.

Aangezien dit tot op heden niet is gebeurd, verzoek ik U vriendelijk doch dringend om afgifte van een verklaring, dat de ontbinding van mijn huwelijk na scheiding van tafel en bed tot op heden niet is ingeschreven als gevolg van een misverstand bij het Consulaat-Generaal c.q. Ministerie van Buitenlandse Zaken en aanbevolen wordt om mijn partner (…) onverwijld in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf te stellen, indien aan alle overige eisen wordt voldaan…"

10. Verzoeker richtte zich bij brief van 17 september 2002 tot de minister van Buitenlandse Zaken. Hij schreef hem het volgende:

"…Op 05 februari 2002 heeft de Officier van Justitie te Leeuwarden aan Uw departement verzocht om bovenstaand gerechtelijk stuk aan mijn ex-vrouw uit te reiken.

Onlangs vernam ik dat dit, ondanks dat zij een bij Uw departement bekende vaste woon- en verblijfplaats heeft, tot op heden niet is gebeurd.

Als gevolg van het niet uitvoeren door Uw departement van deze taak lijden mijn partner en ik grote morele en financiële schade.

Reden waarom ik Uwe Excellentie eerbiedig verzoek om een onderzoek naar de feiten…"

11. Verzoeker herhaalde dit verzoek aan de minister bij brief van 7 oktober 2002.

12. De Directeur Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde bij brief van 31 oktober 2002 als volgt op verzoekers brieven van 17 september 2002 en van 7 oktober 2002:

“…Ingevolge artikel 4, lid 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt, wanneer de persoon voor wie het stuk bestemd is zijn/haar werkelijk verblijf buiten Nederland heeft, een afschrift van het exploit gezonden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een tweede afschrift wordt door de deurwaarder onverwijld rechtstreeks per aangetekende post verzonden aan de woonplaats of het werkelijk verblijf van de betrokkene.

De medewerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft betrekking op het doorzenden van gerechtelijke stukken bestemd voor personen woonachtig in landen die geen partij zijn bij het Haags Betekeningsverdrag van 15 november 1965, zoals Brazilië.

Over de wijze van uitreiking zijn ten aanzien van ieder land dat geen partij is bij het verdrag afzonderlijke afspraken gemaakt. Voor Brazilië geldt dat de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aldaar, gerechtelijke stukken per aangetekende post verstuurt aan de geadresseerde, waarvan een bewijs wordt teruggezonden aan dit Ministerie dat vervolgens het bewijs naar de betreffende gerechtelijke autoriteit zendt, in dit geval het Arrondissementsparket te Leeuwarden. In het geval van de stukken bestemd voor (verzoekers ex-echtgenote; N.o.) is conform de geldende procedure gehandeld…"

B. Standpunt verzoeker

1. Verzoekers standpunt staat samengevat weergegeven onder Klacht.

Verzoekers toelichting op dit standpunt, zoals opgenomen in zijn verzoekschrift aan de Nationale ombudsman van 11 november 2002, luidt als volgt:

"… Op 17 september j.l. heb ik de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht om een onderzoek naar de feiten inzake de betekening van bovengenoemd gerechtelijk stuk.

Ingevolge artikel 4, lid 8 (oud), van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt, wanneer de persoon voor wie het stuk bestemd is zijn/haar werkelijk verblijf buiten Nederland heeft, een afschrift van het exploit gezonden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een tweede afschrift wordt door de deurwaarder onverwijld rechtstreeks per aangetekende post verzonden aan de woonplaats of het werkelijk verblijf van betrokkene.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan het exploit vervolgens:

• aan geëxploteerde uitreiken door tussenkomst van enig Nederlands diplomatiek ambtenaar in het buitenland. Dit blijft uiteraard de eerst aangewezen en steeds toepasselijke mogelijkheid tot betekening.

• door een buitenlands deurwaarder laten betekenen. In Brazilië is de deurwaarder van het "Cartório de Títulos e Documentos" de meest aangewezen persoon. Voor minder dan 10 euros wordt het exploit uitgereikt, de akte van betekening opgemaakt en het geheel gemicrofilmd, zodat te allen tijde kopieën van deze rechtshandeling kunnen worden opgevraagd.

• per aangetekende post aan geëxploteerde verzenden. Deze wijze van betekenen heeft meer te maken met het spelen in de loterij, aangezien het resultaat afhankelijk is van de rechtskennis en slimheid van postbode en geëxploteerde. De postbode is niet opgeleid voor dit werk, terwijl de andere partij reeds in het bezit is van het afschrift van de Nederlandse deurwaarder en voldoende tijd heeft gehad voor het opstellen van een plan om de postbode om de tuin te leiden.

In zijn brief van 31 oktober 2002 antwoordde het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat over de wijze van uitreiking voor personen woonachtig in Brazilië, de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aldaar, gerechtelijke stukken per aangetekende post verstuurt, waarvan een bewijs wordt teruggezonden naar het Ministerie dat vervolgens het bewijs naar de gerechtelijke autoriteit verzendt.

Uit niets blijkt dat de gerechtelijke stukken zijn verzonden per aangetekende post, noch dat zij zijn ontvangen door geëxploiteerde. Het zogenaamde bewijs dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar het Arrondissementsparket heeft verzonden is geen voor dat doel bestemd formulier van de lokale postale autoriteiten en bevat bovendien geen informatie omtrent.

• adres van geëxploteerde;

• kantoor en datum van terpostbezorging;

• gewicht en verzendkosten;

• stempel EM (in handen/in persoon) om te voorkomen dat het stuk aan de buurvrouw wordt uitgereikt.

Volgens aantekening op het zogenaamde verzendbewijs (stempel AR) zou het gerechtelijk stuk zijn verzonden per aangetekende post met bericht van ontvangst (roze kaart). Dit bericht van ontvangst is niet in de stukken van Buitenlandse Zaken aangetroffen, noch de navraag bij de posterijen hieromtrent…"

2. Op 8 januari 2003 liet verzoeker aan de Nationale ombudsman weten dat zijn ex-echtgenote inmiddels was betekend:

"…In aansluiting op mijn brief van 11 november j.l. bericht ik U, dat mijn ex-vrouw inmiddels is betekend door middel van publicatie in de Staatscourant (…), dit om het vonnis inzake de ontbinding van mijn huwelijk ondanks het geklungel van de Consul in kracht van gewijsde te kunnen doen gaan.

Eigenlijk is deze vorm van betekening alleen maar bestemd voor personen, waarvan de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend zijn…"

C. Standpunt minister van Buitenlandse Zaken

1. De minister van Buitenlandse Zaken reageerde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman bij brief van 29 april 2003 als volgt op de klacht van verzoeker:

"…Ik acht deze klacht ongegrond.

De beschikking bestemd voor mevrouw (verzoekers ex-echtgenote; N.o.) is betekend aan het Arrondissementsparket Leeuwarden. Het Arrondissementsparket Leeuwarden heeft het exploot vervolgens per brief van 5 februari 2002 toegezonden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het exploot is op 13 februari 2002 toegezonden aan het CG (Consulaat-Generaal; N.o.) te São Paulo, alwaar het op 21 februari 2002 per aangetekende post is verzonden aan geadresseerde. Een bewijs van aangetekende verzending is door het CG naar het ministerie van Buitenlandse Zaken gezonden en vervolgens op 4 april 2002 door het ministerie doorgezonden aan het Arrondissementsparket Leeuwarden.

De beschikking is daarmee betekend conform artikel 55, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (…).

De wet specificeert niet de door het ministerie van Buitenlandse Zaken te volgen procedure. Het is aan het ministerie om daar per land afspraken over te maken, e.e.a. afhankelijk van de lokale wetgeving en vereisten. De procedure is in het geval van Brazilië als volgt:

- exploten in burgerlijke en handelszaken die aan dit ministerie worden toegezonden en bestemd zijn voor personen woonachtig in dat land worden per diplomatieke vracht gezonden aan de vertegenwoordiging (ambassade of consulaat) het dichtst bij de woonplaats van betrokkene;

- vervolgens worden dergelijke exploten door de vertegenwoordiging per aangetekende post met bewijs van ontvangst verzonden aan geadresseerde;

- het bewijs van aangetekend verzenden en eventuele aanvullende informatie1 worden door de vertegenwoordiging per diplomatieke vracht aan het ministerie geretourneerd;

- het ministerie verzendt de bewijzen ten slotte aan het betreffende parket.

Merk voor de goede orde op dat afspraken zoals bovengenoemde geen afspraken tussen overheden zijn, maar afspraken tussen departement en posten.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt honderden exploten per jaar en beijvert zich deze exploten zo spoedig mogelijk te doen toekomen aan degenen voor wie zij bestemd zijn. De procedures werken in de praktijk goed. Een andere werkwijze is redelijkerwijs ook niet van dit ministerie te verwachten. Wanneer uitreiking in persoon als standaardprocedure gehanteerd zou worden zou dit een bovenmatig beslag leggen op personele en financiële middelen.

In Nederland is het mogelijk de deurwaarder te verzoeken te bevorderen dat uitreiking in persoon geschiedt. Hoewel hij dienaangaande geen resultaatsverplichting op zich kan nemen, zal de deurwaarder desgevraagd over het algemeen aan een dergelijk verzoek trachten te voldoen. Indien aan het ministerie van Buitenlandse Zaken in onderhavig geval een gemotiveerd verzoek was gericht tot het bevorderen van uitreiking in persoon had het ministerie uiteraard getracht, naar analogie van het bovenstaande, uitreiking in persoon te doen geschieden. Teken hierbij aan dat een geadresseerde altijd kan weigeren een exploot in ontvangst te nemen, ongeacht de wijze van verzending of uitreiking.

1 Onder aanvullende informatie wordt o.a. verstaan, waar van toepassing, het door geadresseerde geretourneerde ontvangstbewijs…"

2. Desgevraagd verstrekte het ministerie de desbetreffende bladzijde uit de bundel die door de Afdeling Consulair-Juridische Zaken van de Directie Consulaire Zaken wordt gebruikt bij de uitreiking van gerechtelijke stukken in het buitenland. Met betrekking tot Brazilië bevat deze bladzijde de volgende tekst:

“…Betekening geschiedt via de post. Dergelijke stukken worden aangetekend verzonden om een ontvangstbevestiging of bewijs van uitreiking te verkrijgen. Hetzelfde geldt ook voor dwangbevelen. Een bevestiging van ontvangst duurt ongeveer één maand (zo deze al wordt verkregen)…

D. Reactie verzoeker

1. Verzoeker reageerde bij brief van 20 mei 2003 als volgt op de reactie van de minister van Buitenlandse Zaken:

"…1.

(…)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan het exploot (…) aan geëxploteerde uitreiken door tussenkomst van enig diplomatiek ambtenaar in het buitenland. Uiteraard behoeft dit niet te gebeuren door de consul zelf. Hij kan dit ook laten doen door een lokaal medewerker van het consulaat of door een buitenlands deurwaarder.

De laatst aangewezen mogelijkheid tot betekening is per post. Mocht een entiteit toch voor deze wijze van betekenen kiezen, dan moet deze de exploten daadwerkelijk ter post bezorgen, zich bewust zijn van de risico's die deze wijze van handelen met zich meebrengen en beschikken over de benodigde mankracht t.b.v. follow-up, navraag bij de posterijen, etc.

2.

Verweerder stelt, dat het exploot op 21 februari 2002 per aangetekende post is verzonden aan geadresseerde.

Uit niets blijkt, dat het exploot is verzonden, noch dat het is ontvangen door geadresseerde.

(…)

3.

Uiteraard specificeert de wet niet de door het ministerie van Buitenlandse Zaken te volgen procedure van betekenen. Het is aan het ministerie om daar per land afspraken over te maken, die voldoende rechtszekerheid bieden voor de onderdanen die zij vertegenwoordigen. Ook dienen deze afspraken van tijd tot tijd te worden herzien.

4.

Verweerder stelt, dat zij honderden exploten per jaar ontvangt en zich zou beijveren deze exploten zo spoedig mogelijk te doen toekomen aan degenen voor wie zij bestemd zijn. De procedures zouden in de praktijk goed werken. Blijkbaar is verweerder zich nog steeds niet bewust wie zij vertegenwoordigt, de in (woonplaats van verzoekers ex-echtgenote; N.o.) woonachtige vreemdelinge of de in Alblasserdam woonachtige Nederlander, noch wat de doelstelling van de betekening is.

De in (woonplaats van verzoekers ex-echtgenote; N.o.) woonachtige vreemdelinge is van het vonnis reeds in kennis gesteld door haar Nederlandse advocate en nogmaals door de deurwaarder te Leeuwarden. De taak van het ministerie van Buitenlandse Zaken is dus niet om het exploot zo spoedig mogelijk te doen toekomen aan degene voor wie het bestemd is, maar om de in Nederland woonachtige partij te voorzien van een bewijsstuk dat geëxploteerde kennis heeft genomen van het vonnis, of kennis heeft kunnen nemen van het vonnis ingeval deze weigert om het exploot in ontvangst te nemen.

De praktijk heeft inmiddels bewezen, dat de procedures niet goed werken. Er wordt maar wat aangerommeld.

5.

Verweerder stelt, dat een andere werkwijze redelijkerwijs niet van dit ministerie te verwachten is.

Ik deel deze mening niet. Ik verwacht van het ministerie een werkwijze die voldoende rechtszekerheid biedt om mijn belangen welke het logische gevolg zijn van een zorgvuldige betekening te garanderen. Ik mag dit verwachten, want ook van mij wordt dit verlangd door verweerder. Als gevolg van deze beunhazerij heeft ditzelfde ministerie na 4 jaar nog geen machtiging tot voorlopige verblijf aan mijn partner verstrekt.

6.

Verweerder stelt dat wanneer uitreiking in persoon als standaardprocedure gehanteerd zou worden dit een bovenmatig beslag zou leggen op personele en financiële middelen. Ook deze mening deel ik niet. Dagvaardingen van de Braziliaanse justitie worden in Nederland uitgereikt door het arrondissementsparket. Hier zijn blijkbaar wel personele en financiële middelen voor, die ongetwijfeld aanzienlijk hoger zullen liggen dan de tegenwaarde van minder dan 10 euros welke door de Braziliaanse deurwaarder in rekening worden gebracht.

7.

Verweerder stelt, dat indien aan het ministerie van Buitenlandse Zaken in onderhavig geval een gemotiveerd verzoek was gericht tot het bevorderen van uitreiking in persoon, dit zou zijn gebeurd.

Geachte ombudsman, reeds op 24 februari 2002 heb ik de Consul te São Paulo erop gewezen, dat de verzending van het exploot niet aan de wettelijke eisen voldoet en heb ik hem verzocht om passende maatregelen te nemen. In plaats van onmiddellijk tot actie over te gaan, bleef hij beweren dat de betekening aan de wettelijke eisen voldoet. Ik heb hem toen telefonisch voorgesteld om een verklaring af te geven, dat geëxploreerde conform artikel 4, lid 8 (oud) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was betekend. Dit weigerde hij, omdat hijzelf niet zeker was van zijn zaakje.

Samenvattend, tot op heden blijft onduidelijk of het exploot op 21 februari 2002 is verzonden aan geadresseerde, dit zonder verder in details te treden of dit per post mag gebeuren en zo ja, op welke manier.

Elk weldenkend mens zal het met mij eens zijn, dat het door het Consulaat-Generaal naar het ministerie van Buitenlandse Zaken gezonden papiertje niet als bewijs van aangetekende verzending kan worden bestempeld.

Zelfs dit waardeloze papiertje is nooit bij het Arrondissementsparket Leeuwarden aangekomen. Eerst op 21 juni 2002 heeft het ministerie een gewaarmerkte kopie van dit waardeloze papiertje aan genoemd parket verzonden…”

2. Verzoeker stuurde voorts een kopie toe van een brief van zijn advocaat van 9 september 2003 waarin deze verzoeker had laten weten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand had geweigerd de beschikking tot ontbinding van het huwelijk tussen verzoeker en zijn in Brazilië woonachtige (ex-)echtgenote in te schrijven omdat die beschikking eerst nog moest worden betekend. Omdat betekening in persoon niet kon plaatsvinden, was publicatie in de Nederlandse Staatscourant noodzakelijk, aldus verzoekers advocaat.

E. REACTIE MINISTERIE

Van de zijde van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd naar aanleiding van punt 7 van de reactie van verzoeker (zie onder D.) opgemerkt dat verzoeker het Consulaat-Generaal te São Paulo pas heeft benaderd met het verzoek passende maatregelen te nemen nadat het Consulaat-Generaal het desbetreffende stuk aan zijn ex-echtgenote had gestuurd. Het Consulaat-Generaal beschikte toen derhalve niet meer over dat stuk. Daarnaast werd erop gewezen dat een geadresseerde niet kan worden gedwongen te tekenen voor ontvangst.

Achtergrond

1. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel 55:

"1. Ten aanzien van hen die geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland hebben, maar van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is, geschiedt de betekening aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal, bedoeld in artikel 54, tweede en vierde lid, die een afschrift van het exploot ten behoeve van degene voor wie het bestemd is, toezendt aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken (…). Een tweede afschrift wordt door de deurwaarder per aangetekende brief onverwijld toegezonden aan de woonplaats of het werkelijk verblijf van de betrokkene.

2. Heeft degene voor wie het exploot bestemd is, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland in een Staat die partij is bij het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken (Trb. 1966, 91) en ontvangt deze het afschrift op een wijze die aldaar wordt aangemerkt als betekening in persoon, dan wordt het exploot geacht te zijn gedaan aan hem in persoon."

Het eerste lid van artikel 55 komt overeen met artikel 4, 8 o van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud).

2. Verdrag inzake betekening en kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken.

Brazilië is geen partij bij dit in het tweede lid van artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde verdrag.

Instantie: Consulaat-Generaal te São Paulo

Klacht:

Niet gezorgd voor zorgvuldige betekening van beschikking van rechtbank betreffende ontbinding van verzoekers huwelijk aan zijn (ex-)echtgenote die in Brazilië woonachtig is.

Oordeel:

Gegrond