2003/437

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Utrecht op 15 januari 2002 niet tijdig na zijn melding van een parkeerovertreding heeft gereageerd. Door deze overtreding stond verzoekers auto klem, waardoor hij moest wachten.

Beoordeling

1. Op 15 januari 2002 parkeerde verzoeker zijn auto op de parkeerplaats van een ziekenhuis te Woerden. Verzoeker kon bij terugkomst bij zijn auto niet wegrijden omdat zijn auto werd geblokkeerd door een hinderlijk geparkeerde auto van een ander.

Verzoeker heeft het regionale politiekorps Utrecht gevraagd om de betreffende auto weg te slepen. Op het moment dat een eenheid van dit korps ter plaatse kwam, waren verzoeker en de bestuurder van de hinderlijk geparkeerde auto inmiddels vertrokken. Verzoeker klaagt erover dat de politie niet tijdig heeft gereageerd na zijn melding van de parkeerovertreding.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond.

In het bedrijfsprocessensysteem van het regionale politiekorps Utrecht worden door de meldkamer de tijdstippen opgenomen waarop een melding binnenkomt, wanneer deze wordt uitgegeven aan een surveillance-eenheid, wanneer deze eenheid ter plaatse is en wanneer deze weer vertrekt bij de melding. Tevens wordt door de aangestuurde surveillance-eenheid op een later tijdstip, voor afsluiting van de dienst, een rapportage gemaakt met daarin vermeld wat er aan de melding gedaan is. Het regionale politiekorps Utrecht heeft, aldus de korpsbeheerder, om 16.04 uur een rapportage gemaakt over het feit dat verzoeker contact heeft gehad met het politiebureau Woerden. Men heeft toen aan verzoeker uitgelegd dat de politie niets voor hem kon betekenen omdat er geen wegsleepregeling van kracht is in Woerden. Verder heeft de meldkamer om 16.37 uur een melding opgemaakt waarin vermeld wordt dat het voertuig van verzoeker was geblokkeerd. Deze melding is om 16.38 uur uitgegeven aan een surveillance-eenheid, die om 16.50 uur ter plaatse was. De surveillance-eenheid heeft daarop gerapporteerd dat zij geen geblokkeerd voertuig heeft aangetroffen. De korpsbeheerder acht de klacht derhalve niet gegrond maar kan zich wel voorstellen dat bij verzoeker gevoelens van ongenoegen zijn ontstaan.

3. Op basis van het eerste mutatierapport van 16.21 uur (zie Bevindingen, onder E.3.) staat vast dat verzoeker op 15 januari 2002 bij zijn eerste melding omstreeks 16:04 uur de meldkamer van politie heeft meegedeeld dat zijn auto was klemgezet door een andere auto. Verzoeker heeft toen aangegeven dat hij afspraken had en dat de auto die hem klem had gezet dringend weg moest. Voorts staat vast dat verzoeker omstreeks 16.37 uur weer heeft gebeld waarna de opdracht om 16.38 uur is uitgegeven. Tevens kan worden geconcludeerd dat de melding niet van een zodanige ernstige aard was dat de politie daaraan de hoogste prioriteit moest verlenen, doch de melding terecht de prioriteitscode 2 heeft gegeven. Ten slotte staat vast dat een eenheid van de politie omstreeks 16.50 uur ter plaatse was. De tijdspanne tussen de eerste melding omstreeks 16.04 uur en de komst van de politie omstreeks 16.50 uur, te weten 46 minuten, is in samenhangend verband bezien met het feit dat er geen wegsleepregeling van kracht was (zie Achtergrond; onder 2.), niet dermate lang dat van een onjuist handelen kan worden gesproken.

De Nationale ombudsman acht de gedraging dan ook behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Utrecht, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht (burgemeester van Utrecht), is niet gegrond.

Onderzoek

Op 10 juli 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 8 juli 2002, van de heer L. uit X, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Utrecht. Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 27 februari 2002, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat dit niet in onderzoek werd genomen. Naar aanleiding van verzoekers brief van 8 juli 2002 werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht (de burgemeester van Utrecht), een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan de korpsbeheerder en aan verzoeker een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van de betrokken ambtenaar gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 15 januari 2002 had verzoeker zijn auto geparkeerd op een parkeerplaats van een ziekenhuis te Woerden. Bij terugkomst bij zijn auto zag verzoeker dat zijn auto was klemgezet door een andere auto. Verzoeker deed op diezelfde dag aangifte bij het regionale politiekorps Utrecht. Het proces-verbaal van aangifte houdt onder meer het volgende in:

"Ik kwam tussen 15.15 en 15.30 uur terug op de plaats waar ik de auto had achtergelaten. Ik zag toen het volgende: Achter mijn geparkeerde auto stond een zwarte Audi personenauto dusdanig geparkeerd dat ik met geen mogelijkheid het parkeervak uit kon rijden. Die auto stond op een weggedeelte aangeduid met de letters NP. Ik ben terug gegaan naar de receptie en heb dat gemeld met het verzoek dat om te roepen. Men had daar geen omroepinstallatie. Daarop is de politie gebeld met mijn verzoek om de auto daar weg te slepen. Ik heb een mevrouw van de politie gebeld en ik kreeg te horen dat er geen wegsleepregeling in Woerden van kracht was. Ik ben teruggelopen. Ik heb gebeld met de politie en kreeg iemand van de meldkamer. Ik heb toen de situatie uitgelegd en men zou iemand langs sturen. Omstreeks 16.45 uur kwam de bestuurster van de zwarte Audi bij haar auto. Ik wees de vrouw op het feit dat zij fout geparkeerd stond. Daarbij wees ik op de letters NP. Op het moment dat zij aankwam lopen zei zij: "Staat u geblokkeerd?" Zij is toen ingestapt en weggereden. Het kenteken van die auto is: zz-zz-zz. Toen ik stond te wachten kwam een andere bestuurster die in dezelfde rij geparkeerd stond bij haar auto. Die mevrouw heeft ook gezien dat de Audi verkeerd geparkeerd stond en dat ik niet weg kon rijden. Ook deze mevrouw had moeite om weg te rijden. Iemand anders heeft haar auto uit het vak gereden."

2. Bij brief van 20 februari 2002 deelde het arrondissementsparket te Utrecht verzoeker mee dat er wegens de te lage prioriteit geen verdere actie werd ondernomen naar aanleiding van verzoekers aangifte.

3. Bij brief van 3 juli 2002 reageerde de chef van het district Rijn & Venen van het regionale politiekorps Utrecht onder meer als volgt op verzoekers klacht:

"Naar aanleiding van de door u ingediende klacht, betreffende het niet optreden van de politie na uw melding dat een voertuig was geblokkeerd door een ander voertuig, kan ik u het volgende berichten.

Het klachtonderzoek is gedaan door de inspecteur van politie de heer V. Uit zijn onderzoek is het navolgende gebleken.

In het bedrijfsprocessensysteem (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) van de politie regio Utrecht worden door de meldkamer de tijdstippen opgenomen waarop een melding binnenkomt, wanneer deze wordt uitgegeven aan een surveillance-eenheid, wanneer deze eenheid ter plaatse is en wanneer deze weer vertrekt bij de melding. Tevens wordt door de aangestuurde surveillance-eenheid op een later tijdstip, voor afsluiting van de dienst, een rapportage gemaakt met daarin vermeld wat er aan de melding gedaan is.

Bij uw melding is om 16.04 uur een rapportage opgemaakt over het feit dat u contact had gehad met het politiebureau in Woerden. Er is toen aan u uitgelegd dat de politie niets voor u kon betekenen, omdat er geen wegsleepregeling van kracht is in Woerden (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.). Verder is om 16.37 uur een melding opgemaakt door de meldkamer, waarin vermeld wordt dat u had gemeld dat uw voertuig was geblokkeerd. Deze melding is direct (16.38 uur) uitgegeven aan een surveillance-eenheid, die om 16.50 uur ter plaatse was. De surveillance-eenheid heeft daarop gerapporteerd dat er geen geblokkeerd voertuig is aangetroffen.

U geeft in uw brief aan dat u in eerste instantie contact hebt gehad met de politie waarin u is uitgelegd dat de politie de auto die uw voertuig blokkeerde niet kon wegslepen omdat er geen wegsleepregeling in Woerden van kracht is. Dit is de wettelijke basis voor de politie om een voertuig weg te slepen. De medewerkster van de politie heeft u nog geadviseerd om via de omroepinstallatie van het ziekenhuis te laten omroepen of de bestuurder van de auto die uw voertuig blokkeerde deze wilde verwijderen. Ik maak uit uw verklaring op dat dit helaas niet mogelijk was.

Volgens het bedrijfsprocessensysteem heeft u om 16.37 uur bij de meldkamer melding gemaakt van het klem staan van uw voertuig. Daarop is alsnog direct een eenheid ter plaats gestuurd. U meldt in uw brief dat echter rond 16.45 uur de eigenaar van het voertuig bij haar voertuig kwam en dat zij daarop met haar voertuig vertrokken is. De eenheid van de politie was om 16.50 uur ter plaatse. Deze bent u waarschijnlijk net mis gelopen.

Ik kan mij voorstellen dat het voor u een vervelend probleem was en dat u zich door de politie in de steek gelaten voelde. Wellicht is door de politiemedewerker waar u in eerste instantie mee heeft gesproken niet goed uitgelegd waarom de politie op dat moment niet ter plaatse zou komen. Na de tweede melding is er wel een surveillance-eenheid ter plaatse geweest, maar toen had het probleem zich inmiddels opgelost.

Alles overziende beschouw ik uw klacht als niet gegrond. Wel kan ik, zoals gezegd, mij voorstellen dat er bij u gevoelens van ongenoegen zijn ontstaan. Ik beschouw uw klacht als een gemotiveerde reactie op het politieoptreden. Uw brief is aanleiding geweest om ons eigen optreden kritisch te bezien."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. De Nationale ombudsman vroeg bij opening van het onderzoek op 20 augustus 2002 aan verzoeker of hij de spoedeisendheid van zijn eerste verzoek om de blokkerende auto weg te slepen aan het regionale politiekorps Utrecht kenbaar heeft gemaakt. Verzoeker gaf bij brief van 28 augustus 2002 aan dat hij in al zijn verzoeken de spoedeisendheid heeft benadrukt.

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De korpsbeheerder deelde bij brief van 17 september 2002 onder meer het volgende mee:

"Per brief d.d. 3 juli 2002 (zie Bevindingen, onder A.3.; N.o.) heeft de chef van het district Rijn en Venen, de heer L., een uitgebreide reactie gegeven aan (verzoeker; N.o.).

De chef van het district Rijn en Venen doet in zijn brief aan (verzoeker; N.o.) verslag van een aantal, uit het onderzoek naar voren gekomen feitelijkheden, zoals deze door de politie zijn vastgelegd in het bedrijfsprocessensysteem en acht de klacht ongegrond. Voor het tijdstip van de eerste melding verwijs ik u gemakshalve naar de bijgevoegde uitdraaien uit BPS.

Er zijn geen feiten of omstandigheden bij nader onderzoek naar voren gekomen, die mij aanleiding geven tot een andersluidend oordeel dan van de districtschef. Ik beschouw de primaire klacht dan ook als zorgvuldig onderzocht."

2. De bijgevoegde uitdraaien uit het bedrijfsprocessensysteem bij de reactie van de korpsbeheerder hielden onder meer het volgende in:

"02-507128 Melding met rapportage

16:37 15-JAN-02 Gemuteerd op: 16.38 15-JAN-02

Ov. verkeerszaken Prioriteit: 2

rap.: Bo.

loc.: WOERDEN

P-BAAN

Melder: 06- ONBEKEND

Vrije tekst: voertuig blokkeert uitgang op parkeerplaats

Reden status: ter informatie

1e Eenh: 70-78 Tijd opdracht: 16.38 Tijd ter plaatse: 16.50 Tijd vervolg: 17.55"

en

"02-507128 Melding met rapportage

16.37 15-JAN-02 Gemuteerd op: 17.00 15-JAN-02

Ov. verkeerszaken

rap.: Ma.

loc.: WOERDEN

P-BAAN

Melder: 06- ONBEKEND

Ter plaatse gestuurd omdat een voertuig een uitrit zou blokkeren op de P-baan. Ter plaatse echter geen blokkerend voertuig aangetroffen."

D. Reactie verzoeker

1. Verzoeker reageerde bij brief van 21 oktober 2002 onder meer als volgt op het standpunt van de korpsbeheerder:

"Het 'tijdstip van opdracht' is waarschijnlijk het tijdstip waarop een politieauto opdracht heeft gekregen eens een kijkje te gaan nemen. Het zegt, uiteraard, helemaal niets over het tijdstip waarop ik heb gebeld. Bovendien worden meldingen in dit soort systemen handmatig ingegeven, hetgeen de mogelijkheid biedt om data te manipuleren.

Ik verwijs naar mijn verklaring die op het politiebureau te Woerden (zie Bevindingen, onder A.1.; N.o.) is opgemaakt, waarin diverse tijdstippen van mijn meldingen zijn vastgelegd. In de verklaring wordt bovendien melding gemaakt van de dader en een getuige die bij het voorval betrokken zijn geweest en kunnen worden gehoord.

Ik concludeer dat de korpsbeheerder regio Utrecht en de districtschef Rijn en Venen proberen met een flink stel leugens een College van Staat om de tuin te leiden."

E. Nadere vragen aan de korpsbeheerder

1. Bij brief van 7 januari 2003 stelde de substituut-ombudsman de volgende nadere vragen aan de korpsbeheerder:

1. Komen de eerder verstrekte mutaties uit de gebeurtenissenmodule (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) van het bedrijfsprocessensysteem dat door het regionale politiekorps Utrecht wordt gebruikt?

2. Zo neen, kunt u de gegevens die naar aanleiding van de melding(en) in de gebeurtenissenmodule zijn opgeslagen verstrekken?

2. De korpsbeheerder antwoordde bij brief van 10 februari 2003 onder meer als volgt:

"Ingevolge uw verzoek stuur ik u bijgaand de rapportage van 15 januari 2002, 16.04 opgemaakt naar aanleiding van een melding door (verzoeker; N.o.).

Voorts kan ik u de volgende antwoorden geven op de door u gestelde vragen.

1. Ja, de eerder verstrekte mutaties komen uit de gebeurtenissenmodule van het bedrijfsprocessensysteem dat door het regionale politiekorps Utrecht wordt gebruikt.

2. Doordat vraag 1 bevestigend is beantwoord, vervalt daarmee de beantwoording van vraag 2."

3. De als bijlage bij de brief van de korpsbeheerder gevoegde rapportage houdt onder meer het volgende in:

"02-402524 Eigen waarneming

16.04 15-JAN-02 Gemuteerd op: 16.21 15-JAN-02

Hulpverl. burger

rap.: S.

loc.: Woerden P-BAAN

1. tenaamgestel : Bu.

(...)

vtg.: PERSONENAUTO kenteken: zz-zz-zz

2. tenaamgestel: D.

(...)

vtg.: PERSONENAUTO kenteken: xx-xx-xx (auto van verzoeker; N.o.)

TNG van KTK xx-xx-xx (auto van verzoeker; N.o.) belde dat hij bij het (…)ziekenhuis klem was gezet door KTK zz-zz-zz. De pa die TNG 2 had klemgezet moest acuut weg want TNG 2 had afspraken en daar moest hij heen.

TNG 2 uitgelegd dat Woerden geen wegsleepvergunning heeft en dat hij mogelijk even bij het ziekenhuis kan vragen of zij daar een omroepsysteem hebben. Kreeg als antwoord dat zij daar niet willen helpen. Rapp heeft nog wat alternatieven aangeboden maar dat viel niet in goede aarde. Uiteindelijk zou TNG 2 het zelf wel uitzoeken."

F. Nadere reactie verzoeker

1. Verzoeker reageerde bij brief van 24 februari 2003 onder meer als volgt op de brief van de korpsbeheerder van 10 februari 2003:

" In antwoord op uw brief (…) deel ik u mede dat de door de tegenpartij overlegde documenten mijn weergave van de feiten ondersteunen en in volledige tegenspraak zijn met die van de tegenpartij.

Immers, waar de tegenpartij eerst beweerde dat ik pas om ongeveer 16.30 uur zou hebben gebeld, blijken uit de documentatie de tijdstippen 16.04 uur en 16.21 uur. Deze tijdstippen liggen veel dichter bij de door mij opgegeven tijdstippen.

Ook constateer ik dat de weergave van de gesprekken onjuist is.

Zo wordt opgemerkt "rapp heeft nog wat alternatieven aangeboden". Welke zijn dat dan? "uiteindelijk zou tng2 het zelf wel uitzoeken". Wat zou ik dan gaan doen? Waarom heb ik dan later wederom gebeld? Waarom is de politie om ongeveer 16.45 uur langsgekomen, indien ze toch niets konden doen?

De politie kletst maar wat. Ik herhaal hetgeen ik in mijn vorige brief heb gesteld: de korpsbeheerder regio Utrecht en de districtschef Rijn en Venen proberen met een flink stel leugens een College van Staat om de tuin te leiden."

G. Nadere vragen aan de korpsbeheerder

1. Op 3 maart 2003 vroeg een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman aan het regionale politiekorps Utrecht om aan te geven in hoeverre het regionale politiekorps Utrecht in Woerden wat betreft onjuist geparkeerde auto's een wegsleepbeleid dan wel een handhavingsbeleid hanteert.

2. Op 4 april 2003 deelde de verkeerscoördinator, de heer La., mee dat in Woerden op 5 januari 2002 geen wegsleepregeling van kracht was. Op 5 januari 2002 was wel sprake van een handhavingsbeleid in de binnenstad van Woerden. Dit handhavingsbeleid hield het volgende in. De parkeercontroleurs controleren in de binnenstad op met name verkeerd geparkeerde auto's en op het betaaldparkerenregime. Buiten het gebied van de binnenstad was het de taak van de wijkagent om de problemen omtrent verkeerd geparkeerde auto's aan te pakken. Verder deelde de verkeerscoördinator mee dat in het geval een persoon aan de meldkamer doorgeeft dat er sprake is van hinder vanwege een verkeerd geparkeerde auto, de meldkamer deze melding aan de wijkagent ofwel de surveillance doorgeeft. De verkeerscoördinator deelde vervolgens mee dat de melding niet de hoogste prioriteit krijgt. Ten slotte deelde de verkeerscoördinator mee dat dit handhavingsbeleid niet schriftelijk is vastgelegd.

Achtergrond

1. Modelreglement BPS voor een politieregister dat deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd wordt (Stcrt. 1994, 78):

"Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

(…)

j. het BPS: het bedrijfsprocessensysteem;

k. het register: het politieregister dat met BPS in het korps wordt gevoerd.

Paragraaf 2 Doel en Werking

Artikel 2

1. Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 2 van de Politiewet 1993 mogelijk te maken en bevat daartoe in het bijzonder de volgende modules:

A. een Meldkamermodule (…), met als specifiek doel het kunnen beschikken over gegevens ten behoeve van:

a. de behandeling van bij het korps binnengekomen meldingen en door korpsleden gemelde incidenten en ondernomen acties in de surveillance- en of andere politiedienst;

(…)

B. een Gebeurtenissenmodule (…), met als specifiek doel het kunnen beschikken over gegevens ten behoeve van de afhandeling en verantwoording van gebeurtenissen - incidenten en acties - waar de politie, in het kader van haar taakstelling, bij is betrokken of betrokken is geweest.

(…)

A. Meldkamermodule

Artikel 4

In het register worden gegevens opgenomen betreffende de volgende categorieën van personen:

(…)

b. aangevers, melders;

(…)

B. Gebeurtenissenmodule

Artikel 7

In het register worden gegevens opgenomen betreffende de volgende categorieën van personen:

(…)

b. aangevers en melders. (…)"

2. Wegenverkeerswet 1994

Artikel 170, eerste lid (geldig op 1 januari 2002):

"1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

a. het belang van de veiligheid op de weg, of

b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of

c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen."

Artikel 173 (geldig op 1 januari 2002):

"1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:

a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;

b. nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;

c. nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en

d. de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.

2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval

a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en

b. de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en voorts

c. wil het gemeentebestuur bestuursdwang kunnen toepassen in gevallen als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, ook de aanwijzing van de desbetreffende wegen en weggedeelten."

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Niet tijdig gereageerd op melding verzoeker van een parkeerovertreding, waardoor verzoekers auto klem stond.

Oordeel:

Niet gegrond