Verzoekster woont in de gemeente Leiden aan de gemeentegrens met de gemeente Leiderdorp. Verzoeksters woning ligt niet in het verspreidingsgebied van het huis-aan-huisblad waarin de gemeente Leiderdorp aanvragen van bouwvergunningen bekendmaakt. Verzoekster klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp haar heeft meegedeeld dat de gemeente Leiderdorp niet zal voldoen aan haar verzoek om haar van ingediende aanvragen van bouwvergunningen op de hoogte te stellen door middel van toezending van afschriften van bovenbedoelde bekendmakingen in het huis-aan-huisblad.
Beoordeling
1. Verzoekster woont in de gemeente Leiden (in de Merenwijk) aan de gemeentegrens met de gemeente Leiderdorp. Verzoekster kijkt uit op de Zijldijk (Boterhuispolder) te Leiderdorp. Verzoeksters woning ligt niet in het verspreidingsgebied van het huis-aan-huisblad waarin de gemeente Leiderdorp aanvragen van bouwvergunningen bekend maakt (het Leiderdorps Weekblad). Vanaf 2001 correspondeert verzoekster met de gemeente Leiderdorp betreffende de bouwontwikkelingen op diverse percelen aan de Zijldijk in die gemeente. Zij diende onder meer bedenkingen in tegen het voornemen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp om vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het bestemmingsplan voor de vestiging van een agrarisch loonwerkersbedrijf met dienstwoning aan de Zijldijk. Tevens maakte zij bezwaar tegen verleende bouwvergunningen ter plaatse.
2. Verzoekster wees het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp er in haar brief van 26 mei 2002 op het college te hebben verzocht om haar op de hoogte te houden van aanvragen van bouwvergunningen aan de Zijldijk en dat zij het Leiderdorps Weekblad niet ontvangt, zodat publicatie van een aanvraag in dat blad wat haar betreft niet volstaat. Verzoeksters klacht over de informatieverstrekking door de gemeente aan verzoekster inzake bouwaanvragen aan de Zijldijk werd - na tussenkomst van de Nationale ombudsman - door de gemeente Leiderdorp in behandeling genomen overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
In het “rapport van bevindingen” van de gemeentelijke klachtcoördinator van 17 oktober 2002 werd gesteld dat het college niet verplicht is belanghebbenden rechtstreeks op de hoogte te houden van ingediende vergunningaanvragen, maar dat het college wel verplicht is in een huis-aan-huisblad te publiceren welke bouwaanvragen zijn ingediend. Volgens dit rapport moeten belanghebbenden, wanneer dit blad niet bij hun wordt bezorgd, er zelf voor zorgen dat zij op andere wijze de beschikking krijgen over de gemeentelijke publicaties. Het rapport stelt verder onder meer dat zulks de lijn is in de jurisprudentie en dat het Leiderdorps Weekblad op diverse plaatsen verkrijgbaar is, ook voor verzoekster.
In de beslissing op de klacht van 22 oktober 2002 deelde het college verzoekster mee zich te kunnen vinden in de conclusies van bovenbedoeld rapport. Het college stelde niet tegemoet te willen komen aan verzoeksters verzoeken op de hoogte te worden gehouden van vergunningaanvragen. Volgens het college is de gemeente in principe niet verplicht de gemeentelijke publicaties persoonlijk toe te sturen wanneer het weekblad niet wordt ontvangen. Betrokkenen moeten zelf zorgen dat zij op de hoogte raken van publicaties die voor hen van belang kunnen zijn. Het college wees verzoekster er op dat het weekblad, ook voor haar, op verschillende plaatsen gratis te verkrijgen is. Volgens het college verkeert verzoekster niet in een zodanig uitzonderlijke positie dat dit toezending van de publicaties vereist.
3. Verzoekster klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp haar heeft meegedeeld dat de gemeente Leiderdorp niet zal voldoen aan haar verzoek om haar van ingediende aanvragen van bouwvergunningen op de hoogte te stellen door middel van toezending van afschriften van bovenbedoelde bekendmakingen in het huis-aan-huisblad.
Verzoekster brengt naar voren dat voor haar als inwoonster van de gemeente Leiden het niet ontvangen van het Leiderdorps Weekblad regel is, daar waar het niet ontvangen van dit blad voor inwoners van de gemeente Leiderdorp uitzondering is, zodat het niet redelijk is om verzoekster er op te wijzen dat ook zij gebruik kan maken van de voor de inwoners van Leiderdorp bestaande mogelijkheid om het Leiderdorps Weekblad in geval van niet-ontvangst bij een uitgiftepunt op te halen. Dit terwijl verzoekster, als grensbewoonster aan de Leidse zijde minstens zo veel belang heeft bij publicaties met betrekking tot de Zijldijk als de gemiddelde inwoner van Leiderdorp. Verder wijst verzoekster op een tweetal uitspraken (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 1994, AB 1995/221 en voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 oktober 1994, AB 1995/222; beide opgenomen onder Achtergrond, onder 2) waarin publicatie in een gemeentelijk huis-aan-huisblad niet volstond.
4. In reactie op de klacht stelde het college zich op het standpunt dat de gemeente niet gehouden is verzoekster afschriften van bekendmakingen van ingediende aanvragen van bouwvergunningen toe te zenden. Op verzoek van de Nationale ombudsman gaf het aan welke jurisprudentie, zoals bedoeld in bovenbedoeld rapport van bevindingen van de gemeentelijke klachtcoördinator, dit standpunt volgens het college ondersteunde. Deze jurisprudentie is opgenomen onder Achtergrond, onder 1. Deze jurisprudentie bevestigt volgens het college het standpunt van de gemeente dat het niet ontvangen van een huis-aan-huisblad in beginsel voor risico van de burger is.
Verder wees het college er op dat het Leiderdorps Weekblad op diverse adressen gratis kan worden afgehaald en dat de mededelingen van bouwaanvragen bovendien bekend worden gemaakt via de internetsite van de gemeente Leiderdorp, via de TV-krant op teletekst en via Radio Leiderdorp, FM en via de kabel, dagelijks tussen 16.00 en 17.00 uur. Volgens het college voldoet het aan zijn zorgplicht om alle belanghebbenden in de gelegenheid te stellen de betreffende informatie tot zich te nemen.
Voorts merkte het college ten aanzien van de door verzoekster aangevoerde jurisprudentie het volgende op. Bij aanvragen van bouwvergunningen geldt voor derden het belanghebbende-criterium. In de uitspraken waarnaar verzoekster verwijst, is het verlenen van een milieuvergunning voorwerp van geding. Het college wees er op dat een ieder tegen een ontwerp-beschikking op de aanvraag van een milieuvergunning bedenkingen kan inbrengen. Volgens het college is de kring van belanghebbenden dan ook aanzienlijk groter (dan bij een bouwvergunning) en is deze niet gebonden aan één plaats. Dit betekent volgens het college dat het bestuursorgaan van geval tot geval moet onderzoeken wat de geëigende weg is om (de ontwerp-beschikking op) de aanvraag te publiceren. De door verzoekster bedoelde uitspraken hebben volgens het college betrekking op de grote discrepantie tussen enerzijds het (grote) belang en anderzijds de (te beperkte) wijze van publicatie, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de in één van beide uitspraken aan de orde zijnde aanvraag van een milieuvergunning voor een groot overdekt tennis- en squashcentrum in een park dat een groot verzorgingsgebied heeft, waarvan de ontwerp-beschikking slechts was gepubliceerd in een wijkgericht huis-aan-huisblad.
5. In reactie hierop merkte verzoekster per e-mail onder meer op dat radio Leiderdorp via de kabelaansluiting in de Merenwijk in Leiden niet te beluisteren is, dat de TV-krant via de kabelaansluiting in genoemde wijk in Leiden niet voorziet in informatie over de gemeente Leiderdorp en dat deze mogelijkheden kennelijk niet voldoende worden geacht voor de inwoners van de gemeente Leiderdorp, die immers hiernaast nog het Leiderdorps Weekblad ontvangen. Verder stelde verzoekster zich op het standpunt dat de door de gemeente aangevoerde jurisprudentie betrekking heeft op de (on)verschoonbaarheid van de overschrijding van de termijn van het instellen van beroep, welke situatie volgens verzoekster hier niet aan de orde is. Volgens verzoekster is daarentegen hier de vraag aan de orde of de gemeente verzoekster in redelijkheid heeft kunnen mededelen haar niet persoonlijk op de hoogte te houden van ingediende aanvragen voor bouwvergunningen, met als enig argument dat zij daartoe niet wettelijk verplicht is.
Naar aanleiding van de opmerking van de gemeente dat de door verzoekster aangedragen jurisprudentie niet van toepassing is, omdat deze niet betrekking heeft op aanvragen van bouwvergunningen maar op (ontwerp-beschikkingen op) aanvragen van milieuvergunningen, stelde verzoekster dat haar klacht ook wel degelijk betrekking heeft op de informatieverstrekking door de gemeente betreffende milieuvergunningen.
6. Het college wees er vervolgens onder meer op dat de gemeente Leiderdorp geen milieuvergunningen verleent. Omdat deze bevoegdheid is overgedragen aan de regionale Milieudienst West-Holland, dient verzoekster zich volgens het college met haar vragen en kanttekeningen bij de wijze waarop zij inzake milieuvergunningen wordt geïnformeerd te wenden tot deze gemeenschappelijke regeling. Volgens het college is hier dus slechts aan de orde de wijze waarop de gemeente Leiderdorp aanvragen voor bouwvergunningen publiceert.
7. Op grond van artikel 41 van de Woningwet wordt van een aanvraag om bouwvergunning binnen twee weken na ontvangst daarvan door burgemeester en wethouders kennisgegeven in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
De gemeente Leiderdorp geeft van bij haar ingediende aanvragen om bouwvergunningen kennis in het Leiderdorps Weekblad en voldoet hiermee in het algemeen aan artikel 41 van de Woningwet.
8. Hier is de vraag aan de orde of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp in redelijkheid mag weigeren om verzoekster - die als inwoonster van de gemeente Leiden, vlak bij de gemeentegrens met de gemeente Leiderdorp, het Leiderdorps Weekblad niet ontvangt - persoonlijk op de hoogte te stellen van de bij de gemeente Leiderdorp ingediende aanvragen om een bouwvergunning aan de Zijldijk, gelegen aan de Leiderdorpse zijde van de gemeentegrens.
9. De gemeente Leiderdorp stelt de door verzoekster gewenste informatie naast publicatie in het Leiderdorps Weekblad ook op andere wijze beschikbaar. Van de door het college genoemde mogelijkheden tot kennisname van bedoelde informatie kan verzoekster op relatief eenvoudige wijze gebruik maken. Dit geldt in ieder geval voor de internetsite van de gemeente Leiderdorp - gezien het feit dat verzoekster onder meer communiceert vanaf haar eigen e-mailadres moet het ervoor worden gehouden dat zij toegang heeft tot het internet - alsmede voor de mogelijkheid om een exemplaar van het Leiderdorps Weekblad gratis af te halen op één van de door de gemeente genoemde adressen. Van verzoekster mag worden verwacht dat zij zelf enige moeite doet om zich als inwoonster van de gemeente Leiden op de hoogte te stellen van de aanvragen van bouwvergunningen in de gemeente Leiderdorp. Deze belasting zal voor verzoekster overigens geringer zijn dan de belasting voor de gemeente Leiderdorp om verzoekster telkenmale persoonlijk te informeren door middel van toezending van afschriften van de bekendmakingen in het Leiderdorps Weekblad.
Gelet op het bovenstaande kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het niet zal voldoen aan verzoeksters verzoeken om haar van ingediende aanvragen van bouwvergunningen op de hoogte te stellen door middel van toezending van afschriften van de bekendmakingen in het Leiderdorps Weekblad.
10. De door verzoekster aangevoerde jurisprudentie doet aan het bovenstaande niet af. Deze jurisprudentie heeft geen betrekking op het kennis geven van een aanvraag om een bouwvergunning, op grond van artikel 41 van de Woningwet, maar op het kennis geven van een ontwerp-beschikking op een aanvraag om een milieuvergunning, op grond van artikel 8.6 en 13.4 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 3:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoeksters klacht (zie onder klacht), die is geformuleerd op grond van haar verzoekschriften van 23 juli en 8 november 2002, waarin wordt geklaagd over het feit dat verzoekster niet op de hoogte wordt gehouden van bouwplannen aan de Leiderdorpse zijde van de gemeentegrens, heeft louter betrekking op bij de gemeente Leiderdorp ingediende aanvragen om een bouwvergunning. Afgezien van het argument van het college, dat verzoekster zich met kanttekeningen bij de wijze waarop kennis wordt gegeven van ontwerp-beschikkingen op aanvragen om een milieuvergunning dient te wenden tot de gemeenschappelijke regeling waaraan de gemeente haar bevoegdheid tot het verlenen van milieuvergunningen volgens het college heeft overgedragen, valt de wijze van kennis geven van deze ontwerp-beschikkingen derhalve buiten het bestek van verzoeksters klacht.
11. Bovendien geldt het volgende. Het kennis geven van een ontwerp-beschikking op een aanvraag om een milieuvergunning is specifiek geregeld in bovengenoemde wetsbepalingen. De jurisprudentie hieromtrent kan niet worden toegepast op het kennis geven van een aanvraag om een bouwvergunning volgens artikel 41 van de Woningwet. De in artikel 3:19, tweede lid, onderdeel b, van de Awb opgenomen zinsnede “op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt” ontbreekt in artikel 41 van de Woningwet. Ook de verplichting tot een niet op naam gestelde kennisgeving aan gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting liggen (“voor zover zodanige kennisgeving kan dienen om het beoogde doel te bereiken”) van artikel 13.4, onderdeel b, van de Wet milieubeheer welke verplichting aan de orde was in één van de door verzoekster aangevoerde uitspraken, ontbreekt in artikel 41 van de Ww. Uit de door de gemeente overgelegde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 28 december 1999, AB 2000/150 (zie achtergrond, onder 1.) volgt veeleer dat de wettelijke vereisten ten aanzien van de publicatie van aanvragen voor bouwvergunningen, neergelegd in artikel 41 Ww, limitatief zijn bedoeld en dat voor zover kennis is gegeven in één van de in artikel 41 Ww genoemde bladen aan artikel 41 Ww is voldaan. Door publicatie van bouwaanvragen in het Leiderdorps Weekblad is gehandeld in overeenstemming met artikel 41 Ww. De omstandigheid dat verzoekster het Leiderdorps Weekblad niet leest ligt op grond van deze jurisprudentie in haar risicosfeer en kan in beginsel dan ook niet aan het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp worden tegengeworpen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen onder 8, 9, 10 en 11, is de onderzochte gedraging behoorlijk.
12. Ten overvloede wordt het volgende opgemerkt. Op grond van de door verzoekster aangedragen jurisprudentie kan ten aanzien van ontwerp-beschikkingen op aanvragen om milieuvergunningen niet in zijn algemeenheid worden gesteld dat kennisgeving in een huis-aan-huisblad onvoldoende is. Van geval tot geval dient te worden bekeken welke wijze van kennis geven voldoende geschikt is. De door verzoekster aangevoerde jurisprudentie heeft onder meer betrekking op een geval waarin een publicatie in een huis-aan-huisblad te beperkt was, gelet op de ruime kring waarin de gevolgen van de voorgenomen activiteit merkbaar zouden zijn. Dit laatste hangt mede samen met de aard van de inrichting. Ingeval van afgifte van milieuvergunningen aan de Zijldijk, is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om te beoordelen of is voldaan aan de in de Wet milieubeheer en de Awb neergelegde eisen aan bovenbedoelde kennisgeving.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp, is niet gegrond.
Onderzoek
Op 8 november 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw V. te Leiden, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp.
Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Tijdens het onderzoek kregen het college en verzoekster de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd het college een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van verzoekster gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.
Het college gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoekster woont in de gemeente Leiden (in de Merenwijk) aan de gemeentegrens met de gemeente Leiderdorp. Verzoekster kijkt uit op de Zijldijk (Boterhuispolder) te Leiderdorp. Verzoeksters woning ligt niet in het verspreidingsgebied van het huis-aan-huisblad waarin de gemeente Leiderdorp aanvragen van bouwvergunningen bekendmaakt. Vanaf 2001 correspondeert verzoekster met de gemeente Leiderdorp betreffende de bouwontwikkelingen op diverse percelen aan de Zijldijk in die gemeente. Zij diende onder meer bedenkingen in tegen het voornemen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp om vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het bestemmingsplan voor de vestiging van een agrarisch loonwerkersbedrijf met dienstwoning aan de Zijldijk. Tevens maakte zij bezwaar tegen verleende bouwvergunningen ter plaatse.
2. Op 26 mei 2002 stuurde verzoekster het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp een brief over de informatieverstrekking door de gemeente aan verzoekster inzake bouwaanvragen aan de Zijldijk. Verzoekster wees het college er in deze brief op het college te hebben verzocht om haar op de hoogte te houden van bouwaanvragen aan de Zijldijk en dat zij het Leiderdorps Weekblad niet ontvangt, zodat publicatie van een aanvraag in dat huis-aan-huisblad wat haar betreft niet volstaat. Op verzoeksters brief reageerde het college bij brief van 6 juni 2003. Hierop reageerde verzoekster bij brief van 15 juni 2003:
"…Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2002, verzonden 10 juni 2002, welke was bedoeld als reactie op onze klacht van 26 mei 2002, merken wij het volgende op.
De essentie van onze in bovengenoemde brief geformuleerde klacht was kort samengevat de volgende:
Wij zijn belanghebbende bij de ontwikkelingen aan de Zijldijk te Leiderdorp;
Wij hebben ons als zodanig bij u bekend gemaakt en u verzocht ons op de hoogte te houden, niet alleen met betrekking tot de bouwplannen ten aanzien nummer 38, maar ook elders aan de Zijldijk;
Wij hebben u er meerdere malen op gewezen, dat wij als bewoners van Leiden het Leiderdorps Weekblad niet ontvangen dus dat publicatie in dat blad wat ons betreft niet volstaat;
U hebt ons nimmer laten weten dat u niet aan ons verzoek wilde voldoen (integendeel: wij ontvingen steeds brieven met de mededeling dat wij nader zouden worden geïnformeerd), maar toch hebt u ons niet adequaat op de hoogte gehouden.
In antwoord hierop stelt u: "In principe geldt de regel dat alles op formeel wettelijke basis wordt bekend gemaakt. Op het moment dat iemand zich naar aanleiding daarvan meldt, wordt hij verder rechtstreeks op de hoogte gehouden omtrent de besluitvorming. Dat is bij de Zijldijk 38 ook gebeurd. Een verdere toezegging is nimmer gedaan". U gaat hiermee volledig voorbij aan de essentie van onze brief te weten enerzijds dat wij het Leiderdorps Weekblad niet ontvangen en hadden verzocht op andere wijze (…) te worden geïnformeerd en anderzijds dat wij er op basis van de in uw ontvangstbevestiging opgenomen opmerking dat wij nader zouden worden geïnformeerd ervan uit gingen dat u ons op de hoogte zou houden.
Het moge zo zijn dat u met uw ontvangstbevestigingen nimmer hebt bedoeld een verdergaande toezegging te doen dan in uw brief van 6 juni j.l. vermeld, maar dan moeten wij vaststellen dat u ons dat nooit met zoveel woorden hebt meegedeeld. Een andere reactie dan de ontvangstbevestigingen hebben wij in anderhalf jaar tijd en ondanks onze herhaalde verzoeken niet ontvangen. Indien u niet bereid was te voldoen aan ons expliciete verzoek ons op de hoogte te houden met betrekking tot de ontwikkelingen aan de Zijldijk, had het in de rede gelegen dat u ons dat met zoveel woorden had bericht. Te meer daar er het laatste jaar vele aanvragen zijn gedaan voor bouwvergunningen aan de Zijldijk (behalve de aanvragen die wij reeds hebben genoemd in onze brief 26 mei j.l., blijkt ook nog een vergunning te zijn gevraagd en verleend voor de bouw van een loods aan Zijldijk 38a) en ons belang dus evident was. Wij verzoeken u hierbij daarom nogmaals expliciet in te gaan op ons verzoek ons op de hoogte te houden van de ontwikkelingen aan de Zijldijk met inachtneming van onze opmerking dat wij het Leiderdorps Weekblad niet ontvangen en derhalve een publicatie in dat weekblad wat ons betreft niet volstaat…"
3. Na tussenkomst van de Nationale ombudsman naar aanleiding van een door verzoekster bij hem op 23 juli 2002 per e-mail ingediend verzoekschrift, werden verzoeksters brieven van 26 mei en 15 juni 2002 door het college behandeld overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het “rapport van bevindingen” van de klachtcoördinator van 17 oktober 2002 luidt als volgt:
"…1. Inhoud Klacht
De klacht is ingediend op 26 mei en 23 juli 2002 voor (verzoekster; N.o.) namens de bewoners (…) (hierna: klagers). De klacht betreft het volgende:
Onbeantwoorde brieven
a. De brieven d.d. 12 januari 2001, 8 maart 2001, 7 februari 2002, 26 mei 2002 en 15 juni 2002 zijn niet of niet adequaat beantwoord;
b. Nooit is een reactie ontvangen op de brief van 26 mei 2002 aan de gemeenteraad, met een afschrift van de klacht (…) die eveneens op 26 mei 2002 was ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Niet duidelijk is of de brief door de raad is behandeld, wat er in dat geval is besloten en waarom de bewoners niet zijn geïnformeerd over de afhandeling ervan.
(…)
4. Overwegingen naar aanleiding van de klachten
Onbeantwoorde brieven
Ad a.
In de brieven van 12 januari 2001 en 8 maart 2001 hebben klagers verzocht hen op de hoogte te houden van het verloop van de procedure inzake de aanvraag om bouwvergunning voor de vestiging van een loonwerkersbedrijf met dienstwoning op het perceel Zijldijk 38 alsmede om toezending van de stukken. Met name uit de brief van 8 maart blijkt uitdrukkelijk dat de bewoners stukken toegestuurd willen krijgen, op de hoogte gehouden willen worden van het verloop van de procedure en van overige aanvragen om vergunning voor bouwplannen aan de Zijldijk. Daarbij gaven zij aan dat zij het Leiderdorps Weekblad niet ontvangen.
Omtrent het verloop van de procedure zijn klagers geïnformeerd in de vorm van toezending van de bekendmaking van het voornemen vrijstelling te verlenen, het verslag van de zitting d.d. 14 juni 2001 waarin bedenkingen naar voren konden worden gebracht, de brief van 31 januari 2002 dat een nieuwe bouwaanvraag was ingediend en de brief van 16 april 2002 dat de eerste bouwaanvraag was ingetrokken. Voor het overige is op genoemde verzoeken niet gereageerd.
Ook op de brief van 7 februari 2002, waarin opnieuw wordt verzocht de bewoners op de hoogte te houden - naar aanleiding van de ontdekking dat een nieuwe bouwaanvraag was ingediend voor het perceel Zijldijk 38 - is niet gereageerd.
De klacht van 26 mei 2002 was aanleiding op 6 juni een reactie te geven. Ook in deze brief is niet expliciet antwoord gegeven op de verzoeken van klagers. Er is niet aangegeven of klagers in het vervolg wel of geen stukken toegestuurd krijgen, of zij wel of niet op de hoogte gehouden worden van het verloop van procedures en nieuwe vergunningsaanvragen. Wel blijkt impliciet dat klagers op de gebruikelijke manier op de hoogte gesteld zullen blijven worden. Summier vermeldt de brief dat alleen wanneer iemand naar aanleiding van een bekendmaking (publicatie) zijn zienswijze omtrent een plan aangeeft, hij op de hoogte wordt gehouden omtrent de verdere besluitvorming. Deze procedure is gevolgd ten aanzien van het plan Zijldijk 38. Uitdrukkelijk is opgemerkt dat een verdere toezegging niet is gedaan.
De brief van 15 juni 2002 is niet beantwoord. Tijdens de zitting is aangegeven dat met de beantwoording daarvan wordt gewacht, totdat de klacht is afgehandeld.
Ad b.
Op de brief die op 26 mei, met een afschrift van de aan het college gerichte klacht van dezelfde datum, aan de raad is gestuurd, is niet gereageerd door het college. Deze brief is in de raadsvergadering van 8 juli 2002 ter afdoening in handen van het college gesteld. Noch van het voorstel aan de raad om de brief ter afdoening in handen van het college te stellen, noch van het raadsbesluit zijn klagers op de hoogte gesteld. (…)
5. Conclusie
Onbeantwoorde brieven
De klachten omtrent de onbeantwoorde dan wel niet adequaat beantwoorde brieven zijn terecht. Herhaaldelijk hebben klagers verzocht om op de hoogte gehouden te worden van lopende en nieuwe procedures alsmede om toezending van stukken. Hieruit had afgeleid moeten worden dat van de gemeente meer werd verwacht dan uitsluitend het toezenden van formele besluiten in het kader van een procedure waarin klagers hun zienswijze hadden gegeven. Het in het geheel niet beantwoorden van brieven (zoals de brieven gericht aan de gemeenteraad of de brief van 15 juni 2002) is niet behoorlijk. Gelet op de diverse verzoeken over een periode van ruim een jaar, is het begrijpelijk dat klagers op dit punt het gevoel hebben onheus behandeld te zijn door de gemeente.
Dit staat overigens los van de vraag of aan de verzoeken van klagers tegemoet moet worden gekomen. Wat betreft het toezenden van stukken, geldt over het algemeen dat betrokkenen hierover moeten kunnen beschikken eventueel na betaling van leges. Een college is echter niet verplicht belanghebbenden rechtstreeks op de hoogte te houden van ingediende vergunningaanvragen. U bent wel verplicht te publiceren welke bouwaanvragen zijn ingediend in een huis-aan-huis verspreid blad. Wanneer dat blad niet wordt bezorgd bij mogelijke belanghebbenden, moeten zij er zelf voor zorgen dat zij op andere wijze de beschikking krijgen over de gemeentelijke publicaties. Dit is ook de lijn in jurisprudentie. Het Leiderdorps Weekblad is overigens op diverse plaatsen verkrijgbaar, ook voor klagers. Het is wel wenselijk klagers tussentijds te informeren wanneer de besluitvorming lang duurt.
Ik stel voor klagers excuses aan te bieden voor het niet en niet adequaat beantwoorden van hun brieven. Voor het overige stel ik voor alsnog expliciet aan te geven dat uw college hen niet rechtstreeks op de hoogte zal houden van ingekomen vergunningaanvragen en dat wanneer zij naar aanleiding van een aanvraag hun zienswijze hebben geuit, zij op de gebruikelijke wijze op de hoogte zullen worden gesteld van de besluitvorming. Voor zover zij informatie willen omtrent de voortgang van een procedure, moeten zij hieromtrent natuurlijk een verzoek kunnen doen dat vervolgens beantwoord wordt…"
4. Bij brief van 22 oktober 2002 besliste het college op verzoeksters klacht:
"…Namens de bewoners (…) te Leiden heeft u een klacht ingediend over de wijze waarop u bent geïnformeerd inzake bouwplannen aan de Zijldijk. Uw klacht is onder meer verwoord in uw brieven van 26 mei en 15 juni 2002 aan ons college en uw mailbericht van 23 juli 2002 aan de Nationale Ombudsman.
Naar aanleiding van uw klacht bent u op 16 oktober in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. In vervolg hierop heeft de klachtencoördinator een rapport van bevindingen opgesteld. Het verslag van de bijeenkomst en het rapport treft u bijgevoegd aan.
Wij kunnen ons vinden in de conclusies van het rapport en zijn van mening dat uw klacht terecht is. Er is nooit duidelijk een antwoord gegeven op uw herhaaldelijke verzoeken om op de hoogte gehouden te worden van de diverse procedures en om stukken toegestuurd te krijgen. Ten onrechte is u niet bericht dat de gemeenteraad uw brieven van 26 mei en (…) ter afdoening in handen van ons college heeft gesteld. (…) Wij bieden u hiervoor onze excuses aan.
(…)
U heeft tijdens de zitting aangegeven dat u alsnog een duidelijk antwoord wilt op uw verzoeken (…).
Aan uw verzoeken op de hoogte gehouden te worden van vergunningaanvragen en het verloop van de procedure willen wij niet tegemoet komen. Wij begrijpen dat u het lastig vindt onze publicaties te bemachtigen, nu het Leiderdorps Weekblad niet bij u wordt bezorgd. De gemeente is in principe niet verplicht de gemeentelijke publicaties persoonlijk toe te sturen wanneer het weekblad niet wordt ontvangen. Dit geldt ook voor inwoners van Leiderdorp. Betrokkenen moeten zelf zorgen dat zij op de hoogte raken van publicaties die voor hen van belang kunnen zijn. Het weekblad is daarom op verschillende plaatsen, ook voor u, gratis te verkrijgen. Gelet hierop zijn wij van mening dat u niet in een zodanig uitzonderlijke positie verkeerd, dat dit toezending van de publicaties vereist.
Wat betreft het verzoek om op de hoogte gehouden te worden van het verloop van procedures zijn wij van mening dat het behoorlijk is u tussentijds te informeren wanneer de besluitvorming lang op zich laat wachten. Dit zullen wij in het vervolg doen. Voor het overige zullen wij u op de gebruikelijke wijze informeren, nadat u heeft gereageerd op een specifiek plan. Dat betekent dat u dan op de hoogte wordt gesteld van bedenkingenprocedures. Wanneer u stukken toegezonden wilt krijgen is dit, tegen betaling van leges natuurlijk mogelijk…"
B. Standpunt verzoekster
Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht. Verzoekster bracht in haar verzoekschrift onder meer naar voren dat voor haar als inwoonster van de gemeente Leiden het niet ontvangen van het Leiderdorps Weekblad regel is, daar waar het niet ontvangen van dit blad voor inwoners van de gemeente Leiderdorp uitzondering is, zodat het niet redelijk is om verzoekster er op te wijzen dat ook zij gebruik kan maken van de voor de inwoners van Leiderdorp bestaande mogelijkheid om het Leiderdorps Weekblad in geval van niet-ontvangst bij een uitgiftepunt op te halen. Dit terwijl verzoekster, als grensbewoonster aan de Leidse zijde - de Zijldijk bevindt zich op de grens tussen Leiden en Leiderdorp - minstens zo veel belang heeft bij publicaties met betrekking tot de Zijldijk als de gemiddelde inwoner van Leiderdorp. Verder wees verzoekster op een tweetal uitspraken (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 1994, gepubliceerd in AB 1995/221 en voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 oktober 1994, gepubliceerd in AB 1995/222; beide opgenomen onder achtergrond, onder 2) waarin publicatie in een gemeentelijk huis-aan-huisblad niet volstond.
C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp
Het college van burgemeester en wethouders reageerde bij brief van 10 januari 2003 op verzoeksters klacht en de door de Nationale ombudsman in het kader van het onderzoek gestelde vragen:
"…Voordat wij ingaan op de door u gestelde vragen willen wij enkele kanttekeningen plaatsen bij deze klacht. Ten aanzien van de verspreiding van het huis-aan-huisblad heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp zich inderdaad op het standpunt gesteld dat het niet aan de gemeente Leiderdorp is om eventueel belanghebbenden per post wekelijks op de hoogte te stellen van aanvragen van bouwplannen. (Verzoekster; N.o.) ziet echter over het hoofd dat de mededelingen van dergelijke aanvragen ook op de volgende wijzen bekend worden gemaakt:
- via de internetsite van de gemeente Leiderdorp, www.leiderdorp.nl, deze internetsite is per augustus 2002 beschikbaar;
- via de TV-krant op teletekst pag. 800-899;
- via Radio Leiderdorp, FM 106.1 of kabel 103.8, dagelijks tussen 16:00 en 17:00 uur.
Hieruit volgt dat (verzoekster; N.o.) om kennis te nemen van de aanvragen voor bouwplannen e.d. niet slechts aangewezen is op het gemeentelijke huis-aan-huisblad.
Daarnaast stellen wij ons op het standpunt dat de gemeente Leiderdorp niet gehouden is (verzoekster; N.o.) afschriften van bekendmakingen van ingediende aanvragen van bouwvergunningen toe te zenden. (verzoekster; N.o.) kan voorzien dat zij als inwoonster van de gemeente Leiden niet wordt geïnformeerd. Daarom is zij gehouden haar eigen verantwoordelijkheid te nemen om de beoogde informatie te verkrijgen. Om deze informatie te krijgen kan zij gebruik maken van bovengenoemde middelen, maar zij kan ook één maal per week het bewuste huis-aan-huisblad ophalen. Naar onze mening is dat geen onredelijk standpunt. Het blad kan immers bij diverse adressen gratis worden opgehaald, te weten:
- het gemeentehuis
- openbare bibliotheek Leiderdorp
- theater de Muzenhof
- cultureel centrum de Sjelter
- boekhandel Liethorps Boeckhuys
- Hairmaxx Van Diepeningenlaan
- Proefmarkt Oranjegalerij
- supermarkt C1000 in de Santhorst
- supermarkt Digros in de Winkelhof
- supermarkt Albert Heijn in de Winkelhof
- supermarkt Hoogvliet in de Leyhof
- Shell, Texaco en BP
Bovenstaande in aanmerking nemend, zijn wij van mening dat wij aan onze zorgplicht hebben voldaan om alle belanghebbenden in de gelegenheid te stellen de betreffende informatie tot zich te nemen.
In uw brief verzoekt u ons de jurisprudentie waarnaar in het "rapport van bevindingen" wordt verwezen, nader te vermelden en toe te lichten. Het betreft hier de volgende uitspraken, te weten de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak RvS van 6 maart 1997 (AB 1997/450), de Afdeling Bestuursrechtspraak RvS van 31 oktober 1996 (AB1997/107) en Afdeling Bestuursrechtspraak RvS van 28 december 1999 (AB 2000/150).
In AB 1997/450 wordt overwogen dat het voor eigen risico is of een derde-belanghebbende het betreffende huis-aan-huisblad ontvangt. Verder wordt overwogen dat het gezien de tijd die bezwaarde reeds op zijn adres woonde - twee jaar - dat hij maatregelen diende te treffen om alsnog het blad bezorgd te krijgen, danwel dat hij langs andere weg van de inhoud van dat blad kennis kon nemen.
In AB 1997/107 wordt een aankondiging in drie bladen voldoende geacht. Een vooraankondiging hoeft niet gevolgd te worden door een individuele benadering, ook niet in het geval als deze bladen niet of nauwelijks in de regio van bezwaarden worden gelezen.
Tenslotte wordt in AB 2000/150 overwogen dat indien bezwaarden de publicatie in het landelijke dagblad niet lezen, dit voor hun eigen risico is. Dit geldt ook indien zij op het moment van publicatie niet aanwezig waren of niet op de betreffende krant geabonneerd zijn.
Deze drie uitspraken bevestigen het standpunt van de gemeente dat het ontvangen van het huis-aan-huisblad in beginsel voor risico van de burger, in casu (verzoekster; N.o.) is.
Verder verzoekt u ons in uw brief gemotiveerd in te gaan op de uitspraken AB 1995/221 en AB 1995/222.
Hierover willen wij eerst het volgende opmerken. Bij aanvragen voor bouwplannen geldt voor derden het belanghebbende criterium. (verzoekster; N.o.) heeft zicht op de betreffende locatie en voldoet daarmee aan het criterium dat de Awb stelt. In de uitspraken waar (verzoekster; N.o.) naar verwijst, is het verlenen van een milieuvergunning voorwerp van geding. Tegen een ontwerpbeschikking op de aanvraag van een milieuvergunning kan een ieder bedenkingen inbrengen. De kring belanghebbende is dan ook aanzienlijk groter en niet gebonden aan één plaats. Dit betekent dat het bestuursorgaan van geval tot geval moet onderzoeken wat de geëigende weg is om de aanvraag te publiceren. In beide uitspraken is een grote discrepantie tussen het belang en de wijze van publicatie voorwerp van geding. Het betreft hier de aanvraag voor een groot overdekt tennis en squashcentrum, in een park dat een groot verzorgingsgebied heeft. De publicatie in een wijkgericht huis-aan-huisblad werd dan ook onvoldoende geacht. In het andere geval is er sprake van de oprichting van een windmolen, zonder enige voorafgaande publicatie in een blad. Het behoeft geen betoog, dat deze handelswijze ook werd gesanctioneerd.
Naar onze mening gaat de vergelijking met de situatie aan de Zijldijk slechts gedeeltelijk op. (Verzoekster; N.o.) is belanghebbende. Zij dient dan ook in staat te zijn om op eenvoudige wijze kennis te nemen van de ingediende aanvragen. Op diverse wijzen kan zij de benodigde informatie verkrijgen, waaronder het raadplegen van internet, de kabelkrant, de regionale omroep of het afhalen van het huis-aan-huisblad op één van de afhaalpunten. Naar onze mening heeft de gemeente Leiderdorp hiermee aan haar plicht tot publiceren voldaan. (Verzoekster; N.o.) dient dan ook op enige wijze haar eigen verantwoordelijkheid te nemen om zodoende de gewenste informatie te verkrijgen…"
D. Reactie verzoekster
Verzoekster reageerde op 5 februari 2003 per e-mail op de reactie van het college:
"…Met betrekking tot de opmerking "(verzoekster; N.o.) ziet echter over het hoofd dat de mededelingen van dergelijke aanvragen ook op de volgende wijzen bekend worden gemaakt:
- via de internetsite van de gemeente Leiderdorp, www.leiderdorp.nl, deze internetsite is per augustus 2002 beschikbaar;
- via de TV-krant op teletekst pag. 800-899;
- via Radio Leiderdorp, FM 106,1 of kabel 103.8, dagelijks tussen 16.00 en 17.00 uur." spreek ik mijn verbazing uit dat de gemeente ons niet eerder op deze mogelijkheden heeft gewezen, ook niet in de klachtenprocedure. Wellicht hangt een en ander samen met het feit dat de klachtenprocedure zich voor augustus 2002 heeft afgespeeld, radio Leiderdorp via de kabelaansluiting in de Merenwijk te Leiden niet te beluisteren is, en de TV-krant (naar ik aanneem is bedoeld de TV-krant van de Lokale omroep Holland Centraal via de kabelaansluiting in de Merenwijk) niet voorziet in informatie over de gemeente Leiderdorp? Verder wens ik op te merken dat deze mogelijkheden kennelijk niet voldoende worden geacht voor de bewoners van Leiderdorp (die ontvangen immers nog steeds het Leiderdorps weekblad, hetgeen ook niet verbaast: slechts weinig werkenden zullen zich kunnen permitteren dagelijks tussen 16.00 en 17.00 naar radio Leiderdorp te luisteren), waarom dan wel voor belanghebbenden uit Leiden?
De door de gemeente Leiderdorp genoemde jurisprudentie betreft zoals ik al verwachtte de jurisprudentie met betrekking tot de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen. Deze situatie is hier echter niet aan de orde. De vraag die wel aan de orde is of een redelijk handelende gemeente - als zij er door belanghebbenden op is gewezen dat zij het plaatselijk 'sufferdje' niet ontvangen, maar wel op de hoogte willen blijven van bepaalde ontwikkelingen - kan volstaan met eerst deze verzoeken gedurende anderhalf jaar te negeren, en dat te stellen: "ik ben niet verplicht iets te doen, dus ik doe het niet".
Deze vraag dient naar mijn mening ontkennend te worden beantwoord.
Met betrekking tot de door mij aangedragen jurisprudentie merkt de gemeente op, dat in deze uitspraken het verlenen van een milieuvergunning in het geding is, daarmee suggererend dat het hier alleen om bouwvergunningen gaat. Dat is niet het geval: toen de firma X een milieuvergunning had aangevraagd, is de ontwerpvergunning ons niet (spontaan) toegezonden, terwijl van enige voorafgaande publicatie geen sprake is geweest (wel van een verzoek ons op de hoogte te houden)…"
E. Reactie college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp
Het college liet bij brief van 14 maart 2003 het volgende weten:
"…(Verzoekster; N.o.) stelt dat de gemeente Leiderdorp suggereert dat de vergunningen aan de Zijldijk enkel het verlenen van bouwvergunningen betreft. (Verzoekster; N.o.) voert vervolgens aan dat de firma X een milieuvergunning heeft aangevraagd en zij hiervan niet in kennis is gesteld of in de gelegenheid is gesteld hier kennis van te nemen.
Allereerst willen wij opmerken dat (verzoekster; N.o.) hier een nieuw gegeven te berde brengt, wat onnodig verwarring oplevert. De gemeente Leiderdorp verleent namelijk geen milieuvergunningen. Deze bevoegdheid is in het kader van een gemeenschappelijke regeling overgedragen aan de regionale Milieudienst West-Holland. Alle milieuvergunningen worden door deze dienst gecoördineerd. Mocht (verzoekster; N.o.) vragen of kanttekeningen hebben bij de wijze waarop zij van aanvragen om milieuvergunningen in kennis wordt gesteld, dan dient zij zich met haar klachten te vervoegen bij de milieudienst. Wij stellen ons als gemeente dan ook op het standpunt dat de vraag in dit geschil gaat over de wijze waarop de gemeente Leiderdorp aanvragen om bouwvergunningen publiceert.
Met betrekking tot het publiceren van aanvragen om bouwvergunning moet bedacht worden dat het regionaal effect minder groot is dan bij het verlenen van milieuvergunningen. Wij zijn dan ook van mening dat het publiceren van een aanvraag voor een milieuvergunning enkel in een plaatselijk huis-aan-huisblad eerder onvoldoende is dan het publiceren van een bouwvergunning. Nu hier geen sprake is van een uitzonderlijk bouwwerk kan met een normale kennisgeving in het huis-aan-huisblad worden volstaan. Wij verwijzen hiervoor naar de reeds genoemde jurisprudentie en naar ons eerder geformuleerde standpunt hieromtrent.
In ons vorige schrijven hebben wij reeds betoogd dat (verzoekster; N.o.) al geruime tijd in Leiden woont en dus ook weet dat zij niet in het verspreidingsgebied van het Leiderdorps huis-aan-huisblad woont. Met deze wetenschap mag van (verzoekster; N.o.) een grotere eigen verantwoordelijkheid verwacht worden. Ook hebben wij gesteld dat (verzoekster; N.o.) op zeer eenvoudige wijze aan het gemeentelijke huis-aan-huisblad kan komen en ook sinds september 2002 gebruik kan maken van de gemeentelijke website www.leiderdorp.nl op internet.
Wij herhalen nogmaals ons standpunt - onder verwijzing naar de in ons vorige schrijven behandelde jurisprudentie - dat de gemeente Leiderdorp aan haar plicht tot publiceren heeft voldaan.
Het college is verder van mening dat van iedere burger een zekere eigen verantwoordelijkheid mag worden verwacht, temeer omdat op meerdere wijzen de gewenst informatie beschikbaar is en hiervoor weinig inspanning van betrokkene nodig is.
Dit uitgangspunt is ook op (verzoekster; N.o.) van toepassing…"
Achtergrond
1. De door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp aangevoerde jurisprudentie
Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 6 maart 1997 (AB 1997/450):
“…[Essentie] Bezwaarschrift tegen bouwvergunning ten onrechte ontvankelijk geacht wegens verschoonbare termijnoverschrijding; risico voor niet ontvangen huis-aan-huisblad voor rekening van derde-belanghebbende. [Gem. Oosterhout] Het bezwaarschrift van Van Beurden is eerst op 5 febr. 1996 ingekomen bij burgemeester en wethouders, derhalve na de bezwarentermijn. Bij de beantwoording van de vraag of krachtens art. 6:11 Awb aan de termijnoverschrijding kan worden voorbijgegaan, moet worden vooropgesteld dat het voorschrift van de Woningwet inzake de bekendmaking van bouwaanvragen in acht is genomen.
Aan art. 41 Woningwet, waarin is bepaald dat een aanvraag binnen veertien dagen na ontvangst daarvan door of vanwege burgemeester en wethouders wordt bekendgemaakt door kennisgeving van de aanvraag in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws-of huis-aan-huisblad, is voldaan door publicatie van de bouwaanvraag in het huis-aan-huisblad het "Kanton" van 16 nov. 1995. Voorts is de mededeling van het besluit tot vergunningverlening gepubliceerd in het "Kanton" van 21 dec. 1995. Ter verontschuldiging van de termijnoverschrijding heeft Van Beurden erop gewezen dat hij voornoemd blad nimmer heeft ontvangen. Deze omstandigheid is onvoldoende reden om te oordelen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor zover Van Beurden ter zake heeft gesteld dat hij op 25 maart 1996, nadat hij eerder de bezorger van dit blad had aangesproken, een brief heeft gestuurd naar het "Kanton" aangaande de problemen met betrekking tot de ontvangst van dit blad, overweegt de voorzitter dat het op de weg van Van Beurden had gelegen veel eerder - Van Beurden is sedert juli 1993 woonachtig op het huidige adres - en los van deze zaak, maatregelen te treffen teneinde te bewerkstelligen dat het blad alsnog zou worden bezorgd, dan wel dat hij langs andere weg van de inhoud van dat blad kennis kon nemen…"
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 31 oktober 1996 (AB 1997/107):
“…[Essentie] Termijnoverschrijding vanwege onbekendheid met besluit; publicatie in drie dagbladen voldoende; geen vooraankondiging gevolgd door individuele benadering. Ter verschoning van deze termijnoverschrijding hebben appellanten met name als reden aangevoerd dat zij niet binnen de beroepstermijn kennis hebben kunnen nemen van het bestreden besluit, aangezien de bladen waarin dit bekend is gemaakt niet of nauwelijks in hun regio worden gelezen.
De Afdeling kan appellanten hierin echter niet volgen en is van oordeel dat het bestuur van het waterschap door middel van de publicaties in de drie genoemde bladen op genoegzame wijze bekendheid heeft gegeven aan het bestreden besluit.
De Afdeling acht het dan ook niet aannemelijk dat appellanten niet tijdig van dit besluit kennis hebben kunnen nemen…”
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 28 december 1999 (AB 2000/150):
“…[Essentie] Publicatie van aanvraag bouwvergunning in landelijk dagblad i.p.v. in huis-aan-huisblad; termijnoverschrijding bij indiening bezwaarschrift niet verschoonbaar; geen hoorplicht voorafgaand aan bouwvergunningverlening. Burgemeester en wet houders hebben de ontvangst van de aanvraag gepubliceerd in Het Parool van 1 februari 1995. Daarmee hebben zij voldaan aan de wettelijke vereisten ten aanzien van de publicatie van aanvragen voor bouwvergunningen, neergelegd in art. 41 van de Woningwet. Anders dan appellanten hebben gesteld, is kennisgeving van de aanvraag in een huis-aan-huisblad niet vereist.
(...) De omstandigheid dat appellanten Het Parool niet lezen en dat zij omstreeks de datum van publicatie niet aanwezig waren, ligt in hun risico sfeer en kan in beginsel ook niet aan burgemeester en wethouders worden tegengeworpen. Hierbij wordt met name in aanmerking genomen, dat het bezwaarschrift eerst twee jaar na verlening van de bouwvergunning is ingediend…"
2. De door verzoekster aangevoerde jurisprudentie
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 1 november 1994 (AB 1995/221):
"…[Essentie] Te beperkte kennisgeving ontwerp-beschikking. [Stadsdeel Buitenveldert]
Duidelijk is dat de vergunningaanvraag betrekking heeft op een zeer groot sportcomplex, waarin ook op professioneel niveau sport zal worden beoefend. Onbestreden is voorts dat het Amsterdamse bos door een aanzienlijk deel van de bevolking van Amsterdam en omstreken wordt bezocht. De argumenten van verweerder om te volstaan met publikatie van de ontwerp-beschikking in de Buitenveldertse Courant, onderschrijft de Afdeling bestuursrechtspraak, gelet op de omvang van de mogelijke milieu-effecten van de inrichting, niet.
[Tekst]
(…) Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan de Maatschappij tot Ontwikkeling van Sportaccommodaties BV te Amsterdam een vergunning onder voorschriften inge volge de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een sportcomplex aan de Koenenkade te Amsterdam.
Het complex zal 26 tennnisbanen in de open lucht alsmede sporthallen met daarin onder andere tennisbanen, squashbanen, een fitnessruimte en een horecavoorziening omvatten. Het betreft hier een van de grootste tenniscentra van Nederland.
In de aanvraag is aangegeven dat de inrichting op jaarbasis ca. 45 000 bezoekers zal trekken.
De oppervlakte van de inrichting zal ca. 4,2 hectare bedragen. De inrichting zal voor een groot deel worden opgericht op de zogenaamde Vietnamweide in het Amsterdamse bos.
Appellanten kunnen zich met het besluit niet verenigen op de nader in hun beroepschriften aangegeven gronden.
Zij hebben als bezwaar van formele aard naar voren gebracht dat publicatie van de ontwerp-beschikking niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De ontwerp-beschikking is slechts gepubliceerd in de Buitenveldertse Courant. Naar hun mening had niet mogen worden volstaan met een kennisgeving in dit huis-aan-huisblad, doch had deze ook in andere bladen met een ruimer verspreidingsbereik moeten worden gepubliceerd. Volgens appellanten heeft deze gebrekkige wijze van publicatie tot gevolg gehad dat veel inwoners van Amsterdam en omstreken en milieuorganisaties, die in eerdere procedures tegen de komst van het tennispark bezwaar hebben gemaakt, niet op de hoogte waren van de ontwerp-beschikking, strekkende tot vergunningverlening, en daartegen derhalve geen bezwaren hebben kunnen indienen. (…)
Verweerder stelt zich blijkens de overwegingen van het bestreden besluit op het standpunt dat de afweging die in het kader van de procedure tot vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer moet worden gemaakt een beperkter strekking heeft dan de reeds gemaakte afweging in de sfeer van de ruimtelijke ordening. In verband hiermee kon volgens verweerder worden volstaan met publicatie in de Buitenveldertse Courant.
Bovendien zijn volgens verweerder reeds alle mogelijke bezwaren naar voren gebracht. (…) In art. 13.10 tweede lid aanhef en onder b Wet milieubeheer (oud), is bepaald dat bekendmaking van de ontwerp-beschikking dient plaats te vinden door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt. In de memorie van toelichting wordt ten aanzien van deze bepaling opgemerkt, dat van geval tot geval dient te worden bekeken, hoe gevolg moet worden gegeven aan het vereiste van kennisgeving in dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, op zodanige wijze dat hierdoor de bekendmaking zo goed mogelijk geschiedt. In bedoelde toelichting wordt verder opgemerkt dat het ambtsgebied van het bevoegd gezag niet als criterium geldt.
In geding is de vraag of door de plaatsing van de kennisgeving van de ontwerp-beschikking in de Buitenveldertse Courant diegenen zijn bereikt die er belang bij hadden te weten dat een aanvraag voor een vergunning was ingediend en dat verweerder het voornemen had de gevraagde vergunning te verlenen.
Vast staat dat de Buitenveldertse Courant slechts in een beperkt gebied wordt verspreid, namelijk in het stadsdeel Buitenveldert. Duidelijk is dat de vergunningaanvraag betrekking heeft op een zeer groot sportcomplex, waarin ook op professioneel niveau sport zal worden beoefend.
Onbestreden is voorts dat het Amsterdamse bos door een aanzienlijk deel van de bevolking van Amsterdam en omstreken wordt bezocht. Ook in het kader van de planologische procedure zijn veel bezwaren tegen de locatie van de inrichting naar voren gebracht.
Voor verweerder bestond dan ook naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak alle aanleiding te verwachten dat in het kader van de procedure tot het verlenen van een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer veel bezwaren zouden worden ingebracht, niet alleen van eigenaren/bewoners van woningen in de nabijheid waarvan de inrichting komt te liggen, maar ook van (een deel van) diegenen die elders wonen maar het Amsterdamse bos plegen te bezoeken. Het argument van verweerder dat de afwegingen die in het kader van deze procedure moeten worden gemaakt beperkter van aard en omvang zijn dan die in het kader van de ruimtelijke ordening, zodat naar zijn mening met publicatie in de Buitenveldertse Courant kon worden volstaan, onderschrijft de Afdeling bestuursrechtspraak, gelet op de omvang van de mogelijke milieu-effecten van de inrichting, niet.
Evenmin kan het argument van verweerder dat alle mogelijke bezwaren zouden zijn ingebracht de Afdeling bestuursrechtspraak overtuigen. Weliswaar is een aanzienlijk aantal inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht, doch dat brengt niet met zich dat met zekerheid kan worden gesteld dat alle denkbare bezwaren zijn ingebracht. Het moet dan ook niet uitgesloten worden geacht dat andere bezwaarden, die niet op de hoogte konden zijn van de ontwerp-beschikking tot vergunningverlening, nieuwe bezwaren naar voren zouden hebben gebracht of ingediende bezwaren zouden hebben aangevuld of versterkt.
Verder kan er niet aan voorbij worden gegaan dat hun ook de mogelijkheid tot een gedachtenwisseling over het ontwerp van de beschikking, als bedoeld in art. 13.18 (oud) Wet milieubeheer, is onthouden.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling bestuursrechtspraak van oordeel dat verweerder niet had kunnen volstaan met publicatie van de kennisgeving van de ontwerp-beschikking in de Buitenveldertse Courant. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met art. 13.10 tweede lid aanhef en onder b Wet milieubeheer tot stand gekomen.
Gezien het feit dat het bestreden besluit in strijd met deze bepaling tot stand is gekomen, moeten de beroepen gegrond worden verklaard en dient het besluit wegens strijd met genoemde bepaling te worden vernietigd…"
Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 24 oktober 1994 (AB 1995/222):
“…[Essentie] Verzuim kennisgeving ontwerp-beschikking. [Gem. Den Haag]
Gelet op de aard van de inrichting en gezien het feit dat deze op ca. 100 meter van de
plantenkwekerij van appellant/verzoeker en op ca. 300 meter van zijn woning zal komen te liggen, bestond er naar het oordeel van de voorzitter voor verweerders i.c. alle reden om in ieder geval aan appellant/verzoeker een niet op naam gestelde kennisgeving te zenden.
Hiertoe bestond temeer aanleiding nu het ontwerp van het besluit niet bekend is gemaakt in een in de gemeente Monster verschijnend (huis-aan-huis)blad, zodat appellant/verzoeker ook langs deze weg geen kennis heeft kunnen nemen van het ontwerp van het besluit.
[Tekst]
(…) Bij het bestreden besluit hebben verweerders aan de Haagse Windmolenvereniging een vergunning onder voorschriften als bedoeld in art. 8.1 Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor het omzetten van windenergie in elektrische energie met behulp van een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 meter op het perceel Oorberlaan, ongenummerd, te Den Haag.
De windturbine zal op ca. 50 meter van de grens van de gemeente Monster komen te liggen. Op ca. 300 meter van de plaats waar de windturbine zal komen te staan, bevindt zich de woning van appellant/verzoeker, terwijl zijn plantenkwekerij op ca. 100 meter ligt.
Appellant/verzoeker, die in de gemeente Monster woont, kan zich met het besluit niet verenigen op de in het verzoekschrift/beroepschrift nader uiteengezette gronden. Als bezwaar van formele aard heeft hij naar voren gebracht dat het ontwerp van het besluit niet is bekendgemaakt door het verzenden van niet op naam gestelde kennisgevingen aan de omwonenden in de directe omgeving van de inrichting. Aldus zijn in ieder geval de bij hem levende bezwaren door verweerders niet meegewogen bij het nemen van het definitieve besluit.
Vast staat dat appellant/verzoeker geen bezwaren tegen het ontwerp van het besluit naar voren heeft gebracht. Vast staat verder dat verweerders hem geen kennisgeving van het ontwerp-besluit hebben toegezonden.
In art. 13.10 derde lid aanhef en onder b Wet milieubeheer, zoals deze bepaling luidde vóór 1 jan. 1994, is bepaald dat, indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting of een werk, de ontwerp-beschikking bekend moet worden gemaakt door niet op naam gestelde kennisgeving aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of werk liggen, voor zover zodanige kennisgeving kan dienen om het beoogde doel te bereiken.
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van genoemde bepaling dient een dergelijke kennisgeving te worden verspreid onder degenen die er belang bij hebben te weten dat de aanvraag is ingediend en dat het voornemen bestaat de gevraagde vergunning al dan niet te verlenen. Het bevoegd gezag zal van geval tot geval moeten nagaan wanneer een kennisgeving als boven bedoeld moet worden verspreid.
In art. 13.10 tweede lid aanhef en onder b Wet milieubeheer (oud), is verder bepaald dat het ontwerp van de beschikking moet worden bekend gemaakt door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt. Verweerders stellen zich op het standpunt dat in de directe omgeving van de inrichting geen gebouwde eigendommen van derden zijn gelegen, zodat het volgens hen niet noodzakelijk was niet op naam gestelde kennisgevingen te verzenden.
Gelet op de aard van de inrichting en gezien het feit dat deze op ca. 100 meter van de plantenkwekerij van appellant/verzoeker en op ca. 300 meter van zijn woning zal komen te liggen, bestond er naar het oordeel van de voorzitter voor verweerders in casu alle reden om in ieder geval aan appellant/verzoeker een niet op naam gestelde kennisgeving te zenden.
Hiertoe bestond temeer aanleiding nu het ontwerp van het besluit niet bekend is gemaakt in een in de gemeente Monster verschijnend (huis-aan-huis)blad, zodat appellant/verzoeker ook langs deze weg geen kennis heeft kunnen nemen van het ontwerp van het besluit.
Appellant/verzoeker kan dan ook, gelet op art. 20.6 tweede lid aanhef en onder d Wet milieubeheer, in zijn beroep worden ontvangen.
Nu de bij appellant/verzoeker tegen de vergunningverlening levende bezwaren bij het nemen van het bestreden besluit niet zijn meegewogen, is hij in zijn belangen geschaad. Voorts kan niet worden uitgesloten dat ook andere gebruikers van gebouwde eigendommen binnen een straal van 300 meter van de inrichting aan wie geen kennisgeving is verstuurd, zijn belemmerd in hun mogelijkheden om op grond van de Wet milieubeheer bezwaren in te brengen.
Gelet op het vorenoverwogene komt de voorzitter tot het oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit wegens strijd met art. 13.10 derde lid aanhef en onder b Wet milieubeheer moet worden vernietigd…
3. Woningwet (wet van 29 augustus 1991, Stb. 439)
Artikel 41
“Van een aanvraag om bouwvergunning wordt binnen twee weken na ontvangst daarvan door burgemeester en wethouders kennis gegeven in een van gemeentewege uitge geven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.”
4. Wet milieubeheer (wet van 13 juni 1979, Stb. 442)
Artikel 8.6
“De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking op de aanvraag om een vergunning.”
Artikel 13.4
“Indien de aanvraag om een vergunning of ontheffing betrekking heeft op een inrichting of werk, geschiedt de terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:19, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval op het gemeentehuis van de gemeente waarin de inrichting of het werk geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen, en wordt van het ontwerp gelijktijdig mededeling gedaan door:
a. aanplakking van een kennisgeving aan dat gemeentehuis, op zodanige wijze dat de inhoud van de kennisgeving voor het publiek duidelijk leesbaar is;
b. niet op naam gestelde kennisgeving aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen, voor zover zodanige kennisgeving kan dienen om het beoogde doel te bereiken.”
5. Algemene wet bestuursrecht
Afdeling 3.5 Uitgebreide openbare voorbereidingsprocedures
Artikel 3:19
“1. Het bestuursorgaan stelt zo spoedig mogelijk een ontwerp op van het besluit. Het bestuursorgaan zendt het ontwerp - tenzij toepassing is gegeven aan artikel 3:29 - uiterlijk twaalf weken na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager en de betrokken andere bestuursorganen.
2. Uiterlijk twee weken na de in het eerste lid bedoelde toezending wordt van het ontwerp gelijktijdig mededeling gedaan door:
a. terinzagelegging;
b. kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt;
c. kennisgeving in de Staatscourant in de gevallen waarin een orgaan van de rijks- of provinciale overheid het bestuursorgaan is.”
Artikel 3:24
“1. Binnen vier weken na de dag waarop het ontwerp van het besluit ter inzage is gelegd, kan een ieder daartegen bij het bestuursorgaan schriftelijk bedenkingen inbrengen.
2. Op het geschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
3. Het bestuursorgaan zendt van iedere ingebrachte bedenking zo spoedig mogelijk een
afschrift aan de aanvrager en de adviserende bestuursorganen.
4. De persoonlijke gegevens van degene die schriftelijk bedenkingen heeft ingebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt. Het verzoek wordt schriftelijk, onder vermelding van de in de eerste volzin bedoelde gegevens, ingediend bij het bestuursorgaan.”
Artikel 8:1, eerste lid
“Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.”