2004/008

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden, ondanks de toezegging van de chef van bureau Overbosch van dit korps in zijn brief van 27 februari 2002, het onderzoek naar aanleiding van de aangifte van inbraak bij zijn broer in de nacht van 24 op 25 december 2001 niet heeft voortgezet.

Voorts klaagt verzoeker erover dat de chef van bureau Overbosch in zijn brief van 25 mei 2002:

- niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom er niets meer met zijn aangifte is gebeurd en

- heeft meegedeeld dat de videobanden waarop de mogelijke verdachten van de inbraak te zien waren, niet meer beschikbaar waren, terwijl de politie hier volgens verzoeker in het geheel geen navraag naar heeft gedaan.

Beoordeling

I. Algemeen

In de nacht van 24 op 25 december 2001 werd ingebroken in de woning van de broer van verzoeker (...) te Den Haag en werd een bankpas met bijbehorende pincode gestolen. De bankpas is meteen na ontdekking van de diefstal geblokkeerd. Op 25 december 2001 is er aangifte gedaan bij het regionale politiekorps Haaglanden. Meerdere familieleden hebben zich ingespannen voor de broer van verzoeker. Een familielid heeft op 27 december 2001 aan de bank een overzicht gevraagd met daarop de bedragen die na de inbraak met behulp van de gestolen bankpas zijn gepind. Op het overzicht staan ook de namen van de bedrijven, banken en tankstations alwaar gepind is, vermeld. Op de lijst staan vermeld: tankstation A., tankstation B., tankstation C., bank D1., bank D2., bank E. en bedrijf F. In totaal bleek een bedrag van ƒ 5.000 te zijn gepind. Vervolgens heeft dit familielid het overzicht aan het regionale politiekorps Haaglanden overhandigd. Bij het regionale politiekorps Haaglanden is toen aangedrongen om de camera-opnamen van de bedrijven zo snel mogelijk te bekijken omdat de opnamen doorgaans na enkele dagen worden gewist.

II. Ten aanzien van de toezegging om het onderzoek voort te zetten

1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het regionale politiekorps Haaglanden, ondanks de toezegging van de chef van bureau Overbosch van dit korps in zijn brief van 27 februari 2002, het onderzoek naar aanleiding van de aangifte van inbraak bij zijn broer in de nacht van 24 op 25 december 2001 niet heeft voortgezet.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. Ondanks de personele capaciteit op dat moment alsmede de beleidsprioriteiten heeft er, aldus de korpsbeheerder, uiteindelijk wel een opsporingsonderzoek plaatsgevonden. Men heeft technisch onderzoek naar de mogelijke sporen van de verdachten verricht. Twee locaties van de op de lijst staande locaties zijn niet benaderd omdat werd aangenomen dat de videobanden al waren gewist. Het onderzoek heeft echter uiteindelijk onvoldoende aanwijzingen opgeleverd om een nader onderzoek in te stellen. Het onderzoek is, aldus de korpsbeheerder, uiteindelijk op een later tijdstip dan gewenst voortgezet. Onverlet het bovenstaande geeft de korpsbeheerder aan dat enkele medewerkers in gebreke zijn gebleven.

3. Ten eerste is vast komen te staan dat er op 25 december 2001 aangifte is gedaan op het politiebureau Overbosch. Immers staat op het mutatieformulier, dat naar aanleiding van de aangifte is opgesteld, de naam van het politiebureau Overbosch genoteerd. Verder heeft verzoeker verklaard dat er aangifte op het politiebureau Overbosch is gedaan. De aangifte betrof een diefstal van een bankpas en de pincode uit een woning in het werkgebied van het politiebureau Overbosch.

Ten tweede is vast komen te staan dat het regionale politiekorps Haaglanden op 25 december 2001 in de woning van de broer van verzoeker sporenonderzoek heeft verricht. Immers wordt hiervan in het mutatieformulier melding gemaakt.

Ten derde is vast komen te staan dat het regionale politiekorps Haaglanden uiterlijk op 28 december 2001 een overzicht in zijn bezit had met daarop de gepinde bedragen en de namen van de tankstations, banken en het bedrijf waar was gepind; het heeft dit bij brief van 27 februari 2002 aangegeven. Voorts staat in het mutatieformulier als aanvullende opmerking dat de dochter van de broer van verzoeker op 28 december 2001 op het bureau is verschenen. Zij heeft toen verklaard dat zij bij verschillende locaties waar met de bankpas van haar vader was gepind, was langs geweest. Verzoeker heeft verklaard dat het overzicht tot tweemaal toe op het politiebureau Overbosch is afgegeven. Op de lijst staan vermeld: tankstation A., tankstation B., tankstation C., bank D1., bank D2., bank E. en bedrijf F.

Ten vierde is gebleken dat een medewerker van een tankstation op een gegeven moment bij de recherche van de Duinstraat heeft gemeld dat er door een persoon een vreemde aankoop was gedaan. De rechercheur van de Duinstraat heeft hiernaar onderzoek gedaan en de resultaten op 28 december 2001 teruggekoppeld naar een rechercheur van bureau Overbosch.

Ten vijfde is vast komen te staan dat verzoeker bij brief van 3 januari 2002 zijn ongenoegen over de voortgang van het onderzoek aan het regionale politiekorps Haaglanden heeft doorgegeven.

Ten zesde is vast komen te staan dat verzoeker op 30 januari 2002 een gesprek heeft gevoerd met de interne klachtbehandelaar T. van het regionale politiekorps Haaglanden welk gesprek bij brief van 27 februari 2002 door het regionale politiekorps Haaglanden werd bevestigd.

Ten slotte staat vast dat het regionale politiekorps Haaglanden verzoeker bij brief van 27 februari 2002 heeft meegedeeld dat de aangifte op 10 januari 2002 gecompleteerd is en dat de zaak is uitgezet bij betrokken ambtenaar I. Voorts heeft het regionale politiekorps Haaglanden in de brief van 27 februari 2002 opgemerkt dat de verzamelde gegevens aan betrokken ambtenaar I. zijn overgedragen, waarna hij het onderzoek zal voortzetten en verzoeker op de hoogte zal brengen van het resultaat.

4. Betrokken ambtenaar I. heeft gedurende het onderzoek verklaard dat hij in de periode tussen 30 januari en 27 februari 2002 door zijn chef is benaderd om alsnog iets aan de zaak te doen. Voorts heeft betrokken ambtenaar I. verklaard dat hij verzoeker niet zelf heeft benaderd om hem op de hoogte te stellen van de resultaten van het onderzoek. Betrokken ambtenaar I. heeft verklaard dat een familielid van de aangever hem na 27 februari 2002 heeft gebeld en hem heeft gevraagd naar de stand van zaken van het onderzoek naar aanleiding van de aangifte. Uit de brief d.d. 25 mei 2002 van het regionale politiekorps Haaglanden blijkt dat dit telefoongesprek op 16 mei 2002 is geweest. Betrokken ambtenaar I. heeft gedurende het telefoongesprek zijn bevindingen meegedeeld. Hij heeft, nadat hij door zijn chef werd benaderd om de aangifte in behandeling te nemen, contact opgenomen met tankstation A., tankstation B. en bedrijf F. Voorts heeft betrokken ambtenaar I. contact opgenomen met bank D1. of met bank D2. De videobanden bleken reeds te zijn gewist. Voorts konden de medewerkers van de tankstations, banken en het bedrijf geen signalement geven. Betrokken ambtenaar I. heeft verklaard dat hij aan de hand van de gegevens in Genesys de zaak is gaan onderzoeken.

5. De Nationale ombudsman overweegt dat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat een overheidsinstantie gedane toezeggingen nakomt. Op het door een familielid overgelegde overzicht met de gepinde bedragen en de locaties stonden de namen en de adressen van tankstation A., tankstation B., tankstation C., bank D1., bank D2., bank E. en bedrijf F. vermeld. Betrokken ambtenaar I. heeft contact opgenomen met tankstation A., tankstation B. en bedrijf F. Voorts heeft betrokken ambtenaar I. contact opgenomen met bank D1 òf met bank D2. Verder is gebleken dat de medewerkers van de tankstations A. en B., banken D1. of D. en bedrijf F. geen signalement konden geven. Tankstation C. en bank E. die ook op de lijst stonden vermeld, zijn niet benaderd. Het feit dat uit het door betrokken ambtenaar I. verrichtte onderzoek geen enkele aanwijzing is voortgekomen, maakte het des te meer noodzakelijk om tankstation C. en bank E. te benaderen. Daarmee is, naar het oordeel van de Nationale ombudsman, de gedane toezegging onvoldoende nagekomen.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

III. Ten aanzien van de motivering waarom er niets meer met de aangifte is gebeurd

1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de chef van bureau Overbosch in zijn brief van 25 mei 2002 niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom er niets meer met zijn aangifte is gebeurd.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. De korpsbeheerder stelt zich op het standpunt dat er in de brief van 25 mei 2002 wel onder vermelding van redenen inzicht is gegeven in de status van het opsporingsonderzoek.

3. Gedurende het onderzoek zijn de navolgende feiten en omstandigheden vast komen te staan.

Bij brief van 17 april 2002 heeft verzoeker aan het regionale politiekorps Haaglanden gevraagd of de videobanden door de politie zijn veiliggesteld, of de daders zijn gepakt, wat er met de buit is gebeurd, of de zaak bij het Openbaar Ministerie ligt en wat er met de getuigenverklaringen van de medewerkers van de tankstations, banken en een bedrijf alwaar gebruik is gemaakt van de gestolen bankpas, is gebeurd.

Het regionale politiekorps Haaglanden heeft in de brief van 25 mei 2002 aan verzoeker meegedeeld dat de videobanden niet meer beschikbaar waren toen betrokken ambtenaar I. de zaak in behandeling kreeg. Verder heeft de politie aan verzoeker in voornoemde brief gemeld dat de daders niet bekend zijn, waardoor niet kon worden vastgesteld wat er met de buit is gebeurd. Voorts heeft de politie opgemerkt dat de zaak vooralsnog was afgesloten, aangezien de onderzoeksresultaten niet hebben geleid tot de aanhouding van de verdachten. De politie heeft hierbij opgemerkt dat de zaak alsnog nader zal worden onderzocht in het geval er sprake zou zijn van nieuwe ontwikkelingen. Zou een eventueel nader onderzoek leiden tot oplossing van de zaak, dan zou het proces-verbaal alsnog naar het Openbaar Ministerie worden gezonden. Ten slotte heeft de politie verzoeker in de brief van 25 mei 2002 meegedeeld dat de medewerkers die betrokken ambtenaar I. heeft benaderd, geen getuigenverklaringen hebben afgelegd omdat zij zich niets meer konden herinneren.

4. Het vereiste van een deugdelijke motivering brengt met zich mee dat een bestuursorgaan in de correspondentie met de burger dient in te gaan op de specifieke aard van de kwestie die aan de orde is.

5. Gezien de omstandigheid dat het regionale politiekorps Haaglanden in de brief van 25 mei 2002 is ingegaan op alle door verzoeker in de brief van 17 april 2002 gestelde vragen, acht de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.

IV. Ten aanzien van de videobanden

1. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat de chef van bureau Overbosch in zijn brief van 25 mei 2002 heeft meegedeeld dat de videobanden waarop de mogelijke verdachten van de inbraak te zien waren, niet meer beschikbaar waren, terwijl de politie hier volgens verzoeker in het geheel geen navraag naar heeft gedaan.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. Betrokken ambtenaar I. heeft contact opgenomen met tankstation A., tankstation B., bedrijf F., bank D1. dan wel bank D2. Na onderzoek door betrokken ambtenaar I. bleek dat geen van de door hem benaderde tankstations, banken en bedrijf de bedoelde video-opnamen hadden. De videobanden waren reeds gewist.

3. Gedurende het onderzoek is het volgende gebleken.

Betrokken ambtenaar I. heeft contact opgenomen met tankstation A, tankstation B en bedrijf F. Voorts heeft betrokken ambtenaar contact opgenomen met bank D1 of met bank D2. De videobanden bleken reeds gewist te zijn. Betrokken ambtenaar I. heeft verklaard dat hij aan de hand van de gegevens in Genesys de zaak is gaan onderzoeken. Derhalve is vast komen te staan dat betrokken ambtenaar I. wel heeft onderzocht in hoeverre de videobanden beschikbaar waren. Het feit dat betrokken ambtenaar I. niet alle locaties heeft benaderd, doet hieraan niet af.

De Nationale ombudsman acht de gedraging daarom behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), is niet gegrond, behalve ten aanzien van het nakomen van de toezegging; op dit punt is de klacht gegrond.

Onderzoek

Op 18 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Den Haag, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd aan de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Eén betrokken ambtenaar maakte gebruik van deze gelegenheid.

De hoofdofficier van justitie te Den Haag werd over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie zag geen aanleiding hiertoe.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder, verzoeker en de betrokken ambtenaar gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. In de nacht van 24 op 25 december 2001 werd te Den Haag in de woning ingebroken van de broer van verzoeker. Op 25 december 2001 heeft de broer van verzoeker aangifte gedaan.

2. Naar aanleiding van voornoemde inbraak werd het navolgende mutatieformulier opgesteld waarin onder meer het volgende door het regionale politiekorps Haaglanden werd gerelateerd:

" (…)

Bureau Overbosch

(…)

Aanv TR V. en M.: Op 25 december ter plaatse sporenonderzoek verricht. Geen bruikbare sporen aangetroffen. De gebruikte schroevendraaier aangetroffen op het balkon en veiliggesteld. Nog twee door de dader(s) geleegde enveloppen meegenomen voor dacty-onderzoek. Resultaat volgt…..'ik ben eigenaar van deze 1e etage portiekflat. Gisteravond, 24 december 2001, omstreeks 22:30 uur, ben ik gaan slapen. Ik had de voordeur niet middels het nachtslot afgesloten. Aan de voorzijde van de slaapkamer grenzend aan het balkon en van de woonkamer, had ik het bovenlicht open gelaten voor wat frisse lucht. Ik sliep in de achterslaapkamer. Vanochtend, 25 december 2001, omstreeks 09:00 uur, constateerde ik dat men kennelijk bij mij had ingebroken. Men had de gehele woning doorzocht. Men had zelfs de kolenhaard van de muur getrokken. Men heeft een aantal delftsblauwe vazen en borden en mijn (verlopen) paspoort weggenomen. Tevens heeft men uit mijn pantalon, welke over een stoel naast mijn bed lag, mijn portefeuille en mijn sleutelbos weggenomen. In mijn portefeuille zat een bankpas, welke inmiddels is geblokkeerd. De bijbehorende pincode bewaarde ik in een kast elders in mijn woning. Later bleek dat men kans had gezien deze pincode te ontvreemden. Bij onderzoek aan mijn woning bleek mij dat men kennelijk op het balkon is geklommen, waarna men met een schroevendraaier het openstaande bovenlicht heeft geforceerd. Men heeft mijn woning verlaten door van binnenuit de balkondeur te openen. Vervolgens is men met medeneming van mijn spullen weer van het balkon geklommen.' NOOT VERBALISANT. Op 27 december 2001 bleek mij middels een interne memo dat men kennelijk met de gestolen bankpas van de aangever, op diverse locaties, valselijk geld was opgenomen:

1-(d.d. 25 december 2001) (bedrijf F.; N.o.) te 10:47 uur (NLG 100,=);

2- (tankstation A.; N.o) te 7:52 uur (NLG 368,02);

3- (tankstation B.; N.o.) te 7:35 uur (NLG 597,60);

4- (tankstation C.; N.o.) te 07:17 uur (NLG 169,10);

5- (tankstation A.; N.o.) te 06:41 uur (NLG 269,84);

6- (tankstation A.; N.o.) te 06:39 uur (NLG 40,=);

7- (bank D1.; N.o.) te 05:39 uur (NLG 500,= chipknip);

8- (bank D2.; N.o.) te 05:08 uur (2500,=);

9- (bank E.; N.o.) te 04:56 uur (NLG 500,=).

Aanvulling 0013 28-12-2001

Omstreeks 19:00 uur kwam de dochter van (de broer van verzoeker; N.o.) aan het bureau, met het verhaal dat zij bij verschillende locaties waar met de bankpas van (de broer van verzoeker; N.o.) gepind was. Daar heeft zij gevraagd om banden veilig te stellen.

Ook heeft zij bij (tankstation A.; N.o.) met een medewerker gesproken die zich kan herinneren dat de aankopen bij hem gedaan zijn. (De dochter van verzoeker's broer; N.o.) wil graag dat wij zo snel mogelijk bewakingscamera banden opvragen. Volgens zeggen van (de dochter van verzoeker's broer; N.o.) heeft men een vermoeden wie het geweest zou kunnen zijn en dat ook de reden is dat zij graag wil dat wij (iets; N.o) met de opnames van de banden gaan doen.

Tevens is haar vraag of wij omtrent hetgeen nog contact met haar opnemen, omdat volgens haar het een en ander niet echt goed verlopen is.

Aanvulling 22-01-2002 (Vi; N.o.):

Aan het bureau de dochter van ag. Deze vertelt dat er in het pv een aantal foutjes staan en dat er tevens nog een sigarendoos vol met stuivers blijkt te zijn weggenomen.

Aanvullende aangifte opgenomen.

De dochter vertelt dat zij niet tevreden is over onze werkwijze in deze zaak. Mevrouw werkt zelf bij justitie en weet er het e.e.a. van. Zij heeft zelf een aantal zaken moeten achterhalen en banden moeten veiligstellen.'

(…) Mevrouw wil bijzonder graag eerdaags iets van de recherche horen. Heb haar toegezegd dat ik een van de rechercheurs zou vragen contact met haar op te nemen. Middels een mail aan de recherche heb ik dit inmiddels gedaan."

3. Op 29 januari 2002 werd het proces-verbaal van aangifte opgemaakt. Dit proces-verbaal hield onder meer het volgende in:

"Bureau Overbosch

(…)

Ik ben eigenaar van deze 1e etage portiekflat. Gisteravond, 24 december 2001, omstreeks 22:30 uur, ben ik gaan slapen. Ik had de voordeur niet middels het nachtslot afgesloten. Aan de voorzijde van de slaapkamer grenzend aan het balkon en van de woonkamer, had ik het bovenlicht open gelaten voor wat frisse lucht. Ik sliep in de achterslaapkamer. Vanochtend, 25 december 2001, omstreeks 09:00 uur, constateerde ik dat men kennelijk bij mij had ingebroken. Men had de gehele woning doorzocht. Men had zelfs de kolenhaard van de muur getrokken. Men heeft een aantal delftsblauwe vazen en borden en mijn (verlopen) paspoort weggenomen. Tevens heeft men uit mijn pantalon, welke over een stoel naast mijn bed lag, mijn portefeuille en mijn sleutelbos weggenomen. In mijn portefeuille zat een bankpas, welke inmiddels is geblokkeerd. De bijbehorende pincode bewaarde ik in een kast elders in mijn woning. Later bleek dat men kans had gezien deze pincode te ontvreemden. Bij onderzoek aan mijn woning bleek mij dat men kennelijk op het balkon is geklommen, waarna men met een schroevendraaier het openstaande bovenlicht heeft geforceerd. Men heeft mijn woning verlaten door van binnenuit de balkondeur te openen. Vervolgens is men met medeneming van mijn spullen weer van het balkon geklommen.' NOOT VERBALISANT. Op 27 december 2001 bleek mij middels een interne memo dat men kennelijk met de gestolen bankpas van de aangever, op diverse locaties, valselijk geld was opgenomen:

1-(d.d. 25 december 2001) (bedrijf F.; N.o.) te 10:47 uur (NLG 100,=);

2- (tankstation A.; N.o) te 7:52 uur (NLG 368,02);

3- (tankstation B.; N.o.) te 7:35 uur (NLG 597,60);

4- (tankstation C.; N.o.) te 07:17 uur (NLG 169,10);

5- (tankstation A.; N.o.) te 06:41 uur (NLG 269,84);

6- (tankstation A.; N.o.) te 06:39 uur (NLG 40,=);

7- (bank D1.; N.o.) te 05:39 uur (NLG 500,= chipknip);

8- (bank D2.; N.o.) te 05:08 uur (2500,=);

9- (bank E.; N.o.) te 04:56 uur (NLG 500,=)."

4. Bij brief van 3 januari 2002 deelde verzoeker onder meer het volgende aan de korpschef van het regionale politiekorps Haaglanden mee:

"In de nacht van 24 op 25 december 2001 werd er bij mijn broer ingebroken in zijn woning (…). Bij ontdekking op 25 december om ongeveer 11:00 uur werd de politie gebeld. Deze kwam enige tijd later en nam enkele gegevens op. Gezien de inbrekers duidelijke sporen hadden achtergelaten en er waardevolle voorwerpen waren verdwenen, hebben wij aangedrongen op technisch onderzoek. Na lang aanhouden waren de aanwezige agenten bereid de technische recherche te zenden. Deze hebben later de sporen opgenomen.

Buiten de voorwerpen hebben de inbrekers uit de kleding in de slaapkamer (mijn broer bevond zich in de slaapkamer) een bankpas en uit het dressoir in de woonkamer de pincode van de bankpas meegenomen. De bankpas hebben wij om 11:00 uur laten blokkeren.

Op 27 december om 09:00 uur hebben wij een overzicht bij de bank gevraagd van de bedragen die door de inbrekers werden opgenomen. Dit bleken er negen te zijn met een gezamenlijk bedrag van ƒ5.000,= (…). Op 27 december om 10:30 uur hebben wij deze gegevens overhandigd aan de receptioniste van het bureau Overbosch met het verzoek deze bij de aangifte te voegen. Het overzicht leek ons van groot belang daar praktisch alle locaties waar geld was opgenomen over camera's beschikken.

Enkele dagen later hebben wij geïnformeerd naar de aangifte en de voortgang van het onderzoek. Gebleken is dat men er niets aan had gedaan. Men beweerde zelfs dat er geen overzicht van de locaties van de opgenomen bedragen was afgegeven. Toen wij beweerden dat dit in het bijzijn van een getuige was afgegeven, wilde men wel wat verder kijken en vond het overzicht uiteindelijk. Even beweerde men daarna nog dat het later was afgegeven maar toen wij zeiden dat het tijdstip van afgifte op de achterzijde stond, werd dit als een vergissing afgedaan.

Gezien camera-opnamen bij de meeste bedrijven na enkele dagen worden gewist, hebben wij bij uw mensen aangedrongen om de banden direct op te vragen. De bereidheid hiervoor was echter niet aanwezig. Op onze vraag of wij dan zelf de banden maar moesten opvragen werd geantwoord 'lijkt mij een goed idee'. Om te voorkomen dat de banden zouden worden gewist, zijn wij in armoede dus maar alle locaties afgegaan. De meeste banden waren nog in tact en de bedrijven waren bereid deze nog even te bewaren en aan de politie te overhandigen. Wij hebben uw mensen hiervan op de hoogte gesteld en verzocht de banden op te halen.

Een van de werknemers van een tankstation heeft in de ochtend van 25 december een verdachte opname terzake aan het bureau Duinstraat gemeld. Uw mensen zijn daar ook geweest. De werknemer van het tankstation kon hier duidelijke signalementen van de daders afgeven. Ook op andere locaties konden de medewerkers goede signalementen opgeven. Uiteraard hebben wij dit ook aan uw mensen gemeld.

Buiten onze bovenstaande bemoeiingen, hebben wij steeds telefonisch contact met uw mensen ter zake opgenomen. Hierbij is ons gebleken dat onze zaak geen prioriteit heeft. Het proces-verbaal van de aangifte hebben wij dan ook nog niet.

Uitgaande dat de primaire taak van de politie is 'de veiligheid van de burger te waarborgen' zult u begrijpen dat deze gang van zaken voor ons zeer onbevredigend is.

Een onaangename bijkomstigheid in deze zaak is dat onze broer momenteel in behandeling is bij de Riagg en zelf niet in staat is zijn belangen te behartigen. Het is echter voor zijn gemoedstoestand van het grootste belang dat hij te horen krijgt dat de daders zijn gepakt.

Wij zouden het dus zeer op prijs stellen als u het onderzoek wil effectueren en ons van de uitkomsten hiervan op de hoogte wilt stellen.

Met de gegevens die wij hebben verzameld en de kennis van uw mensen van de Duinweg moet het toch mogelijk zijn de daders op te sporen en de burgers van Haaglanden voor onaangenaamheden in de toekomst te vrijwaren."

5. Bij brief van 7 januari 2002 deelde de interne klachtbehandelaar inspecteur T. onder meer het volgende aan verzoeker mee:

"Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van (3 januari 2002; N.o.), waarin u klaagt over het optreden van politieambtenaren van bureau Scheveningen i.o (voorheen bureau Nieuwe Parklaan en bureau Duinstraat) van het korps Haaglanden.

Ik heb uw brief ter verdere afhandeling in het kader van de Klachtenregeling van de politie Haaglanden doorgestuurd naar de bureauchef van het bureau Scheveningen i.o. De bureauchef zal een onderzoek naar uw klacht instellen en u zijn schriftelijke oordeel geven over de gegrondheid ervan."

6. Bij brief van 1 februari 2002 deelde verzoeker onder meer het volgende aan de interne klachtbehandelaar inspecteur T. mee:

"Naar aanleiding van (verzoekers brief d.d. 3 januari 2002; N.o.), werd ik door u op woensdag 30 januari 2002 ontboden op het bureau Overbosch.

In bovenvermelde brief verzocht ik om een lopende zaak van 24 december 2001 te effectueren en mij van de uitkomsten hiervan op de hoogte te stellen.

Gezien mijn brief een verzoek inhield en uw invitatie naar aanleiding van mijn brief was, had ik mogen verwachten dat u mij iets over het verloop van de zaak zou kunnen meedelen (o.a. zijn de videobanden, die door ons zijn veilig gesteld, door de politie opgevraagd? en wanneer/ hoeveel? Zijn de daders gepakt? Wat is er met de buit gebeurd? Ligt de zaak bij het OM?)

Wat schetst echter mijn verbazing van u te vernemen dat er over het verloop van de zaak geen informatie voorhanden was. Ik werd dus slechts uitgenodigd voor een (onafhankelijk?) 'hoor en wederhoor' (het ja/nee van politieambtenaar/burger). Naar mijn mening liggen de feiten echter zo duidelijk dat er tussen de desbetreffende politie-ambtenaar en mij geen meningsverschillen kunnen ontstaan. U zult dus begrijpen dat ik het onderhoud als teleurstellend heb ervaren."

7. Op 30 januari 2002 voerde verzoeker een gesprek met de interne klachtbehandelaar inspecteur T. Bij brief van 27 februari 2002 schreef de chef van het politiebureau Overbosch onder meer het volgende aan verzoeker:

"Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief d.d. 3 januari 2002, betreffende een klacht over het politieoptreden op 25 december 2001 en de hieraan gerelateerde gevolgen, bevestig ik (…) hierbij het gesprek dat op 30 januari 2002 met inspecteur T. is gevoerd.

U beklaagde zich over de volgende punten:

1. Na lang aandringen uwerzijds waren de aanwezige agenten bereid de technische recherche te zenden.

2. Op 27 december 2001 is er een overzicht van de gepinde bedragen met locaties afgegeven aan de receptioniste van bureau Overbosch. Toen er enkele dagen nadien geïnformeerd werd naar de aangifte en de voortgang van het onderzoek bleek dat er nog niets aan gedaan was. Men beweerde het overzicht niet te hebben ontvangen. Later werd dit als een vergissing afgedaan.

3. U drong erop aan dat de camera-opnamen bij de betreffende bedrijven direct werden opgevraagd omdat bij de meeste bedrijven de banden na enkele dagen worden gewist. De bereidheid was kennelijk niet aanwezig. Op uw vraag of u zelf de banden dan maar op moest halen werd geantwoord: 'lijkt mij een goed idee'.

4. Vervolgens heeft u de bedoelde bedrijven benaderd en men zou de banden bewaren om deze aan de politie te overhandigen. U stelde hiervan de politie in kennis en verzocht hun tevens de banden op te halen.

5. Een medewerker van een tankstation had een verdachte opname gemeld aan bureau Duinstraat. De politie is hier vervolgens geweest. Ook op andere locaties konden de medewerkers duidelijke signalementen van de daders geven. Ook dit heeft u gemeld bij de politie.

6. Geregeld heeft u telefonisch contact gehad met de politie, hierbij is u gebleken dat uw zaak kennelijk geen prioriteit had.

7. Het proces-verbaal van de aangifte heeft u nog steeds niet ontvangen.

Tevens geeft u in de brief aan dat u het zeer op prijs stelt dat het onderzoek geëffectueerd wordt en wilt u op de hoogte worden gebracht van het resultaat.

Opmerking behandelaar T.

In de brief die (verzoeker; N.o.) schrijft wordt geregeld in de wij-vorm gesproken, de reden hiervan is gelegen in het feit dat meerdere familieleden zich voor de aangever hebben ingespannen.

Tijdens het gesprek dat op 30 januari 2002 met (verzoeker; N.o.) is gevoerd werd hij vergezeld door zijn zwager, die zich eveneens voor de aangever had ingespannen.

Uit het ingestelde onderzoek is het volgende gebleken:

1. De agenten die ter plaatse kwamen hebben terstond nadat zij op de plaats van het delict aankwamen en de situatie in ogenschouw hadden genomen de technische recherche portofonisch middels de wachtcommandant laten waarschuwen. Zij lieten de technische recherche waarschuwen om reden dat zij waarnamen dat er mogelijk bruikbare sporen door de dader(s) waren achtergebleven. Van enige vorm van aandringen is hun derhalve niet gebleken omdat daar geen reden toe was.

2. Het overzicht, (met daarop; N.o.) de gepinde bedragen en de locaties, werd aan een receptioniste overhandigd. Toen er enkele dagen nadien naar de aangifte en de voortgang van het onderzoek werd geïnformeerd bleek dat het overzicht niet te vinden was. Vervolgens werd er bij een andere receptioniste een overzicht aangereikt. De receptioniste kreeg de indruk door hetgeen haar werd verteld dat het blijkbaar een kopie van een eerder aangereikt overzicht was. Op de vraag of het een goed idee zou zijn om de banden zelf op te halen (althans een vraag van een dergelijke strekking) antwoordde de receptioniste dat het haar "geen goed idee leek' (punt 3).

De verbalisant (een van de agenten die ter plaatse was geweest) heeft later een interne mail gehad waarin vermeld was dat de dochter van de aangeefster had gebeld met de mededeling dat het overzicht was afgegeven, echter in deze mail stond niet bij wie het overzicht was afgegeven. De receptioniste heeft dit overzicht aan de rechercheur, die eerder telefonisch contact had gehad met de dochter van de aangever, gegeven.

De rechercheur stelde het overzicht veilig door het onder zich te nemen, zodat de betreffende verbalisant het bij hem af kon halen.

Later bleek dat het betreffende overzicht (het origineel) abusievelijk tussen de af te werken administratie van de receptionisten terecht was gekomen.

4. Doordat er verscheidene malen met verschillende rechercheurs telefonisch contact over de inspanningen, het proces-verbaal van aangifte en de voortgang van de zaak is geweest, was de rechercheafdeling op de hoogte van de inspanningen, dan wel de te verwachte inspanningen. Echter doordat het proces-verbaal nog niet gecompleteerd was wisten de verschillende rechercheurs ieder maar voor een klein gedeelte van het gebeurde. Tevens was er door de hectiek van de periode, die gelegen was tussen de Kerst en de oud/nieuw onvoldoende tijd ter beschikking om na te gaan waarom het proces-verbaal van aangifte nog niet ter screening was aangeboden. Om die reden was de zaak nog niet uitgezet bij een rechercheur en was er nog niemand belast met de zaak en dus het ophalen van de banden.

5. Een medewerker van een tankstation heeft bij de recherche van de Duinstraat gemeld dat er door een persoon een vreemde aankoop was gedaan. De rechercheur van de Duinstraat heeft hier onderzoek naar gedaan en de resultaten op 28 december 2001 teruggekoppeld naar een rechercheur van bureau Overbosch.

6. Meerdere rechercheurs hebben bevestigd dat er geregeld telefonisch contact is geweest met de politie.

7. Vlak voor 10 januari 2002 kwam de verbalisant erachter bij wie het overzicht terecht was gekomen. Hierop heeft hij het proces-verbaal van aangifte op 10 januari 2002 gecompleteerd en aansluitend door de verbalisant persoonlijk in de brievenbus van de aangever gedeponeerd.

Conclusie

Elke aangifte die door de medewerkers van bureau Overbosch wordt opgemaakt wordt ingeleverd bij de chef BP en/of de recherchecoördinator, vervolgens wordt de aangifte gescreend op een aantal aspecten zoals beleidsindicatoren (prioriteit bureau werkplan) en opsporingsindicatoren (mogelijkheden tot opsporing van de dader). Als een aangifte aan de gestelde criteria voldoet wordt de zaak zo spoedig als mogelijk uitgezet bij een rechercheur.

Bovengestelde gebeurt op basis van een 'compleet' proces-verbaal.

Helaas is er met betrekking tot de bedoelde aangifte het een en ander niet correct verlopen.

Het overzicht, noodzakelijk om de aangifte te completeren, blijft twee dagen bij de receptie liggen. Vervolgens komt het overzicht terecht bij de rechercheur die toevallig telefonisch contact heeft gehad met de dochter van de aangever. De verbalisant wordt hiervan via een interne mail op de hoogte gesteld, hij heeft echter pas enige weken nadien contact met de betreffende rechercheur en pas dan wordt het proces-verbaal gecompleteerd. Tevens is er een misverstand ontstaan over wie de aangifte in behandeling zou hebben. De indruk is gewekt dat dit de rechercheur zou zijn die telefonisch contact had gehad met de dochter van aangever. Dit was echter onjuist omdat het proces-verbaal niet compleet was en er derhalve geen screening op had plaats gevonden en dientengevolge was de zaak niet uitgezet. De bedoelde rechercheur heeft wel alle gegevens verzameld.

Ondanks vorenstaande is er wel onderzoek naar deze zaak gedaan. Dit onderzoek is gestart vanaf politiebureau Duinstraat en de informatie die daaruit voortkwam is overgedragen aan de rechercheur die de gegevens verzamelde.

Inmiddels is gebleken dat de aangifte op 10 januari 2002 gecompleteerd is. Na screening is de zaak uitgezet bij rechercheur I. De verzamelde gegevens zijn aan hem over gedragen en hij zal het onderzoek voortzetten en u op de hoogte brengen van het resultaat.

Tot mijn spijt moet ik concluderen dat enkele medewerkers van bureau Overbosch in gebreke zijn gebleven. Ik betreur het gebeurde en namens hen bied ik u mijn excuses aan. Ik heb de ploegchefs van de betrokken medewerkers benaderd en zij zullen in een persoonlijk gesprek op de gebreken worden gewezen.

Gelet op de onderzoeksresultaten moet ik concluderen dat uw klacht, met uitzondering van het onder punt 1 genoemde, gegrond is.

Met betrekking tot punt 5 is gebleken dat het proces-verbaal van aangifte reeds in uw bezit is."

8. Verzoeker deelde het regionale politiekorps Haaglanden bij brief van 17 april 2002 onder meer het volgende mee:

"Onmiddellijk na (de; N.o.) inbraak hebben wij - om het onderzoek vlot te laten verlopen - bankgegevens in verband met misbruik van een pinpas aan u overhandigd, een vijftal videobanden van de daders veilig laten stellen en de politie verscheidene malen verzocht deze bij de desbetreffende bedrijven af te halen (de banden worden namelijk alleen aan de politie verstrekt).

In mijn brief van 3 januari 2002 verzocht ik u om uitkomsten van het onderzoek aan mij te melden. Voorts hebben wij verscheidene malen zowel in persoon als telefonisch bij de verschillende politieposten ter zake geïnformeerd.

In het onderhoud met T. op 30 januari 2002 hebben wij onze wensen nog eens geconcretiseerd te weten:

Zijn de videobanden, die wij hebben veilig gesteld, door u opgehaald?

Zijn de daders bekend?

Wat is er met de buit gebeurd?

Ligt de zaak bij het OM/

Wat is er gedaan met de getuigenverklaringen van medewerkers van de bedrijven die u in kennis hebben gesteld van onregelmatigheden ter zake?

In de brief van 1 februari aan inspecteur T. heb ik ter zake e.e.a. vastgelegd.

In uw brief van 27 februari 2002 beloofde u mij 'het onderzoek voort te zetten en mij op de hoogte te brengen van het resultaat'. Tot op heden heb ik echter nog niets van u mogen vernemen."

9. Bij brief van 25 mei 2002 deelde de chef van het politiebureau Overbosch aan verzoeker onder meer het volgende mee:

"Naar aanleiding van uw brief van 17 april 2002, bevestig ik (…) hierbij het telefonisch gesprek dat op 16 mei 2002 met (betrokken ambtenaar I.; N.o.) is gevoerd.

In uw brief stelde u de volgende vragen:

1. Zijn de videobanden, die wij veilig hebben gesteld, door u opgehaald?

2. Zijn de daders bekend?

3. Wat is er met de buit gebeurd?

4. Ligt de zaak bij het OM?

5. Wat is er gedaan met de getuigenverklaringen van medewerkers van de

bedrijven die u kennis hebben gesteld van onregelmatigheden ter zake?

(Betrokken ambtenaar I.; N.o.) heeft de volgende antwoorden aan u medegedeeld:

1. Nee, om reden dat toen hij de zaak in behandeling kreeg hem na onderzoek

bleek dat de videobanden niet meer beschikbaar waren.

2. De dader(s) is niet bekend geworden.

3. Omdat de daders niet bekend zijn geworden en omdat er geen buit is

aangetroffen is deze vraag tot op heden niet te beantwoorden.

4. Omdat de onderzoeksresultaten niet hebben geleid tot de aanhouding van de

verdachte(n) is het onderzoek in uw zaak vooralsnog afgesloten. Mochten er in de

toekomst nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van uw zaak blijken dan wordt de

zaak alsnog nader onderzocht. Indien dit nadere onderzoek zou leiden tot de

oplossing van de zaak wordt het proces-verbaal ingezonden naar het Openbaar

Ministerie.

5. De getuigenverklaringen van de medewerkers van de bedrijven zijn niet

opgenomen. De reden hiervan is dat de bedoelde medewerkers zich niets meer

kunnen herinneren.

In het gesprek met (betrokken ambtenaar I.; N.o.) heeft u aangegeven dat u de antwoorden schriftelijk bevestigd wilde hebben."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De korpsbeheerder reageerde bij brief van 18 december 2002 onder meer als volgt:

"Ik heb de chef van het bureau Overbosch gevraagd mij te informeren over de (…) in onderzoek genomen klachtelementen. Ik heb kennisgenomen van de reactie d.d. 12 oktober jl. Kortheidshalve verwijs ik naar de inhoud van die brief.

Ten aanzien van het eerste klachtelement merk ik op dat, gezien de personele capaciteit op dat moment, alsmede gezien de beleidsprioriteiten er uiteindelijk wel een opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Er heeft wel (technisch) onderzoek naar de mogelijke sporen van de verdachten plaatsgevonden. Het onderzoek heeft echter uiteindelijk onvoldoende aanwijzingen opgeleverd om een nader onderzoek in te stellen. Gezien de vraagstelling (…) acht ik het klachtelement niet gegrond. Nu het onderzoek op een later tijdstip dan gewenst, uiteindelijk wel is voortgezet.

Onverlet het bovenstaande ben ik, evenals de plaatsvervangend chef van het bureau Overbosch, zoals weergegeven in zijn brief d.d. 27 februari 2002, van mening dat enkele medewerkers van het bureau in gebreke zijn gebleven. De chef heeft in die afdoeningbrief het betreffende klachtelement dan ook gegrond verklaard. Voorts merk ik op dat in de reactie van de bureauchef d.d. 12 oktober jl. is aangegeven dat het opsporingsonderzoek 'vooralsnog' is afgesloten. Het is gebruikelijk dat, indien zich nieuwe feiten voordoen het onderzoek wordt voortgezet.

Ten aanzien van het tweede klachtelement ben ik van mening dat in de brief wel een motivatie is opgenomen, voorts is bij de beantwoording inzicht gegeven in de status van het opsporingsonderzoek.

Ten aanzien van het onderzoek naar de betreffende videobanden, verwijs ik kortheidshalve naar de brief d.d. 12 oktober jl. van de bureauchef. Ik acht dit klachtelement niet gegrond.

Tot slot merk ik op dat naar aanleiding van die klacht de betrokken ambtenaren hierover door hun chef zijn onderhouden. De werkwijze is verder aangescherpt."

2. De districtschef van het bureau Overbosch deelde de korpsbeheerder bij brief van 12 oktober 2002 onder meer het volgende mee:

"In het gesprek op 30 januari 2002 gevoerd tussen (klachtbehandelaar; N.o.) T. en (verzoeker; N.o.) en in de brief van 27 februari 2002 is aangegeven dat (betrokken ambtenaar I.; N.o.) het onderzoek zou voortzetten.

Na een gesprek tussen behandelaar T. en (betrokken ambtenaar I.; N.o.) is het volgende gebleken:

(Betrokken ambtenaar I.; N.o.) bleek, nadat hij de zaak had ingelezen dat hij ter aanhouding van de verdachte(n) afhankelijk was van getuigen en/of videobanden om reden dat er door de technische recherche op de plaats delict geen bruikbare sporen waren aangetroffen. Derhalve heeft hij telefonisch contact opgenomen met (tankstation B; N.o.) (…) te 's-Gravenhage. Van dit bedrijf kreeg hij te horen dat de bedoelde videoband reeds was gewist en dientengevolge zij hem niet meer konden helpen.

Ook nam (betrokken ambtenaar I.; N.o.) telefonisch contact op met (bedrijf F.; N.o.). (Betrokken ambtenaar I.; N.o.) herinnerde zich dat hij drie dagen achtereenvolgend met (bedrijf F.; N.o.) heeft gebeld om de betreffende medewerker, die van de videoband wist, te bereiken. Toen uiteindelijk het contact met deze medewerker was gelegd bleek ook hier dat de bedoelde videoband was gewist.

Vervolgens nam (betrokken ambtenaar I.; N.o.) contact op met (bank D1.; N.o) of (bank D2.; N.o.). Dat kon (betrokken ambtenaar I.; N.o.) zich niet meer herinneren. Ook nu bleek dat de videoband was gewist.

Vervolgens nam (betrokken ambtenaar I.; N.o.) contact op met de medewerker van (tankstation A.; N.o.) te 's-Gravenhage. Deze medewerker zou een videoband hebben veiliggesteld ten behoeve van de politie; ook zou bij deze medewerker een aankoop door de vermoedelijke verdachte zijn gedaan. Echter wederom bleek de videoband te zijn gewist. De medewerker is vervolgens aangeboden om foto's van de vermoedelijke dader bij de Herkenningsdienst van de politie te bekijken, de medewerker heeft hierop aangegeven dat hij zich de dader niet meer kon herinneren.

Met de genoemde bedrijven zijn mede op aanwijzing van (de dochter van verzoeker; N.o.) contact opgenomen. Deze bedrijven zouden bruikbare opsporingsinformatie hebben, zoals een videoband of een beschrijving van de verdachte(n). Om deze reden heeft (betrokken ambtenaar I.; N.o.) de overige bedrijven, te weten (bank E.; N.o) en (tankstation C.; N.o.) te 's-Gravenhage niet benaderd. Ook zijn deze twee bedrijven niet benaderd omdat het blijkbaar een standaardprocedure van de bedrijven is de videobanden na een bepaalde tijd te wissen.

(Betrokken ambtenaar I.; N.o.) heeft bovenstaande informatie niet zoals gebruikelijk in de betreffende mutatie verwerkt (…) omdat de registratie, waartoe deze mutatie behoort abusievelijk op 27 januari 2002 administratief is afgesloten. Inhoudelijk betekent dit dat de registratie eerst weer moet worden heropend alvorens er informatie aan kan worden toegevoegd. (Betrokken ambtenaar I.; N.o.) heeft derhalve het onderzoek voortgezet met de informatie uit de afgesloten registratie en de verzamelde informatie die hem werd aangereikt toen hij de zaak in behandeling kreeg. Toen na verder onderzoek bleek (het onderzoek zoals hiervoor vermeld) dat er geen bruikbare opsporingsindicatoren aan het licht kwamen is het onderzoek vooralsnog afgesloten en is de mutatie niet aangevuld. Om dezelfde reden kan (betrokken ambtenaar I.; N.o.) zich niet alle details herinneren.

De vragen die door (verzoeker; N.o.) in zijn brief van 17 april 2002 zijn gesteld zijn zowel mondeling als schriftelijk toegelicht aan de klager. De inhoud van de beide gesprekken is bijna identiek geweest, met uitzondering van het noemen van de bedrijven om reden van privacy voor de medewerkers van de bedrijven.

Concluderend kan worden geantwoord dat aan het onderzoek zoals is toegezegd door de chef van bureau Overbosch is voldaan. (…)

Met betrekking tot de motivering waarom er niets meer met de aangifte is gedaan zie vorige alinea en de (…) (brief van 25 mei 2002). (…)Tevens kan worden gesteld dat de bedoelde videobanden inderdaad niet meer ter beschikking waren, dit bleek toen (betrokken ambtenaar I.; N.o.) hier onderzoek naar verrichte.

Na overweging van de eerdere rapportages en de toevoeging voornoemd vind ik de klacht ongegrond."

D. Reactie verzoeker

Bij brief van 7 maart 2003 reageerde verzoeker onder meer als volgt:

"In de brief van 18 december 2002 schrijft de korpsbeheerder (…) 'Ten aanzien van het tweede klachtelement (?) ben ik van mening dat in de brief wel een motivatie is opgenomen etc'. Het is hier niet duidelijk wat het tweede klachtelement is.

In dezelfde brief gaat de korpsbeheerder verder met 'Ten aanzien van het onderzoek naar de desbetreffende videobanden etc……..ik acht dit klachtelement niet gegrond.' De korpsbeheerder komt kennelijk tot deze uitspraak naar aanleiding van de brief van 12 oktober 2002 van chef bureau Overbosch aan de korpsbeheerder. In deze brief komt men namelijk tot dezelfde conclusie. Men gaat echter voorbij aan de volgende zaken:

- De betrokken pomphouders etc. hadden verzekerd dat zij de videobanden ten minste één week ter beschikking van de politie zouden houden. Bij navraag is dit ook geschied.

- Omdat het van groot belang was de videobanden veilig te stellen, is de politie hiervan direct na het gebeuren op de hoogte gesteld en daarna is dagelijks gevraagd naar de voortgang van het onderzoek. Steeds werd verzekerd dat het onderzoek liep.

- In de brief van 12 oktober 2002 vermeldde men tevens dat er wél onderzoek naar de videobanden is geschied. De data waarop dit is geschied werd echter niet gegeven. Men had kunnen weten dat dit, op dat moment, 'mosterd na de maaltijd was'.

- Voorts schrijft men in de brief 'door de technische recherche op de plaats delict geen bruikbare sporen waren aangetroffen'. Er zijn door de technische recherche echter zeer duidelijke vingerafdrukken en voetsporen opgenomen (hierbij waren enkele getuigen).

- Uit de brief van 12 oktober is het ons opgevallen dat bij politieonderzoeken kennelijk weinig wordt geregistreerd of aan dossiervorming wordt gedaan.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de zienswijze van de politie dus afwijkt van hetgeen onze familie heeft ervaren.

De korpsbeheerder verzekert de bevolking steeds dat, tenminste de aangiften - waarbij een resultaat kan worden verwacht - altijd worden onderzocht (speerpunt van beleid). Dit is dus in tegenspraak met deze zaak.

Gezien het brutale optreden van de daders in deze zaak en de geestestoestand van onze broer verzoeken wij de ombudsman een uitspraak te doen."

e. Horen betrokken ambtenaar

Op 19 augustus 2003 verklaarde betrokken ambtenaar I. onder meer het volgende aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman:

"Ik ben, exclusief mijn opleiding, sinds 1994 werkzaam bij het regionale politiekorps Haaglanden. Mijn standplaats is bureau Overbosch. Wat ik mij van de aangifte van (…) de broer van verzoeker, kan herinneren is het volgende. Op het politiebureau Duinstraat is er aangifte gedaan van de inbraak in de woning waarbij de pinpas van de (broer van verzoeker; N.o.) is weggenomen. De aangifte is in het systeem genaamd Genesys geregistreerd. Dit systeem is voor iedere politieagent van Haaglanden toegankelijk en te raadplegen. Aangezien de plaats delict in het werkgebied van het politiebureau Overbosch is, is deze aangifte op een gegeven moment door de collega's van het politiebureau Duinstraat per interne post naar ons gestuurd. Normaal gesproken wordt bij ontvangst van de aangifte op het politiebureau Overbosch bekeken wat er met die aangifte wordt gedaan; rechercheren of opbergen. Wat betreft de aangifte van de broer van verzoeker ben ik pas naar aanleiding van de klacht op de hoogte geraakt van de aangifte. Mijn chef kwam in de periode tussen 30 januari 2002 en 27 februari 2002 naar mij toe en zei dat de aangifte te laat naar ons was gestuurd; hij verzocht mij om alsnog iets aan de zaak te doen. Ik weet zeker dat ik pas nadat de klacht is ingediend, door mijn chef ben benaderd om de zaak te onderzoeken. Ik heb toen een aantal bedrijven en tankstations benaderd waar de mogelijke daders met behulp van de pinpas van de broer van verzoeker goederen hadden aangeschaft. Ik wist bij welke bedrijven en tankstations de mogelijke daders de gestolen pinpas hadden gebruikt. Een familielid van de aangever had na de inbraak zelf wat recherchewerk verricht. Het betreffende familielid had een lijst aan de collega's van het politiebureau Duinstraat verstrekt waarop een aantal bedrijven en tankstations stonden vermeld waar de mogelijke daders gebruik hadden gemaakt van de gestolen pinpas. Ik weet niet zeker of ik aan de hand van de lijst van het betreffende familielid of aan de hand van de gegevens in Genesys wist bij welke tankstations de mogelijke daders hadden gepind. Nu ik er weer over nadenk, weet ik wel zeker dat ik alleen aan de hand van de gegevens in Genesys de zaak ben gaan onderzoeken. Het betreffende familielid had aan de medewerkers van de bedrijven en tankstations gevraagd of de videoband waarop de mogelijke daders te zien waren, konden worden bewaard. Deze videobanden worden voor een bepaalde periode bewaard en worden alleen aan de politie verstrekt. In ieder geval heb ik een aantal bedrijven en tankstations op een gegeven moment gebeld. De videobanden bleken toen al vernietigd te zijn omdat de bewaartermijn al was verstreken. Ik heb een aantal medewerkers van de bedrijven en tankstations toen gevraagd of zij een signalement konden geven van de mogelijke daders. De medewerkers konden geen signalement geven. Vervolgens heb ik al mijn bevindingen teruggekoppeld aan de interne klachtbehandelaar mevrouw T. Immers had ik naar aanleiding van de klacht gerechercheerd en vond het toen juist om aan mevrouw T. terug te koppelen. Op een gegeven moment werd ik gebeld door (de dochter van verzoekers broer; N.o.). Zij vroeg naar de stand van zaken. Ik heb haar toen verteld dat ik de tankstations had benaderd maar dat er geen enkele aanwijzing uit was voortgekomen. Ik deelde haar mede dat ik recherchetechnisch niets meer kon doen. Ik heb haar gedurende het telefoongesprek verwezen naar mevrouw T. Immers had ik de hele zaak als klacht behandeld en niet als een aangifte. Naar mijn mening zijn er hier en daar wat fouten gemaakt maar ik ben in een later stadium van de aangifte op de hoogte geraakt en heb al het mogelijke gedaan wat ik kon doen. U vraagt mij wanneer ik door (de dochter van verzoekers broer; N.o.) ben gebeld. Ik antwoord dat ik haar na 27 februari 2002 heb gesproken."

F. Reactie verzoeker

Op 2 september 2003 deelde verzoeker aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman mee dat aangifte van de inbraak in de woning van verzoekers broer op het politiebureau Overbosch is gedaan. Voorts deelde verzoeker mee dat de lijst met daarop de gepinde bedragen en de namen van de bedrijven, banken en tankstations tot tweemaal toe op het politiebureau Overbosch is afgegeven. Een medewerker van een tankstation heeft op het politiebureau Duinstraat gemeld dat er door een persoon een vreemde aankoop was gedaan.

G. nadere vraag aan betrokken ambtenaar

Op 3 september 2003 verklaarde betrokken ambtenaar I. aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman dat een politieambtenaar die op het politiebureau Overbosch werkzaam is, ook op andere politiebureaus een mutatieformulier kan opmaken. De naam van het politiebureau Overbosch komt dan ook op het mutatieformulier te staan. Verder verklaarde betrokken ambtenaar I. dat hij de namen van de politieambtenaren die op het mutatieformulier voorkomen herkent als de namen van politieambtenaren van het bureau Overbosch.

Achtergrond

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Ondanks toezegging, het onderzoek n.a.v. aangifte van inbraak niet voortgezet;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Niet gemotiveerd aangegeven waarom er niets met aangifte is gebeurd en meegedeeld dat videobanden waarop mogelijke verdachten van de inbraak te zien waren, niet meer beschikbaar waren terwijl de politie hier volgens verzoeker in het geheel geen navraag naar heeft gedaan .

Oordeel:

Niet gegrond