2003/362

Rapport

Verzoekster klaagt over de verblijfsomstandigheden op de vliegbasis Volkel van de Koninklijke Luchtmacht na haar aanhouding op 28 november 2000, 17 december 2000 en 27 december 2000. Zij klaagt er in dit verband over dat functionarissen van de Koninklijke Luchtmacht haar hebben ingesloten in een ruimte die ongeschikt was voor verblijf, omdat:

• de ruimte stoffig was;

• in de ruimte geen verwarming aanwezig was;

• in de aanwezige deur een gat geslepen was, waaraan zich scherpe, gevaarlijke randen bevonden;

• in de ruimte onvoldoende verlichting aanwezig was;

• het bewakingspersoneel 's avonds niet aanwezig was;

• er in de ruimte geen gelegenheid was om te zitten.

Verder klaagt verzoekster erover dat de betrokken ambtenaren van de vliegbasis Volkel haar na haar aanhoudingen steeds niet onverwijld hebben overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee. Zij klaagt er in dit verband over dat zij ongeveer drie uur moest wachten voordat zij werd overgedragen, in een ruimte die daarvoor niet geschikt was.

Ook klaagt verzoekster erover dat de betrokken ambtenaren haar op 28 november 2000, nadat zij was aangehouden, niet hebben voorgeleid aan de (hulp)officier van justitie.

Beoordeling

A. Met betrekking tot de overdracht door de Koninklijke Luchtmacht aan de Koninklijke Marechaussee

1. Verzoekster, vredesactiviste, begaf zich op 28 november, 17 en 27 december 2000 in het kader van acties tegen kernwapens op het terrein van vliegbasis Volkel. Deze vliegbasis is gesloten voor het publiek. Alle drie de keren werd verzoekster op grond van artikel 53, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (zie achtergrond, onder 2.), op heterdaad aangehouden door ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht wegens het zich bevinden op verboden terrein al dan niet in combinatie met verdenking van vernieling van hekwerken. Zij werd na haar aanhouding steeds ingesloten in een ruimte in gebouw 309 op de vliegbasis in afwachting van de komst van de Koninklijke Marechaussee.

2. Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat zij na haar aanhouding op 27 november 2000, 17 december 2000 en 27 december 2000 op de vliegbasis Volkel niet onverwijld door ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht is overgedragen aan ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee.

3. Ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht zijn geen opsporingsambtenaren. Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee zijn dat wel. Op grond van artikel 53, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (zie achtergrond, onder 1.) dient een verdachte na aanhouding door een ander dan een opsporingsambtenaar onverwijld te worden overgeleverd aan een opsporingsambtenaar. Op grond van het derde lid van dit artikel moet deze opsporingsambtenaar er dan weer voor zorgen dat de aangehoudene ten spoedigste voor een (hulp)officier van justitie wordt geleid.

4. Uit het onderzoek is gebleken dat de ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht de aanhouding van verzoekster op 27 november 2000 binnen tien minuten hebben doorgegeven aan de Koninklijke Marechaussee. Op 17 december 2000 werd de Koninklijke Marechaussee 55 minuten tevoren van (het voornemen tot) de aanhouding van verzoekster op de hoogte gesteld. Op 27 december 2000 kreeg de Koninklijke Marechaussee zeven minuten tevoren bericht.

Hieruit volgt dat de ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht bij alle drie de aanhoudingen de Koninklijke Marechaussee onverwijld op de hoogte hebben gesteld van (het voornemen tot) de aanhouding van verzoekster.

De onderzochte gedraging van de Koninklijke Luchtmacht is op dit punt behoorlijk

5. De plicht om een aangehouden persoon onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar, brengt de plicht van deze opsporingsambtenaar met zich mee om de betrokkene onverwijld over te nemen.

Uit het onderzoek is gebleken dat verzoekster op 27 november 2000 om 23.15 uur werd aangehouden door ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht. De Koninklijke Marechaussee, in dit geval van de brigade Eindhoven, is direct na de melding door de Koninklijke Luchtmacht naar de vliegbasis gereden. Daar kwam ze omstreeks 01.00 uur aan. Het was inmiddels 28 november. Na aankomst heeft de Koninklijke Marechaussee eerst om 01.10 uur luitenant P. van de Koninklijke Luchtmacht, die de aanhouding had verricht, als getuige gehoord. Vervolgens heeft de Koninklijke Marechaussee om 01.30 uur op het terrein van de vliegbasis onderzoek gedaan naar eventuele vernielingen. Omstreeks 02.15 uur heeft de Koninklijke Marechaussee verzoekster van de ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht overgenomen.

6. Uit het onderzoek is verder komen vast te staan dat verzoekster op zondag 17 december 2000 met nog zeven andere activisten werd aangehouden tussen 08.20 uur en 09.15 uur. Om 08.30 uur meldde de Koninklijke Luchtmacht aan de Koninklijke Marechaussee dat er twee groepen vredesactivisten op twee verschillende locaties op de vliegbasis waren aangetroffen. Brigade Uden verzocht daarop de brigades de Peel en Eindhoven om assistentie. Direct na aankomst op de basis om 09.25 uur werden alle arrestanten door het personeel van de Koninklijke Marechaussee onmiddellijk overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht.

7. Tenslotte is gebleken dat verzoekster op 27 december 2000 om 14.20 uur opnieuw op de vliegbasis werd aangehouden door ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht. Ditmaal was zij in gezelschap van nog negen andere vredesactivisten. Nadat ze gaten in de omheining hadden geknipt, hadden ze zich toegang verschaft tot de vliegbasis. Vanwege de beperkte personele bezetting en capaciteitsproblemen van de brigade Uden werd de brigades van Eindhoven, Gilze Rijen en de Peel om assistentie gevraagd. Brigade Eindhoven nam om die reden ook een aantal arrestanten, waaronder verzoekster, over van de Koninklijke Luchtmacht. Dit gebeurde om 17.00 uur. Uit het proces-verbaal of uit de overige informatie die de Nationale ombudsman in het kader van het onderzoek ontving blijkt niet waarom er drie uur tijdsverloop zat tussen het moment van de melding en het moment van de overname. Slechts wordt aangegeven dat de aanrijtijd vanuit Eindhoven, het verhoor van de ambtenaar die de aanhouding verrichtte en het onderzoek ter plaatse naar vernielingen, tijd had gevergd.

8. De Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee gaf in zijn reactie van 21 mei 2001 op de klacht van verzoekster over het niet onverwijld overdragen aan dat er tal van redenen zijn waarom de overname tijd had gevergd. Allereerst gaf hij aan dat het niet altijd de ambtenaren van Koninklijke Marechaussee van de brigade Uden zijn die worden opgeroepen door de Koninklijke Luchtmacht. Het kunnen ook ambtenaren zijn van de brigades Eindhoven, de Peel, Weert of Gilze Rijen. Dit laatste is van invloed op de aanrijtijd en derhalve op de totale duur voor overdracht.

Verder gaf hij aan dat, voordat de aangehouden persoon wordt overgenomen, de plaats van het delict aan een onderzoek wordt onderworpen. Ook wordt de persoon die de aanhouding heeft verricht eerst gehoord. Tenslotte speelt ook de hoeveelheid arrestanten een rol. Wanneer er meerdere arrestanten zijn, gebeurt de overname gefaseerd.

9. De minister gaf in zijn reactie op de klacht van 15 november 2000 als antwoord op de vraag van de Nationale ombudsman binnen welk tijdsbestek aangehouden personen in het algemeen worden overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee aan dat dit zo spoedig mogelijk gebeurt nadat de Marechaussee ter plaatse is gekomen. Verder gaf de minister aan het oordeel van de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee van 21 mei 2001 te onderschrijven.

10. Op 27 november 2000 vond de aanhouding `s avonds laat plaats. De dienstdoende piketcommandant is direct na melding van de aanhouding van verzoekster om 23.30 uur naar de vliegbasis gegaan. Hij kwam daar om 01.00 uur aan. Pas na het horen van de ambtenaar die de aanhouding had verricht en na inspectie van het terrein nam de Koninklijke Marechaussee verzoekster van de Koninklijke Luchtmacht over. Van onverwijld overnemen is in dit geval geen sprake geweest. De aanrijtijd vanuit Eindhoven naar de vliegbasis is ruim 60 minuten. In dit geval deed de Koninklijke Marechaussee 90 minuten over de rit zonder dat daar een verklaring voor werd gegeven. Vervolgens heeft de Koninklijke Marechaussee na aankomst eerst onderzoekshandelingen verricht en verzoekster pas na 75 minuten overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht. Al met al werd verzoekster pas drie uur na aanhouding op heterdaad overgedragen aan een opsporingsambtenaar. Niet valt in te zien waarom de Koninklijke Marechaussee niet direct na aankomst op de vliegbasis verzoekster heeft overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht.

De onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee is op dit punt niet behoorlijk.

11. Op zondag 17 december 2000 nam de Koninklijke Marechaussee van de brigade Eindhoven verzoekster binnen hooguit zestig minuten na haar aanhouding over. Ditzelfde gold voor de andere acht arrestanten. De tijd die nodig was voor de aanhouding werd in dit geval geheel bepaald door de aanrijtijd vanuit Eindhoven. De aanhouding door brigade Uden en De Peel vond binnen hetzelfde tijdsbestek plaats.

Hieruit volgt dat de Koninklijke Marechaussee verzoekster die dag zo spoedig als mogelijk was heeft overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht.

De onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee is op dit punt behoorlijk.

12. De overdracht op 27 december 2000 kostte meer tijd, en wel drieëneenhalf uur. Uit het onderzoek is komen vast te staan dat daarbij de aanrijtijd vanuit Eindhoven naar Uden wederom een rol speelde. Daarnaast werden onderzoekshandelingen verricht op de vliegbasis om te bezien of er ook vernielingen waren aangericht door verzoekster dan wel één van de andere arrestanten. Ook het verhoren van de ambtenaar die de aanhouding had verricht kostte tijd. Tenslotte speelde bij deze aanhouding ook een rol dat naast verzoekster er meerdere actievoerders waren aangehouden. De overdracht van de verschillende actievoerders gebeurde gefaseerd, zodat verzoekster niet onmiddellijk aan de beurt was voor overdracht. Al met al was geen sprake van onverwijld overnemen. In deze zaak valt evenmin in te zien waarom de Koninklijke Marechaussee niet direct na aankomst op de vliegbasis verzoekster heeft overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht.

De onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee is op dit punt niet behoorlijk.

B. Met betrekking tot de ophoudruimte opvliegbasis Volkel

1. Verzoekster heeft er ook over geklaagd dat de ruimte op de vliegbasis Volkel, waar zij drie keer was ingesloten in afwachting van haar overdracht aan de Koninklijke Marechaussee, ongeschikt was voor verblijf, omdat deze ruimte smerig en stoffig was, in de ruimte geen verwarming aanwezig was, in de aanwezige deur een gat geslepen was waaraan scherpe, gevaarlijke randen zaten, in de ruimte onvoldoende verlichting aanwezig was, het bewakingspersoneel 's avonds niet aanwezig was en er in de ruimte geen gelegenheid was om te zitten.

2. Voor de ruimte voor de eerste opvang van ex artikel 53, eerste lid Sv aangehouden personen, in afwachting van onverwijlde overdracht aan een opsporingsambtenaar, bestaan in juridische zin geen specifieke vereisten. In het algemeen geldt dat een overheidsinstantie de aan haar zorg toevertrouwde personen behoorlijk dient te behandelen. Dit betekent dat wanneer op het terrein van een overheidsinstantie regelmatig aangehouden verdachten tijdelijk (dat wil zeggen maximaal een aantal uren) zijn ingesloten in afwachting van de komst van opsporingsambtenaren, een ophoudruimte aan bepaalde minimale eisen voor een kort verblijf moet voldoen, en in elk geval geen gevaar mag opleveren voor de gezondheid.

3. De Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten heeft aangegeven dat voor deze ruimte enkele aanpassingen mogelijk waren in de lijn met de regeling voor politiecellen. Het betreffende gebouw zou dan ook worden aangepast, waarbij deze ruimte vanuit een oogpunt van efficiëntie aan nauwelijks meer dan de minimale eisen van tijdelijke opvang zou voldoen. De minister van Defensie heeft in zijn nadere reactie aangegeven dat inmiddels wijzigingen waren aangebracht in de ophoudruimte. Zo was deze nu voorzien van werkende verlichting, verwarming en goed meubilair, en werd ook regelmatig schoongemaakt. Daarnaast zou op korte termijn een nieuwe sanitaire voorziening worden geplaatst.

4. Verzoekster heeft op 27 november, 17 en 27 december 2000 steeds ongeveer drie uur in de ruimte op de vliegbasis verbleven. Het verblijf in deze ruimte was tijdelijk, maar lang genoeg om vanuit de verplichting van een overheidsinstantie om de aan haar toevertrouwde personen behoorlijk te behandelen, bepaalde minimale voorwaarden aan de ruimte te stellen.

Vanuit dat oogpunt mag ervan worden uitgegaan dat de ruimte redelijk schoon is, en dat de temperatuur kan worden geregeld. Ook dient er minimaal één zitplaats per arrestant aanwezig te zijn. De sanitaire voorzieningen dienen schoon en bruikbaar te zijn. Tevens is het wenselijk dat er verlichting is. Daarnaast is het noodzakelijk dat bij opsluiting van personen er steeds personeel aanwezig is voor het toezicht en begeleiding.

5. Twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman hebben op 28 juni 2002 de ophoudruimtes op de vliegbasis Volkel bekeken. Zij hebben geconstateerd dat er twee ophoudruimtes zijn, een van vier vierkante meter en een van zes vierkante meter. De ruimtes zijn afgesloten met een ijzeren deur en zijn niet voorzien van ramen. In elke ruimte bevinden zich een tafel en meerdere stoelen. Buiten deze ruimtes bevindt zich een toilet; ten tijde van verzoekers klacht bevond zich een chemisch toilet in de grootste ophoudruimte. Ook kunnen de ruimtes worden verwarmd; ten tijde van verzoekers klacht was er nog geen verwarming. Een ambtenaar verklaarde tijdens het bezoek dat de ruimtes en het chemisch toilet eenmaal per week en na het verblijf van een arrestant werden schoongemaakt.

6. Ten aanzien van de ruimte waarover verzoekster heeft geklaagd wordt opgemerkt dat een ambtenaar van de Koninklijke Luchtmacht heeft verklaard dat de ruimte wekelijks en na het gebruik door een arrestant werd gereinigd. Daar staat tegenover dat naast verzoekster nog drie andere vredesactivisten, die in dezelfde periode in deze ruimte waren vastgehouden, erover hebben geklaagd dat de ruimte vies en stoffig was geweest. Daarom wordt aannemelijk geacht dat de ruimte inderdaad vuil en stoffig was.

7. In de betreffende periode was er geen verwarming in de ruimte. De temperatuur van de ruimte ten tijde van de ophouding in november/december is niet bekend. Evenmin is bekend of verzoekster heeft geklaagd over het feit dat zij het koud had en of er mogelijk dekens of warme kleding tegen de kou ter beschikking stonden.

Vaststaat dat in elk geval medio 2002 verwarming in de ruimte is aangebracht. De temperatuur kan nu vanuit de verhoorkamer van de officier van justitie worden geregeld.

8. Verzoekster klaagt erover dat er een gat in de deur was geslepen, waaraan gevaarlijke scherpe randen zaten. Majoor K. verklaarde daarover dat de scherpe randen waren ontstaan nadat de brandweer het slot open had geslepen. Dit was nodig geweest omdat arrestanten het slot aan de binnenkant onklaar hadden gemaakt en het bewakingspersoneel geen toegang meer had gehad tot de ruimte. De deur was gelijk na het voorval gerepareerd.

Niet is gebleken dat verzoekster enige hinder heeft ondervonden van het feit dat er scherpe randen aan het gat zaten. Zij kon de ruimte via de deuropening probleemloos betreden.

9. Of er ook verlichting in de ruimte was, is onbekend. Vaststaat wel dat meerdere arrestanten over het ontbreken van (voldoende) verlichting hebben geklaagd. Inmiddels is er goed functionerende tl- verlichting aangebracht.

10. Ten aanzien van het ontbreken van bewakingspersoneel wordt opgemerkt dat de Koninklijke Luchtmacht heeft aangegeven dat er wel steeds personeel aanwezig was geweest in de directe nabijheid van het gebouw waarin verzoekster was vastgehouden. Dit volstaat echter niet. In geval van insluiting van personen dient steeds personeel direct aanwezig te zijn voor de verzorging en begeleiding van de opgehoudene.

11. Verzoekster klaagt er over dat er geheel geen meubilair in de ruimte aanwezig was geweest. De minister stelt in zijn reactie dat er steeds stoelen beschikbaar waren geweest, terwijl meerdere arrestanten over het ontbreken van meubilair hebben geklaagd. Uit het onderzoek ter plaatse in juli 2002 is gebleken dat er thans een tafel en meerdere stoelen per ruimte aanwezig zijn.

12. Op grond van het voorgaande wordt al met al geconcludeerd dat de ruimte ten tijde van de onderzochte gedraging niet in alle opzichten voldeed aan de basisvereisten voor een ophoudruimte voor kort verblijf. Door het laten plaatsen van verwarmingen en het aanbrengen van verlichting in de ruimtes en een apart toilet buiten deze ruimtes, is in elk geval thans op deze punten wel voldaan aan de vereisten.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

C. Met betrekking tot de voorgeleiding voor een (hulp) officier

1. Verzoekster klaagt er voorts over dat functionarissen van de Koninklijke Marechaussee haar op 28 november 2000 na haar aanhouding niet hebben voorgeleid aan een (hulp)officier.

2. Op grond van artikel 53 derde lid van het Wetboek van Strafrecht dient, wanneer de aanhouding door een andere opsporingsambtenaar geschiedt, deze zorg te dragen dat de aangehoudene ten spoedigste voor de officier van justitie of een van diens hulpofficieren wordt geleid. Doel van deze voorgeleiding is de verdachte door de (hulp)officier van justitie te doen horen en verschaft daardoor de mogelijkheid tot controle op de rechtmatigheid en de aanvaardbaarheid van de voorafgaande aanhouding. Ook kan worden beoordeeld of voortzetting van de vrijheidsontneming nodig is.

3. De Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee liet in zijn reactie van 21 mei 2001 op de klacht weten dat verzoekster op 28 november om 02.20 uur door opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee van de Brigade Eindhoven, tevens piketcommandant en in die hoedanigheid hulpofficier van justitie, was overgenomen en gehoord. Hij stelde dat nu verzoekster op 28 november 2000 was voorgeleid voor een hulpofficier van justitie, voorgeleiding na aanhouding niet meer aan de orde was.

4. Uit de ontvangen informatie is niet gebleken dat verzoekster na overdracht door de Koninklijke Luchtmacht aan de Koninklijke Marechaussee op 28 november 2001 ook is gehoord door een (hulp) officier. Bij de stukken bevindt zich alleen een proces-verbaal van aanhouding. Een proces-verbaal van voorgeleiding ontbreekt. Om die reden moet worden aangenomen dat verzoekster niet is voorgeleid aan een functionaris in diens hoedanigheid van hulpofficier van justitie met de bedoeling de rechtmatigheid van de aanhouding na te gaan en te beoordelen of voortzetting van de vrijheidsontneming nodig is.

De onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Luchtmacht, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is niet gegrond op het punt van de tijd die is gemoeid met de overdracht van verzoekster na haar aanhouding aan de Koninklijke Marechaussee. Op het punt van de verblijfsomstandigheden in de ophoudruimte op de vliegbasis is de klacht gegrond

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is gegrond, behoudens wat betreft de overname van verzoekster op 17 december 2000. Op dit punt is de klacht niet gegrond.

Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennisgenomen van het feit dat inmiddels in de ophoudruimtes op de vliegbasis Volkel verwarming is geplaatst en verlichting is aangebracht en dat buiten deze ruimtes een apart toilet is ingericht.

Onderzoek

Op 30 mei 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S., ingediend door de heer mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Luchtmacht en een gedraging van de Koninklijke Marechaussee. Naar deze gedragingen, die worden aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

De Nationale ombudsman stelde ook onderzoek in naar aanleiding van klachten over de Koninklijke Luchtmacht op de vliegbasis Volkel van de heer E. (dossiernummer 2001.03694 en 2002.01648), mevrouw F. (dossiernummer 2001.06573) en mevrouw T. (dossiernummer 2001.05451). De klacht van E. heeft eveneens onder meer betrekking op het niet onverwijld overdragen na aanhouding aan de Koninklijke Marechaussee.

De klachten van E., T., en F. hebben onder meer betrekking op de kwaliteit van de ophoudruimte op de vliegbasis Volkel.

Voor verdere informatie over deze onderzoeken wordt verwezen naar de desbetreffende verslagen van bevindingen.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd zowel aan de minister als aan verzoekster een aantal specifieke vragen gesteld.

Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoekster de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Daarnaast bezochten twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman op 1 juli 2002 de ruimte op de vliegbasis Volkel, waarin verzoekster had verbleven. Daarbij werd aan kapitein B. en aan majoor K. van de Koninklijke Luchtmacht een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister van Defensie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Vliegbasis Volkel, namens de heer K., berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

De gemachtigde van verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. FEITEN

1. Op 27 november 2000 werd verzoekster, vredesactiviste, op de vliegbasis Volkel op heterdaad aangehouden om 23.15 uur door een ambtenaar van de Koninklijke Luchtmacht wegens het zich bevinden op verboden terrein. De vliegbasis Volkel staat niet open voor publiek. De Koninklijke Luchtmacht waarschuwde de Koninklijke Marechaussee. Verzoekster werd ingesloten in een ruimte op de vliegbasis, gebouw 309, in afwachting van de komst van de Koninklijke Marechaussee. Op 28 november 2000 om 02.15 uur werd verzoekster overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee en werd ze verhoord. Nadat aan verzoekster een dagvaarding was uitgereikt, stelde de Koninklijke Marechaussee verzoekster in vrijheid.

2. Op 17 december 2000 begaf verzoekster zich wederom zonder toestemming op het terrein van vliegbasis Volkel en werd zij rond 9.00 uur opnieuw aangehouden door ambtenaren van de Koninklijke Luchtmacht. Naast verzoekster werden nog vijf andere vredesactivisten aangehouden. Verzoekster werd ook ditmaal in gebouw 309 op de vliegbasis ondergebracht in afwachting van de komst van de Koninklijke Marechaussee. De overdracht vond omstreeks 9.22 uur plaats.

3. Tenslotte werd verzoekster op 27 december 2000 opnieuw aangetroffen op het terrein van de vliegbasis Volkel. Zij werd die dag tezamen met nog negen arrestanten rond 14.20 uur aangehouden en wederom ondergebracht in gebouw 309 op de vliegbasis. De aanhouding vond plaats ter zake van het zich bevinden op verboden terrein en wegens vernieling. De overdracht aan de Koninklijke Marechaussee vond om 17.30 uur plaats.

4. Op 28 januari 2001 diende verzoekster via haar gemachtigde bij de minister van Defensie de volgende klacht in:

1. "Arrestanten hok vliegbasis

Ik word regelmatig op de vliegbasis Volkel aangehouden en word dan in afwachting van de Marechaussee naar gebouw 309 gebracht. Dit is een voormalige munitiebunker en wordt nu gebruikt om arrestanten in op te sluiten. Hiervoor werden 2 lege ruimtes gebruikt, die erg stoffig zijn (betonstof) zonder verwarming, zonder stoel of bank om op te zitten en zonder wc. Sinds kort is er een klein chemisch toilet in een van de ruimtes gezet, die soms geleegd wordt, maar vaak niet. Van een van de ruimtes is de deur open geslepen met een slijptol, omdat het slot kapot was en de deur niet meer open ging. Er bevindt zich nu een gat in de deur met een lap teruggebogen ijzer van de deur erin.

Hieraan zitten gevaarlijk scherpe randen. Het komt voor dat de Ib (luchtmachtbewakingspersoneel; No) het licht in het gebouw uitdoet (waardoor je in het pikdonker zit), de deur op slot doet en weggaat. Ik maak bezwaar tegen de (lange) opsluiting in een ruimte die niet geschikt is om mensen op te sluiten.

2. Lang wachten op de Marechaussee

Bij aanhouding door de Ib wordt je verteld dat je zo spoedig mogelijk zal worden overgedragen aan de Marechaussee. Hiervan is geen sprake. Het duurt vaak uren voordat de Marechaussee je op komt halen als je op de vliegbasis bent gearresteerd (deze tijd varieert van 1 tot 5 uur). De laatste 3 keer dat ik in het "arrestantenhok" zat opgesloten heb ik er 3 uur gezeten voordat de Marechaussee kwam. Op 28 november 2000 werd ik na 3 uur door de Marechaussee uit Eindhoven opgehaald. Toen ik vroeg waarom het zolang had geduurd, zeiden ze dat ze eerst op de vliegbasis op onderzoek uit waren gegaan.

Op 17 december heb ik ook 3 uur in het "arrestantenhok" gezeten. Naast ons werd de deur van de andere ruimte open geslepen, alle stof en dampen kwamen bij ons naar binnen. De laatste keer (27 december 2000) wist de Marechaussee na 2 uur nog niet of we wel voorgeleid zouden worden, dat waren ze nog aan het uitzoeken. Na 3 uur werd er begonnen mensen weg te brengen om voorgeleid te worden.

3. Niet voorgeleid

Op 28 november ben ik op de vliegbasis Volkel aangehouden door een Amerikaan. Ik ben overgedragen aan de Ib. Na 3 uur in het 'arrestantenhok' op de vliegbasis gezeten te hebben, waar het ijskoud was, werd ik opgehaald door de Marechaussee uit Eindhoven. Ik ben naar het politiebureau in Uden gebracht. Een van de Marechaussees heeft mijn naam gevraagd. Ik ben niet voorgeleid bij een hulpofficier van justitie. De volgende dag ben ik verhoord en vrijgelaten. Ik heb wel eens gevraagd waarom wij niet gewoon een proces verbaal mee krijgen voor verboden toegang en altijd met de Marechaussee mee moeten, het antwoord hierop is dan dat je recht hebt om voorgeleid te worden.

4. Behandeling door Marechaussee

Op 17 december 2000 ben ik met 9 andere mensen aangehouden op de vliegbasis Volkel. Wij werden om ong. 9.15 uur aangehouden en in afwachting van de Marechaussee naar het "arrestantenhok" gebracht. Hier heb ik 3 uur gezeten, voordat ik naar de Marechaussee-kazerne in Uden werd gebracht. Ik werd meteen in verzekering gesteld. Ik werd vervolgens met een aantal andere mensen op de luchtplaats gezet. Ik heb gevraagd, of we naar binnen mochten, ik had het erg koud en wilde graag zitten. Dat kon niet want er zaten andere mensen binnen. Er werd gezegd dat we 'straks' naar binnen mochten. Toen dat niet gebeurde werd er gezegd dat ze er ook niks aan konden doen want we waren met zoveel. Ook werd er gezegd dat het onze eigen schuld was en dat we dan maar niet op de vliegbasis moesten komen.

Er werd niet gereageerd op de bel. Dus toen ik naar de wc moest had ik pech en ook toen het begon te regenen en we naar binnen wilden reageerde er niemand op de bel. We hebben 2 kopjes thee gekregen en niks te eten. We kregen met 4 mensen 1 stoel om op te zitten. Om half 4 's middags werden we naar het politiebureau in Uden gebracht.

Ik denk dat de vliegbasis en Marechaussee proberen ons bij voorbaat te straffen voor de acties die we doen door ons zo slecht mogelijk te behandelen. De Marechaussee klaagt regelmatig dat we niet vervolgd worden voor wat we doen en niet zwaar genoeg gestraft worden. Deze eigen manier van straffen wordt steeds verder opgerekt.

5. Geweld en bedreiging door luchtmachtbewaking

Op 27 december ben ik met 9 andere mensen aangehouden op de vliegbasis Volkel. Degene, die op dat moment de leiding had over de Ib-ers, gedroeg zich buitengewoon gewelddadig. Hij heeft een van ons. mevrouw X, met opgeheven vuist, klaar om te slaan, bedreigd; als ze haar mond niet zou houden zou hij haar slaan. Wij zagen dit vanuit de bus waar wij na aanhouding in gezet werden. Toen een van ons tegen dit geweld protesteerde, kwam een andere Ib-er naar de bus toe en zei tegen de vrouw, die protesteerde, dat ze uit moest stappen, dan zou hij haar in elkaar slaan. Kort daarop kwam degene die mevrouw X bedreigd had naar de bus en stootte met zijn wapenstok hard naar het gezicht van de vrouw die protesteerde. Hij miste omdat ze snel het raam dichtklapte. Toen wij in de bus heen en weer gingen zitten wiebelen zei hij "Stuur er maar een hond in". (Dit 'advies' werd gelukkig niet opgevolgd.) Deze man kon zijn haat tegen ons nauwelijks onderdrukken.

Wij werden naar het 'arrestantenhok' gebracht. Wij hebben gepraat met de Ib-ers die ons op dat moment bewaakten, over het geweld dat door hun meerderen werd gebruikt Er is geregeld sprake van bedreiging door Ib-ers, toch vonden wij het belangrijk om hier met hen over te praten. Mevrouw X is voor en tijdens de acties van 24 t/m 29 december meerdere keren telefonisch bedreigd ('bedreigingen als: "we maken je kapot" en "we maken je dood"). Een van ons is kort geleden in het bos door 3 Ib-ers bedreigd. Onze fietsen worden regelmatig na aanhouding door de Ib meegenomen en als we ze terugkrijgen zijn ze vernield. Afgelopen zomer is mijn hondje in het bos aangevallen door een hond van een Ib-er en zeer ernstig verwond. De vliegbasis en Marechaussee staan dit soort dingen oogluikend toe, "Wij kunnen het wel begrijpen", zegt de Marechaussee. We zijn zelfs door de Marechaussee gewaarschuwd dat er wel eens iets ergs kon gebeuren, als we doorgingen met actie voeren.

Wij wilden hierover dus wel eens met Ib-ers praten, zeker nu, tijdens deze aanhouding, de zaak dreigde te escaleren. Er kwam al gauw een meerdere aanstuiven, die de Ib-ers verbood met ons te praten en wij werden door hem op agressieve wijze het hok ingeduwd. Dit herhaalde zich even later nog een keer. Dit illustreert denk ik goed de houding van de vliegbasis; het komt de leiding wel goed uit als individuele Ib-ers activisten bedreigen en het leven zuur maken, praten ondermijnt die vijandschap en wordt dus verboden.....

Het waren de leidinggevenden die over de schreef gingen, zij waren gewelddadig en creëerden een sfeer van geweld. Hun geweld was voor iedereen die op dat moment werd aangehouden bedreigend. Ik vind het niet normaal dat leidinggevende Ib-ers activisten met geweld dreigen, omdat ze praten, (of omdat ze bijv. in een bus heen en weer wiebelen.....). Ook de houding van een leidinggevende Ib-er bij gebouw 309, die zijn ondergeschikten verbiedt met ons te praten vind ik niet normaal."

4. Op 21 mei 2001 gaf de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee onder meer het volgende oordeel op de klacht, voor zover het de klacht over de Koninklijke Marechaussee betrof:

"Ten aanzien van het gestelde onder a.

Uit het klachtonderzoek is vast komen te staan dat personeel van de Koninklijke Luchtmacht terstond nadat door hen een persoon is aangehouden, de Koninklijke Marechaussee hiervan in kennis heeft gesteld. Dat ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee niet altijd direct ter plaatse kunnen zijn om de aangehouden persoon over te nemen kan meer dan één oorzaak hebben. Omdat niet altijd ambtenaren van de brigade Uden met bedoelde overname en nader onderzoek worden belast, maar dit ook geschiedt door ambtenaren van nevenbrigades zoals De Peel, Eindhoven en Weert, kan de aanrijdtijd nogal eens verschillen. Alvorens de aangehouden persoon of personen over te nemen dient eerst de plaats van het delict aan een onderzoek te worden onderworpen, hetgeen ook enige tijd kan vergen gezien de lengte van het hekwerk om de vliegbasis alsmede de mogelijke verscheidenheid aan vernielingen. Teneinde een beeld te kunnen vormen van de situatie zoals die zich heeft voorgedaan ten tijde van de aanhouding is het noodzakelijk dat de persoon of personen die de aanhouding hebben verricht worden gehoord door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die de aangehoudene(n) komen overnemen. Omdat hun werkzaamheden op de vliegbasis ook normaal doorgang dienen te vinden zijn de betrokken personen niet altijd bij gebouw 309 -zijnde het gebouw waar de aangehouden personen in afwachting van de komst van de Koninklijke Marechaussee tijdelijk worden ondergebracht- aanwezig. Het opsporen en horen van betrokkenen vergt derhalve ook enige tijd. Dat uw cliënte op 28 november 2000 drie uur heeft moeten wachten voordat zij door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee werd overgenomen wordt hierdoor verklaard. Op 27 december 2000 was er sprake van aanhouding en ophouding van 10 personen waarvan de overbrenging gefaseerd geschiedde en uitgevoerd werd door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee van de hierboven genoemde brigades. Mede in verband met de coördinatie daarvan en de hiervoor omschreven redenen was het niet mogelijk dat ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee direct ter plaatse waren. Ik beoordeel dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.

Ten aanzien van het gestelde onder b.

Na haar aanhouding is zij op 28 november 2000 te 2.20 uur door een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee tevens piketcommandant en in die hoedanigheid hulpofficier van justitie overgenomen en gehoord. Derhalve was voorgeleiding na aanhouding niet meer aan de orde. Ik beoordeel dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.

Ten aanzien van het gestelde onder c.

Door capaciteitsproblemen was het niet mogelijk alle 10 verdachten tegelijkertijd te horen, derhalve moest dit bij toerbeurt plaats vinden. Om reden dat de cellen van de brigade Uden voor insluiting van personen zijn afgekeurd en in de passantenruimte andere verdachten waren ondergebracht, was er voor uw cliënte geen plaats in het brigadegebouw. Voor haar diende de luchtplaats van de brigade als plaats van ophouding. Ik acht dit niet juist. Omdat er op de brigade Uden voor uw cliënte geen passende plaats was voor insluiting had men haar elders bij de Koninklijke Marechaussee of Regiopolitie dienen onder te brengen dan wel na verhoor onmiddellijk in vrijheid moeten stellen. Gezien het tijdstip van aanhouding en het tijdstip van uiteindelijke overbrenging naar het politiebureau te Uden had uw cliënte op de brigade Uden een maaltijd verstrekt móeten worden ik betreur het dat dit niet heeft plaats gevonden. Ik beoordeel dit onderdeel van de klacht derhalve gegrond."

5. Op 25 mei 2001 richtte verzoekster zich via haar gemachtigde tot de minister, omdat haar klacht over de Koninklijke Luchtmacht nog niet was behandeld. Vervolgens richtte verzoekster zich op 30 mei 2001 via haar gemachtigde tot de Nationale ombudsman, omdat zij het niet eens was met de klachtafdoening van de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee. Tevens verzocht zij de klachten over de Koninklijke Luchtmacht verder af te wikkelen. In zijn brief deelde verzoeksters gemachtigde onder meer het volgende mee:

"De klachtformulering van de bevelhebber was te beperkt. Ten onrechte wordt het smerige hok op de nucleaire basis onbesproken gelaten. Hetzelfde geldt voor andere punten uit het relaas van cliënte. Zo heeft cliënte in bedoeld hok te lang moeten wachten op de komst van de Koninklijke Marechaussee. Zulks dient de Koninklijke Marechaussee aangerekend te worden."

6. Op 13 juli 2001 gaf de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten onder meer de volgende reactie op verzoeksters klacht.

"2. Dhr. E., Mw. S. (verzoekster; N.o.), en Mw. NN. hebben geklaagd over de kwaliteit van het onderkomen dat is gebruikt gedurende het afwachten van de komst van de Koninklijke Marechaussee.

(…)

Personen die zich onbevoegd en door vernieling van het hekwerk de toegang verschaffen tot de vliegbasis worden normaal gesproken in eerste instantie aangehouden door luchtmachtbewakingspersoneel. Veelal vinden dergelijke aanhoudingen 's avonds of 's nachts plaats en is overdracht aan opsporingsautoriteiten (de Koninklijke Marechaussee) niet direct mogelijk. Teneinde de bewaking van de vliegbasis op een adequaat niveau te kunnen continueren, worden aangehouden personen tijdelijk ondergebracht en bewaakt in een speciale ruimte. Ofschoon voor deze ruimte als eerste opvang van aangehouden personen, in juridische zin geen specifieke eisen bestaan, en uw klacht derhalve ongegrond wordt beoordeeld, is geconstateerd dat enkele aanpassingen in lijn met de regeling voor politiecellen mogelijk zijn. De klachten ter zake van de inrichting van deze ruimte zijn door de commandant voor een deel ter harte genomen en hebben ertoe geleid dat het betreffende gebouw zal worden aangepast. Overigens moet u zich hierbij wel realiseren dat deze ruimte vanuit een oogpunt van efficiëntie aan nauwelijks meer dan de minimale eisen van tijdelijke opvang zal voldoen."

B. STANDPUNT VERZOEKSTER

1. Verzoeksters standpunt is weergeven onder Klacht.

2. Verder bracht verzoekster via haar gemachtigde per brief van 8 juli 2001 naar aanleiding van de aanvullende vragen van de Nationale ombudsman van 5 juli 2001 onder meer nog volgende naar voren:

"U stelt vier vragen, die ik hier kort weergeef:

Vraag 1: Welke klachtonderdelen heeft de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee ten onrechte niet onderscheiden bij het afhandelen van de klachten'?

Vraag 2: Met welke onderdelen is cliënte het oneens, en wat is de motivering daarvan?

Vraag 3: Wat zijn de klachten van cliënte t.a.v. van de Minister van Justitie?

Vraag 4: Hebben de ministers van onderscheidenlijk Defensie en Justitie al gereageerd op mijn brieven d.d. 25 mei 2001?

Namens cliënte meld ik u het volgende:

Ad vragen 1 en 2;

Cliënte heeft vijf klachten geformuleerd.

Klacht 1: verblijf in arrestanten hok op vliegbasis Volkel.

Klacht 2: te lang wachten op de Koninklijke Marechaussee.

Klacht 3: geen voorgeleiding.

Klacht 4: behandeling door de Koninklijke Marechaussee.

Klacht 5: geweld door personeel van de Luchtmachtbewaking.

Cliënte heeft deze klachten uitvoerig geadstrueerd. Vide de bijlage bij mijn brief van 28 januari 2001. In de brief van de Bevelhebber Koninklijke Marechaussee d.d. 21 mei 2001 staat dat de Bevelhebber alleen oordeelt over het optreden van de Koninklijke Marechaussee. Hierdoor zijn de klachten 1 en 5 niet aan bod gekomen, al hebben die klachten deels ook te maken met het optreden van de Koninklijke Marechaussee. In feite was de situatie zo dat vredesactivisten urenlang in een onhygiënisch en smerig hok werden gezet met zeer veel stof, welk hok in geen enkel opzicht voldeed aan de normering bij detentie. Stel dat de Hema of V&D verdachten van winkeldiefstal urenlang zouden ophouden in een dergelijke verblijfsruimte alvorens de politie komt. Een zichzelf respecterende politie zou zo'n situatie niet in stand laten. Anders is het bij de Koninklijke Marechaussee. Een zichzelf respecterende politieorganisatie zou ook serieus iets ondernemen tegen de betreffende bewakingsdienst. Zo weer niet de Koninklijke Marechaussee. Dit militaire politieorgaan treedt niet serieus op tegen geweld van de kant van de Luchtmachtbewaking.

Uiteraard valt het optreden van de Koninklijke Luchtmacht (waaronder de nucleaire vliegbasis Volkel alsmede de Luchtmachtbewaking van die basis) uiteindelijk onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie. Het onderwerp van de klachten 1 en 5 is echter deels ook de Koninklijke Marechaussee toe te rekenen (die overigens ook weer (grotendeels) onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie valt.

Ten onrechte heeft de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee de tweede klacht ongegrond verklaard.

Cliënte handhaaft al hetgeen zij heeft gesteld in haar klacht. Zij handhaaft ook de onderbouwing en motivering van die klacht.

Het hok 309 is, zoals gezegd, een smerig en ziekmakend hok. Het is een volstrekt onwaardige en onaanvaardbare ophoudruimte. Iedere minuut die de Koninklijke Marechaussee om wat voor (al dan niet voorgewende) reden mensen langer in dat hok laat zitten is onjuist. Het vermoeden is gewettigd dat het lang opsluiten in het betreffende hok een punitief karakter heeft en als afschrikking is bedoeld. Afschrikking is zeker op die site een onderdeel van het denkpatroon. Het gaat hier om een structureel probleem. Bij de afhandeling van een aanhouding op de betreffende nucleaire vliegbasis gelden kennelijk andere normen dan in de samenleving. Onduidelijk is of ter zake buitenlandse regelgeving hier mede een rol speelt.

Ook de derde klacht is ten onrechte ongegrond verklaard. Cliënte betwist de feiten zoals die (zonder enige bewijsvoering) zijn opgevoerd in de brief van de opperbevelhebber van de Koninklijke Marechaussee d.d. 21 mei 2001. Zij handhaaft de betreffende klacht en de motivering daarvan zoals weergegeven in de bijlage bij het klachtschrijven d.d. 28 januari 2001.

De vierde klacht is weliswaar gegrond verklaard, maar het gaat hier niet om een alleenstaand feit. Het is een structurele kwestie. Cliënte verzoekt u met klem ook hieraan aandacht te willen besteden.

Ad vraag 3

Voor zover het optreden van de Koninklijke Marechaussee van strafrechtelijke aard is (materieel en formeel), valt het optreden van de Koninklijke Marechaussee mede onder de Officier van Justitie en dus uiteindelijk van de minister van Justitie (al dan niet via het College van Procureurs-generaal). Alle vijf klachten van cliënten hebben mede strafrechtelijke aspecten.

Ad vraag 4

Zowel de minister van Justitie als ook de minister van Defensie hebben niet gereageerd op mijn aan hen gerichte brieven d.d. 25 mei 2003.”

3. Bij brief van 11 september 2001 liet de Nationale ombudsman verzoekster nog weten dat niet alle onderdelen van de klacht bij het onderzoek worden betrokken. Hij deelde onder meer het volgende mee.

"Niet alle klachtonderdelen die mevrouw S. In haar verzoekschrift naar voren heeft gebracht zullen bij het onderzoek worden betrokken.

Haar klacht met betrekking tot de omstandigheden waaronder zij op 17 november 2000 van omstreeks 12.00u tot 15.30u op de luchtbasis van de kazerne van de Koninklijke Marechaussee te Uden verbleef zal niet bij het onderzoek worden betrokken. Uit zijn reactie op de klacht op 21 mei 2001 blijkt mij dat de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee van oordeel is dat de wijze waarop mevrouw S. Is opgehouden niet juist was. Zij had elders moeten worden ondergebracht dan wel na verhoor direct in vrijheid moeten worden gesteld. Tevens had haar een maaltijd moeten worden verstrekt. Hij acht de klacht dan ook gegrond. Gelet hierop ziet de Nationale ombudsman geen aanleiding een onderzoek in te stellen naar dit klachtonderdeel. Ook is de Nationale ombudsman niet gebleken dat er sprake is van een structurele kwestie, zoals u in uw brief stelt.

Ook de klacht van mevrouw S. dat bewakingspersoneel van de vliegbasis Volkel medeactivisten gewelddadig en bedreigend hebben bejegend zal niet in het onderzoek worden betrokken. Uit zijn reactie van 13 juli 2001 blijkt mij dat de Bevelhebber van de Koninklijke Luchtmacht van oordeel is dat ten aanzien van mevrouw S. sprake is geweest van een nodeloos intimiderende wijze van communiceren. Hij acht de klacht dan ook gegrond. De Bevelhebber gaf aan dat de commandant op de gedraging is aangesproken evenals de betreffende ambtenaren. Voorts deelde hij mee dat een extra trainingsprogramma is gestart met betrekking tot het aanhouden en omgaan met civiele verdachten. Gelet hierop ziet de Nationale ombudsman geen aanleiding een onderzoek in te stellen naar dit klachtonderdeel."

C. STANDPUNT MINISTERVAN DEFENSIE

1. De minister van Defensie gaf op 15 november 2001 onder meer de volgende reactie op de klacht.

"Voorts stelde u de navolgende vragen;

1. Hoe laat werd verzoekster op 28 november, 17 en 27 december 2000 aangehouden op de vliegbasis Volkel?

2. Wanneer werd de Koninklijke Marechaussee op de hoogte gestelde van de aanhouding van verzoekster?

3. Wanneer werd verzoekster op voornoemde data overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee?

4. Binnen welk tijdsbestek worden aangehouden personen normaliter overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee? Indien een en ander is vastgelegd in interne instructies, dan verzoek ik u mij daarvan een afschrift te doen toekomen.

5. Welke procedurele stappen zijn genomen nadat verzoekster op 28 november 2000 door de Koninklijke Marechaussee was overgebracht naar Uden?

In zijn brief van 13 juli 2001 (...) heeft de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten zijn reactie gegeven op de ingediende klacht. De klacht van verzoekster is gedeeltelijk gegrond verklaard. Dit oordeel en de getroffen maatregelen hebben mijn instemming. Bij brief van 21 mei 2001 (...) heeft de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee verzoekster zijn oordeel gegeven over de bij hem ingediende klacht. Deze klacht is eveneens gedeeltelijk gegrond verklaard. Het standpunt van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee wordt door mij onderschreven.

Ten aanzien van vraag 1

Op 27 november 2000 vond de aanhouding van verzoekster plaats om 23.15 uur. Op 17 december zijn tussen 8:20 uur en 9:15 uur zes personen aangehouden, niet bekend is welk tijdstip verzoekster is aangehouden. Op 27 december 2000 is verzoekster aangehouden om 14:20 uur.

Ten aanzien van vraag 2

Direct na aanhouding is door de hoofdwacht contact opgenomen met key-functionarissen conform locale instructies. Hiertoe behoort ook de Koninklijke Marechaussee.

Ten aanzien van vraag 3

Op 28 november 2000 is verzoekster omstreeks 2:15 uur overgedragen (de Koninklijke Marechaussee moest uit Eindhoven komen). Op 17 december 2000 is verzoekster omstreeks 9:22 uur overgedragen en op 27 december 2000 om 17.30 uur.

Ten aanzien van vraag 4

Zo spoedig mogelijk als Koninklijke Marechaussee ter plaatse is.

Ten aanzien van vraag 5

Ten aanzien van de genomen procedurele stappen deel ik u mee dat deze zijn gebaseerd op het Wetboek van Strafvordering. Voor de inhoud van de ambtshandelingen welke zijn verricht vanaf de melding van de Officier wacht de vliegbasis Volkel tot de invrijheidsstelling op 28 november 2000, 17 december 2000 en 27 december 2000 verwijs ik naar de opgemaakte processen verbaal van de brigade Koninklijke Marechaussee Uden alsmede naar de onderzoeksresultaten van de commandant district Noord Brabant/Limburg d.d. 22 februari 2001 en 9 oktober 2001."

2. Bij de reactie van de Minister bevond zich het rapport van de commandant district Noord Brabant/Limburg van 22 februari 2001.

"Ter beantwoording van de klachten van S. die als bijlage bij het schrijven van dhr. mr. E.Th. Hummels, d.d. 28-01-2001, zijn gevoegd, deel ik het navolgende mede:

Ad 1 'Arrestanten hok' vliegbasis:

Gebouw 309 op de vliegbasis Volkel fungeert sinds enige tijd als ophoudplaats voor aangehouden personen. Deze plaats wordt gebruikt omdat deze voor die ophouding het meest geschikt is en er op dit moment nog geen geschiktere ruimte voorhanden Is. Wel is al onderkend dat het gebouw enige aanpassingen nodig heeft om het gerief tijdens de ophouding te verbeteren. Door zorg van de KLu is er dan ook al een chemisch toilet geplaatst en zijn er stoelen voorhanden. De verlichting zal in principe worden aangelaten tijdens het verblijf van aangehouden personen in het gebouw. Indien personen zijn opgesloten in de ophoudruimte van gebouw 309 dan blijft de bewaking van de vliegbasis in de directe nabijheid van gebouw 309 tot de komst van de Koninklijke Marechaussee.

Ad 2 'Lang wachten op Marechaussee':

Bij aanhouding van personen door personeel van de vliegbasis wordt de Koninklijke Marechaussee onverwijld in kennis gesteld. Dat de Koninklijke Marechaussee dan niet direct ter plaatse is kan verschillende oorzaken hebben, te weten:

-1- Aanrijdtijd:

Vanuit brigade Uden is toch gemiddeld een halfuur.

Vanuit brigade De Peel minimaal een halfuur.

Vanuit brigade Eindhoven minimaal een uur

Vanuit brigade Weert minimaal een uur.

Bij aangegeven aanrijdtijden is geen rekening gehouden met nog eventueel andere te behandelen zaken, zoals aanrijdingen, surveillances binnen het bewakingsgebied waardoor men een nog verdere afstand moet overbruggen etc.

-2- Schouwen plaats delict:

Alvorens de aangehouden persoon of personen over te nemen, dient eerst de plaats van het delict te worden aanschouwd, hetgeen enige tijd kan vergen, gezien onder andere de omtrek van het hekwerk van de vliegbasis (14 km) en de mogelijke verscheidenheid aan vernielingen.

-3- Horen van de persoon of personen die de aanhouding hebben verricht:

Teneinde een beeld te kunnen vormen van situatie die zich heeft voorgedaan ten tijde van de aanhouding is het van belang dat de persoon die de aanhouding heeft verricht kort wordt gehoord door de Koninklijke Marechaussee die de aangehoudene(n) komen overnemen. Deze is als gevolg van zijn werkzaamheden op de vliegbasis niet altijd bij gebouw 309 aanwezig. Het opsporen en horen van deze persoon vergt dus ook enige tijd. Dat betrokkene op 28 november 2000 drie uren heeft moeten wachten wordt hiervoor verklaard.

Dat op 17 december 2000 werkzaamheden werden verricht in of aan gebouw 309 valt als incidenteel te beschouwen en wordt niet structureel toegepast tijdens insluitingen. Op 27 december 2000 was er sprake van aanhouding en ophouding van 10 personen. De overbrenging geschiedde gefaseerd en werd uitgevoerd door personeel van brigade Eindhoven, De Peel, Gilze Rijen en Uden. Mede in verband met coördinatie daarvan en wederom de aanrijdtijden kon dat niet in een keer gebeuren.

Ad 3 'Niet voorgeleid':

In tegenstelling tot wat betrokkene aangeeft in haar schrijven is zij wel degelijk door een hulpofficier gehoord.

Zij werd op 27 november 2000 te 23.15 uur aangehouden door personeel van de vliegbasis. Nadat de Koninklijke Marechaussee onverwijld in kennis werd gesteld, werd zij door een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, afkomstig van de brigade Eindhoven, tevens piketcommandant, en in die hoedanigheid ook hulpofficier van justitie, op 28 november 2000 te 02.20 uur, overgenomen. Derhalve was voorgeleiding na aanhouding niet meer aan de orde.

Ad 4 'Behandeling door Marechaussee':

Op zondag 17-12-2000 zijn op Volkel 8 personen aangehouden ter zake artikel 141 en 461 van het wetboek van strafrecht Deze personen zijn allen naar de brigade Uden overgebracht ter voorgeleiding, inverzekeringstelling en verhoor. De voorgeleiding en inverzekeringstelling van deze personen waaronder betrokkene geschiedde op 17 december tussen 09.40-16.00 uur bij één hulpofficier van justitie. Door capaciteitsproblemen konden alle 8 personen niet voortdurend gehoord worden, doch geschiedde dit bij toerbeurt.

l.v.m. het feit dat de cellen op brigade Uden zijn afgekeurd voor insluiting werden de personen op brigade Uden opgehouden op de luchtplaats en in de passantenruimte in de brigade. Zij werden regelmatig van thee voorzien. Na de verhoren werden de personen ter insluiting overgebracht naar een celruimte bij de regiopolitie. Betreffende betrokkene kan het navolgende worden opgemerkt:

a. Aanhouding op vliegbasis op 17-12-2000 te 09.25 uur.

b. Aankomst op brigade Uden te 11.40 uur-

c. Voorgeleiding en inverzekeringstelling omstreeks 12.00 uur.

d. 1e verhoor te 12.35 uur.

Momenteel is brigade Uden aan het onderzoeken of, op korte termijn, in het geval van dergelijke grootscheepse aanhoudingen een meer geschiktere locatie voorhanden is.

Op lange termijn zijn grote infrastructurele aanpassingen noodzakelijk om binnen brigade Uden adequaat op deze aanhoudingen geschikte opvang te regelen.

De laatste alinea van dit onderwerp is een mening van betrokkene die absoluut niet strookt met de werkelijkheid. De Koninklijke Marechaussee Uden heeft zich altijd professioneel gedragen ten opzichte van aangehouden personen op de vliegbasis en zal dat ook blijven doen.

Ad 5 ´Geweld en bedreiging door luchtmachtbewaking´.

M.b.t. tot deze zaak heeft mevr. M. een aangifte gedaan op de brigade. De daarin genoemde verdachte is ter zake door ons gehoord en het dossier zal z.s.m. aan het Openbaar Ministerie te Arnhem worden gezonden. T.a.v. de instructies van de Ib'ers dient betrokkene zich te wenden tot de c-vlb Volkel."

3. De brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee district Noord Brabant/ Limburg conformeerde zich aan de visie van de commandant van Uden, zoals vastgelegd in het rapport van 22 februari 2001.

4. Verder bevond zich bij de reactie van de minister onder meer een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee betreffende verzoekster, van 17 december 2000, opgemaakt door wachtmeesters L. en F. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:

"Op zondag 17 december 2000, om 12.00 uur werd verdachte S. geleid voor voornoemde Hulpofficier van Justitie. Na verdachte kort te hebben gehoord gaf voornoemde Hulpofficier van Justitie verbalisant B. opdracht verder onderzoek in te stellen. Van de aanhouding en voorgeleiding van verdachte S. is proces verbaal opgemaakt, dat als paragraaf 1.4.3 bij dit proces verbaal gevoegd is.

Op zondag 17 december 2000 om 12.31 uur hoorde, verbalisant B., op de brigade der Koninklijke Marechaussee Uden de verdachte S.. Zij verklaarde tegen kernwapens te zijn en overhandigde verbalisant B. een brief gedateerd 17 december 2000, waarvan verdachte wenste dat deze bij het proces-verbaal werd gevoegd. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte S. is als paragraaf 2.2.10 bij dit proces-verbaal gevoegd.

Op zondag 17 december 2000, om 12.00 uur is verdachte S., verdacht: van overtreding artikel 141 in verband met artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht in verzekering gesteld in het belang van het onderzoek, het proces-verbaal van de inverzekeringstelling is als paragraaf 1-4.4 bij dit proces-verbaal gevoegd.

Op maandag 18 december 2000, om 11.07 uur is verdachte S. door verbalisanten V. en P. andermaal gehoord. Met betrekking tot haar aanhouding en aktie wenste zij geen verklaring af te leggen. Het proces-verbaal van tweede verhoor is als paragraaf 2.2.11 bij dit proces-verbaal gevoegd.

Op maandag 18 december 2000, om 12.37 uur is verdachte S. na overleg met de Hulpofficier van Justitie, de opperwachtmeester K. in vrijheid gesteld."

5. Tenslotte bevond zich bij de reactie van de Minister ook een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee betreffende verzoekster, van 27 december 2000, opgemaakt door wachtmeesters L. en F. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:

“Op 27 december 2000 te 18.31 uur is verdachte S. geleid voor eerste luitenant L, hulpofficier van Justitie. Hij stelde na verhoor verdachte S. op 27 december 2000 te 19.35 uur in verzekering aangezien verdachte openlijk in vereniging vernieling had gepleegd (kapot knippen van het hekwerk van de vliegbasis Volkel) zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar op 27 december 2000 omstreeks 14.13 uur nabij de "Duitse Poort" van de vliegbasis Volkel aan de Nieuwe Dijk -te Odiliapeel, gemeente Uden Artikelen 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling en Bevel tot inverzekeringstelling zijn als 1.9.4 bij dit proces-verbaal gevoegd."

D. REACTIE VAN VERZOEKSTER

Verzoekster deelde via haar gemachtigde in reactie op de informatie van de minister van Defensie mee dat zij haar klacht onverkort handhaafde.

E. Nadere REACTIE van de minister van Defensie

De minister van Defensie reageerde bij brief van 15 februari 2002 op de door de Nationale ombudsman nader gestelde vragen als volgt:

“…2. Welke maatregelen zijn getroffen met betrekking tot de ruimte waarin arrestanten na aanhouding worden opgesloten? Zullen nog andere maatregelen worden getroffen?"

Op 3 april 2002 deelde de minister van Defensie hierop onder meer het volgende mee.

(…)

Ten aanzien van vraag 2:

De ruimte waarin personen na hun aanhouding worden ondergebracht, is inmiddels voorzien van werkende verlichting, verwarming en goed meubilair. Deze ruimte wordt met regelmaat schoongemaakt. Daarnaast zal op korte termijn een nieuwe sanitaire voorziening worden geplaatst. Begin 2001 is de officier van Justitie de heer Gr. van het parket 's-Hertogenbosch op bezoek geweest en deze vond de wachtruimte vergelijkbaar met arrestantenverblijven van de politie.

Ten aanzien van de celruimten, luchtplaats en passantenruimte van brigade Koninklijke Marechaussee Uden deel ik u mede dat, naar aanleiding van ervaring met eerder aangehouden verdachten, thans is verordend dat op de brigade Koninklijke Marechaussee Uden geen gebruik mag worden gemaakt van de celruimten en dat in principe niet meer dan twee verdachten mogen worden ondergebracht in de passantenruimte en/of luchtplaats. Momenteel wordt de brigade Koninklijke Marechaussee Uden verbouwd en zullen celruimten en luchtplaats niet meer terugkeren binnen de infrastructuur van de brigade. De nieuwe passantenruimte zal gaan voldoen aan de vigerende bepalingen omtrent inrichting en gebruik van een dergelijke ruimte. Indien aangehouden verdachten dienen te worden ingesloten in een celruimte wordt een beroep gedaan op de regiopolitie en/of een andere brigade van de Koninklijke Marechaussee…"

F. BEZOEK AAN DE VLIEGBASIS VOLKEL

1. Op 28 juni 2002 brachten twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman een bezoek aan de vliegbasis Volkel. Ter plaatse legde majoor K. tegenover hen een verklaring af, hierna weergegeven onder G.

Ook de ophoudruimte werd bekeken. Van deze ruimte werd de volgende omschrijving gegeven. Deze ruimte bestaat uit drie ruimtes naast elkaar, die uitkomen op een hal. Twee van deze ruimtes zijn in gebruik als ophoudruimte en de derde ruimte wordt gebruikt door de hulpofficier van justitie. De twee ophoudruimtes verschillen in grootte, en hebben een oppervlakte van ongeveer vier vierkante meter, respectievelijk ongeveer zes vierkante meter. Zij zijn voorzien van een ijzeren deur. Er zijn geen ramen in deze ruimtes. In de muur die de twee ruimtes verbindt, bevindt zich een rooster (een gat met daarvoor kunststof gaas). In de kleinste ruimte zijn een tafel en twee stoelen geplaatst. In de grootste ruimte zijn naast een tafel meerdere stoelen geplaatst. Buiten deze drie ruimtes bevindt zich een toilet. Voorheen bevond zich achter in de grootste ruimte een chemisch toilet. Ook bevindt zich in de twee ophoudruimtes verwarming. Deze is aangebracht in de periode ná de klacht. Ook is er tl-verlichting.

G. VERKLARING MAJOOR K.

Op 28 juni 2002 deelde majoor K. tegenover twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende mee:

"Op 28 juni 2002 heeft de Nationale Ombudsman een oriënterend werkbezoek gebracht aan de Vliegbasis Volkel. Uit gesprekken met de Commandant 640 Squadron (verantwoordelijk voor de bewaking van de Vliegbasis) is o.a. het volgende naar voren gekomen.

Activisten brengen met het doorknippen van hekwerk plm € 40.000,- schade per jaar aan. Er zijn wekelijks acties. Onlangs nog is een bedrijf drie dagen aan het werk geweest om het hekwerk te repareren. Momenteel doen we een proef op de vliegbasis Volkel met een nieuw detectiesysteem (hekwerk). Rondom het terrein van de vliegbasis staat in totaal ongeveer veertien kilometer hekwerk. Het hekwerk is 1.70 a 1.80 meter hoog. U begrijpt dat het voor activisten dan vrij gemakkelijk is met succes het hekwerk te vernielen.

In gebouw 309 bevinden zich drie ruimtes in een rij naast elkaar. De eerste ruimte is bestemd voor de Officier van Justitie. In de tweede (A) en derde (B) ruimte verblijven aangehouden personen in afwachting van een opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. Voorheen stond er in ruimte B een open sanitaire voorziening. Uit privacyoverwegingen hebben we buiten een toiletgebouwtje geplaatst. Er zitten immers soms meerdere personen, soms van verschillende sekse in één ruimte. Het toilet buiten wordt standaard eens per week gereinigd én daags nadat arrestanten hier hebben verbleven.

Na de eerste klacht over de verblijven hebben we verwarming laten aanleggen. In alledrie de ruimtes is nu verwarming. De temperatuur kan geregeld worden vanuit de ruimte die is bestemd voor de Officier van Justitie.

Indien zich personen in de verblijven bevinden blijft de patrouille aanwezig ter bewaking en controle. Een patrouille bestaat uit twee personen of één hondengeleider met hond. Bij bekende activisten, waarvan we weten dat ze zich rustig gedragen, staat de deur van de ruimte waarin ze zitten open. Zij gaan gewoon binnen zitten en lezen een krantje. In andere gevallen, met name bij grote -aangekondigde- acties, gaat de deur op slot. Indien de deur op slot gaat, staat de patrouille voor de deur van de ruimte waarin de arrestanten zitten. De patrouille luistert naar wat binnen gebeurt, of de arrestant zichzelf niets aandoet. Wij mogen niet fouilleren, dus in theorie kunnen ze met scherpe voorwerpen of wapens in hun zakken in de ruimtes verblijven. De arrestanten kunnen de patrouille vragen om van het toilet gebruik te maken. Dit wordt in principe altijd toegestaan.

De duur van het verblijf van de arrestanten in ruimte A of B is afhankelijk van het feit of de Koninklijke Marechaussee uit Uden, Eindhoven of De Peel moet komen. Het is bij mijn weten niet voorgekomen dat hun komst langer dan drie uur heeft geduurd. De arrestanten worden onmiddellijk overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee zodra deze zijn gearriveerd. Het komt zelden voor dat iemand 's nachts wordt aangehouden. Elke aanhouding wordt opgetekend in het logboek. De verlichting in de ruimtes A en B blijft altijd aan.

Ook is gesproken over de scherpe randen die aan een deur van ruimte A zouden hebben gezeten. Deze scherpe randen zijn ontstaan doordat activisten aan de binnenkant het slot onklaar hadden gemaakt. Bewakingspersoneel had geen toegang meer derhalve moest de deur worden open geslepen. De deur is gelijk na het voorval gerepareerd, dus nu zijn er geen scherpe randen meer."

Achtergrond

1. Wetboek van Strafvordering

Artikel 53

"1. In geval van ontdekking op heeter daad is ieder bevoegd den verdachte aan te houden.

2. In zoodanig geval is de officier van justitie of de hulpofficier bevoegd den verdachte, na aanhouding, naar eene plaats van verhoor te geleiden; hij kan ook diens aanhouding of voorgeleiding bevelen.

3. Geschiedt de aanhouding door een anderen opsporingsambtenaar, dan draagt deze zorg dat de aangehoudene ten spoedigste voor den officier van justitie of een van diens hulpofficieren wordt geleid.

4. Geschiedt de aanhouding door een ander, dan levert deze den aangehoudene onverwijld aan een opsporingsambtenaar over, onder afgifte aan deze van mogelijk in beslag genomen voorwerpen, die dan handelt overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid en, zo nodig, de artikelen 156 en 157."

Artikel 57

"1. De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, na hem verhoord te hebben, in het belang van het onderzoek bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld.

2. De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

3. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier of de hulpofficier die het bevel verleent. Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.

4. De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.

5. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte."

Artikel 61

"1. Indien de verdachte niet overeenkomstig artikel 57 in verzekering wordt gesteld, noch overeenkomstig artikel 60 voor de rechter-commissaris wordt geleid, wordt hij in vrijheid gesteld, tenzij hij op bevel van de officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte is geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, voor ten hoogste zes uren wordt opgehouden voor onderzoek. Tijdens het ophouden voor onderzoek wordt de verdachte gehoord.

2. Indien de ophouding met het oog op het vaststellen van de identiteit plaatsvindt, kan ten aanzien van een verdachte ten aanzien van wie verdenking bestaat terzake van een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten de in het eerste lid genoemde termijn van zes uren, op bevel van de officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte is geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, in het belang van het onderzoek eenmaal met ten hoogste zes uren worden verlengd.

3. Voor de berekening van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen wordt de tijd tussen middernacht en negen uur 's morgens niet meegerekend.

4. Het bevel tot verlenging is gedagtekend en ondertekend.

5. Het bevel geeft een korte omschrijving van het strafbare feit ten aanzien waarvan een verdenking bestaat en de feiten of omstandigheden waarop de verdenking is gegrond."

2. Wetboek van Strafrecht

Artikel 141

"1. Zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

2. De schuldige wordt gestraft:

1°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

2°. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien dat geweld de dood ten gevolge heeft.

3. Artikel 81 blijft buiten toepassing."

Artikel 350

"1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt."

Artikel 461:

"Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt (...), wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie."

Instantie: Koninklijke Luchtmacht

Klacht:

Verblijfsomstandigheden op vliegbasis Volkel na aanhoudingen verzoekster: ingesloten in ruimte die ongeschikt was voor verblijf omdat ruimte stoffig was, geen verwarming aanwezig; in deur gat geslepen met scherpe, gevaarlijke randen; onvoldoende verlichting aanwezig; bewakingspersoneel 's avonds niet aanwezig; geen gelegenheid om te zitten.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Koninklijke Luchtmacht

Klacht:

Tijd die is gemoeid met overdracht van verzoekster na aanhouding aan KMAR.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Overname verzoekster op 17 december 2000.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Ambtenaren hebben verzoekster, nadat zij was aangehouden, niet voorgeleid aan officier van justitie .

Oordeel:

Gegrond