Verzoeker is op 2 maart 2002 aangevallen en bijna gewurgd door een man die vervolgens vernielingen aanrichtte. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland:
- op 2 maart 2002 pas na zes telefonische meldingen ter plaatse is gegaan;
- verzoeker toen niet zelf naar het ziekenhuis heeft gebracht althans onvoldoende zorg heeft gedragen dat hij naar het ziekenhuis werd vervoerd;
- hem tijdens een telefoongesprek in april 2002 heeft meegedeeld dat "hij niet zo moest emmeren, omdat iedereen wel eens een klap krijgt" of woorden van soortgelijke strekking;
- onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de (aangifte van) mishandeling van verzoeker.
Beoordeling
Inleiding
1. Op 2 maart 2002 is verzoeker aangevallen en bijna gewurgd door een man die vervolgens vernielingen aanrichtte in de caravan/bouwkeet waarin verzoeker verbleef.
Verzoeker verzocht de regiopolitie Amsterdam-Amstelland om assistentie. De politie kwam ter plaatse.
In zijn woonplaats Deventer deed hij op 26 maart 2002 aangifte van mishandeling.
2. Verzoeker was het niet eens met de wijze waarop de politie Amsterdam-Amstelland zich jegens hem had opgesteld, en diende daarom op 9 april 2002 een klacht in bij dit korps.
3. Op 14 oktober 2002 zond de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzoeker het antwoord op zijn klacht.
1. Ten aanzien van de meldingen
1.1. Verzoeker stelt dat hij een keer of zes heeft moeten bellen voordat de politie ter plaatse was, en dat hij wel een uur heeft gewacht.
Verzoeker heeft geen gegevens overgelegd die zijn stelling op dit punt kunnen ondersteunen.
1.2. De politie heeft gegevens uit het “Flexibele Meldkamer Systeem” overgelegd. Hieruit komt naar voren dat verzoeker op 2 maart 2002 te 10.57 uur een telefonische melding heeft gedaan bij de centrale meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Uit deze gegevens blijkt niet dat verzoeker meerdere malen naar de meldkamer heeft gebeld. Wel is te zien dat er drie eenheden ter plaatse zijn geweest. De eerste auto heeft omstreeks 11.17 uur de melding van de meldkamer ontvangen en was daar omstreeks 11.24 uur ter plaatse.
1.3. Verzoeker heeft geen reactie gegeven op de gegevens die de politie heeft overgelegd.
1.4. Op grond van de tijdens het onderzoek verkregen gegevens concludeert de Nationale ombudsman dat niet aannemelijk is geworden dat de politie pas na zes telefonische meldingen ter plaatse is gegaan.
De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.
2. Ten aanzien van het vervoer naar een ziekenhuis
2.1. Verzoeker vindt het onjuist dat de politie hem niet naar het ziekenhuis heeft gebracht, althans onvoldoende zorg heeft gedragen dat hij naar het ziekenhuis werd vervoerd. Hij stelt dat hij ademhalingsmoeilijkheden en een hersenschudding had.
2.2. De politie bracht naar voren, dat zij verzoeker heeft aangeboden om de GGD in kennis te stellen om een ambulance te waarschuwen, maar dat verzoeker dit niet wilde.
2.3. Verzoeker heeft geen reactie gegeven op dit standpunt van de politie.
2.4. Gelet op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (zie achtergrond) moet de politie er zorg voor dragen dat personen met lichte verwondingen de weg wordt gewezen naar een huisarts of naar een EHBO.-afdeling van een ziekenhuis.
Indien dat noodzakelijk is, verleent de ambtenaar bemiddeling bij het verkrijgen van passend vervoer.
2.5. Verzoeker heeft geen nadere mededelingen gedaan over de aard van zijn letsel. Hij heeft, ondanks een verzoek daartoe van de Nationale ombudsman, geen verklaring overgelegd van een arts die hem na het voorval heeft onderzocht. Uit het proces-verbaal van aangifte (bevindingen onder C.3.2.) komt naar voren dat verzoeker op 2 maart 2002 pas na terugkeer uit Amsterdam in Deventer een arts heeft bezocht.
De Nationale ombudsman acht het op grond van zijn onderzoek aannemelijk, dat verzoeker “lichte verwondingen” had.
Nu de politie, naar onweersproken is gebleven, heeft aangeboden om te bemiddelen bij vervoer naar het ziekenhuis, heeft zij zich voldoende van haar hulpverleningstaak gekweten, en heeft zij gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in de Ambtsinstructie.
De onderzochte gedraging is daarmee behoorlijk.
3. Ten aanzien van het telefoongesprek in april 2002
3.1. Verzoeker stelt dat de politie hem tijdens een telefoongesprek in april 2002 heeft meegedeeld dat "hij niet zo moest emmeren, omdat iedereen wel eens een klap krijgt" of woorden van soortgelijke strekking.
3.2. De politie heeft tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman niet weersproken dat deze, of een soortgelijke, uitlating is gedaan.
3.3. Op grond van zijn onderzoek acht de Nationale ombudsman het aannemelijk dat een dergelijke uitspraak jegens verzoeker is gedaan.
De Nationale ombudsman acht dit minder juist. Van een professioneel optredende politieambtenaar mag worden verwacht dat deze zich onthoudt van dergelijke uitspraken. De Nationale ombudsman acht deze gedraging echter niet zodanig onjuist, dat deze als niet behoorlijk dient te worden gekwalificeerd.
De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.
4. Ten aanzien van de klacht over het onderzoek
4.1. Verzoeker klaagt erover dat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van zijn (aangifte van) mishandeling.
4.2. Het staat de politie in beginsel vrij te bepalen welke opsporingshandelingen zij verricht naar een mogelijk strafbaar feit. Slechts wanneer de politie niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te zien van een bepaalde opsporingshandeling, is het nalaten van die opsporingshandeling als onjuist te kwalificeren.
4.3. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is gebleken dat de politie naar aanleiding van verzoekers (aangifte van) mishandeling ter plaatse een onderzoek heeft ingesteld naar de vermoedelijke dader, met de bijnaam Z. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat men de persoon Z. bleek te kennen onder die naam, maar dat verdere personalia niet bekend waren. Z. zou woonachtig zijn op het nomadenkamp X. Onderzoek op het nomadenkamp naar deze persoon leverde niets op. Z. was hier wel bekend doch zou daar niet meer woonachtig zijn. Hij zou vertrokken zijn naar Engeland. Bij dit onderzoek was tevens de buurtregisseur van bedoelde wijk betrokken. Ook naspeuring naar de volledige personalia van Z. leverde niets op. Gelet op bovenstaande werd het onderzoek naar de identiteit van Z. op een laag niveau gezet.
4.4. In aanmerking genomen de vrijheid die de politie in beginsel heeft bij de inrichting van een (opsporings)onderzoek, en onder verwijzing naar de activiteiten die de politie naar aanleiding van de (aangifte van) mishandeling van verzoeker heeft ondernomen, kan in redelijkheid niet worden gesteld dat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is niet gegrond.
Onderzoek
Op 22 oktober 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Deventer, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd een tweetal betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Amsterdam over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen. De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 2 maart 2002 is verzoeker aangevallen en bijna gewurgd door een man die vervolgens vernielingen aanrichtte in de caravan/bouwkeet waarin verzoeker verbleef.
Verzoeker verzocht de regiopolitie Amsterdam-Amstelland om assistentie. De politie kwam ter plaatse.
In zijn woonplaats Deventer deed hij op 26 maart 2002 aangifte van mishandeling.
2. Verzoeker was het niet eens met de wijze waarop de politie Amsterdam-Amstelland zich jegens hem had opgesteld, en diende daarom op 9 april 2002 een klacht in bij dit korps.
3.1. Op 14 oktober 2002 zond de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzoeker in antwoord op zijn klacht de volgende brief:
"Hierbij ontvangt u een afschrift van het advies van de Commissie voor de Politieklachten opgemaakt naar aanleiding van uw klacht over een politieoptreden.
Op grond van het onderzoek en de rapportage adviseert de Commissie mij om uw klacht ongegrond te verklaren omdat het beklaagde optreden niet onbehoorlijk is geweest.
Na bestudering van het advies en onderliggende stukken heb ik besloten conform het advies te oordelen. Voor een nadere toelichting op mijn oordeel verwijs ik u vriendelijk naar het advies van de Commissie."
3.2. Het advies van de Commissie voor de Politieklachten, waarnaar de korpsbeheerder in zijn brief verwees, luidt als volgt:
"De klacht
Op 2 maart 2002 werd klager in Ru. aangevallen en bijna gewurgd door een doorgedraaide man. Klager kon wegkomen en rende een openstaand huis in. Daar belde hij de politie, maar die had geen haast. Klager heeft wel zes keer moeten bellen voordat eindelijk de politie kwam. De aanvaller was intussen gevlogen, maar had nog wel een bouwkeet kort en klein geslagen. De politie was zeer wantrouwend en wilde klager niet naar het ziekenhuis vervoeren. Klager dacht dat de politie hem een beetje een aansteller vond. Toen klager later de politieagente belde die op de melding af was gekomen, zei ze dat hij niet zo moest emmeren. Klager heeft een hersenschudding en last van zijn ogen. Hij is ook bij de dokter geweest. Klager heeft in zijn woonplaats Deventer aangifte gedaan.
De procedure
De klachtbrief van 9 april 2002 werd op 15 april 2002 door de Commissie ontvangen. Klager is op 18 mei per e-mail en per post uitgenodigd voor een (bemiddelings)gesprek. Klager antwoordde bij elektronische brief van 24 mei 2002 waarin hij aangaf geen behoefte aan dit gesprek te hebben en overleg te hebben met zijn advocaat. Bij brief van 2 juni 2002 werd klager door de wijkteamchef Lodewijk van Deijsselstraat meegedeeld dat hij desgewenst de Commissie kon verzoeken de klacht verder te behandelen. Op 20 juni 2002 kwam de reactie van klager bij de Commissie binnen, waaruit kon worden afgeleid dat klager verdere behandeling van de klacht wenste. Op 4 juli 2002 ontving de Commissie de rapportage van de politie. Op 24 juli 2002 is de klacht door de Commissie besproken. Bij brief van 30 juli 2002 is klager in de gelegenheid gesteld op de klachtrapportage te reageren. Daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt. Het advies is vastgesteld op 11 september 2002.
De feiten
Op 2 maart 2002 ontving agent mevrouw V. de melding dat er in Ru. naast het café (…) een man in een caravan zat, die er niet uitdurfde. De man zou nogal verward klinken.
De Commissie heeft - nu gegevens niet meer voorhanden waren - niet kunnen vaststellen of klager inderdaad meermalen heeft gebeld, en of de politie pas daarna in actie is gekomen. De Commissie heeft evenmin kunnen vaststellen of inderdaad lange tijd was verstreken voordat de politie op zijn melding reageerde. De Commissie is dan ook niet in staat om te oordelen over de daarop betrekking hebbende klachtonderdelen.
Toen V. en haar collega B. ter plaatse kwamen, troffen zij klager aan. Hij vertelde V. dat een hem bekende man hem had aangevallen en had geprobeerd hem te wurgen. Klager had zich weten los te worstelen, kon een huis in vluchten en de politie bellen. Klager vroeg de politieambtenaren om hem naar het ziekenhuis te brengen. Hem is uitgelegd dat de politie in beginsel geen gewonde personen mag vervoeren en dat de politieambtenaren bereid waren een ambulance te bellen, maar dat wilde klager niet. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de lezing van de politie te reageren. De Commissie heeft geen aanleiding deze lezing onjuist te achten.
De Commissie stelt gelet hierop het volgende vast. Klager stelde zich onredelijk op en maakte een agressieve en verwarde indruk. Hem werd meegedeeld dat hij aan het bureau Lodewijk van Deijsselstraat een afspraak kon maken voor het doen van aangifte. Indien klager naar de eerste hulp of een dokter zou gaan, werd hem geadviseerd een letselbriefje te vragen. Klager deelde mee dat hij naar Deventer ging.
Eind april 2002 heeft V. nog telefonisch contact gehad met klager. In dat gesprek heeft V. klager ingelicht over de onderzoekshandelingen die ze naar aanleiding van de ruzie had verricht. Door de politie is niet weersproken dat V. op enig moment in dat gesprek heeft gezegd dat klager niet moest emmeren. De Commissie acht dan ook aannemelijk dat dit is gezegd.
De behoorlijkheid
De mededeling dat klager niet moest emmeren acht de Commissie weliswaar minder wenselijk maar zij vindt de opmerking niet van dien aard dat zij onbehoorlijk wordt geacht. Voor het overige acht de Commissie het optreden behoorlijk.
Het advies
De Commissie adviseert u de klacht ongegrond te achten."
4. Op 21 oktober 2002 wendde verzoeker zich met zijn klacht tot de Nationale ombudsman.
B. Standpunt verzoeker
1. Verzoekers standpunt staat weergegeven onder Klacht.
2. Verzoeker bracht naar voren dat hij een keer of zes had moeten bellen voordat de politie ter plaatse was, en dat hij wel een uur had gewacht.
Verzoeker vond het onjuist dat de politie hem niet zelf naar het ziekenhuis had gebracht, althans onvoldoende zorg had gedragen dat hij naar het ziekenhuis werd vervoerd. Hij stelde dat hij ademhalingsmoeilijkheden en een hersenschudding had.
3. Uit het advies van de Commissie voor de politieklachten (zie a. feiten, onder 3.2.), dat als bijlage bij zijn verzoekschrift was gevoegd, komt naar voren dat verzoeker een dokter had geraadpleegd. De Nationale ombudsman vroeg verzoeker bij de opening van het onderzoek om, wanneer deze arts een verklaring had opgemaakt over geconstateerd letsel, hem daarvan een kopie te zenden.
Hierop ontving de Nationale ombudsman geen reactie
C. STANDPUNT BEHEERDER VAN HET REGIONALE POLITIEKORPS AMSTERDAM-AMSTELLAND
1. In de brief die bij de opening van het onderzoek werd gestuurd aan de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, stelde de Nationale ombudsman hem de volgende vragen:
Waarop baseert u dat de politie geen gewonde personen mag vervoeren? Geldt dit voor alle verwondingen, ook bijvoorbeeld lichte verwondingen? Is er een interne richtlijn dat de politie zich hier niet mee bezig moet houden? Was er volgens u sprake van een situatie waarin vervoer per ambulance geïndiceerd was?
Wilt u voorts de (wijze van) registratie van meldingen uiteenzetten? Wordt niet elke melding gemuteerd? Is het niet gebruikelijk om bij de registratie van een melding ook het tijdstip waarop de politie ter plaatse is gekomen op te nemen? Is dat hier gebeurd?
2. In reactie op de klacht zond de korpsbeheerder de Nationale ombudsman op 21 maart 2003 de volgende brief:
"Hierbij reageer ik op uw brief van 24 januari 2003 inzake de klacht van de heer H. Tevens treft u hierbij de politierapportage aan.
Ik blijf bij mijn oordeel op basis van het advies van de Commissie voor de politieklachten dat de klacht ongegrond is voor zover het betreft de onderdelen niet naar het ziekenhuis brengen en de uitlating door de politie. Ik onthoud mij van een oordeel over de bewering dat de politie pas na zes meldingen ter plaatse is gegaan. Voor de overwegingen en argumenten verwijs ik u naar het advies van de Commissie.
Voor wat betreft de klacht over het onvoldoende onderzoeken van de (aangifte van) mishandeling van verzoeker het volgende. Uit het rapport van inspecteur S. blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan in het nomadenkamp waarvan bekend was dat de verdachte daar recentelijk verbleef. Daaruit bleek dat de verdachte vermoedelijk naar Engeland was vertrokken. Nadat was gebleken dat onderzoek naar de volledige personalia van de verdachte niets had opgeleverd, is het onderzoek op een laag pitje gezet. Ik heb geen redenen om aan te nemen dat de politie op dit punt gehouden was meer te doen om de aangifte te onderzoeken. Daarom ben ik derhalve van mening dat de klacht op dit punt eveneens ongegrond is.
De door u gestelde vragen zijn beantwoord door de heer S. in zijn rapport van 4 maart 2003 (bijgevoegd) waarnaar ik u verwijs. Samengevat luiden de antwoorden als volgt:
1. en 2. Volgens een door de meldkamer van de regio Amsterdam-Amstelland gehanteerde ongeschreven richtlijn vervoert de politie geen gewonde personen, omdat politievoertuigen daarvoor niet zijn ingericht en politieambtenaren daarvoor niet zijn opgeleid. Indien nodig wordt naar aanleiding van de melding of op verzoek van reeds ter plaatse gekomen politieambtenaren de GG&GD gewaarschuwd.
3. Er was volgens de politie geen reden de GG&GD te waarschuwen.
4. Op 2 maart 2002 heeft de meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland om 10.57 uur een telefonische melding ontvangen van verzoeker. Er zijn drie politie-eenheden ter plaatse geweest. Daarvan zijn de aankomsttijden gemuteerd. Niet is gebleken dat verzoeker meerdere malen heeft gebeld met de meldkamer."
3. Bij de brief van de korpsbeheerder was een aantal stukken gevoegd. Voor zover in dit verband relevant worden ze hier weergegeven.
3.1. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van de politie, opgemaakt door rapporteur V.:
"Toelichting bij incident:
Melding via HB dat er in Ru., naast het café (…) een man in een caravan zat, die er niet uit durfde. Hij klonk nogal verward.
TP werden rapps aangesproken door H., hij vertelde ruzie gehad te hebben met een hem bekende man, Z., die zou wonen op het nomadenkamp X.
Z. had H. geslagen en geprobeerd te wurgen, hierop is H. een caravan ingevlucht.
Rapps werden aangesproken door meerdere bewoners van Ru., die vertelde dat er niets was gebeurd en dat beide mannen 'iets te veel hadden gedronken', hen was de toegang tot het café ontzegd. Hierop zijn ze samen weggegaan.
Nader onderzoek naar Z. op het nomadenkamp X. heeft niets opgeleverd, Z. was wel bekend maar zou er niet meer wonen.
Telefonisch H. bericht dat er geen vervolgonderzoek plaatsvindt.
Een en ander in overleg met het Veiligheidsteam."
3.2. Het proces-verbaal van aangifte van mishandeling, gedateerd 26 maart 2002, opgenomen door de politie in Deventer:
"Ik doe aangifte van zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling.
De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid komt omdat ik heb weten te ontsnappen.
Ik verklaar u het volgende:
Vrijdag 1 maart 2002 bevond ik mij in Ru.
Ik had daar afgesproken met een groepje kunstenaars om afspraken te maken omtrent een gezamenlijk vertrek naar Hongarije.
Onder het genot van veel drank zaten we in een café aldaar met de bedoeling elkaar eerst wat beter te leren kennen alvorens we naar het buitenland zouden vertrekken.
Onder bovengenoemde groep mensen bevond zich een Israëlische man genaamd Z.
Z. stelde zich gedurende avond agressief naar mij toe op.
Z. kwam uit X en woont daar op een woonwagenkamp.
Zaterdag 2 maart 2002, te omstreeks 01:00 uur, ben ik naar maar mijn slaapplaats gegaan.
Deze slaapplaats betrof een bouwkeet omgebouwd als caravan. Ik ben daar alleen heengegaan en ben daar ook alleen gaan slapen.
Zaterdag 2 maart 2002, te omstreeks 10:00 uur, bonkte er iemand op de deur van de caravan.
Bij het openen van de deur zag ik Z. staan. Z. vertelde mij dat hij met mij wilde praten.
Ik vond hem nogal agressief en gaf als antwoord dat ik niet op deze manier met hem wilde praten.
Vervolgens ging alles heel snel.
Z. trok mij naar buiten en we zijn aan het vechten gekomen.
Ik had op dat moment mijn pyjama nog aan.
Z. trok mijn pyjamajasje over mijn hoofd en probeerde mij hiermee te wurgen.
Tevens drukte hij zijn vingers in mijn ogen.
Ik heb om hulp geroepen maar niemand hielp mij.
Uiteindelijk ben ik bij Z. weggekomen.
Ik ben een huis in gerend en heb daar de politie gebeld.
Zaterdag 2 maart 2002, te omstreeks 12:00 uur, kwam - na circa vijf keer bellen - de politie met meerdere politieauto's ter plaatse.
Een vrouwelijke politieagente genaamd V. (…) heeft mij aangesproken en het gebeuren genoteerd.
Ik had op dat moment pijn aan mijn keel en ogen en had last van duizeligheid.
De politie vertelde mij dat ik zelf maar voor vervoer moest zorgen naar een arts.
Uiteindelijk ben ik met de bus naar een politiebureau in Amsterdam gegaan. Deze stuurde mij door naar een bureau in de buurt van het Leidseplein.
Ik vond het daar te druk en besloot aangifte te doen in Deventer.
Eenmaal thuis in Deventer heb ik direct mijn huisarts gebeld. Deze stuurde mij naar de weekeindpost huisartsen. De dienstdoende huisarts adviseerde mij een week rust en als de klachten niet zouden verdwijnen moest ik naar mijn eigen huisarts teruggaan.
Inmiddels ben ik vorige week, de dag weet ik niet meer precies, bij mijn huisarts, dokter J., gevestigd aan (…) te Deventer, geweest. Deze vertelde mij dat ik rust moet houden.
Indien een dader bekend wordt wens ik mij, met het oog op schadevergoeding, als benadeelde in de strafzaak te voegen."
3.3. Een rapportage van de heer S. van de politie Amsterdam-Amstelland van 2 juni 2002, opgesteld naar aanleiding van de op 9 april 2002 door verzoeker bij de politie ingediende klacht:
"De klacht betreft:
Het optreden van een politieambtenaar
Klager schrijft dat hij op 2 maart 2002 is aangevallen en bijna is gewurgd door een dolgedraaide Israëliër in Ru. (…). Kort daarna heeft klager de politie gebeld. Deze had volgens klager geen haast en heeft uiteindelijk wel tot zesmaal toe gebeld voordat deze ter plaatse kwamen. De dader van de mishandeling was in de tussentijd reeds verdwenen. Verder schrijft klager dat de politie zeer wantrouwend op hem over kwam. Zij wilden hem niet vervoeren naar een ziekenhuis en vond dat hij zichzelf een beetje aanstelde. Toen klager later de agente weer belde, werd hem medegedeeld dat hij niet zo moest emmeren. Inmiddels had klager een hersenschudding en last van zijn ogen. Tevens was hij bij een dokter geweest. Klager had daar hij in Deventer woont aangifte gedaan bij de plaatselijke politie. De dolgedraaide Israëliër had een bijnaam Z. en zou moeten verblijven op het nomadenkamp te X te Amsterdam.
Op zaterdag 18 mei 2002 werd aan de heer H. een uitnodigingsbrief/e-mail verzonden ten einde een afspraak te maken om bedoelde klacht te bespreken.
De uitnodigingsbrief/ E-mail gaan als bijlage bij dit rapport.
Op vrijdag 24 mei 2002 antwoordde de heer H. mij via twee e-mails, dat hij er geen prijs op stelde iets uit te spreken. Hij en mevrouw V. wisten waar ze staan. Tevens deelde hij in deze e-mail mede dat hij eerst met een advocaat bezig was om te kijken waar hij met de politie staat.
Bedoelde e-mails gaan als bijlagen bij dit rapport.
Lezing politieambtenaar V.:
Op genoemde datum kregen wij (V. en B.) van de centrale meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland de melding dat er te Ru., naast café (…) een persoon in een caravan zat die er niet meer uit durfde. De persoon klonk nogal verward. Ter plaatse werden wij aangesproken door melder. Hij deelde ons mede aangevallen te zijn door een hem bekende man genaamd Z. Deze zou volgens hem wonen in het nomadenkamp te X. Verder deelde melder mede dat deze Z. hem had geslagen en had geprobeerd te wurgen. Melder kon zich los worstelen en zijn caravan in vluchten. Vervolgens deelde melder ons mede dat hij naar het ziekenhuis vervoerd wilde worden. Na melder te hebben uitgelegd dat de politie geen gewonde personen mag vervoeren en dat wij wel de GGD in kennis wilden stellen teneinde hem middels een ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren, antwoordde hij dat hij dit niet wilde. Tijdens dit gesprek stelde melder zich onredelijk op. Tevens is toen door mij aan melder medegedeeld dat hij voor het doen van aangifte een afspraak kon maken aan het wijkteambureau Lodewijk van Deijsselstraat en indien hij langs de eerste hulp c.q. een dokter zou gaan tevens een zogenaamd letselbriefje moest laten invullen teneinde het letsel te kunnen vaststellen. Hierop reageerde melder dat hij naar Deventer ging. Melder maakte op ons tijdens dit gesprek een agressieve/ verwarde indruk.
Ter plaatse deelde de heer R., van het café (…) ons mede dat melder de gehele avond in de kroeg had gezeten en aardig de hoogte had. De gehele avond heeft hij ruzie zitten te zoeken. R. deelde verder mede dat hij had gehoord dat er buiten een vechtpartij was geweest en dat er over en weer klappen waren gevallen. Verder wilde hij hiermee niets te maken hebben. Ter plaatse hebben wij de persoon genaamd Z. niet aangetroffen.
Vervolgens zijn wij, daar het niet meer noodzakelijk was om ter plaatse te blijven verder gegaan met de surveillance.
Enige dagen na het feit werd door mij een onderzoek ingesteld op het nomadenkamp te X. Ter plaatse kreeg ik daar van diverse personen te horen dat de persoon met de bijnaam Z. was vertrokken naar Engeland.
Eind april 2002 heb ik nog telefonisch contact met H. gehad. Dit ging over het doen van de aangifte van bedoelde mishandeling. Afgesproken was dat hij op zaterdag 2 maart 2002 aangifte zou komen doen aan het wijkteambureau Lodewijk van Deijsselstraat te Amsterdam. Later op die dag belde H. weer af en annuleerde de afspraak daar hij aangifte ging doen in Deventer. Ik heb toen H. tevens medegedeeld dat het onderzoek naar Z. negatief was, daar deze met onbekende bestemming naar Engeland was afgereisd. H. vond vervolgens dat ik daar dan maar met de Engelse politie achteraan moest gaan. In dit gesprek heb ik H. tevens gevraagd of hij van het incident ook getuigen had. Hierop werd geen antwoord gegeven.
Ook het onderzoek naar de juiste identiteit van Z. leverde geen resultaat op.
Nadat de aangifte van H. aan het bureau Lodewijk van Deijsselstraat was ontvangen werd deze voorgelegd aan het veiligheidsteam (lees recherche). De brigadier St. deelde mij toen mede dat aan deze mishandeling, daar de identiteit en verblijfplaats van Z. nog steeds niet bekend was en dat het er naar uit zag dat deze ook niet spoedig boven water zou komen, op dit moment geen prioriteit zou worden gegeven.
Ik heb H. naar aanleiding van bovenstaande medegedeeld dat er op dit moment geen vervolgonderzoek zou worden ingesteld.
Naar aanleiding van bovenstaande kom ik tot het volgende:
Agente V. heeft ter plaatse op correcte wijze haar werk uitgevoerd. De noodzaak om H. met een dienstvoertuig c.q. ambulance naar de eerste hulp te vervoeren was niet aanwezig. Zij heeft hem duidelijk uitgelegd wat hij verder moest doen. Eind april heeft zij nogmaals met H. telefonisch contact gezocht om er voor te zorgen dat er een afspraak voor het doen van aangifte werd gemaakt. Deze werd door H. geannuleerd Nadat duidelijk werd dat er geen vooruitgang zat in het onderzoek naar de juiste identiteit van de persoon genaamd Z heeft V. telefonisch aan H. medegedeeld dat het onderzoek vast zat en dat er verder geen vervolgonderzoek zou worden ingesteld.
Door mij is verder nog een onderzoek ingesteld waarom melder volgens zijn zeggen tot zesmaal aan toe moest bellen voordat de politie ter plaatse kwam. In de mutatiesystemen van de politie wordt niet bijgehouden hoeveel keer men belt voor een melding. De oorzaak hiervan is vermoedelijk gelegen in het feit dat bedoelde melding bij de centrale meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland is binnengekomen. Deze meldingen worden vervolgens daar in volgorde van prioriteit aan de surveillancevoertuigen van de betreffende wijkteams uitgegeven. Daar er op dat moment vermoedelijk geen sprake van een levensbedreigende situatie was, werd aan deze melding geen hoge prioriteit gegeven.
Met betrekking tot het niet vervoeren van het slachtoffer naar een eerste hulp van het ziekenhuis heeft agente V. correct opgetreden. Het vervoer van gewonden wordt in principe alleen door een ambulance van de GGD gedaan. Pas in zeer extreme gevallen (geen ambulance beschikbaar) kan de politie besluiten dit zelf te doen.
Concluderend ben ik van mening dat agente V. met betrekking tot de situatie correct heeft opgetreden. De feedback die door klager werd gegeven verdient echter niet de schoonheidsprijs.
Door mij is met V. met betrekking tot bovenstaande uitgebreid gesproken. Ik heb klager met betrekking tot bovenstaande een afloopbericht gestuurd."
3.3.1. Bij deze rapportage was een tweetal uitnodigingen van de politie (één per brief en één per e-mail), gevoegd, gedateerd 18 mei 2002, waarin verzoeker werd gevraagd om een afspraak te maken om zijn klacht te bespreken.
Ook was bij deze rapportage het antwoord (per e-mail) van verzoeker van 24 mei 2002 gevoegd, waarin deze aangeeft dat hij geen prijs stelde op een gesprek.
3.4. Het rapport van de heer S. van 4 maart 2003:
"Naar aanleiding van het schrijven van de Nationale ombudsman d.d. 24 januari 2003, inhoudende het verzoek om reactie op de volgende vragen;
Waarop baseert de politie dat er geen gewonde personen vervoerd mogen worden?
Is er een interne richtlijn dat de politie zich daar niet mee bezig moet houden?
Was er sprake van een situatie waarin vervoer per ambulance geïndiceerd was?
Hoe is de wijze van registreren van meldingen georganiseerd?
Onvoldoende onderzoek naar de dader.
1. Naar aanleiding van de vraag waarop wij baseren dat de politie geen gewonde personen vervoert het volgende. In de regio Amsterdam-Amstelland is dit niet in de zogenaamde dienstvoorschriften afgeregeld. Blijkens informatie bij de centrale meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland werd mij medegedeeld dat er in principe geen gewonden met politievoertuigen mogen worden vervoerd. Dit daar politievoertuigen niet zijn ingericht voor het vervoer van gewonden en het personeel daar niet voor is opgeleid. Zijn er bij een incident gewonden dan wordt naar aanleiding van de inhoud van de melding of op verzoek van de politieambtenaren die reeds ter plaatse zijn de GG&GD gewaarschuwd.
2. Dit is een ongeschreven richtlijn welke de centrale meldkamer van de regio Amsterdam-Amstelland hanteert.
3. Was er sprake van een situatie waarin vervoer per ambulance geïndiceerd was? Uit gesprekken die ik met agente V. en B. heb gehouden is mij hiervan niet gebleken.
4. Registratie meldingen.
In principe wordt van elke melding een registratie gemaakt in het daarvoor bestemde bedrijfsprocessensysteem (X-pol). Van bedoelde melding is in het bedrijfsprocessensysteem (X-pol) een mutatie aangemaakt onder nummer (…).
Een kopie van deze mutatie gaat als bijlage hierbij.
In het bedrijfsprocessensysteem (X-pol) is het niet gebruikelijk om het tijdstip ter plaatse op te nemen. Dit gebeurt wel in het Flexibele Meldkamer Systeem. Dit systeem wordt alleen gebruikt door de centrale meldkamer. Het FMS is wel gekoppeld aan X-pol, echter niet alle gegevens worden uit het FMS overgenomen.
Bedoelde melding is telefonisch bij de centrale meldkamer binnengekomen. Hiervan werd een zogenaamde FMS melding gemaakt.
Uit deze FMS melding blijkt dat de heer H. op 2 maart 2002 te 10.57 uur een telefonische melding heeft gedaan bij de centrale meldkamer van regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Uit deze melding blijkt niet dat de heer H. meerdere malen naar de meldkamer heeft gebeld. Wel is te zien dat er drie eenheden ter plaatse zijn geweest. De eerste auto heeft om omstreeks 11.17 uur de melding van de meldkamer ontvangen en was daar om omstreeks 11.24 uur ter plaatse.
Een kopie van bedoelde FMS melding gaat als bijlage hierbij.
5. Onvoldoende onderzoek:
Door agente V. is een onderzoek naar de vermoedelijke dader genaamd Z. (ingesteld; N.o.). Ter plaatse bleek men de persoon wel te kennen onder die naam. Verdere personalia wist men niet. Ook wist men te vertellen dat deze Z. woonachtig zou zijn op het Nomadenkamp X. Onderzoek door haar op het Nomadenkamp naar deze persoon leverde niets op. Z. was hier wel bekend doch zou daar niet meer woonachtig zijn. Hij zou vertrokken zijn naar Engeland. Bij dit onderzoek werd tevens de buurtregisseur van bedoelde wijk betrokken. Ook naspeuring naar de volledige personalia van Z. leverde niets op.
Gelet op bovenstaande werd het onderzoek naar de identiteit van Z. op een laag niveau gezet.
Naar aanleiding van uw verzoek in reactie aan te geven of ik onderdelen van de klacht gegrond acht verwijs ik naar mijn reactie in de rapportage aan de Commissie voor Politieklachten."
3.4.1. Bij dit rapport was een kopie gevoegd van de genoemde melding van het Flexibele Meldkamer Systeem:
"De volgende melding is gedaan in de ochtend van 2 maart 2002:
* inc_id in ons systeem: 786240
* inc_id in het meldkamer-systeem: (…)
* datum/tijd van de melding: Mar 2 2002 10.57 AM
* Locatie: Middenweg Ru.
* omschrijving van de melding begin: 615 gestoord persoon
* omschrijving van de melding bij afsluiten: 615 gestoord persoon
* 1e aanvullende tekst
datum/tijd: Mar 2 2002 10.59 AM
roepnr_ext: 0913
tekst: 'zegt bedreigd/aangevallen te zijn. Is huis ingevlucht weet niet hoe of wat. Is iets voorbij kroeg (…). Ziet buiten niemand, durft niet naar buiten.'
postnaam: T06
melder_inf: Hr. H., (…)
2e aanvullende tekst
datum/tijd: Mar 2 2002 11.00 AM
roepnr_ext: 0913
tekst: 'zegt naar buiten te zullen komen als hij politie ziet. Denkt medische hulp nodig te hebben…..'
postnaam: T06
melder_info: vervolg
3e aanvullende tekst
datum/tijd: Mar 2 2002 11.00 AM
roepnr_ext: 3314
tekst: -
postnaam MA1
melder_info: +++DGB+++
4e aanvullende tekst
datum/tijd: Mar 2 2002 11.38 AM
roepnr_ext: 0633
tekst: 'VANNACHT RUZIE GEWEEST, PERS TERUG NAAR EIGEN TERREIN, EVT. AANGIFTEN VOLGEN??'
postnaam: -
melder_inf: 0633
3 eenheden ter plaatse
roep_nr 0633
inzet datum/tijd: Mar 2 2002 11.17 AM
ter plaatse datum/tijd: Mar 2 2002 11.24 AM
vertrek datum/tijd: Mar 2 2002 11.39 AM
roep_nr 0636
inzet datum/tijd: Mar 2 2002 11.21 AM
ter plaatse datum/tijd: Onbekend
vertrek datum/tijd: Mar 2 2002 11.37 AM
roep_nr 0637
inzet datum/tijd: Mar 2 2002 11.22 AM
ter plaatse datum/tijd: Onbekend
vertrek datum/tijd: Mar 2 2002 11.37 AM"
D. Reactie verzoeker
Verzoeker werd in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op de brief met bijlagen van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Hij maakte van deze mogelijkheid geen gebruik.
Achtergrond
Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar
Artikel 24:
"1. De ambtenaar draagt er zorg voor personen met lichte verwondingen, ziekteverschijnselen en personen ten aanzien van wie twijfel op dit punt bestaat, de weg te wijzen naar een huisarts of naar een EHBO-afdeling van een ziekenhuis.
Indien dat noodzakelijk is, verleent de ambtenaar bemiddeling bij het verkrijgen van passend vervoer.
2. De ambtenaar draagt er zorg voor dat personen met ernstige verwondingen en bewustelozen, waar onder mede worden verstaan personen die niet wekbaar of niet aanspreekbaar zijn, per ambulance naar het ziekenhuis worden vervoerd. De gegevens omtrent aard en omstandigheden van de gebeurtenis die tot de ziektetoestand heeft geleid, alsmede de op de persoon aangetroffen medische gegevens en geneesmiddelen, worden door hem ter beschikking van de medische hulpverleners gesteld."