Verzoekster klaagt erover dat een medewerker van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond haar tijdens telefoongesprekken op 12 juli 2002 en 30 augustus 2002, naar aanleiding van haar vraag over het starten van een referentprocedure in het kader van het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf, onjuiste informatie heeft verstrekt.
Beoordeling
1. Verzoeksters klacht richt zich op de inhoud van de telefonisch door de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verstrekte informatie over de procedure ter verkrijging van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
2. Het is een vereiste van zorgvuldigheid dat een overheidsinstantie juiste en volledige informatie verstrekt naar aanleiding van vragen van burgers, en, voor zover die vragen geen betrekking hebben op het werkterrein van die instantie of het werkterrein van die instantie overschrijden, burgers verwijzen naar de instantie die hun vragen kan beantwoorden.
3. Verzoekster heeft over het starten van de procedure om haar echtgenoot naar Nederland te laten komen een aantal keer telefonisch contact gehad met de helpdesk van de vreemdelingendienst.
Zij is van mening dat haar in een telefoongesprek van 12 juli 2002 en een telefoongesprek van 1 augustus 2002 onjuiste informatie is verstrekt.
4. De korpsbeheerder liet in reactie op de klacht weten dat aan verzoekster geen onjuiste informatie was verstrekt. De medewerkers van de helpdesk van de vreemdelingendienst hadden volgens hun ambtsinstructie gehandeld, en hadden informatie verstrekt op basis van de desbetreffende informatiefolder (zie Achtergrond, onder 2.).
5. De korpsbeheerder heeft over het verloop van de gesprekken geen gedetailleerde informatie verstrekt. Hij verwees ter zake naar de inhoud van de folder. Aangezien er op zichzelf geen reden is te twijfelen aan de lezing van verzoekster, wordt ten aanzien van het verloop de telefoongesprekken dan ook uitgegaan van haar lezing.
6. Verzoekster liet over het gesprek van 12 juli 2002 weten dat haar was meegedeeld dat ze geen referentprocedure meer kon starten. In het gesprek van 1 augustus 2002 was haar aanvankelijk meegedeeld dat zij geen aanvraag in Nederland kon indienen en vervolgens, na doorvragen dat de behandeling van de aanvraag sneller zou verlopen als deze in het land van herkomst werd ingediend.
7. Ten tijde van de onderhavige gedraging waren bij de behandeling van een mvv-aanvraag de volgende instanties betrokken: de vreemdelingendienst van de woonplaats van de referent; de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf. Alleen al het aantal bij de behandeling betrokken instanties maakte deze procedure voor een niet ingevoerde burger tamelijk ingewikkeld.
8. Met ingang van 1 juli 2002, korte tijd voordat verzoekster voor de eerste keer telefonisch contact opnam met de vreemdelingendienst, werd de mvv-procedure ingrijpend gewijzigd (zie Achtergrond, onder 1.). De mogelijkheid dat een referent in Nederland de mvv-procedure in gang zette door bij de korpschef van de politieregio waaronder de gemeente valt waar de vreemdeling wil verblijven, een verzoek in te dienen om ambtshalve te bezien of aan de vreemdeling, die zich in het land van herkomst of bestendig verblijf bevond, een machtiging tot voorlopig verblijf kon worden verleend, kwam daarbij te vervallen.
Daarvoor in de plaats kwam het verzoek om advies. Voorafgaande aan de indiening van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf door betrokkene kan een hier te lande verblijvende referent verzoeken om een advies in verband met het voornemen van een vreemdeling om een mvv-aanvraag in te dienen in het buitenland. Het verstrekte advies heeft uitsluitend betrekking op de positie van de referent.
De referent verzoekt om een advies door een daartoe bestemd formulier aan te vragen bij de vreemdelingendienst van de politieregio waar de vreemdeling verblijf beoogt en door dit ingevuld en voorzien van de gevraagde gegevens en bescheiden te retourneren aan de Visadienst.
9. De mededeling van de vreemdelingendienst op 12 juli 2002 aan verzoekster dat de referentprocedure niet meer bestond, was gelet op bovenstaande dan ook niet onjuist. Het had echter voor de hand gelegen dat de vreemdelingendienst op eigen initiatief zou hebben voorgesteld om het formulier ten behoeve van het daarvoor in de plaats komende verzoek om advies aan verzoekster toe te sturen. Het is niet juist dat zij daar zelf op heeft moeten aandringen.
Uitgaande van de lezing van verzoekster ten aanzien van het verloop van het telefoongesprek is de onderzochte gedraging in zoverre niet behoorlijk.
10. Ook de aanvankelijke mededeling in het telefoongesprek van 1 augustus 2002 dat in Nederland geen mvv-aanvraag kan worden ingediend is op zichzelf niet onjuist, zij het dat de procedure ook in gang kan worden gezet door in Nederland wel alvast een verzoek om advies in te dienen. Voor de mededeling dat de procedure langer zou duren als de referent in Nederland een verzoek om advies indiende, was echter geen plaats, alleen al niet omdat verzoekster immers navraag deed naar de toezending van het formulier ten behoeve van het verzoek om advies, zoals haar dat al was toegezegd in het telefoongesprek van 12 juli 2002.
Uitgaande van de lezing van verzoekster ten aanzien van het verloop van het telefoongesprek is de onderzochte gedraging ook in dit opzicht niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, is gegrond.
Onderzoek
Op 1 augustus 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M.K. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De korpsbeheerder en verzoekster gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. Standpunt verzoekster
1. Het standpunt van verzoekster is weergegeven onder Klacht.
2. Over de inhoud van het telefoongesprek van 12 juli 2002 deelde zij onder meer het volgende mee in het verzoekschrift.
“Bij telefonische mededeling op 12 juli 2002 heb ik verzocht om een MVV (machtiging tot voorlopig verblijf; N.o.) aanvraag in te dienen via de Vreemdelingendienst Rotterdam-Rijnmond. Na enige onduidelijke informatie over het feit dat men na 1 juli 2002 (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) geen referentprocedure meer kan starten (hetgeen onjuist is), ben ik er toch in geslaagd om de medewerker van de Vreemdelingendienst Rotterdam-Rijnmond er toe te bewegen om mij een MVV-aanvraagformulier toe zenden. Dit zou, volgens de medewerker, maximaal twee weken in beslag nemen.”
3. Voorts deelde zij in het verzoekschrift onder meer nog het volgende mee.
“In week 30 besloot ik wederom contact op te nemen met de Vreemdelingendienst Rotterdam-Rijnmond om na te gaan waar het MVV aanvraagformulier blijft. Er werd mij toegezegd dat mij nogmaals een aanvraagformulier zal worden toegezonden, hetgeen wellicht zal leiden tot het feit dat ik 2 aanvraagformulieren zal ontvangen.”
4. Over het telefoongesprek van 1 augustus 2002 deelde zij nog het volgende mee.
“Heden heb ik nogmaals de Vreemdelingendienst Rotterdam-Rijnmond gebeld en gezegd dat ik noch aanvraag 1 noch aanvraag 2 heb ontvangen. Dit was het antwoord:
“Mevrouw u kunt geen MVV in Nederland aanvragen, dat dient degene te doen die in het buitenland woont”. Ik sta werkelijk perplex van dit commentaar. Na uw medewerker geconfronteerd te hebben met de stukken die ik voor mij had (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.) bleef deze volharden dat het “veel langer zal duren” wanneer de referent de MVV procedure start en om advies vraagt bij de IND. De persoon in het buitenland kan het beter aanvragen, aldus uw medewerker. Het is namelijk zo, werd mij verteld, dat wanneer een referent de procedure start, de stukken van de persoon in het buitenland uiteindelijk toch weer naar Nederland dienen te komen en dat de IND daarna pas besluit of de MVV al dan niet wordt ingewilligd.”
B. Standpunt korpsbeheerder
Bij brief van 15 november 2002 deelde de korpsbeheerder in reactie op de klacht het volgende mee.
“…Op grond van het door mij ingestelde onderzoek moet ik concluderen dat de antwoorden die door verschillende medewerkers van de helpdesk Vreemdelingenpolitie zijn gegeven, conform hun ambtsinstructie zijn. Een uitgangspunt van de Vreemdelingenpolitie is om klantgericht te werken. Een ander uitgangspunt is eenduidig met de vreemdeling te communiceren. Hiertoe is een communicatieplan ontworpen. De instructies aan de medewerkers helpdesk maken deel uit van dit plan. De meest efficiënte en effectieve wijze om een MVV-aanvraag te doen is om de aanvraag in het land van herkomst te starten. Voor de toetsing van de aanvraag zijn diverse authentieke documenten nodig uit het land van herkomst. De ambassade aldaar verstrekt hierover informatie. Als de vreemdelingenpolitie de aanvraag vanuit het land van herkomst heeft ontvangen dan wordt de referent aangeschreven. De referentporcedure is bedoeld om te kunnen toetsen of de referent aan de eisen voldoet. Dit is een onderdeel van de MVV-procedure. De vreemdelingen die in ons land willen verblijven, zullen in beginsel in het land van herkomst zelf moeten vragen of zij voor een visum in aanmerking komen.
Ter informatie heb ik kopieën bijgevoegd van relevant informatiemateriaal van de Vreemdelingenpolitie. Dit materiaal wordt zowel gebruikt als instructie aan de medewerkers van de helpdesk als informatievoorziening aan de vreemdelinge.
Conclusie
Naar aanleiding van het onderzoek kom ik tot de volgende conclusie.
Het personeel van de vreemdelingenpolitie heeft conform de geldende ambtsinstructie gehandeld. Er is aan (verzoekster; N.o.) geen onjuiste informatie verschaft. Ik acht uw klacht dan ook ongegrond.
Het spijt mij dat in de telefoongesprekken tussen (verzoekster; N.o.) en de helpdesk van de Vreemdelingenpolitie niet voldoende duidelijk is geworden hoe het proces is ingericht. Ik zal het hoofd van de Vreemdelingenpolitie vragen hier extra aandacht aan te geven…”
C. Reactie verzoekster
In reactie op het standpunt van de korpsbeheerder liet verzoekster onder meer het volgende weten.
“De VD heeft ter informatie een brochure bijgevoegd (die ik overigens al in mijn bezit had). De VD stelt dat deze brochure door de medewerkers van de helpdesk wordt gebruikt. In de brochure staat duidelijk aangegeven, dat er twee manieren zijn om een MVV aanvraag in te dienen, namelijk in het land van herkomst op de diplomatieke post en bij de Vreemdelingendienst.
Derhalve is de telefonische mededeling van de VD dat het niet mogelijk is om een MVV aanvraag in Nederland te starten onjuist.
De mededeling in het weerwoord betreffende dat de aanvraag vanuit het buitenland/ land van herkomst effectiever en efficiënter zou zijn is niet gebaseerd op informatie uit bijgevoegde folder. Althans ik zie het er niet in staan.
(…)
Ik realiseer me dat het efficiënter zou zijn wanneer ik kenbaar kan maken wie deze niet correcte informatie in eerste instantie aan mij heeft medegedeeld. Echter, het feit is dat de medewerker tijdens mijn gesprekken weigerde zijn/haar naam op te geven. Er werd gezegd: “u heeft gesproken met de helpdesk van de VD”. Misschien tevens een aandachtspunt voor de VD.”
Achtergrond
1.1. Vreemdelingencirculaire 2000 vóór 1 juli 2002
Hoofdstuk B1
“1.1 Machtiging tot voorlopig verblijf
Op grond van artikel 16, onder a, Vreemdelingenwet kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Het beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf is een van de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning in Nederland. De verplichting om voor de komst naar Nederland een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen, stelt de overheid in staat te onderzoeken of de vreemdeling aan alle voor toelating gestelde vereisten voldoet, zonder daarbij door diens aanwezigheid hier te lande voor een voldongen feit te worden geplaatst.
(…)
1.1.1 Achtergrond
De machtiging tot voorlopig verblijf is in artikel 1, onder h, Vreemdelingenwet als volgt omschreven: het door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of in het land van bestendig verblijf dan wel het door het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of door het Kabinet van de Gouverneur van Aruba aldaar, na voorafgaande machtiging van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, afgegeven visum voor een verblijf van langer dan drie maanden.
Een vreemdeling die zich naar Nederland wil begeven voor een verblijf van langer dan drie maanden moet in beginsel in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding, voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem is verstrekt door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf. Een land van bestendig verblijf is een land waar de vreemdeling gerechtigd is om langer dan drie maanden te verblijven op grond van een verblijfstitel.
Indien in het land van herkomst of bestendig verblijf geen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging aanwezig is, dient de machtiging tot voorlopig verblijf te worden aangevraagd bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging die het dichtst in de buurt van het land van herkomst of bestendig verblijf gevestigd is.
De machtiging tot voorlopig verblijf is een nationaal visum. De bevoegdheid tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf ligt bij de Minister van Buitenlandse Zaken. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in een groot aantal gevallen van zijn bevoegdheid mandaat verleend aan het hoofd van de Visadienst. Als hoofd van de Visadienst is aangewezen het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Uit de besluiten zal altijd moeten blijken dat het gaat om een bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Zaken. Alle beslissingen ten aanzien van machtigingen tot voorlopig verblijf dienen steeds namens de Minister van Buitenlandse Zaken te worden genomen. De machtiging tot voorlopig verblijf kan worden afgegeven door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland na voorafgaande machtiging van de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
1.1.2 De procedure
De aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt ingediend bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf. De vreemdeling wacht de uitkomst van de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf af in het land van herkomst of bestendig verblijf.
Een machtiging tot voorlopig verblijf kan dan ook niet door de vreemdeling in Nederland worden aangevraagd.
Ter voorkoming van het omzeilen van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf wordt een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen indien de vreemdeling zich in Nederland bevindt.
Er bestaat overigens wel de mogelijkheid dat een referent in Nederland de mvv-procedure in gang zet door ten behoeve van de vreemdeling bij de korpschef van de politieregio waaronder de gemeente valt waar de vreemdeling wil verblijven, een verzoek in te dienen om ambtshalve te bezien of aan de vreemdeling, die zich in het land van herkomst of bestendig verblijf bevindt, een machtiging tot voorlopig verblijf kan worden verleend.
(…)
Voor mvv-aanvragen is er geen wettelijke beslistermijn. De beslissing moet genomen worden binnen een redelijke termijn. Die termijn bedraagt drie maanden. In elk geval wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag bericht binnen welke termijn een beslissing kan worden verwacht (artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht). De Algemene Termijnenwet is van toepassing. (…)
1.1.4 Referentprocedure
Indien er geen mvv-aanvraag voor advies is toegezonden, kan de korpschef in bepaalde gevallen adviseren omtrent de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf.
Positief advies
De korpschef adviseert inzake de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf, indien een hier te lande verblijvende persoon (de referent) de korpschef verzoekt om de vreemdeling in het buitenland een machtiging tot voorlopig verblijf te doen verlenen. De referent hoeft niet noodzakelijk de wettelijk vertegenwoordiger, voogd of curator te zijn. (…)
Indien op grond van de hier te lande verstrekte gegevens in beginsel geen bezwaar tegen het verblijf van de vreemdeling bestaat, worden degene die de aanvraag ten behoeve van die vreemdeling heeft gedaan èn de korpschef bij wie deze aanvraag is gedaan, hieromtrent ingelicht. Het hoofd van de Visadienst machtigt in dit geval de desbetreffende diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland om een machtiging tot voorlopig verblijf af te geven wanneer de betrokken vreemdeling daartoe een aanvraag indient.”
1.2. TBV 2002/22 mvv-procedure (met ingang van 1 juli 2002)
“Inleiding
Ter uitvoering van een motie, ingediend bij het Algemeen Overleg over de positie van vrouwen in het vreemdelingenbeleid en inhoudende het verzoek aan de regering om een plan van aanpak met als doel het bekorten van de doorlooptijden van aanvragen om een verblijfsvergunning (TK 1999-2000,27 111, nr. 5). hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie per brief van 18 juli 2001 een plan van aanpak aan de Tweede Kamer aangeboden. Hiermee wordt beoogd verbeteringen in de mvv-procedure door te voeren teneinde de doorlooptijden ervan te bekorten. De in het plan van aanpak geschetste oplossingsrichtingen betreffen verbetering van de kwaliteit van de informatie die nodig is voor de behandeling van mvv-aanvragen en een duidelijke taakafbakening tussen de ketenpartners die een bijdrage leveren aan de uitvoering van de mvv-procedure.
In dit TBV wordt de heringerichte mvv-procedure beschreven. Deze procedure is van toepassing op alle aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel verzoeken om advies die vanaf 1 juli 2002 worden ingediend.
(…)
B1/1.1 t/m B1/1.5
De tekst van hoofdstuk B1/1.1 tot en met B 1/1.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
(…)
1.1.2 Aanvraag en advies
Een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt door de vreemdeling ingediend bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
De vreemdeling wacht de uitkomst van de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf af in het land van herkomst of bestendig verblijf, met inachtneming van hetgeen bovenstaand is bepaald ten aanzien van verblijf in de vrije termijn.
Indien de vreemdeling beschikt over een referent hier te lande, kan laatstgenoemde verzoeken om een advies in verband met een door de vreemdeling in het land van herkomst of bestendig verblijf in te dienen aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf. Het verzoek om advies wordt gericht aan de Korpschef van de politieregio waar de vreemdeling verblijf beoogt.
Bij het doen van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf of een verzoek om advies worden betrokkene respectievelijk referent door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging respectievelijk de Vreemdelingendienst geïnformeerd welke documenten en gegevens in elk geval dienen te worden verstrekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde brieven 'voorwaarden en bescheiden'. Per verblijfsdoel is derhalve sprake van twee brieven, te weten een brief waarin vermeld staat wat betrokkene dient te overleggen en een brief waarin vermeld staat wat de referent dient te overleggen. In aanvulling hierop kan betrokkene respectievelijk de referent schriftelijk worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te verschaffen.
(…)
1.1.3 Aanvraagprocedure
Een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf wordt door betrokkene ingediend bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in zijn land van herkomst of van bestendig verblijf alwaar hij de verschuldigde leges voldoet en zijn identiteit aantoont. Indien de leges, ook nadat betrokkene daartoe een hersteltermijn is verleend, niet zijn voldaan, wordt de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 Awb buiten behandeling gesteld.
Vervolgens wordt aan de hand van de brief 'voorwaarden en bescheiden' die betrekking heeft op het beoogde verblijfsdoel bezien of betrokkene de vereiste gegevens en - gelegaliseerde of van een apostille voorziene - bescheiden heeft ingediend.
Voorzover de voor de aanvraag door betrokkene te verschaffen gegevens en bescheiden moeten worden aangevuld, wordt hij éénmaal schriftelijk in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken te completeren. In voorkomende gevallen kan betrokkene tevens worden verzocht zich in persoon bij de desbetreffende diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aan te melden teneinde een mondelinge toelichting op zijn aanvraag te verschaffen. Na ommekomst van de termijn voor het completeren van de aanvraag, wordt deze doorgezonden naar de Visadienst.
De Visadienst onderzoekt of betrokkene voldoet aan de gelet op het verblijfsdoel aan hem te stellen toelatingsvoorwaarden. Indien zulks niet het geval is, kan de aanvraag worden afgewezen zonder dat wordt beoordeeld of de referent aan de aan hem te stellen voorwaarden voldoet. Indien betrokkene voldoet aan de aan hem te stellen voorwaarden, wordt de referent door de Korpschef van de politieregio waar de vreemdeling verblijf beoogt schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de beoordeling van zijn positie als referent benodigde gegevens en bescheiden te verschaffen. Indien de referent van deze gelegenheid geen gebruik maakt, of niet alle gevraagde stukken overlegt, wordt hem éénmaal een hersteltermijn van twee weken verleend. In voorkomende gevallen kan de referent tevens worden verzocht zich in persoon bij de Vreemdelingendienst aan te melden teneinde een mondelinge toelichting te verschaffen. Na ommekomst van de hersteltermijn informeert de Vreemdelingendienst de Visadienst door middel van een model M62 of de positie van de referent zodanig is dat daarmee door betrokkene aan de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt voldaan. De Visadienst neemt vervolgens een beslissing op de aanvraag.
De beslissing op de aanvraag wordt door het hoofd van de Visadienst aan de diplomatieke vertegenwoordiging gezonden. Deze maakt de beslissing bekend aan betrokkene. De referent ontvangt een kennisgeving van de beslissing. Indien de aanvraag wordt ingewilligd, nodigt de diplomatieke vertegenwoordiging betrokkene uit in persoon te verschijnen ten behoeve van de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf
(…).
1.1.4 Verzoek om advies
Voorafgaande aan de indiening van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf door betrokkene kan een hier te lande verblijvende referent door middel van een model (…) verzoeken om een advies in verband met het voornemen van een vreemdeling om een mvv-aanvraag in te dienen in het buitenland. In het advies geeft de Visadienst aan de referent aan of er gezien de door hem verschafte informatie bezwaar bestaat tegen de inwilliging van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf.
Het verstrekte advies heeft derhalve uitsluitend betrekking op de positie van de referent.
De referent verzoekt om een advies door het daartoe bestemde formulier (…) aan te vragen bij de Vreemdelingendienst van de politieregio waar de vreemdeling verblijf beoogt en door dit ingevuld en voorzien van de gevraagde gegevens en bescheiden te retourneren. De in het kader van het beoogde verblijfsdoel van de vreemdeling door de referent te overleggen gegevens en bescheiden staan vermeld in de desbetreffende brief 'voorwaarden en bescheiden', die samen met het model (…) aan de referent wordt verstrekt. Voorzover de door de referent te verschaffen gegevens en bescheiden moeten worden aangevuld, wordt hij éénmaal in de gelegenheid gesteld deze binnen twee weken alsnog te overleggen. In voorkomende gevallen kan de referent tevens worden verzocht zich in persoon bij de Vreemdelingendienst aan te melden teneinde een mondelinge toelichting te verschaffen. Na ommekomst van de hersteltermijn informeert de Vreemdelingendienst de Visadienst door middel van een model M62 over de positie van de referent.
De Visadienst antwoordt de referent schriftelijk op zijn verzoek om advies. Indien de positie van de referent zodanig is dat betrokkene in het geval van een mvv-aanvraag niet aan de voorwaarden, betrekking hebbende op het beoogde verblijfsdoel zou voldoen, ontvangt hij een afwijzende beschikking waartegen rechtsmiddelen openstaan.
Indien de referent aan de aan hem te stellen voorwaarden voldoet, wordt de referent erop gewezen dat betrokkene ter verkrijging van een machtiging tot voorlopig verblijf een aanvraag moet indienen bij de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land van herkomst of van bestendig verblijf. Daarna zal worden onderzocht of betrokkene aan de aan hem te stellen voorwaarden voldoet. Indien zulks het geval is, wordt de machtiging tot voorlopig verblijf verleend, tenzij nader bekend geworden feiten en omstandigheden ten aanzien van de referent zich daartegen verzetten. Indien betrokkene niet aan de aan hem te stellen voorwaarden voldoet, wordt de aanvraag afgewezen. Indien betrokkene eerst na een periode van langer dan zes maanden na het bericht aan de referent een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf indient, zal de positie van de referent in alle gevallen opnieuw door de Visadienst worden beoordeeld alvorens op de aanvraag wordt beslist.”
2. Informatiefolder van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond over de mvv-procedure ná 1 juli 2002.
“Wanneer heeft u een visum nodig?
Om Nederland in te mogen reizen, heeft u in de meeste gevallen een visum nodig. Dat geldt niet voor iedereen. Het is afhankelijk van uw nationaliteit. De Nederlandse ambassade of het consulaat kan u hierover informeren.
Heeft u de nationaliteit van één van de volgende landen: Australië, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten of Zwitserland, dan hoeft u geen visum aan te vragen. Leest u in dat geval verder in hoofdstuk 7 `Wat moet u doen bij aankomst in Nederland?'
U wilt langer dan drie maanden in Nederland zijn?
Wilt u langer dan drie maanden in Nederland verblijven, dan moet u een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) aanvragen. Dit is een speciaal visum waarmee u Nederland in mag reizen. Deze MVV wordt getoetst aan de voorwaarden die gelden voor een verblijfsvergunning in Nederland. Alleen met een MVV kunt u in Nederland een verblijfsvergunning aanvragen. Aan de MVV en de verblijfsvergunning zijn voor u kosten (leges) verbonden. Eenmaal in Nederland aangekomen, moet u deze MVV laten omzetten in een verblijfsvergunning (Verblijfsvergunning voor bepaalde tijd). Hoe u de MVV kunt aanvragen, leest u hierna.
Hoe vraagt u een MVV aan?
Om te beoordelen of een vreemdeling in aanmerking komt voor een MVV, zijn de gegevens en documenten van twee partijen van belang:
1. van de vreemdeling die naar Nederland wil komen;
2. van de referent: dit is de relatie in Nederland die de vreemdeling ontvangt (bijvoorbeeld: de huwelijkspartner, gezinslid, de werkgever, onderwijsinstelling).
De documenten van een vreemdeling worden gecontroleerd door de diplomatieke post in het buitenland. Dit kan een ambassade of een consulaat zijn. Controle van de gegevens en documenten van de referent in Nederland is een taak van de Vreemdelingendienst. Vanaf 1 juli 2002 zijn deze controles strikt gescheiden.
Er zijn twee manieren om de procedure ter verkrijging van een MVV te starten. De vreemdeling kan een MVV-aanvraag indienen bij de diplomatieke post in het buitenland. Of de referent in Nederland kan de procedure starten door een verzoek om advies in te dienen bij de Vreemdelingendienst in zijn woonplaats. In dit advies staat of de referent aan de voorwaarden voldoet om de vreemdeling in Nederland te kunnen ontvangen.
1. Aanvraag door de vreemdeling bij de diplomatieke post
In dit geval dient de vreemdeling bij de Nederlandse diplomatieke post in het buitenland een MVV-aanvraag in. De vreemdeling moet daarvoor een aantal geldige en gelegaliseerde documenten kunnen overleggen. De vreemdeling kan bij de diplomatieke post informatie krijgen over de documenten die hij moet verstrekken. De aanvraag wordt door de ambassade doorgestuurd naar de IND. Als de vreemdeling de vereiste documenten heeft ingediend en deze door de ambassade in orde zijn bevonden, verzoekt de IND de Vreemdelingendienst om informatie over de referent in Nederland. Als ook de referent aan de voorwaarden voldoet, wordt de MVV aanvraag ingewilligd. De IND bericht de diplomatieke post dat de MVV kan worden afgegeven. De diplomatieke post informeert vervolgens de vreemdeling dat hij de MVV kan komen afhalen. Wanneer de vreemdeling of de referent niet aan de gestelde voorwaarden voldoet, dan wordt de aanvraag afgewezen.
2. De referent verzoekt de Vreemdelingendienst om advies
Bij de tweede manier om een MVV-aanvraag te starten, dient de referent eerst een verzoek om advies in bij de Vreemdelingendienst in Nederland. De Vreemdelingendienst kan de referent informatie verschaffen over de gegevens en documenten die hiervoor noodzakelijk zijn. Op basis van de verstrekte gegevens informeert de vreemdelingendienst de IND over de positie van de referent. Als de referent niet aan de voorwaarden voldoet, ontvangt hij een negatief advies. Hier kan eventueel bezwaar tegen worden gemaakt.
Als de referent voldoet aan de voorwaarden, ontvangt hij een positief advies van de IND. In dat advies staat dat de vreemdeling een MVV-aanvraag op de diplomatieke post in het buitenland moet indienen. Daarnaast wordt in het advies aan de referent aangegeven welke geldige documenten de vreemdeling aan de Nederlandse diplomatieke post in het buitenland moet overleggen. Als de vreemdeling op de diplomatieke post de MVV-aanvraag heeft ingediend, wordt door de ambassade gecontroleerd of de vereiste documenten zijn verstrekt en of deze in orde zijn. Als dat zo is, wordt de MVV-aanvraag ingewilligd. De ambassade bericht de vreemdeling dat hij de MVV kan komen afhalen. Als de beslissing negatief is, ontvangt de vreemdeling ook een bericht van de diplomatieke post. Hij kan tegen de beslissing bezwaar maken (zie hoofdstuk 11 van deze brochure: `Bent U het niet eens met de beslissing?')
De afgifte van de MVV
De vreemdeling meldt zich op uitnodiging van de diplomatieke post om de MVV af te komen halen. Nadat aan de hand van een geldig paspoort de identiteit van de vreemdeling is vastgesteld, plakt de diplomatieke post de MVV-sticker in het paspoort. Het is verstandig om te wachten met het boeken van de reis naar Nederland totdat de vreemdeling de MVV-sticker daadwerkelijk heeft ontvangen. Tijdens de looptijd van de MVV-aanvraag mag de vreemdeling niet in Nederland verblijven om de beslissing op de aanvraag af te wachten. Na afgifte is de MVV zes maanden geldig. Binnen deze termijn moet de vreemdeling naar Nederland reizen.”