2003/463

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Franekeradeel zijn klacht over de rioolafvoer van zijn woning onvoldoende heeft behandeld, zodat het nog steeds ontbreekt aan een technisch volwaardige oplossing voor het probleem.

Beoordeling

1. Verzoeker ondervond in zijn woning overlast als gevolg van een niet goed functionerende rioolafvoer, hetgeen volgens hem was te wijten aan een verstopping in het hoofdrioolstelsel van de gemeente Franekeradeel. Het verschil van mening tussen verzoeker en de gemeente over de oorzaak van de overlast en de daarvoor te treffen oplossing resulteerde in een, door de gemeente Franekeradeel bij brief van 12 maart 2002 gedane toezegging, dat het verhelpen van een technisch mankement voor rekening van de gemeente zou komen, tenzij de verstopping het gevolg zou zijn van het gebruik van het riool door verzoeker: in dat laatste geval zou hij de verantwoordelijkheid dragen.

In een brief van 9 april 2002 voegde de gemeente daar aan toe dat alsnog een erfscheidingsputje zou worden geplaatst, indien mocht blijken dat deze nog niet aanwezig

was, zoals verzoeker stelde. De gemeente zou de kosten daarvan voor haar rekening nemen. Zij bevestigde dit in haar brief van 6 mei 2002.

2. Om een eventueel probleem met de rioolafvoer van een woning te kunnen lokaliseren wordt in de bouwpraktijk op, of zo dicht mogelijk tegen de erfscheiding op het particulier terrein een zogenaamd erfscheidingsputje aangebracht, dat dienst doet als controlemiddel: is het putje vol, dan zit de verstopping in het hoofdriool, staat het putje droog dan schuilt het probleem in het leidingdeel naar de woning.

Gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval is aannemelijk dat het hier heeft ontbroken aan een erfscheidingsputje.

Volgens de gemeente was bij de door haar op 30 augustus 2002 uitgevoerde werkzaamheden gebleken, dat het alsnog plaatsen van een erfscheidingsputje ook niet mogelijk was, omdat de gasleiding naar de woning, die kort achter het trottoir de rioolaansluiting kruist, daaraan in de weg staat. Om deze reden was volgens de gemeente als alternatief, op een andere plaats dan direct achter de erfscheiding, een ontstoppingsstuk aangebracht.

3. Verzoeker klaagt erover, dat de gemeente Franekeradeel zijn klacht over de rioolafvoer van zijn woning onvoldoende heeft behandeld, zodat het nog steeds ontbreekt aan een technisch volwaardige oplossing voor het probleem. Verzoeker stelt dat het technisch gezien wel degelijk mogelijk is om een erfscheidingsputje te plaatsen, maar dat de gemeente, in strijd met de gedane toezeggingen, voor de goedkoopste oplossing had gekozen. Hij wees er in dit verband op, dat een ontstoppingstuk, dat ter ontstopping wordt gebruikt door rioleringsbedrijven, verre van gebruiksvriendelijk is indien een erfscheidingsputje ontbreekt.

4. Een overheidsinstantie is in beginsel gehouden om een aan een burger gedane toezegging gestand te doen. Het gaat daarbij om gerechtvaardigde verwachtingen, dat wil zeggen verwachtingen waarop de burger in redelijkheid mocht bouwen. In het geval dat blijkt van onvoorziene omstandigheden, die, indien zij tijdig bekend waren geweest, niet tot de gedane toezegging zouden hebben geleid, kan het zijn dat niet in redelijkheid de nakoming van die toezegging mag worden verlangd.

5. Gelet op de hiervoor onder 1. genoemde brieven van de gemeente was het voornemen van de gemeente om een oplossing te treffen, onder meer door zo dicht mogelijk bij de erfscheidingsgrens een erfscheidingsputje aan te leggen.

Het is een feit van algemene bekendheid, dat woningen en dergelijke in Nederland niet alleen plegen te zijn aangesloten op een rioolleidingstelsel, maar in overwegende mate ook op een gas-, electra- water- en telefoonleidingnet en dergelijke. De ligging van dergelijke leidingen is, tenminste bij benadering, bekend. De gemeente had zich dan ook kunnen en moeten realiseren dat zich bij het treffen van de voorgenomen oplossing mogelijk een complicatie kon voordoen.

6. Wat daar ook van zij, de gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar gekozen oplossing voor het probleem, te weten de plaatsing van een ontstoppingsstuk, een volwaardig alternatief is. Gelet op de feiten en omstandigheden van het geval kon de gemeente dan ook redelijkerwijs besluiten af te zien van de plaatsing van het door verzoeker gewenste erfscheidingsputje. Dit mede gelet op de kosten die zijn verbonden aan het verleggen van een deel van de riool- dan wel de gasleiding.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

7. Overigens verschillen verzoeker en de gemeente van mening over de vraag of voldoende overleg is gevoerd over de gekozen constructie en of deze met verzoekers instemming is uitgevoerd. Naar aanleiding van verzoekers brief van 3 september 2002, waarin hij er op wees dat de werkzaamheden niet volgens de gemaakte afspraak waren uitgevoerd, heeft de gemeente hem per brief van 4 november 2002 een toelichting gegeven.

Wellicht was het, achteraf bezien, juister geweest dat de gemeente niet dan nadat verzoeker daar uitdrukkelijk mee had ingestemd met de alternatieve constructie was begonnen. Gelet op de omstandigheden van dit geval valt echter te billijken dat dit niet is gebeurd.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Franekeradeel, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel, is niet gegrond.

Onderzoek

Op 20 februari 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedagtekend 18 februari 2002, van de heer M. te Franeker, met een klacht over een gedraging van de gemeente Franekeradeel. Aangezien verzoekers klacht door de gemeente niet behandeld leek te zijn volgens de wettelijke voorschriften voor klachtbehandeling stuurde de Nationale ombudsman het verzoekschrift op 12 maart 2002 door naar de gemeente met de vraag de klacht alsnog in behandeling te nemen.

Verzoeker wendde zich op 9 januari 2003 opnieuw tot de Nationale ombudsman naar aanleiding van de reactie van de gemeente op zijn verzoekschrift.

Vervolgens werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel, een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd het college een aantal specifieke vragen gesteld.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Aan verzoeker werd tevens een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Gemeente Franekeradeel deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker ondervond in zijn woning een probleem als gevolg van een niet goed werkende rioolafvoer, in verband waarmee zowel door een medewerker van de gemeente Franekeradeel (hierna: de gemeente) als het door verzoeker ingeschakelde rioolontstoppingbedrijf B. BV onderzoek is gedaan.

Verzoeker wendde zich bij brief van 4 december 2001 tot de gemeente met onder meer het volgende:

“Hierbij ontvangt u op voorhand bericht van de door u te ontvangen factuur c.q. facturen ten gevolge van verstoppingen van de afvoeren.

Na nader onderzoek met behulp van een sensor blijkt deze kop vast te lopen buiten ons perceel na het erfscheidingsputje die hoogst waarschijnlijk niet is geplaatst.”

2. Het college van burgemeester en wethouders deelde verzoeker per brief van 13 december 2001 het volgende mee:

“...De gemeente is verantwoordelijk voor het hoofdriool, na onderzoek van één van onze medewerkers ter plaatse is gebleken dat er met het hoofdriool geen gebreken zijn geconstateerd.

Verstoppingen c.q. reinigen van de huisaansluiting gelegen op het eigen erf tot de hoofdriolering zijn voor rekening van bewoner. De geleverde tekening is indicatief, hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. De door u gemaakte kosten zullen niet door de gemeente worden vergoed...”

3. In zijn brief van 18 december 2001 deelde verzoeker de gemeente het volgende mee:

”...Wij zijn het met u eens dat het hoofdriool ter hoogte van (verzoekers woning; N.o.) voor zover op 03 december jl. is geconstateerd, geen gebreken vertoont. Wel is de pompcapaciteit te laag gebleken. Immers, bij een normale bui zoals op 01 december jl. kunnen deze het water niet vlot verwerken met gevolg dat ons riool niet gebruikt kan worden c.q. worden ontstopt.

Dat wij verantwoordelijk zouden zijn voor het riool buiten ons erf na b.v. een erfscheidingsput willen wij door u onderbouwd zien met officiële stukken hiervan in kopie.

Onze brief d.d. 04 december 2001 blijven wij overigens gestand doen...”

4. Het college van burgemeester en wethouders deelde verzoeker bij brief van 9 januari 2002 het volgende mee:

“...In uw brief van 18 december 2001 geeft u weer dat de pompcapaciteit van de riolering te laag is en dat bij een normale bui het water niet vlot kan worden verwerkt, met als gevolg dat uw riolering niet gebruikt kan worden, c.q. worden ontstopt.

Het gebied waar u woont wordt bemalen door de rioolpompinstallatie van Wetterskip Fryslân aan de Oostelijke Industrieweg. Een rioolstelsel wordt zodanig ontworpen dat er geen water op straat mag blijven staan. Volgens onze informatie voldoet de riolering in uw buurt aan dit criterium. Daarnaast is de riolering ook zodanig ontworpen dat bij zware regenbuien en/of bij een defect aan de pompen het rioolwater via een overstort het kanaal instroomt. Het niveau van het rioolwater in het rioolstelsel zal dan zodanig zijn dat er geen overlast op straat en bij woningen kan ontstaan.

Uw overlast kan zijn ontstaan als gevolg van luchtopsluiting of een eventuele verstopping in de huisaansluiting. Bij regenbuien stijgt het waterniveau in de riolering waarbij de lucht in het riool een uitweg zoekt naar de aansluitingen. Indien deze lucht niet kan ontsnappen ontstaat er een luchtkolom in de aansluiting die de afvoer van rioolwater belemmert. Een goed werkende huisriolering dient dan ook te zijn voorzien van een goed functionerend ontluchting-/beluchtingssysteem. Bijgaand doen wij u een informatiefolder hieromtrent toekomen.

De kosten voor de aanleg van de rioolaansluiting gelegen vanaf de erfscheiding tot hoofdriool is voor rekening van de bewoner. In januari 2001 is besloten dat de kosten hiervan thans € 483,78 (f 1.000,=) bedragen. De bewoner betaalt voor deze aansluiting en is tevens verantwoordelijk voor het reinigen van deze aansluiting. Het is immers in het belang van de bewoner zelf dat de aansluiting schoon blijft. Wij verwijzen u hierbij naar een kopie van bijgaand besluit. Indien er een technisch mankement is aan het gedeelte aansluiting gelegen op gemeentegrond, dan zijn wij hiervoor verantwoordelijk...”

5. Verzoeker reageerde per brief van 16 januari 2002, waarin hij de gemeente het volgende meedeelde:

“...Dat de rioolpompinstallatie van Wetterskip Fryslân is en geplaatst is aan de Oostelijke Industrieweg is voor ons geen garantie voor voldoende pompcapaciteit.

U schrijft alsof het hoofdriool is aangelegd om wateroverlast op straat te voorkomen; dit zal voor menigeen nieuw zijn. In voorgaande correspondentie is u duidelijk aangegeven dat er voor ons wel degelijk overlast ontstaat.

Wij ontvingen van u informatie over borrelende toiletten en standaardtarieven; daar is niet om gevraagd en derhalve ook niet relevant.

U geeft op ons uitdrukkelijk verzoek geen onderbouwing van de verplichting dat wij verantwoordelijk zijn voor het riool buiten ons erf.

Het gebruik en het doel van het plaatsen van erfscheidingsputjes moge u overigens bekend zijn.

Onze brief d.d. 04 december 2001 blijven wij overigens gestand doen...”

6. De gemeente nam op 21 januari 2002 telefonisch contact op met verzoeker. Naar aanleiding van dit gesprek informeerde verzoeker de gemeente per brief van 22 januari 2002 als volgt:

“...Met referte aan het telefonisch onderhoud d.d. 21 januari jl. circa 13.30 uur inzake de riolering bevestigen wij u dat wij na een gesprek met u geen oplossing verwachten en derhalve zullen wij ook niet op uw uitnodiging ingaan.

Overigens zien wij alsnog een eerlijk en duidelijk, schriftelijk, antwoord tegemoet op onze correspondentie.

Een gemeente heeft naar verluidt een voorbeeldfunctie.

Een rechtstreeks eerlijk en duidelijk antwoord hebben wij tot op heden nog niet van u mogen ontvangen; er is alleen getracht om ons probleem in het grijze circuit te krijgen met resultaat dat de kosten opdraaien voor de bewoners...”

7. Het college van burgemeester en wethouders deelde verzoeker per brief van 28 januari 2002 het volgende mee:

“...Wij vinden het jammer dat u niet op onze uitnodiging wilt ingaan om het onderhoud van uw rioolaansluiting eventueel in een persoonlijk gesprek nader toe te lichten. U geeft in uw brief aan dat u geen oplossing verwacht en derhalve niet op de uitnodiging ingaat.

Wij hebben dan ook geen extra informatie meer toe te voegen zoals staat vermeld in onze brieven van 13 december 2001 en 9 januari 2002...”

8. Verzoeker schreef de gemeente in zijn brief van 31 januari 2002 als volgt:

“... U geeft aan dat u in het persoonlijk gesprek het onderhoud van ons riool nader had willen toelichten; wij kunnen u melden en dat is reeds eerder ook al gebeurd, dat hier geen gebreken aan zijn geconstateerd op ons erf.

In uw schrijven geeft u eveneens aan geen extra informatie te willen verstrekken; met andere woorden: Een eerlijk en duidelijk, schriftelijk, antwoord mogen wij dan ook niet verwachten.

Een correcte afhandeling van deze klacht inzake het niet c.q. onjuist beantwoorden van onze correspondentie zien wij dan alsnog per kerende post tegemoet.

Onze brief d.d. 04 december 2001 blijven wij overigens gestand doen...”

9. De gemeente deelde verzoeker per brief van 12 februari 2002 onder meer het volgende mee:

“Naar aanleiding van uw brief van 31 januari jl., zal ik u binnenkort bellen om met u een datum af te spreken voor een overleg.

In uw brief uit u een klacht over de bejegening van een ambtenaar van de gemeente. De gemeente Franekeradeel heeft sinds 1998 een klachtenprocedure voor klachten over behandeling of bejegening door de gemeente. De procedure is als volgt: allereerst wordt geprobeerd met de betrokken partijen in een persoonlijk gesprek te komen tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing. De coördinatie van de klachtenbehandeling ligt bij het cluster communicatie.

Mocht het niet lukken om tot een bevredigende oplossing te komen, dan kunt u zich wenden tot de Nationale ombudsman te Den Haag.”

10. De burgemeester schreef verzoeker in zijn brief van 13 februari 2002 als volgt:

“... Sinds december 2001 voert u een briefwisseling met de afdeling Beheer & Uitvoering over de riolering in (verzoekers straat; N.o.)

De verantwoordelijkheden hierin liggen vast, wij hebben getracht u dit duidelijk te maken aan de hand van de door u gevraagde onderbouwende stukken. U stelt echter in uw brief van 22 januari jl. dat u nog steeds een “eerlijk en duidelijk, schriftelijk” antwoord van ons verwacht.

Wij zijn van mening u dit gegeven te hebben. U stelt vervolgens in uw brief van 31 januari jl. dat u een persoonlijk gesprek niet gewenst acht. Om deze redenen kunnen wij u niet verder van dienst zijn.

Refererend aan de telefonische gesprekken en de briefwisseling die met u gevoerd zijn door medewerkers van de gemeente, inclusief de discussie die met u gevoerd is over wie de verantwoordelijkheid heeft voor delen van de riolering, deel ik u mee dat de gemeente de zaak als afgedaan beschouwt.”

11. Op 26 februari 2002 vond een gesprek plaats tussen verzoeker en de gemeentesecretaris in het kader van de klachtprocedure.

12. De gemeente deelde verzoeker per brief van 12 maart 2002, onder verwijzing naar het met hem gevoerde gesprek, onder meer het volgende mee:

”Na het gesprek op 26 februari jl. hebben wij ons gebogen over de vraag die u de gemeente voorlegde: wie is verantwoordelijk voor het onderhoud van de rioolaansluiting dat op openbaar grondgebied ligt (en dus openbaar riool is), maar dat nog niet het hoofdriool is. Na overleg met de verschillende afdelingen, zijn wij tot de volgende conclusie gekomen.

Als er een technisch mankement is in dit gedeelte van het riool, dan komt dat voor de verantwoordelijkheid van de gemeente, zoals u ook meegedeeld is in de brief van 9 januari jl.

Als er daarentegen overlast optreedt, dat het gevolg is van het gebruik van de eigenaar van het pand dat op het riool aangesloten is, dan is het oplossen van dit probleem de verantwoordelijkheid van de eigenaar van dit pand (zie artikel 10:15 Wet Milieubeheer). Ook dit staat beschreven in de brief aan u van 9 januari jl.

In uw geval is niet duidelijk, wat de oorzaak van het probleem met de rioolafvoer is. Ons voorstel aan u is, dat wij een onafhankelijk onderzoek doen voor het stukje openbaar riool (dus dat stuk dat tussen de erfgrens en het hoofdriool ligt). Mocht hieruit voortkomen, dat het probleem van technische aard is, dan lossen wij dit probleem op. De kosten van het onderzoek en van het oplossen van het probleem zijn dan voor de gemeente. Mocht het zo zijn dat het probleem daar niet ligt, maar veroorzaakt wordt door het gebruik, dan bent u verantwoordelijk voor de oplossing. De kosten van het onderzoek (maximaal € 225,=) zijn dan voor uw rekening, evenals uiteraard de oplossing van het probleem.

Voor wat betreft de afhandeling van uw klacht hopen wij dat u dit antwoord als voldoende beschouwt. Indien u akkoord gaat met bovengenoemd voorstel, kunt u contact opnemen met (de behandelend medewerker van de afdeling Beheer & Uitvoering; N.o.). Het onderzoek kan dan zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd.”

Bij de brief was als bijlage een kopie gevoegd van de tekst van artikel 10:15 van de Wet milieubeheer en van artikel 5.3.4 van de Bouwverordening en de toelichting daarop.

13. Verzoeker deelde de gemeente bij brief van 18 maart 2002 onder meer mee dat op 3 december 2001 al een onderzoek was gedaan, onder verwijzing naar zijn brief van 4 december 2001. Voorts schreef hij het volgende:

“Dat de omgekeerde bewijslast ten laste van ons zou zijn wordt niet geaccepteerd. Inspectie en onderhoud is een onderdeel van het beheer van het rioolstelsel en dus voor de gemeente Franekeradeel.

In uw voorstel wordt met géén woord gerept over de kosten ten gevolge van de overlast door rioolverstoppingen e.d. inclusief de behandeling van uw reacties op onze brief d.d. 04 december 2001 c.a.

Er is na het gesprek op 26 februari jl. geen antwoord gekomen op de vraag waarom het erfscheidingsputje niet is geplaatst, deze staan aangegeven op de door u geleverde tekening.

Deze erfscheidingsputjes zijn vóór of tijdens de aanleg van het huidige hoofdriool aangevoerd en aan het eind van het werk door de firma J. weer afgevoerd.”

14. De gemeente verzocht verzoeker bij brief van 21 maart 2002 om een exemplaar van het rapport van het door hem bedoelde onderzoek. De gemeente wees onder meer op het volgende:

“Het is van belang bij dit onderzoek dat met name een camera-inspectie verricht is en wat de resultaten hiervan zijn. Mocht het onderzoek geen schriftelijk rapport hebben opgeleverd, dan stellen wij u voor een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren, zoals in de brief van 12 maart jl. omschreven staat. Een schriftelijk rapport achten wij noodzakelijk in de procedure die u en wij met elkaar zijn gestart.

Uw opmerking over de erfscheidingsput kan worden beantwoord door het onderzoek. De gemeente heeft indertijd opdracht gegeven een erfscheidingsputje aan te brengen, als onderzoek aantoont dat dit niet gebeurd is, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente dit alsnog te regelen. Ook hier is onafhankelijk onderzoek met een schriftelijk onderzoeksresultaat noodzakelijk.”

15. Verzoeker reaegerde per brief van 2 april 2002, waarin hij de gemeente onder meer het volgende meedeelde:

“ Het zou veel geld en tijd besparen als onze correspondentie eens serieus bestudeerd c.q. behandeld werd.

* De rapportage van het onderzoek door B. B.V. met behulp van sensor met spuitkop is opgenomen in onze brief d.d. 04 december 2001.

* Uw eigen mensen (...) hebben getracht het erfscheidingsputje te lokaliseren d.m.v. een hiervoor te gebruiken lange stalen naald (priem); dit is hen niet gelukt. Zie onze brief d.d. 04 december 2001.

* Om in een minimaal stukje rioolleiding tussen het hoofdriool en erfscheiding een kostbare camera-inspectie te laten uitvoeren nadat bovenstaande gegevens bekend zijn, is te vergelijken met een röntgen onderzoek c.q. ultra sonoor onderzoek c.q. penetrant onderzoek van een zichtbare poreuze las, een zichtbare slakinsluiting in een las of zichtbare haarscheuren in een lasverbinding tussen metalen delen. Dit is onze zienswijze.”

16. De gemeente deelde verzoeker op 9 april 2002 onder meer het volgende mee:

“Uit uw brief van 2 april jl. maken wij op, dat er geen schriftelijk rapport is van het onderzoek dat gedaan is door B. BV. Een verwijzing hiernaar in uw brief is voor ons niet voldoende. Uiteraard geldt dit ook voor onderzoek dat wij zelf uitvoeren, wij beschouwen geprik met een stalen naald niet van dusdanige waarde, dat wij daar (financiële) consequenties voor onszelf of voor u aan kunnen en willen verbinden.

In uw brief van 18 maart jl. geeft u aan, dat er geen controleputje is geplaatst. Wij zijn bereid om te onderzoeken of dit het geval is. Als er inderdaad geen controleputje aanwezig is, zullen wij deze alsnog plaatsen. De kosten hiervan zijn dan voor onze rekening. Tegelijkertijd zullen wij op basis van de bevindingen van B. de rioolaansluiting onderzoeken. Indien er een technisch mankement is, zullen wij de kosten hiervoor voor onze rekening nemen. Als dit niet het geval is, dan brengen wij u de gemaakte kosten in rekening.”

17. Verzoeker schreef de gemeente per e-mailbericht van 16 april 2002 onder meer het volgende:

“Uit uw brief valt af te leiden zonder directe vermelding c.q. zonder enig verband aan voorgaande correspondentie dat alleen een camera-onderzoek voor u waarde heeft.

Ons standpunt in deze is u reeds vermeld in onze brief d.d. 18 maart 2002.

U hoeft niet te onderzoeken of er een erfscheidingsputje is geplaatst; u dient door u en voor uw rekening aan te geven waar en op welke diepte deze is geplaatst.

De plaatsing hiervan dient te zijn uitgevoerd volgens uw bouw-/werktekening (en), in uw opdracht, onder uw directievoering en onder uw verantwoording van toezichthouden.

Het door u geleverde deel van de tekening inzake de plaatsing van de erfscheidingsputjes blijkt indicatief te zijn en hieraan kunnen geen rechten worden ontleend aldus uw schrijven d.d. 13 december 2001. Hierdoor kunnen wij geen gebruik maken van deze voorziening waarvoor deze bedoeld is.”

18. De gemeente deelde verzoeker bij brief van 6 mei 2002 onder meer het volgende mee:

“Echter in (de brief van de gemeente van 9 april 2002; N.o.) geven wij ook aan dat wij op basis van de bevindingen van B. de rioolaansluiting willen onderzoeken. Uitgangspunt blijft wel dat een technisch mankement voor onze rekening zal zijn, doch mocht echter het mankement veroorzaakt zijn door een verstopping ten gevolge van uw gebruik dan bent u hier verantwoordelijk voor.

Concreet betekent dit dat de gemeente de kosten voor het controleputje voor haar rekening neemt en dat u het punt aangeeft tot waar B. in de rioolaansluiting kon komen. Op dat punt zal de aannemer de buis opgraven en onderzoeken waarom B. niet verder kon met ontstoppen. Zoals hierboven reeds is vermeld zal de gemeente de kosten voor dit opgraven en het onderzoek voor haar rekening nemen als blijkt dat de verstopping een gevolg is van een technisch mankement aan de buis.

Mocht echter blijken dat er geen technisch mankement is en dat deze verstopping een gevolg is van uw gebruik dan worden de kosten van dit onderzoek u in rekening gebracht. Uit dit onderzoek zal ook de aansprakelijkheid blijken voor eerder gemaakte kosten.''

19. Bij brief van 3 september 2002 schreef verzoeker de gemeente onder meer het volgende:

“Dinsdag 02 juli jl. (is met de betrokken medewerker van de gemeente; N.o.) overeengekomen dat na de bouwvakvakantie het erfscheidingsputje zou worden gelokaliseerd c.q. alsnog geplaatst, e.e.a. voor rekening van de Gemeente Franekeradeel.

Vrijdag 30 augustus jl. zijn deze werkzaamheden als volgt uitgevoerd onder toezicht en in opdracht van de Gemeente Franekeradeel.

Het aansluitpunt op het gemeentelijk riool is tot circa 2 mtr. over de perceelgrens geplaatst en tot hier dus met ingang van 30 augustus jl. vallend onder openbaar riool.

Het erfscheidingsputje is niet geplaatst zoals overeengekomen met de (betrokken medewerker; N.o.). Als alternatief is in de afvoerleiding een deel te openen t.b.v. controle en wel op een diepte van > dan 1 mtr. en dus niet geschikt voor het doel van een erfscheidingsputje.

De voorgaande verstoppingen vonden plaats tussen het hoofdriool en de perceelgrens c.q. in de aansluiting zelf welke 30 augustus jl. is vervangen.”

20. De gemeente informeerde verzoeker er op 5 september 2002 over dat zijn brief van 3 september 2002 in handen was gesteld van de voor de afhandeling verantwoordelijke medewerker. Verzoeker rappelleerde de gemeente per brief van 16 oktober 2002.

21. De gemeente deelde verzoeker per brief van 4 november 2002 het volgende mee:

“...Zoals ook in uw brief (van 3 september 2002; N.o.) is aangegeven zijn er vrijdag 30 augustus jl. werkzaamheden uitgevoerd met als doel het lokaliseren c.q. het plaatsen van een erfscheidingsputje. De situatie ter plaatse bleek echter van dien aard dat door de aanwezigheid van een gasleiding naar uw woning, die kort achter het trottoir de rioolaansluiting kruist, het plaatsen van een dergelijk putje niet mogelijk is. Derhalve is er een ontstoppingsstuk op een andere plaats aangebracht dan direct achter de erfafscheiding. Uw andere opmerking dat de diepte meer dan 1,00 m. bedraagt is een gevolg van de ligging en diepte van uw eigen rioolaansluiting en de aanwezigheid van de gasleiding, zoals hierboven reeds vermeld. Bijgaand doen wij u een matentekening toekomen van het gedeelte van de aansluiting op uw terrein.

Verder blijft het uitgangspunt van kracht dat een technisch mankement van de rioolaansluiting in het openbaar gebied de verantwoordelijkheid is van de gemeente en een verstopping ten gevolge van het gebruik uw verantwoordelijkheid is. De opmerking over enkele bijna verstoppingen kan ook het gevolg zijn van dat gebruik hetgeen tot gevolg heeft dat er extra spoelwater nodig is.

Wij zijn van mening dat wij u op deze wijze voldoende van informatie hebben voorzien over de situatie rond de rioolaansluiting en ons standpunt hierover. Wij zijn ook van mening dat wij u dit standpunt voldoende hebben toegelicht en wij beschouwen de zaak met deze brief dan ook als afgedaan.”

22. Verzoeker wendde zich per brief van 12 november 2002 tot de gemeente met onder meer het volgende:

“Het plaatsen van een erfscheidingsputje is technisch gezien wel mogelijk maar er is door u gekozen voor de goedkoopste oplossing hetgeen strijdig is met de toezeggingen in uw brieven d.d. 21-03-2002, 09-04-2002, 06-05-2002, 04-11-2002 en mondeling d.d. 02-07-2002.

Het ontstoppingsstuk met deksel geplaatst op ons perceel op een diepte van > 1 mtr. wordt door ons niet gebruikt daar dit verre van gebruiksvriendelijk is door het ontbreken van een erfscheidingsputje.

Nogmaals, deze is bedoeld voor de inspectie van waar de verstopping zich bevindt.

Het bewijsmateriaal van de veroorzaker van de verstoppingen is door u verwijderd en stilzwijgend afgevoerd, namelijk een onmogelijk samengesteld verloopstuk dat gebruikt was als overgang tussen beton en PVC. Dit samengestelde verloopstuk veroorzaakte een niet glad uitgevoerde doorstroming welke ook nog eens een vernauwing van de afvoer tengevolge had.

Dit technisch mankement is door u hersteld door een gemetselde put zonder te erkennen dat er door u tijdens de aanleg fouten zijn gemaakt. Deze manier van handelen is ver beneden peil.

De mogelijke tweede veroorzaker van de verstoppingen bevindt zich onder het wegdek, controle hierop op een eenvoudige manier wordt ons onthouden.

Deze zaak wordt door u eenzijdig als afgedaan beschouwd middels uw brief van 04-11-2002 hetgeen eerder ook al gebeurde zonder onze instemming.

Een oplossing op zeer korte termijn tegemoet ziende.”

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker is weergegeven in de klachtsamenvatting, onder Klacht.

2. Verzoeker trok met betrekking tot de afhandeling van zijn klacht in zijn verzoekschrift van 9 januari 2003 de volgende conclusie:

“...Na de vele toezeggingen het erfscheidingsputje alsnog te plaatsen is dit tot op heden niet gebeurd, het bewijsmateriaal van het technisch mankement (een onmogelijk samengesteld verloopstuk) is stilzwijgend verwijderd en afgevoerd onder toezicht en verantwoording van Gemeente Franekeradeel en vervangen door een gemetselde put. Aansprakelijk te zijn voor de onkosten en schade voortvloeiend uit een ondeugdelijke gemeentelijke riolering wordt niet nagekomen. De eigenaars van de woning (verzoeker; N.o.) en echtgenote, een hoogbejaard echtpaar vinden zich onbehoorlijk behandeld en financieel benadeeld door Gemeente Franekeradeel. Zij zijn van oordeel dat het erfscheidingsputje alsnog geplaatst moet worden en dat zij in aanmerking dienen te komen voor schadevergoeding, waartoe zij op het geschikte moment de te lijden en geleden schade bij Gemeente Franekeradeel zullen indienen...”

C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel

In reactie op de klacht deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel bij brief van 25 februari 2003 onder meer het volgende mee:

“In 2001 heeft (verzoeker; N.o.) verstopping gehad in het riool bij zijn huis. Hij heeft hier toen een rioolontstoppingsbedrijf ingeschakeld (...) die bij het onderzoek naar de oorzaak bleef steken in de rioolbuis. (Verzoeker; N.o.) was toen van mening dat de oorzaak lag in het gemeentelijk deel van de riolering, de gemeente wilde hier eerst onderzoek naar doen. De gemeente heeft toen (verzoeker; N.o.) voorgesteld om de rioolaansluiting te laten controleren d.m.v. een videocamera. Mocht de oorzaak van de verstopping een technisch mankement aan de riolering zijn, dan zou de gemeente dit oplossen. De gemeente zou dan ook de kosten van het onderzoek en het opheffen van het probleem voor haar rekening nemen. Mocht de oorzaak van de verstopping niet te wijten zijn aan een technisch mankement, maar aan de door de rioolbuis afgevoerde stoffen, dan waren de kosten voor (verzoeker; N.o.). Tegelijkertijd zou tijdens het onderzoek onderzocht worden, of er een erfscheidingsputje aanwezig was en waar dat zich bevond. Mocht er geen putje aangetroffen worden, dan zou de gemeente dat op haar kosten aanleggen.

Met dit voorstel ging (verzoeker; N.o.) niet akkoord, de firma B. had immers al een onderzoek gedaan. De gemeente heeft vervolgens aan (verzoeker; N.o.) voorgesteld dat B. zou aanwijzen waar de verstopping zat. De afspraak voor de betaling van de kosten zou blijven staan (zoals hierboven weergegeven), inclusief de door (verzoeker; N.o.) eerder gemaakte kosten.

Het is de gemeente nooit gelukt een afspraak over dit onderzoek met (verzoeker; N.o.) te maken. Wel is mondeling met de broer van (verzoeker; N.o.) (…) (die in hetzelfde pand woont) afgesproken dat de gemeente een nieuw erfscheidingsputje zou aanleggen, op kosten van de gemeente. Bij het opgraven van de rioolbuis bleek, dat dit echter niet mogelijk was. Het bleek dat in de lengterichting direct boven de rioolbuis de gashuisaansluiting van (verzoeker; N.o.) ligt. Deze situatie houdt in dat er onvoldoende ruimte resteert om een erfscheidingsputje te kunnen plaatsen. Als goed alternatief is toen bij de rioleringsreconstructie werkzaamheden door de gemeente gekozen om een ontstoppingsstuk te plaatsen. De rioolbuis van (verzoeker; N.o.) ligt op (circa) 1 meter diepte, vandaar dat het ontstoppingsstuk ook op die diepte ligt. (Verzoeker; N.o.) is echter van mening dat dit te diep is om inspectie van de rioolbuis uit te voeren. Bij alle inspectiewerkzaamheden, waar dan ook, van zowel een ontstoppingsstuk of een erfscheidingsput dient er te allen tijde te worden gegraven. Alle riool huisaansluitingen in bestaande wijken zijn of kunnen namelijk niet op dezelfde diepte worden aangelegd.

Wat (verzoeker; N.o.) vindt dat moet gebeuren om de rioolbuis van zijn huis naar de weg toegankelijk te maken voor inspectie, is voor ons als gemeente geen aanvaardbare oplossing. Wij menen een goed alternatief aangelegd te hebben met een ontstoppingsstuk. De aanleg hiervan is overigens in constant overleg met (verzoeker; N.o.) gedaan.“

D. REACTIE VERZOEKER

In reactie op het hiervoor, onder C. weergegeven standpunt van de gemeente, alsmede in antwoord op een aantal vragen van de Nationale ombudsman deelde verzoeker bij brief van 14 april 2003 onder meer het volgende mee:

“De oplossing van het in eerdere correspondentie genoemd probleem, uitgevoerd door een aannemer in opdracht en onder toezicht van de Gemeente Franekerdeel is technisch onvolwaardig.

Daarnaast, wat betreft de inspectie vanaf de aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool: dit is een onderdeel van beheer en onderhoud van de gemeentelijke rioleringen en het is daarom niet gepast dit onderzoek te verhalen op de gebruikers die uitdrukkelijk niet hebben gevraagd om deze inspectie.

Bij alle inspectiewerkzaamheden, waar dan ook, van zowel een ontstoppingsstuk of een erfscheidingsput dient er te allen tijde te worden gegraven”, aldus de Gemeente Frankeradeel. Dit is ver bezijden de waarheid daar een erfscheidingsput eenvoudig is te verhogen, zie hiervoor (de website van een in Nederland gevestigde onderneming, leverancier van onder meer kunststoffen erfscheidingsputten, die eenvoudig met een buis zijn te verhogen; N.o.).

Er is in het geheel géén overleg geweest tussen Gemeente Franekeradeel en (verzoeker; N.o.) tijdens de uitvoering van de werkzaamheden welke geheel als reeds eerder vermeld door een aannemer in opdracht en onder toezicht van Gemeente Franekeradeel werden uitgevoerd. Dit dus in grote tegenstelling van wat Gemeente Franekeradeel doet voorkomen.

(Op de vragen van de Nationale ombudsman; N.o.) volgen hier onze antwoorden:

1) Gemeente Franekeradeel maakt van een overschrijding van de erfscheiding geen probleem: er is namelijk, n.b.: óngevraagd, zónder overleg en zonder toestemming tot 2,00 mtr. over de erfscheiding gewerkt aan de rioleringsconstructie.

De erfscheidingsput bevindt zich “in de regel” op het erf van de huiseigenaar, vlak naast de erfscheiding (...)

Door de opstelling van Gemeente Franekeradeel over de erfscheiding ontstaat er nu een mogelijkheid om circa 15,00 mtr. particulier riool te gebruiken voor het plaatsen van een erfscheidingsput.

Technisch is het mogelijk de huidige gasleiding om te leggen c.q. het huidige PVC rioolafvoer om te leggen, waardoor de gasleiding geen probleem meer is. De huidige `'betonbuis is eenvoudig te vervangen door PVC, hierdoor kan de erfscheidingsput ook eenvoudig achter de huisaansluiting van de gasleiding worden geplaatst. Kortom er zijn voor Gemeente Franekeradeel legio mogelijkheden voor een oplossing.

2) Het ontstoppingsstuk, de naam zegt het al, is bedoeld voor het gebruik door rioolontstoppingsbedrijven. Het gebruik is niet geschikt voor inspectie, daar zijn erfscheidingsputjes voor ontworpen. Daarnaast bevindt genoemd ontstoppingsstuk zich ruim 1 mtr. onder het maaiveld en bij een verstopping is het peil in de leiding al snel op de hoogte van de eerste verdieping. De druk in de leiding maakt het dan niet aantrekkelijk genoemd ontstoppingsstuk te openen.

3) De verstoppingen en gemaakte kosten zijn sinds 2001 - tot heden als volgt: (volgt een overzicht van de na 8 oktober 2001 uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot het verhelpen van problemen met de afvoer; N.o.)

Na de plaatsing van het ontstoppingsstuk zijn er tot op heden nog 2 stuks verstoppingen geweest, te weten d.d. 12 en 13 februari 2003. Gemeente Franekeradeel is daarover niet geïnformeerd. Uit de gehele correspondentie tussen Gemeente Franekeradeel en (verzoeker; N.o.) blijkt immers dat Gemeente Franekeradeel met informatie niets doet en het zelfs niet wil weten.”

E. NADERE REACTIE VAN DE GEMEENTE FRANEKERADEEL

1. Bij brief van 11 augustus 2003 stelde de Nationale ombudsman de gemeente de volgende vragen:

“…1. Is, voor zover u bekend, in de rioolaansluitingen van de woonhuizen in verzoekers omgeving op of rond de erfafscheiding een erfscheidingsputje aangebracht?

2. Was de gemeente ten tijde van de aan verzoeker gedane toezegging om een erfscheidingsputje aan te leggen bekend met de aanwezigheid van een gasleiding en eventuele andere leidingen of kabels rond, boven of naast de particuliere rioolaansluiting van verzoeker dan wel had de gemeente daarmee bekend kunnen zijn? Zo ja, is de ligging van leidingen ter plaatse exact beschreven of op tekening aangegeven?

3. Indien de ligging van leidingen en kabels ter plaatse niet exact bekend is, had de gemeente, gelet op de huidige praktijk waarin woonhuizen in het algemeen op diverse leidingnetwerken plegen te zijn aangesloten, zich volgens u die mogelijkheid niet moeten realiseren en een onderzoek moeten instellen naar de haalbaarheid van de geachte oplossing of een alternatief, alvorens de toezegging te doen dan wel met de feitelijke uitvoering van de toezegging te beginnen?

4. Op grond van welke regeling is de aanleg van een erfscheidingsputje voorgeschreven en aan wie is ingevolge dat voorschrift (de zorg voor) de aanleg van een erfscheidingsputje opgedragen?

(gaarne een kopie van de betreffende regeling of bepalingen bijvoegen)

5. In uw brief van 25 februari 2003 schrijft u dat plaatsing van een nieuw erfscheidingsputje niet mogelijk was, omdat in de lengterichting, direct boven de rioolbuis een gasleiding is aangelegd. Daaruit is opgemaakt dat een erfscheidingsputje is verwijderd, maar niet kon worden vervangen door een nieuw exemplaar. Graag ontvang ik een nadere toelichting hierop, mede gelet op de door u overgelegde tekening waarop is aangegeven dat de gasleiding niet recht evenwijdig boven de rioolbuis is aangelegd maar deze kruist, op een afstand van ca. 75 cm, gerekend vanaf de erfscheiding. (zie bijgevoegde fotokopie).

6. Waarom acht u de door u getroffen oplossing goed, te weten technisch volwaardig, gelet op verzoekers argument dat een ontstoppingsstuk een ander doel dient dan een erfscheidingsputje, en opgeschikt is als middel om in geval van verstopping vast te stellen waar het probleem zich voordoet?

7. Acht u de door verzoeker gedane suggestie tot een oplossing van het probleem - de omlegging van één van beide leidingen - technisch uitvoerbaar? Zo nee, waarom niet?

8. Heeft u in uw afwegingen met betrekking tot een oplossing de daarmee gemoeide kosten betrokken, en zo ja, wat waren bij benadering de kosten van de door u aangebrachte constructie?

9. Welke kosten zijn volgens u gemoeid met verzoekers voorstel met betrekking tot een constructie met de aanleg van een erfscheidingsputje?…”

2. In reactie daarop deelde de gemeente Franekeradeel bij brief van 29 september 2003 onder meer het volgende mee.

“1. In principe hebben alle woningen in de buurt een huisaansluitpunt gekregen en zijn de bestaande aansluitingen hierop aangesloten. Waar dat mogelijk was, is er een huisaansluitputje aangebracht. In andere situaties is gekozen voor een ontstoppingsstuk.

2. De situatie van de ligging van de huisaansluitkabels en de leidingen is bekend en aangegeven op schetsen. De exacte ligging van de bestaande huisriolering is bij de gemeente niet bekend.

3. De bestaande huisaansluitingen worden aangesloten op het moment dat het bestaande riool en de aansluitingen daarop worden verwijderd. Dat de huisaansluitingen van de nutsbedrijven vervolgens boven het tracé van andere aansluitingen worden aangebracht en daardoor slechter bereikbaar worden, is geen verantwoordelijkheid van de gemeente.

4. Er is, voor zover wij kunnen nagaan, geen wet of verordening waarin staat dat de gemeente verplicht is bij de aansluiting van particulieren op het riool, een erfscheidingsputje aan moet leggen. Bij rioolaanleg bij bedrijven is dit wel geregeld, namelijk in de Wet milieubeheer, omdat bedrijven aan allerlei milieu-eisen moeten voldoen en dit gecontroleerd moet kunnen worden.

5. Voor zover ons bekend zat er geen huisaansluitputje op of nabij de erfgrens. Op andere plekken binnen hetzelfde uitgevoerde werk zijn er wel dergelijke putjes aangetroffen en vervangen door nieuwe. De constatering dat er een bestaand putje aanwezig was en niet vervangen is door een nieuwe is onjuist. De bestaande putjes waren groter dan de nieuwe en zodoende zou er voldoende ruimte tot plaatsing zijn geweest. De tekening is niet op schaal getekend en kan dus een vertekend beeld geven.

6. Het doel van een ontstoppingsstuk en een huisaansluitputje is precies hetzelfde, ten tijde van een verstopping kan er worden geconstateerd in welk gedeelte de verstopping van het riool zich verbindt. Het verschil tussen beide is alleen dat bij opgraving van deze punten het huisaansluitputje meer werkruimte biedt.

7. Het is technisch uitvoerbaar, maar hier zijn kosten aan verbonden, waarbij de omlegging van de nutsleidingen de voorkeur geniet.

8. In de oplossing zijn kostenoverwegingen meegenomen, de kosten bedroegen € 1.130,- incl btw.

9. de kosten worden geraamd op circa € 2.000,- excl. btw.

De bij de gemeente betrokken ambtenaren zijn van mening dat (verzoeker; N.o.) een technisch goede en volwaardige oplossing is geboden voor het rioleringsprobleem. In de contacten met (verzoeker; N.o.) zijn wij naar onze mening ook steeds correct te werk gegaan.”

3. Een medewerker van de gemeente deelde in antwoord op een verzoek van de Nationale ombudsman om een toelichting op het antwoord op vraag 6. op 20 oktober 2003 telefonisch mee, dat een erfscheidingsputje en een ontstoppingsstuk beide dienen om vast te stellen in welk deel van de aansluiting zich een eventuele verstopping bevindt. Van het door verzoeker veronderstelde risico van ongemak bij het openen van het in zijn huisaansluiting aangebrachte ontstoppingsstuk is geen sprake. Voor beide stukken moet voorts worden gegraven om ze te kunnen bereiken. Een erfscheidingsputje biedt echter meer ruimte voor uitvoering van werkzaamheden.

Achtergrond

1. Wet milieubeheer (wet van 13 juni 1979, Stb. 442)

Artikel 10.30, eerste lid en tweede lid, onder a. en b. (voorheen artikel 10:15)

“1. Het is verboden zich, anders dan vanuit een inrichting, van afvalwater of andere afvalstoffen te ontdoen door deze in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater te brengen.

2. Het verbod geldt niet voor het brengen in een zodanige voorziening van;

a. afvloeiend hemelwater;

b. huishoudelijk afvalwater in het kader van normaal huishoudelijk gebruik.”

2. Bouwverordening van de gemeente Franekeradeel

Artikel 5.3.4., eerste lid

“De in de artikelen 91, 161, 310, 334, 350 en 396 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool.”

De toelichting op de Modelbouwverordening 1992 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bevat met betrekking tot artikel 5.3.4., eerste lid onder meer het volgende:

“Openbaar riool in de zin van artikel 5.3.4. van de Bouwverordening omvat mede de zijbuizen tot aan de perceelsgrens. Aanwezigheid beplanting geen bezwaar.”

3. Met behulp van een zogenaamd erfscheidingsputje, dat op de bovenkant van de buis van het particulier riool, en in de regel op of zo dicht mogelijk tegen de erfscheiding is aangebracht, kan worden vastgesteld of een eventuele verstopping zich in het openbaar dan wel particulier gedeelte van de afvoer bevindt. Staat het putje vol rioolwater, dan bevindt de verstopping zich in het openbaar gedeelte van de afvoer, en in het geval dat het putje leeg is, bevindt de verstopping zich in het particuliere gedeelte van de afvoer.

Om eventuele verstoppingen te kunnen verhelpen wordt gebruik gemaakt van een ontstoppingsstuk, dit is een afsluitbaar deel van de riolering, dat in de regel is aangebracht in de rioolbuis op particulier terrein. Ook met behulp van een ontstoppingsstuk kan worden vastgesteld of een eventuele verstopping zich in het openbaar dan wel particulier gedeelte van de afvoer bevindt.

Instantie: Gemeente Franekeradeel

Klacht:

Klacht over rioolafvoer van zijn woning onvoldoende behandeld.

Oordeel:

Niet gegrond