2004/048

Rapport

Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps landelijke politiediensten (verder KLPD) zijn verzoek om vergoeding van de na die aanhouding gemaakte reiskosten heeft afgewezen, hoewel is vastgesteld dat aan de door verzoeker gepleegde belediging een incorrecte interactie van de zijde van die politieambtenaar is voorafgegaan en verzoekers klacht over de bejegening door die politieambtenaar gegrond is verklaard.

Beoordeling

I. Bevindingen

1. Op 20 juli 2002, omstreeks 01.15 uur werd verzoeker op het station Nijmegen aangehouden, omdat hij "apenlul" tegen een ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) zou hebben gezegd. Nadat hij was verhoord, werd hij om 3:05 uur heengezonden.

2. Verzoeker diende op 22 juli 2002 een klacht in over het optreden van de politie. Volgens hem was het volgende gebeurd. Toen hij het station Nijmegen binnenliep om de laatste trein naar Utrecht te halen was hij tegen een politieambtenaar opgebotst. Deze had hem toegebeten: "Kun je niet uitkijken eikel!". Daarop had verzoeker gezegd: "Wat wil je nu flapdrol." Verzoeker voelde zich onheus bejegend door deze politieambtenaar. Hij was na zijn heenzending met de taxi naar huis gegaan, wat hem € 160 had gekost. Hij vroeg om vergoeding van deze kosten.

3. De politierechter te Arnhem verklaarde verzoeker bij vonnis van 14 oktober 2002 schuldig aan eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie, zonder oplegging van straf.

Blijkens het onderzoeksverslag van de klachtbehandelaar van de politie was deze aanwezig geweest bij de zitting van de politierechter. De politierechter had, aldus het verslag, bij de uitspraak ter zitting in overweging genomen dat de uitspraak van verzoeker een reactie was geweest in de communicatie over en weer tussen klager en een politieambtenaar.

4. Op 25 februari 2003 deed de korpschef de klacht van verzoeker af. De klacht over de bejegening door de politieambtenaar achtte hij gegrond. Hij overwoog daartoe het volgende:

"De betrokken politieambtenaar ontkende het woord "eikel" tegen u te hebben gebruikt en ook zijn collega ontkende dat dit gezegd zou zijn. Getuige L. bevestigde echter uw lezing daarover. Gelet op het feit dat de politierechter de overtuiging heeft gekregen dat er een incorrecte interactie aan uw bewoordingen "flapdrol en/of apenlul" ten grondslag heeft gelegen beoordeel ik dit klachtaspect gegrond."

De korpschef honoreerde echter niet verzoekers schadeclaim. Naar zijn mening was er geen directe relatie met de klachtaspecten. Het gebruik van een taxi was verzoekers persoonlijke keuze geweest. Er waren, aldus de korpschef, ook andere mogelijkheden aanwezig, terwijl voorts de aanhouding van verzoeker als rechtmatig was beoordeeld.

5. Verzoeker vond dit geen bevredigende oplossing van zijn klacht bij de politie en diende een verzoekschrift in bij de Nationale ombudsman. Als de desbetreffende politieambtenaar zich normaal had gedragen in plaats van hem voor eikel uit te maken, was hij nooit in een cel beland en had hij met de laatste trein naar Utrecht gekund, aldus verzoeker. Wat had hij anders moeten doen toen hij 's nachts buitenstond? Zijn gemaakte kosten stonden volgens verzoeker wel degelijk in relatie tot zijn klacht.

6. De Nationale ombudsman verzocht de korpsbeheerder bij de opening van het onderzoek naar de klacht de stelling dat er voor verzoeker ook andere mogelijkheden aanwezig waren nader te preciseren.

7. In reactie op de klacht wees de korpsbeheerder erop dat de aanhouding was getoetst door de hulpofficier van justitie en rechtmatig was bevonden, terwijl de politierechter verzoeker schuldig had bevonden aan het te laste gelegde feit zonder oplegging van straf. Voorts verwees de korpsbeheerder naar artikel 36 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en buitengewoon opsporingsambtenaar waarin is bepaald dat de ambtenaar bij invrijheidstelling van een persoon voor beschikbaarheid van vervoer en begeleiding dient te zorgen, indien een persoon zichzelf niet kan verplaatsen. Daarvan was hier geen sprake. Hij achtte de formulering van de afwijzing van de schadeclaim in de klachtafdoeningsbrief bij nader inzien wat minder gelukkig gekozen, omdat die tot de conclusie zou kunnen leiden dat de schadeclaim wél volledig gehonoreerd zou zijn als voor goedkoper vervoer dan een taxi was gekozen. Ook al zou taxivervoer de enige mogelijkheid zijn geweest voor verzoeker, dan nog was de korpsbeheerder van mening dat de politie geen thuisbrengplicht had en evenmin een verplichting om reiskosten te vergoeden in het geval een verdachte in vrijheid wordt gesteld op een tijdstip waarop openbaar vervoer niet of nauwelijks meer beschikbaar is.

II. Beoordeling

1. Het is juist dat er in het algemeen in het geval van een rechtmatige aanhouding, geen reden is om de aangehouden persoon na diens vrijlating naar huis te brengen dan wel de (taxi)kosten van vervoer naar huis te vergoeden.

2. In dit geval is echter verzoekers klacht over het feit dat een politieambtenaar eerst "eikel" tegen hem had gezegd, gegrond bevonden. Daarbij is overwogen dat volgens de politierechter aan verzoekers (strafbare) uitlatingen jegens die politieambtenaar een onjuiste bejegening door diezelfde politieambtenaar ten grondslag heeft gelegen. Weliswaar is het verzoekers eigen keuze geweest om te reageren als hij heeft gedaan, en is hij door de rechter daaraan schuldig bevonden, maar de situatie is mede door toedoen van de uitlating van de betreffende politieambtenaar ontstaan. Gelet hierop is het jegens verzoeker niet billijk om de (financiële) gevolgen van het hele gebeuren in kwestie geheel voor zijn rekening te laten. Eén en ander had het KLPD in redelijkheid ertoe moeten brengen om verzoeker uit overwegingen van coulance een vergoeding toe te kennen. Nu de korpsbeheerder niet heeft bestreden dat verzoeker geen andere reële mogelijkheden had om midden in de nacht van Nijmegen naar Utrecht te reizen dan per taxi, acht de Nationale ombudsman het redelijk dat aan verzoeker een deel van de gemaakte taxikosten worden vergoed.

Dit geeft aanleiding om in dit rapport een aanbeveling te doen.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Korps landelijke politiediensten, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), is gegrond.

Aanbeveling

Aan de beheerder van het Korps landelijke politiediensten wordt in overweging gegeven de afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding te heroverwegen.

Bij brief van 19 maart 2004 deelde de beheerder van het korps mee dat de aanbevolen heroverweging had plaatsgevonden: besloten is om uit overwegingen van coulance aan verzoeker alsnog een tegemoetkoming van € 80 toe te kennen.

Onderzoek

Op 5 maart 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer T. te Bilthoven, met een klacht over een gedraging van het Korps landelijke politiediensten.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder een specifieke vraag gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Noch verzoeker noch de korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

Zie onder Beoordeling.

Informatieoverzicht

De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

1. Verzoekschrift van 4 maart 2003, met bijlagen over de interne klachtprocedure bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD).

2. Standpunt van de korpsbeheerder van het KLPD van 14 augustus 2003 en verzoekers reactie hierop, waarbij hij te kennen gaf te blijven bij zijn eerder ingenomen standpunt.

Achtergrond

Instantie: Korps landelijke politiediensten

Klacht:

Verzoek om vergoeding van de na de aanhouding gemaakte reiskosten afgewezen, hoewel is vastgesteld dat aan de door de verzoeker gepleegde belediging een incorrecte interactie van de zijde van de politieambtenaar is voorafgegaan en verzoekers klacht over de bejegening gegrond is verklaard.

Oordeel:

Gegrond