Verzoeker, voorzitter van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, klaagt erover dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde (21 mei 2003) geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de vakbond van 18 november 2002 om bepaalde zinsneden over verzuring door ammoniak in de door het ministerie uitgegeven brochure Mest en een schoon milieu aan te passen. Volgens verzoeker zijn de zinsneden gelet op de huidige stand van zaken in de wetenschap ongenuanceerd en ongefundeerd.
Beoordeling
1. In de brochure Mest en een schoon milieu van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt de Nederlandse aanpak van het mineralenoverschot en ammoniakvervluchtiging weergegeven (zie Bevindingen, onder A.). In de brochure zijn onder meer de passages “Door de emissie van ammoniak uit dierlijke mest verzuurt de bodem en vergrast de natuur” en “De Nederlandse veehouderij draagt via ammoniakuitstoot sterk bij aan de verzuringsproblematiek in Nederland” opgenomen.
2. Bij brief van 18 november 2002 wendde de voorzitter van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NVM) zich naar aanleiding van de inhoud van de brochure Mest en een schoon milieu tot het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de brief gaf de voorzitter aan dat binnen de NVM twijfels bestonden over de wetenschappelijke onderbouwing van het Nederlandse ammoniakbeleid. Ter ondersteuning van het standpunt verwees de voorzitter naar een door de NVM georganiseerde bijeenkomst over ammoniak op 25 september 2000 (zie Achtergrond), waarbij volgens de voorzitter de aanwezigen unaniem tot de conclusie waren gekomen dat verzuring van de bodem door ammoniak wetenschappelijk gezien achterhaald is. Gelet hierop achtte de voorzitter de passage waarin wordt vermeld dat de Nederlandse melkveehouderij via ammoniakuitstoot sterk bijdraagt aan de verzuringsproblematiek in Nederland, onjuist. De voorzitter verzocht de minister de brochure uit de roulatie te halen en de passages te corrigeren.
3. Bij brief van 5 februari 2003 deelde de Directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de voorzitter van de NMV in reactie op de brief van 18 november 2002 onder meer mee dat uit het rapport Ammoniak: de feiten uit april 1995 (opgesteld door het Informatie en Kenniscentrum voor de Ruimtelijke Ordening, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) onomstotelijk naar voren was gekomen dat ammoniak verzuring van de bodem veroorzaakt en dat recente onderzoeken daarin geen verandering laten zien. Voorts was de directeur van mening dat op de bijeenkomst van 25 september 2000 het standpunt van de NVM grondig was besproken en weerlegd. De brochure zou om die reden niet uit de roulatie worden genomen.
4. De voorzitter van de NMV klaagt erover dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de NVM van 18 november 2002. Volgens verzoeker zijn de zinsneden gelet op de huidige stand van zaken in de wetenschap ongenuanceerd en ongefundeerd.
5. In reactie op de klacht deelde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mee dat het gestelde in de brochure Mest en een schoon milieu naar zijn oordeel in overeenstemming is met de huidige wetenschappelijke inzichten en derhalve geen aanpassing in de door verzoeker gewenste zin behoeft. De stelling van verzoeker dat er geen relatie bestaat tussen de processen verzuring en vermesting enerzijds en de uitstoot van ammoniak anderzijds, is volgens de minister naar de gangbare wetenschappelijke opvattingen daarover onjuist. Nagenoeg onomstreden, aldus de minister, is dat ammoniak een vermestend en eutrofiërend effect heeft. Ammoniak heeft, zo gaat de minister verder, ook een verzurend effect. Hoewel ammoniak een base is (en dus zuren bindt), draagt depositie van een overmaat aan ammoniak (waarvan onder de Nederlandse omstandigheden sprake is) wel bij aan verzuring.
6. In reactie op het standpunt van de minister liet verzoeker de Nationale ombudsman weten zijn standpunt dat ammoniak uiteindelijk, volgens de stikstofkringloop, niet verzurend werkt te handhaven en dat in de brochure de term verzuring dient te worden geschrapt. Voorts wees verzoeker op de conclusie die naar zijn mening was getrokken op de bijeenkomst van 25 september 2000 dat “Wat betreft verzuring men het erover eens (was) dat ammoniak nauwelijks een bijdrage levert aan de actuele verzuring, sterker nog ammoniak bestrijdt zure regen en zonder ammoniak zou de bodem dus zuurder zijn”.
7. Verzoeker kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de door hem gewraakte passages in de brochure gelet op de huidige stand van zaken in de wetenschap, zoals gebleken tijdens de bijeenkomst van 25 september 2000, ongenuanceerd en ongefundeerd zijn. Uit het door verzoeker overgelegde verslag van de bijeenkomst blijkt niet dat de deelnemers unaniem van oordeel zijn dat er geen relatie bestaat tussen verzuring en ammoniak en dat deze relatie dus wetenschappelijk gezien achterhaald is. Een aantal deelnemers aan de discussie was immers wel degelijk van mening dat er een relatie bestaat tussen ammoniak en verzuring. Tevens kan uit het verslag worden opgemaakt dat de landbouw het merendeel van de uitstoot van ammoniak voor zijn rekening neemt.
Voorts moet uit hetgeen door verzoeker tijdens het onderzoek naar voren is gebracht, worden geconcludeerd dat verzoeker niet ontkent dat ammoniak een (eventueel) verzurend effect heeft, maar dat - eenvoudig gezegd - het positieve effect (binding van zuren) dit negatieve effect opheft. In deze gevolgtrekking kan verzoeker niet zondermeer worden gevolgd, aangezien daarmee nog niets vaststaat met betrekking tot de vraag in hoeverre dit positieve effect leidt tot de opheffing van het negatieve effect.
8. Ook de verder door verzoeker bij zijn verzoekschrift gevoegde bijlagen maken niet aannemelijk dat de stand van de wetenschap zodanig is gewijzigd dat de gewraakte passages als ongenuanceerd en ongefundeerd moeten worden afgedaan. Weliswaar wordt in deze teksten het positieve effect van ammoniak besproken, maar geen van de teksten (met uitzondering van de tekst welke door het NVM zelf is uitgegeven) geeft verzoekers standpunt ten aanzien van ammoniak weer. Zij laten wel zien dat er ten aanzien van ammoniak verschil van mening bestaat, maar dit maakt de betreffende passages nog niet ongenuanceerd en ongefundeerd.
9. Met de brochure Mest en een schoon milieu heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het kort het mestbeleid uiteengezet. De brochure beoogt niet tot in detail de stand van de wetenschap met betrekking tot bijvoorbeeld ammoniak weer te geven, en dat hoeft ook niet bij dergelijke publicaties. Van brochures als de onderhavige mag worden verwacht dat zij de burger op eenvoudige wijze van informatie voorzien die voldoende inzicht verschaft in het te voeren beleid. Voor meer specifieke informatie kan de lezer worden doorverwezen naar andere informatiebronnen. Uiteraard dient de brochure geen aperte onjuistheden te bevatten.
Daarvan is, gelet op de verschillende standpunten, geen sprake.
Bij de beleidsbepaling kan - en moet - het betrokken bestuursorgaan keuzen maken. In dit geval speelde bovendien een rol dat moet worden voldaan aan Richtlijn 2001/81/EG, waarin ammoniak als één van de verzurende stoffen wordt aangemerkt waarvan de emissie moet worden teruggedrongen.
In deze omstandigheden kon er in redelijkheid van worden afgezien de tekst van de brochure aan te passen.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is niet gegrond.
Onderzoek
Op 22 mei 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R., voorzitter van de Nederlandse Melkveehoudersvakbond te Ingen, met een klacht over een gedraging van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd de minister een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.
De minister gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Uit de brochure Mest en een schoon milieu, zoals uitgebracht in het najaar van 2001:
“…Voorwoord
De hoge intensiteit van de landbouw in Nederland legt een grote druk op het milieu. Er komen teveel meststoffen of beter gezegd mineralen en ammoniak in het milieu. De mineralen dragen in belangrijke mate bij een eutrofiëring van het oppervlaktewater en verontreiniging van het grondwater. Door de emissie van ammoniak uit dierlijke mest verzuurt de bodem en vergrast de natuur.
(…)
Samenvatting
Nederland kent een hoog ontwikkelde land- en tuinbouw. Er is een grote veestapel met een grote veedichtheid per hectare. De mestproductie zorgt voor een milieuprobleem. In feite is er geen mestprobleem, maar een mineralenprobleem. Het gaat om de mineralen stikstof en fosfaat en indirect om ammoniak dat uit dierlijke mest vervluchtigt. (…)
Mineralen: stikstof en fosfaat
De mineralen stikstof en fosfaat zijn nuttige voedingsstoffen voor plant en dier, overigens ook voor mensen. Een teveel aan deze mineralen is echter nadelig voor het milieu. Door uit- en afspoeling komen ze in het oppervlaktewater terecht, dat een teveel aan voedingsstoffen krijgt met als gevolg een overdadige en verstikkende groei van waterplanten en algen. Stikstof dat doorsijpelt naar de waterwinputten voor drinkwater tast de kwaliteit van dit water aan. Ammoniak die uit mest vervluchtigd, draagt in belangrijke mate bij aan verzuring van de bodem en aan vermesting van de natuur. (…)
Minder ammoniak-uitstoot
De Nederlandse veehouderij draagt via ammoniakuitstoot sterk bij aan de verzuringsproblematiek in Nederland…”
2. Bij brief van 18 november 2002 wendde de voorzitter van de Nederlandse Melkveehoudersvakbond (NMV) zich naar aanleiding van de inhoud de brochure Mest en een schoon milieu tot de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De brief luidde onder meer als volgt:
“De Nederlandse Melkveehoudersvakbond (NMV) heeft sinds haar oprichting grote twijfels gehad bij de wetenschappelijke onderbouwing van het ammoniakbeleid. Na intensieve literatuurstudie zijn gesprekken gevoerd met het Ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; N.o.) en VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; N.o.) en deskundigen van RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; N.o.) en Alterra (onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum; N.o.).
Omdat er ook vanuit de Vaste Kamercommissie van Landbouw behoefte bestond aan een wetenschappelijk debat, is dit 25 september 2000 georganiseerd in perscentrum Nieuwpoort te Den Haag. Uiteindelijk kwamen de aanwezigen unaniem tot de conclusie dat verzuring van de bodem door ammoniak wetenschappelijk gezien achterhaald is.
Helaas moeten wij constateren dat in uw nieuwe brochure “Mest en schoon milieu' nog wordt vermeld dat de Nederlandse melkveehouderij via ammoniakuitstoot sterk bijdraagt aan de verzuringsproblematiek in Nederland. Door deze onjuiste berichtgeving, welke tot ver over onze landsgrenzen wordt verspreid, legt het Ministerie van (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; N.o.) ten onrechte een zware druk op het imago van de Nederlandse melkveehouderij.
Wij verzoeken u de brochure uit roulatie te nemen, de teksten te corrigeren en de doelgroep van correcte informatie te voorzien.”
3. Bij brief van 5 februari 2003 deelde de Directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de voorzitter van de NMV in reactie op de brief van 18 november 2002 onder meer het volgende mee:
“Sinds de jaren '80 is veel onderzoek gedaan naar de verzuring en mogelijke oorzaken daarvan. In 1995 is een uitgebreid rapport hierover (Ammoniak: de feiten, opgesteld door het Informatie en Kenniscentrum voor de Ruimtelijke Ordening, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; N.o.) verschenen waarin alle feiten en onzekerheden rond ammoniak op een rij zijn gezet. Hieruit komt onomstotelijk naar voren dat ammoniak verzuring van de bodem veroorzaakt. Recente onderzoeken en rapporten laten zien dat dit beeld niet veranderd is.
Ik wil u er graag op wijzen dat op 25 september 2000 in Nieuwspoort een openbare discussie over ammoniak heeft plaatsgevonden met onder andere uw vakbond, diverse wetenschappers, het ministerie van LNV en de Stichting Natuur en Milieu. In deze discussie is uw standpunt grondig besproken en weerlegd. Het lijkt mij daarom niet zinvol deze discussie nogmaals aan te gaan.”
4. Bij brief van 21 mei 2003 liet de voorzitter van de NMV de Directeur Landbouw van het Ministerie van LNV weten dat haar bewering in de brief van 5 februari 2003 dat het standpunt van de NMV op de bijeenkomst van 25 september 2000 was weerlegd, werd weersproken door het verslag dat (door derden) was opgemaakt van de bijeenkomst alsmede door een video van de bijeenkomst. Het verslag werd als bijlage meegestuurd.
B. Standpunt verzoeker
1. Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder Klacht.
2. Ter onderbouwing van zijn klacht stuurde verzoeker als bijlagen onder meer mee: een examenopdracht uit 1996, een tekst die was opgesteld naar een artikel in het Chemisch Weekblad (zonder vermelding van datum), het verslag dat was opgemaakt naar aanleiding van een door de NVM georganiseerde bijeenkomst over ammoniak op 25 september 2000 (zie Achtergrond), en een uitgave van de NVM over de stikstofkringloop en een uitgave van de Stichting Heidelberg Appeal Nederland van 3 april 2001 getiteld De Historie van een Ecologisch Rampenscenario. In deze teksten komt onder meer naar voren dat ammoniak ten aanzien van verzuring (ook) een positief effect kan hebben, door binding van zuren.
C. Standpunt minister van landbouw, Natuur en voedselkwaliteit
In reactie op de klacht deelde de minister onder meer het volgende mee:
“Het gestelde in de brochure Mest en een schoon milieu is naar mijn oordeel in overeenstemming met de huidige wetenschappelijke inzichten en behoeft derhalve geen aanpassing. Dat standpunt kan ik als volgt toelichten.
De tekst van de hiervoor aangehaalde brochure moet worden beoordeeld in de juiste context. Die context is dat de intensiteit van de landbouw in Nederland hoog is. Onder die omstandigheden draagt de - onder meer uit dierlijke mest afkomstige - stof ammoniak bij aan processen die worden aangeduid als vermesting en verzuring van de grond.
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit streeft er naar om door middel van de brochure actuele en adequate informatie te verstrekken. Om die reden bevat de brochure ook een verwijzing naar de internetsite van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (verder: RIVM), waar de meest actuele gegevens over ammoniak, verzuring en vermesting kunnen worden geraadpleegd.
Met de klagers ben ik van mening dat termen verzuring en vermesting niet verwijzen naar dezelfde processen. In de brochure wordt dan ook niet de suggestie gewekt dat genoemde begrippen synoniem zijn. De stelling van klagers, dat er geen relatie bestaat tussen de processen verzuring en vermesting enerzijds en de uitstoot van ammoniak anderzijds, is naar de gangbare wetenschappelijke opvattingen daarover onjuist.
Nagenoeg onomstreden is dat ammoniak een vermestend of eutrofiërend effect heeft. Ammoniak heeft ook een verzurend effect. Hoewel ammoniak een base is (en dus zuren bindt), draagt depositie van een overmaat aan ammoniak - en daarvan is onder de Nederlandse omstandigheden sprake - wel bij aan verzuring.
Het RIVM trekt in het rapport Evaluatie van de verzuringsdoelstellingen: de onderbouwing (…), de conclusie dat in de Nederlandse situatie ammoniak een bijdrage van 25% levert aan de actuele verzuring van de Nederlandse bosbodems. De emissie van ammoniak, die voor het overgrote deel van de landbouw afkomstig is, levert daarmee een grote bijdrage aan de verzuring van de natuurgebieden in Nederland.
Terzijde wijs ik er in dit verband nog op dat ook Europese regelgeving noopt tot het nemen van maatregelen die de emissie van ammoniak verder terugdringen. Richtlijn 2001/81/EG (Publicatieblad nr. L 309) verplicht Nederland er toe om de emissie van ammoniak terug te brengen tot totaal 128 kiloton per jaar. Daarnaast verplicht richtlijn 96/61/EG (Publicatieblad nr. L 257) tot het nemen van maatregelen om emissies van grote installaties, waaronder de emissies van varkens- en pluimveebedrijven, terug te dringen.
Gezien het voorgaande is mijn beleid er op gericht de emissie van ammoniak terug te dringen. Er zijn geen in brede kring geaccepteerde wetenschappelijke gegevens bekend die aanleiding geven om het gevoerde beleid en de daarmee samenhangende communicatie te herijken.”
D. Reactie verzoeker
In reactie op het standpunt van de minister liet verzoeker onder meer het volgende weten:
“De minister zegt dat hij met de klagers van mening is dat termen verzuring en vermesting niet verwijzen naar dezelfde processen. Vervolgens zegt de minister dat de stelling van de klagers, dat er geen relatie bestaat tussen de processen verzuring en vermesting enerzijds en de uitstoot van ammoniak anderzijds, naar de gangbare wetenschappelijke opvattingen onjuist is.
In onze klacht hebben we aangegeven dat we over de term vermesting niet veel van mening verschillen. Het gaat ons expliciet over de term verzuring waarvan ammoniak ons inziens onterecht wordt beschuldigd.
De minister verwijst naar RIVM-rapportages waarin ammoniak wordt gezien als potentieel zuur en vervolgens telt het RIVM ammoniak als zuur. Ter vergelijking: in Nederland wonen 16 miljoen mensen, dat zijn 16 miljoen potentiële criminelen. Dan wonen er volgens de telling van het RIVM 16 miljoen criminelen in Nederland. Deze stelling vindt de NVM onjuist.
Wat betreft ammoniak moge voorts duidelijk zijn dat het RIVM een schakel uit de stikstofkringloop rekent tot probleem van zuur. Maar waar blijft in de schakel de hoeveelheid ammoniak die zuren neutraliseert en waar blijft de base die ontstaat bij opname door de plant of denitrificatie? Nergens wordt dit door het RIVM geteld.
De NMV blijft bij haar standpunt dat ammoniak uiteindelijk, volgens de stikstofkringloop, niet verzurend werkt en dat in de brochure de term verzuring dient te worden geschrapt.
Ammoniak draagt niet bij aan de actuele verzuring. Zonder ammoniak zou het milieu dan juist ook veel zuurder zijn geweest.
In dit verband is het tekenend dat de minister niet ingaat op de conclusie getrokken op de bijeenkomst op 25 september 2000 in perscentrum Nieuwspoort te Den Haag. Wat betreft verzuring was men het er over eens dat ammoniak nauwelijks een bijdrage leverde aan de actuele verzuring, sterker nog: ammoniak bestrijdt zure regen en zonder ammoniak zou de bodem dus zuurder zijn.”
Achtergrond
Verslag NMV-bijeenkomst over ammoniak gehouden op maandag 25 september 2000 om 15.00 uur te Den Haag:
“De deelnemers aan het debat zijn:
- Dr. ir. W. de Vries, onderzoeker bodemverzuring bij Alterra Wageningen;
- Dr. J.C. Hanekamp, onderzoeker bij Stichting Heidelberg Appeal Nederland;
- Prof. dr. R.D. Schuiling, Universiteit Utrecht;
- Dr. S.W. Verstegen, historicus aan de Vrije Universiteit Amsterdam;
- D. Boschma, milieuspecialist van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond.
Eveneens aanwezig zijn enkele leden van De Vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij: G.J. Oplaat (WD), H.E. Waalkens (PvdA), T. Meyer (CDA), D. Stellingwerf (RPF), J.F. Snijder-Hazelhoff (WD) en de beleidsmedewerkers: H. Hooglander (SGP), U. Hoedemaekers (WD), A. Gehrels (Groen Links).
Afwezig: P.K. ter Veer (D'66).
Dagvoorzitter: Prof. dr. ir. D. Thoenes, hoogleraar chemie.
(…)
Opening
Gerrit Roos, voorzitter van de NMV, opent de bijeenkomst en heet de circa 50 deelnemers welkom.
Roos geeft een kleine toelichting over het debat en over de ammoniakproblematiek: 'De waarheid moet boven water komen, problemen die wij niet veroorzaken kunnen wij ook niet oplossen en daar willen we ook niet verantwoordelijk voor worden gesteld'.
Volgens Roos heeft het ammoniakbeleid de veehouders tot dusverre al miljarden guldens gekost, terwijl er nauwelijks resultaat van is te constateren. De ammoniak in de lucht is niet gedaald volgens gegevens van het RIVM. En onlangs is bekend geworden dat moderne auto's veel meer NHs uitstoten dan verwacht.
Verder moet de veehouderij aan Groen Label gaan doen en de NHa-uitstoot verminderen, maar dat is weer tegenstrijdig met de algemene wens van veehouders en maatschappij om koeien zoveel mogelijk buiten te laten lopen.
Door alle tegenstrijdigheden en non-argumenten krijgen we de indruk dat het NH3-beleid puur is bedoeld als argument voor reconstructie en EHS. We willen alleen bijdragen als we ook veroorzaker zijn. In de politiek is men het dat laatste eens, vandaar dat deze bijeenkomst in overleg en samenwerking met de leden van de Vaste kamercommissie voor LNV is georganiseerd.
20 Jaar geleden werd gezegd dat ammoniak veroorzaker was van bossterfte. Inmiddels is duidelijk dat het bos helemaal niet is doodgegaan. Wij vragen ons daarom af of rapportage rond deze zaak wel onafhankelijk is. Verder mist een goede kosten/baten-analyse.
Het is spijtig dat er vanuit het ministerie van VROM niemand aanwezig is. Eigenlijk een treurige zaak. Gelukkig is er wel een afgevaardigde van het ministerie van LNV, Henk van de Brandt en J. Verkerk.
Inleidingen
Professor Thoenes:
Nederland is in vele opzichten een uniek land. Tot 1970 kenden we een ongekende bevolkingsgroei. In de jaren 30 hadden Nederland en België beide 8 miljoen inwoners. België zit nog steeds op dat aantal, terwijl Nederland momenteel bijna 16 miljoen inwoners heeft. Maar iedereen wil wel eten, werken, recreëren. Nergens in de wereld is een land met zoveel bebouwde kom. De concentratie van industrie en infrastructuur hoort tot de hoogste ter wereld.
Verder is Nederland groot exporteur, van industrie, olieproducten en landbouw. De productiviteit van landbouwproducten is de hoogste per hectare. De productiviteit en efficiëntie van de Nederlandse landbouw is de hoogste ter wereld. Door de intensiviteit van het land is er geen echte natuur meer. Feitelijk is alles gemaakt tot cultuur-natuur.
Bij dit alles zijn we niet meer los te zien van Europa. Nederland is een knooppunt geworden. Landen als Zweden, Frankrijk en Spanje hebben nog wel echte natuur. Toch wordt Nederland als losstaand geheel gezien. De vraag die we moeten stellen is of we in Nederland moeten groeien, krimpen of een combinatie.
Daar zullen een aantal gerenommeerde sprekers een en ander over vertellen.
Dr. ir. W. de Vries, onderzoeker bodemverzuring bij Alterra Wageningen:
Alterra is het instituut voor de Groene ruimte, dat op 1 januari 2000 is ontstaan uit een aantal Wageningse instituten. Van 1984 tot 1994 was ik verantwoordelijk voor onderzoek naar bodemverzuring.
Wat is het probleem:
1. Verzuring, nutriëntenhuishouding.
2. Ammoniak en bosvitaliteit.
3. Ammoniak en biodiversiteit.
4. Ammoniak en nitraat uitspoeling.
1. Zure depositie (potentieel)
SO2 + Ozon en UV-licht —> H2S04
N0× —> HNO3
NH3 +H2O —> NH4OH
(NH4)2SO4 +NH4NO3
H2S04 HNO3
Ammoniak neutraliseert inderdaad protonen in de atmosfeer, maar als het in de bodem wordt gesplitst, komen ook de oorspronkelijke H+ uit de ammoniak vrij. Per saldo verzuurt ammoniak dan dus wel. Het hangt van de omstandigheden af en daarom geven we de term potentieel zuur.
Uit bosonderzoek blijkt dat 70-80% van de stikstof (N) wordt vastgelegd. Dat betekent dat zwavel (S) als actuele verzuurder veel meer bijdraagt als N. Echter de bijdrage als potentiële verzuring (aluminium mobilisatie) is van N groter dan van S. Verder neemt in bos de stikstof hoeveelheid toe, waardoor een relatief tekort ontstaat aan kalium en magnesium.
Is de verstoring een probleem? In extreme situaties ontstaat geelverkleuring van de naalden. De term bossterfte wordt nu niet meer gebruikt. Want bos gaat niet dood. We spreken nu over 'risicowaarden'.
Omzetting van ammoniak naar nitraat in de bodem is een probleem vanwege aluminium mobilisatie. Echter als ammoniak niet wordt omgezet is het ook een probleem omdat er dan ammoniumophoping plaatsvindt.
Bomen hebben voorkeur voor opname NH4 boven N03.
Conclusie:
Verhoogde N-belasting kan tot verstoring van nutriëntenbalans leiden en zo tot verminderde bosvitaliteit en biodiversiteit leiden.
Het gemiddelde N-gehalte in naalden van aangetaste den en spar is hoger dan in gezonde bomen. Ook de vorsttolerantie van bomen neemt af als er meer N in zit.
Met betrekking tot biodiversiteit: bijvoorbeeld vergrassing van heide. In de duinen komen 70% van onze plantensoorten voor. 30-40% daarvan is uniek. Uit proeven is gebleken dat biomassa van duinriet sterk toeneemt bij stikstofbemesting van 25 kilo N per jaar. Hierdoor neemt verdringing van zeldzame planten toe. Vraag van Tette Hofstra: met ± 70% inlandige wind en geen agrarische activiteit, hoe kan de veehouderij daar dan een bijdrage leveren? Antwoord van W. de Vries: Geen ammoniakdepositie maar stikstofdepositie (verkeer).
Conclusie:
Verhoogde N-belasting leidt tot afname soortenrijkdom aan planten (biodiversiteit). Met betrekking tot N-uitspoeling aan bosranden zien we relatie tussen N-belasting en NO3 in grondwater.
Momenteel vindt herijking plaats van de kritische belasting. De kritische belasting hangt af van de doelstelling waar naar wordt gekeken. Het nitraatgehalte van de drinkwaternorm zijn veel lager dan de kritische belasting voor biodiversiteit.
Omrekening van mol N naar kilo N ==> delen door 1000 en maal 14.
Dr. J.C. Hanekamp, onderzoeker bij Stichting Heidelberg Appeal Nederland:
Ammoniak als landbouwproductie risico: van 'Target Risk' -beleid naar het 'Risk Superior' alternatief
Landbouw moet! Ergens in de wereld, maar waar en hoe?
Waarom?
- We moeten eten.
- We zijn met z'n ruim zes miljarden.
- Dat aantal stijgt; de mondiale welvaart ook.
- Meer welvaart leidt tot hogere consumptieniveaus.
- Waaronder een toenemende consumptie van dierlijke producten.
Aan voedselproductie zijn onlosmakelijk risico's verbonden en het heeft altijd invloed op de ecologie Bijvoorbeeld:
- Biodiversiteit (ammoniak, nutriënten, landgebruik, etc.).
- Waterberging (verdroging).
- Landschappelijke kwaliteit.
Daarnaast van invloed op 'menselijke' functies aan:
-Wonen.
-Werken.
-Verplaatsen.
-Recreëren.
Dus: landbouw en natuur; een impliciet 'conflict'.
In de jaren tachtig speelde sterk de discussie over de zure regen als gevolg van ammoniak. De bossen zouden doodgaan en er werd in Duitsland gesproken over 'Das oekologisches Hiroschima' (B. Ulrich in Spiegel, 1983).
Verder: 'Sie sind nicht mehr zu retten.' (B. Ulrich, 1981), 'Het Nederlandse bos (is) door zure regen aangetast.' (Natuur en Milieu, 1984), 'Meer dan de helft van het Nederlandse bos is niet meer vitaal.' (Zorgen voor morgen, 1988).
In Nederland is daarom vervolgens het additioneel programma verzuring opgesteld: welke stoffen zijn waar verantwoordelijk voor hoeveel verzuring?
Additioneel programma verzuring Onderzoeksvragen:
- Welke stoffen zijn in welke mate verantwoordelijk voor de schade, veroorzaakt door 'zure regen'?
- Hoe (langs welke wegen en op welke manier) wordt deze schade veroorzaakt?
- Wat is de effectiviteit van bestrijdingsmaatregelen ammoniak (NH3)?
Wat is ammoniak voor een stof?
Ammoniak is een base, d.w.z. in staat een zuur te binden. Reageert in de atmosfeer snel tot NH4+ waarbij atmosferisch zuur wordt gebonden. Het merendeel van de in Nederland geproduceerde ammoniak slaat hier ook neer. In de bodem kan ammonium nitrificeren tot NO3 waarbij zuur vrijkomt.
Volgens berekeningen (1999) zorgt de landbouw in Nederland voor een uitstoot van 164 kton (dalend) ammoniak. De industrie 3,2 kton en consumenten 6,9 kton (stijgend). Recente onderzoeken (American Chemical Society) in Californië geven aan dat daar de moderne auto's met katalysatoren zorgen voor 2 maal zoveel ammoniakuitstoot dan de veehouderij in Californië. Hoe dat in Nederland zit weten we niet. De moderne katalysator 'over-reduceert' de NO×.
Van bossen naar biodiversiteit
Inmiddels is duidelijk geworden dat van bossterfte geen sprake is, en zeker de rol van ammoniak in vitaliteit van bos is herzien. De discussie is nu verschoven naar biodiversiteit, want bos ging niet dood door verzuring.
` The hypothesis,., of large-scale foretst dieback in the near future is not backed by data and can be discarded.' (Ulrich B-, 1995, Environ. Rev.)
' de relatie tussen de belasting met verzurende stoffen en de gezondheid van het bos is niet monocausaal.' (APV III)
' forest research has failed to provide a conclusive link between soil acidification and forest decline parameters. (Scerdrup, H.; Warfvinge, P., 1993, Reports in Ecology and Environmental Engineering, Report 2:1993)
Opmerkelijk is in het APV III:
'Het is vrijwel zeker dat de kritische stikstofdepositie voor veranderingen in de samenstelling van de bosondergroei lager is dan het fysiologisch optimum voor boomgroei. In dat kader is bescherming van biodiversiteit uiteraard een belangrijker en meer stringent criterium dan 'optimale bosgroei'.'
Van biodiversiteit naar normstelling
'Vegetatieveranderingen kunnen plaatsvinden in een situatie waarin stikstofuitspoeling nauwelijks boven de natuurlijke achtergrondwaarden uitkomt; dit is onder meer geconstateerd in Nederlandse heide- en kalkgraslandvegetaties.'
Stelling: Het beoordelen en reguleren van landbouw in de context van natuur en biodiversiteitbehoud dan wel -ontwikkeling zal per definitie leiden tot een reductie van de landbouw in Nederland of elders in de wereld, ongeacht de vorm.
José Ortega Y Gasset: 'De levenswijze die zich in de historische evolutie hebben voorgedaan werden geschraagd door precies omschreven voorwaarden die zich niet kunnen herhalen'.
Natuur in Nederland
Gezien het karakter van natuur in Nederland is natuurontwikkeling een van de vele infrastructurele opties die Nederland kan kiezen. Welk afwegingskader moet worden gekozen voor de vele opties die er zijn?
Het gaat in dit soort vraagstukken om zogenaamde 'Target-benadering': bijvoorbeeld ammoniak GVE's, Groen Label-stallen), mest (Minas), bestrijdingsmiddelen (MJP-G). Steeds blijft sprake van een 'risk Tradeoff, ofwel: wet van behoud van ellende. Je haalt ergens een risico of nadeel weg, maar krijgt daar onvermijdelijk iets anders voor terug: risico's zijn niet los verkrijgbaar, reductie van het ene risico leidt tot een ander. Reductie van een bepaald 'targetrisico' leidt veelal tot het onbedoeld inviteren van andersoortige risico's. Daarmee wordt het probleem verschoven naar een ander veld met andersoortige risico's en verantwoordelijkheden.
Gerichte vragen:
Waalkens: In de milieubalans van afgelopen jaar blijkt een ontkoppeling van economie en ecologie. U legt wel vragen neer, maar geen koppeling tussen die vragen.
Hanekamp: Landbouw is anders dan industriële productie. Dus ook andere koppeling economie-ecologie.
Jeroom Remmers, SNM: Vanmorgen nog gesproken met deskundigen, en die zeggen dat ammoniak uit auto's vooral voorkomt als ze te hard rijden, daarom is maximum snelheid belangrijk.
Verder 1 gram NH3/km, in Nederland 5 mrd autokilometers, dus 5 kiloton NH3 in Nederland. Procentueel dus heel weinig en landbouw nog steeds de grote vervuiler.
Hanekamp: In de VS blijkt auto veel meer NH3 uit te stoten dan ooit gedacht. In Nederland hebben we niet gemeten. De moderne katalysator werkt a.h.w. 'te goed'.
Dr. S.W. Verstegen, historicus aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Wie de milieubeweging liefheeft die kastijdt haar.
Stelling 1: Oude landbouw zorgde voor grotere biodiversiteit dan moderne landbouw. De oorspronkelijke biodiversiteit van Nederland lijkt eerder op een kaal strand dan op een natuurgebied zoals we die nu kennen.
- De oude landbouw leidde in de Middeleeuwen tot hongersnood en malaria.
- In het oosten van het land zorgde het voor ontbossing, heidevelden en uiteindelijk de zandverstuivingen die we nu zo graag willen behouden.
- Nederland is al 1000 jaar een ecologisch rampgebeid. De oude landbouw is goed voor de natuur, maar slecht voor de mens.
Stelling 2: De ecologische voetafdruk van de Nederlandse landbouw is enorm.
- De denkfout die hier wordt gemaakt is dat als we alle voedsel voor Nederland zouden importeren, dat er dan helemaal geen natuur meer zou zijn.
- Verder is het naïef te denken dat bij stijgende welvaart de vleesconsumptie zou afnemen. Vanuit historisch perspectief is dat nog nooit voorgekomen.
- Verminderen van de productie in Nederland zou onlosmakelijk betekenen dat het ergens anders gebeurt. Per saldo wordt dan niets bereikt.
Stelling 3: De biologische landbouw is geen oplossing.
- Vanwege de enorme extra vraag naar landbouwgrond (door extensivering) zal de prijs nog verder toenemen en zal de biologische landbouw zichzelf ten gronde helpen. Om over personeelsgebrek maar te zwijgen.
- Landbouwproductie verlagen in een gebied waar de grond zo duur is, is in historisch perspectief uiterst naïef.
- Biologische landbouw in Nederland is als een villa met grote tuin midden in Den Haag, terwijl daar eigenlijk een torenflat moet staan.
Stelling 4: Bij verminderen van de leefbaarheid op het platteland zal de randstad een nog veel groter fileprobleem krijgen.
- In Nederland heeft de politiek gezorgd voor het ontstaan en ontwikkelen van de boerenstand. Daarom heeft men nu de sociale plicht om de sociale functie van het platteland te behouden.
Conclusies:
- Geen idealisering van de 'oude' landbouw.
- Te grote ecologische voetafdruk van de Nederlandse landbouw is een non-argument.
- De biologische landbouw komt zichzelf tegen.
- De politiek heeft verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het platteland.
D. Boschma, milieuspecialist van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond
De beeldvorming van het ammoniakprobleem is niet correct.
Mijn conclusies zijn dan ook:
- Rapportage door RIVM is misleidend.
- Onderbouwing kosten/baten-analyse ontbreekt.
- Afschaffen landbouw leidt niet tot betere biodiversiteit.
- Normen moeten worden aangepast aan nieuwe inzichten.
Want: de oude brochure over zure regen ligt nog steeds bij de gemeenten en zelfs de nieuwe brochures over ammoniak zijn tendentieus. Allerlei termen worden wel bijgesteld en aangepast, maar het geheel blijft suggestief en misleidend.
Je mag niet zonder meer zeggen dat NH3 potentieel verzuurt en vermest. Slechts de werkelijke verzuring is van belang. (Een Kamerlid heeft tenslotte miljoenen potentiële kiezers, maar slechts de echte kiezers zijn van invloed.) Verzuring van gronden worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door verdroging.
Stichting Natuur en Milieu schat de schade door ammoniak op ƒ 204-300 miljoen per jaar. Wij komen op heel andere bedragen. De bedragen van SNM staan vermeldt in de integrale notitie 'Mest en ammoniak' van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit:
Schade in miljoen gulden
SNM
NMV
Schade aan natuur
72
0
Schade aan landbouw
55-63
- 30
(voordeel door minder N nodig!)
Schade aan recreatie/visserij
32-130
0
Schade aan gebouwen
45
- 45
(voordeel door minder zuurschade verkeer/industrie
Totaal
204-300
- 75
(dus 75 miljoen gulden voordeel!)
Conclusie:
Het ministerie onderbouwt het beleid met ondeugdelijke rapporten.
Met betrekking tot de biodiversiteit: Bij volledig verdwijnen van stikstofdepositie door ammoniak vanuit de landbouw, blijft nog steeds 21 kg N per ha per jaar door overige N-bronnen (verkeer, buitenland en samenleving). Uit onderzoeken over natuur en biodiversiteit blijkt dat het kritische niveau ligt tussen 5-20 kg/ha/jaar -> geen effect door extra ammoniak-N op biodiversiteit.
Het ammoniakbeleid heeft de afgelopen jaren miljarden guldens gekost, het zou veel effectiever zijn om dit geld rechtstreeks te richten op behoud van biodiversiteit in de betreffende natuurgebieden door middel van beheer wat leidt tot verschraling.
Prof. Thoenes:
Voor de discussie is van belang:
- Stikstofhuishouding (waar komt wat vandaan, waar komt wat terecht).
- Effecten op gewassen (akkers, grasland, bossen, natuurgebieden).
- Afwegingen effecten/belangen/risico's.
Bodemgebruik (CBS 2000)
Agrarisch 69% (gras: 37%) Akker 28% (tuin: 4%)
Bos en 'natuur' 14% (bos: 10%) Overig 4%
Bebouwing 9% Overige 8%
Discussie
Jeroom Remmers, SNM
Merkt op dat in zijn berekening over kosten van NH3 geen kosten van vliegverkeer naar vakantiebestemmingen is meegerekend. Hij wil wel graag dat de cijfers hierover zuiver worden gehouden.
In de discussie komt aan de orde dat Nederland voor 69% uit agrarisch gebied bestaat, 14% bos en natuur, 8% bebouwing en 7% overig. Van de 14% bos en natuur is slechts een klein deel (4%) aan te merken als echt gevoelig voor ammoniakdepositie.
Theo Meijer, CDA
Stelt dat er enerzijds enorm veel goede praktijkvoorbeelden zijn waaruit blijkt dat er veel bereikt kan worden. Aan de andere kant zijn er de rapportages van het RIVM die aangeven dat er veel aannames en veronderstellingen zijn. Mijn vraag is of een individueel bedrijf kan worden aangerekend op bepaalde uitstoot? Voor mij zijn daar nog veel onduidelijkheden.
Met enige vertwijfeling in de stem zegt Meijer: Eerst mag er maximaal 175 kg N uit dierlijke mest per ha worden uitgereden, en dan blijkt nu uit onderzoek van RIVM, dat het misschien wel 350 kg kan zijn om toch aan de Nitraatrichtlijn te voldoen, en dan wordt van ons verwacht dat we daar beleid op richten!
De Vries, Alterra
Naar aanleiding van opmerkingen dat er veel onzekerheden bestaan over metingen en mate van verzuring: niet alles is onzeker, we hebben een balans van de onzekerheden gemaakt.
Overigens wordt verzuring niet meer als groot probleem gezien. Het gaat nu om de vermestende werking door ammoniak, en daardoor beïnvloeding van de biodiversiteit. Wortelschade door aluminium (vanwege lagere pH) ontstaat pas bij veel hoger niveau van verzuring.
Opmerkingen uit de zaal:
TNO: ammoniak 1:1 uit de landbouw afkomstig is.
- Boven Rotterdam kan de concentratie ammoniak net zo groot zijn als boven de Veluwe.
Voorzitter Thoenes
We zijn het er wel over eens dat het meest essentiële aspect van ammoniak de eutrofiëring is, met als gevolg afname van biodiversiteit. Verzuring is feitelijk niet relevant.
Theo Vogelzang, SNM
Vermeldt dat in natuurgebied Rauwkuilen, in de Noordelijke Peel duidelijk is aangetoond wat voor schade ammoniak kan aanrichten. Na afdekken van een gedeelte bleek overigens dat de schade weer kan herstellen.
Een ander aanwezige (A. Quak) merkt op dat in de Rauwkuilen ook schade door schimmels een rol speelt. De Vries (Alterra) licht toe dat N-depositie (waarvan ammoniak één bron van is) wel degelijk de belangrijkste veroorzaker is.
Onweersproken is dat de Rauwkuilen een extreme situatie voorstelde en dat het de vraag is of daar generiek Nederland beleid op mag worden gestoeld.
Tette Hofstra, NMV
Een belangrijke tekortkoming in het ammoniakbeleid is het gebrek aan meetpunten. Het RIVM heeft dat ook erkend. In totaal zijn in Nederland slechts 12 meetpunten en boven de lijn Amsterdam-Zwolle wordt helemaal niet gemeten.
Een medewerker van het TNO merkt op: Sinds de kwestie Dekwaadsteniet is er meer aandacht voor dit soort zaken. Als uitvloeisel komen er volgend jaar 160 meetpunten bij. Blijft het probleem dat de wetgeving wordt gebaseerd op te weinig monitoring.
Theo Vogelzang, SNM
Uit korstmos meting in Gelderse vallei kun je wel degelijk ook de verzuring afleiden.
(Er wordt hierbij vergeten te vertellen dat via deze methode juist base-minnende korstmossen worden gebruikt als indicatorplant voor ammoniak, en geen zuur-minnende.)
Voorzitter Thoenes vat samen:
- Er zijn grote plaatselijke verschillen.
- Verzuring door/in de lucht is niet relevant.
- Verzuring van/in de bodem is nauwelijks een probleem.
- Resteert de eutrofiëring.
De biodiversiteit wordt nadelig beïnvloed; hoe erg, daarover zijn de meningen verschillend.
Tjeerd de Jong, NMV
Merkt op dat het onderzoek naar de kritische depositiewaarden in het rapport van de technische bodemcommissie weinig betrouwbaar is. Lang alle natuur is niet gevoelig voor N-depositie. Stikstof moet maar net het ontbrekende element in het ecosysteem zijn. Bijvoorbeeld: de Gooise Heide vergrast niet omdat P gelimiteerd is.
De Vries, Alterra
Geeft aan dat geldgebrek een oorzaak is. Hij merkt ook op dat ook de EU-Nitraatrichtlijn moet worden meegenomen in de discussie.
Prof. Schuiling
Springt op: Maar we weten toch allemaal dat dat onzin is. (Hij doelt op de wetenschappelijke onderbouwing van de nitraatrichtlijn.)
De Vries, Alterra
Oké, maar het speelt wel mee.
Voorzitter Thoenes
Stelt de vraag waar de ammoniak-norm en de wens tot reductie eigenlijk is ontstaan.
Oplaat, WD
Volgens hem is het begonnen in een EU-congres in Gotenburg.
Theo Vogelzang, SNM
Meent dat het RIVM een kritische waarde heeft berekend.
Henk Brandt, LNV
Het heeft te maken met de keuze van LNV om 80% van de natuur te beschermen. In NMP3 is het instrumentarium van depositie bepaald, maar heeft de status van emissiebeleid. Je kunt niet voor regionale aanpak kiezen, want dan gebeurt er te weinig. Dit moet daarom landelijk.
Tette Hofstra, NMV
Vraagt om hoeveel ha het gaat. Dit blijft onbeantwoord.
Henk van de Brandt, LNV
In het beleid is nu een niveau bepaald dat technisch haalbaar is: 128 kiloton.
De Vries, Alterra
Met betrekking tot het probleem voor natuur door ammoniaks: Toen ik 17 jaar was, kreeg ik op school al te horen dat de lucht boven het Ruhrgebeid zuurder was dan in Nederland (4 tegen 5). Bij verminderen van ammoniak in de lucht (regen) daalt de pH, dat klopt. Maar daarom is de N nog wel een probleem.
Theo Vogelzang, SN M
Voor Noord- en West-Nederland maken wij een andere afweging met betrekking tot het ammoniakbeleid dan voor Oost- en Zuid-Nederland.
Henk van de Brandt, LNV
Sluit zich daarbij aan, in risicogebieden kunnen zwaardere eisen worden gesteld dan in minder gevoelige gebieden.
Janneke Snijder- Hazelhoff, WD
Zegt: dit is tegenstrijdig met uw eerdere uitspraak.
Wybren Verstegen, Vrije Universiteit
Vindt het eigenlijk een trieste discussie. Moeten we nu constateren dat er nog slechts zo weinig natuur over is dat het toch niet meer de moeite waard is om het te beschermen, of moeten we dit kleine beetje als uitgangspunt nemen om het verder uit te breiden?
Durk Boschma, NMV
In de beleving van de recreant, consument, is er geen probleem. De bossen zijn ongevoelig, die paar natuurgebieden waar de biodiversiteit verminderd is, zijn afgesloten voor publiek.
Jaap Hanekamp, HAN
Het gaat allemaal om een afweging van kosten van landbouw versus natuur. We moeten ons de vraag stellen wat biodiversiteit mag kosten.
Waalkens, PvdA
Overal zie je ontkoppeling van economie en ecologie, maar niet in de landbouw. Er is voor ecologie enorm veel geld uitgetrokken, dus moet er ook resultaat komen.
De vraag is of je voor heel Nederland een taakstelling moet leggen en/of juist om kwetsbare gebieden extra maatregelen en beperkingen.
De Vries, Alterra
Ook natuur kan worden gezien als recreatiegebeid, naast de zaak van de biodiversiteit.
Waalkens, PvdA
Maar hoe is het dan in relatie tot de landbouw? Dit blijft onbeantwoord.
Voorzitter Thoenes
Het gaat om een economische keuze, voor meer natuur zal landbouw moeten wijken.
Theo Vogelzang, SNM
Binnen SNM wordt geaccepteerd dat boeren een bijdrage kunnen leveren aan natuurbeheer. Dat wil ook zeggen dat grondgebonden veehouderij wat ons betreft meer mag dan intensieve veehouderij.
Oplaat, VVD
Ik ben één van degenen die een afweging mag helpen maken. Zojuist had ik al een discussie met collega Waalkens over de rol van emotie hierin.
In de folder van SNM staat nu al dat het voorgenomen beleid onvoldoende is. hoe kunt u dat zeggen? Het beleid is immers nog helemaal niet vastgelegd.
ledere boer, ongeacht waar hij zich bevindt, kan z'n bedrijf uitvoeren, zolang hij zich aan de normen houdt:
conclusies zoals geformuleerd door prof. Thoenes tijdens wetenschappelijk debat 25-9-2000
1. Consensus over NH3 (= ammoniak)
● Verzuring atmosfeer door NH3 is onzin.
● Verzuring bodem door NH3 beperkt.
● Groei van gewassen (eutrofiëring) belangrijkste probleem.
● NH3-emissie is ± 200 kton/jaar (voor Nederland).
● Grote onnauwkeurigheid (van de cijfers).
● Grote plaatselijke verschillen.
● Onzekerheid metingen.
● Nitraat in grondwater van belang?
2. Biodiversiteit
● Kritische belasting is zeer laag.
● Wordt nadelig beïnvloed (door NH3)
● Hoe erg is dat? Meningen verschillen.
3. Wat te doen?
● Plaatselijke huishouding (verbeteren)'.
● Nationale norm zinvol?
● Kosten/baten natuurbescherming?
● Laatste restje natuur bewaren? Laten schieten? Uitbreiden?
● Positie Nederland in Europa?
Enige toelichting is nodig omdat deze conclusies nogal in telegramstijl waren gesteld: over de punten met vraagteken bestond geen overeenstemming.
Ad 1: Consensus: het enige effect dat duidelijk vaststaat is de bevordering van groei van planten. Op 96% van de bodem is dat geen probleem (gratis kunstmest) maar op de resterende 4% (heiden, vennen etc.) mogelijk wel, omdat sommige zeldzame planten kunnen worden overwoekerd door meer alledaagse planten.
Ad 2: Biodiversiteit: kritische belasting waarbij verstoring optreedt is laag en wordt zelfs overschreden wanneer de veeteelt geheel uit Nederland zou verdwijnen (dat komt door andere N-bronnen: overwaaiend uit buitenland, wegverkeer e. a.)
Ad 3: Kosten/baten: Ook de mensen van 'Natuur en Milieu' waren niet in staat het gehoor te overtuigen van het belang van de bescherming der biodiversiteit, terwijl er geen inzicht was over de mogelijke baten die tegenover de noodzakelijke kosten zouden staan.
Ad 3: Positie Nederland in Europa: Hiermee werd bedoeld dat het plaatselijk uitsterven van bepaalde plantjes in Nederland veel minder erg zou worden gevonden als Europa een land was. Die plantjes overleven immers op allerlei andere plaatsen.”