2003/326

Rapport

Verzoekster klaagt erover dat het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant op 10 januari 2002 de getuige van de aanrijding waarbij verzoekster die dag was betrokken, niet heeft gehoord. Verzoekster klaagt er tevens over dat het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant geen gegevens van de getuige - in het van die aanrijding opgemaakte registratieformulier - heeft opgenomen.

Beoordeling

1. Verzoekster is op 10 januari 2002 als bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval. De destijds 19-jarige S. was bezig met een inhaalmanoeuvre en kwam hierbij in aanrijding met de auto van verzoekster, die op dat moment linksaf sloeg. Ambtenaren van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant, de heer H. en de heer O2, zijn ter plaatse gekomen en hebben van het ongeval een registratieformulier opgemaakt. De registratieset werd later op verzoek van verzoekster gewijzigd. In deze definitieve registratieset is de geboortedatum van S. aangepast en is verzoekster als enige slachtoffer van het ongeval aangemerkt.

2. Verzoekster klaagt erover dat de ambtenaren van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant niet de getuige/bestuurder van de auto die achter haar stond, hebben gehoord en dat de betrokken ambtenaren geen gegevens van deze getuige hebben opgenomen in het registratieformulier.

3. Een registratieset is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie achtergrond, onder 1.). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op de bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan de aanrijding, verdient het aanbeveling dat in de registratieset de lezingen van elk der partijen (kort) wordt weergegeven.

4.1. Uit de registratieset is gebleken dat de betrokken bestuurder S. aan kwam rijden over dezelfde weg als waar verzoekster reed met haar auto. Verzoekster was bezig om linksaf te slaan. Op dat moment stond er achter haar een ander voertuig. S. was bezig dit laatste voertuig in te halen en zag daarbij verzoekster te laat, waardoor S. tegen de auto van verzoekster aan reed. (Zie bevindingen, onder A.2.)

4.2. De betrokken ambtenaren O2 en H. hebben verklaard dat zij zich eerst hebben beziggehouden met S. en verzoekster alvorens zij op zoek zijn gegaan naar getuigen. Volgens O2 en H. waren de enige getuigen van het ongeval zogenaamde "klapgetuigen": personen die het ongeval zelf niet hebben gezien, maar alleen de klap hebben gehoord. De betrokken ambtenaren zijn van mening dat de toedracht van het ongeval vaststond, nadat zij verzoekster en S. hadden gehoord en de bestuurders over de toedracht niet van mening verschilden. Terwijl de betrokken politieambtenaren bezig waren met verzoekster en S., het oproepen van een ambulance en het regelen van het verkeer, is de bestuurder van het voertuig dat achter verzoekster stond, weggereden, aldus O2 en H. Omdat de toedracht van het ongeval in hun ogen inmiddels vaststond, leverde dit volgens O2 en H. geen probleem op. (Zie bevindingen, onder C.1, C.2.1., C.2.2. en E.3.)

5.1. De politie duidt betrokkenen van een aanrijding in een registratieformulier aan met "14.1." en "14.2.". Met "14.1." wordt doorgaans de verdachte aangeduid, en met "14.2." de wederpartij of getuige. De politie heeft de betrokkene S. in het registratieformulier aangeduid als "14.1.". Daarnaast heeft de politie in het registratieformulier vermeld dat S. terwijl hij bezig was met een inhaalmanoeuvre, verzoekster - die op dat moment bezig was linksaf te slaan - te laat zag, waardoor een aanrijding ontstond waarbij verzoekster nekletsel opliep.

5.2. De betrokken ambtenaren hebben later nog naar de aard van het letsel van verzoekster geïnformeerd bij de Eerste Hulp van het ziekenhuis. (Zie bevindingen, onder E.3.) Verzoekster heeft aangegeven dat zij diezelfde avond naar huis is gegaan. (Zie Bevindingen, onder F.2.) Wanneer een betrokkene direct na het ongeval naar het ziekenhuis is vervoerd, maar later blijkt dat behandeling in het ziekenhuis niet nodig is, of dat kon worden volstaan met een dagbehandeling, mag worden afgezien van het opmaken van een proces-verbaal. Volstaan kan dan worden met het opmaken van een registratieformulier. De betrokken politieambtenaar dient navraag te doen bij het ziekenhuis of bij het slachtoffer zelf over diens medische toestand. (Zie achtergrond, onder 1.) Nu uit het onderzoek is gebleken dat de betrokken politieambtenaren navraag hebben gedaan over de medische toestand van verzoekster en hen is gemeld dat zij reeds thuis was, mochten zij afzien van het opmaken van een proces-verbaal.

5.3. Op het moment dat O2 en H. ter plaatse arriveerden, hebben zij het voertuig dat achter verzoekster stond - van de mogelijk enige getuige van het ongeval - zien staan. Uit de verklaringen van O2 en H. blijkt dat zij eerst de gegevens van S. en verzoekster hebben opgenomen en zich hebben ontfermd over de medische toestand van verzoekster alsook de regeling van het verkeer ter plaatse (zie Bevindingen, onder E.3.). In die tussentijd is de bestuurder/getuige weggereden kennelijk ook zonder zich als getuige bij de politie te melden. Nu de politieambtenaren terecht tot de conclusie waren gekomen dat de toedracht van het ongeval duidelijk was, alsook betrokken partijen niet van mening verschilden, acht de Nationale ombudsman het onderzoek ter plaatse afdoende en zorgvuldig.

Ten overvloede overweegt de Nationale ombudsman het volgende.

Na enkele dagen heeft verzoekster op het politiebureau aangegeven dat de verzekeringsmaatschappij van de andere bestuurder haar aansprakelijk stelde voor de aanrijding. De politie (O) heeft toen een poging gedaan om te bemiddelen bij de verzekeringsmaatschappij. Ook politieambtenaar O2 heeft aangeboden te bemiddelen. Verzoekster is daarop niet ingegaan. De politie had op dat moment evenwel ook een poging kunnen doen via de media alsnog de onderhavige getuige te achterhalen.

De onderzochte gedraging is in die zin behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (de burgemeester van Tilburg), is niet gegrond.

Onderzoek

Op 3 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw W. te Tilburg, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (de burgemeester van Tilburg), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de twee betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Dezen maakten van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoekster de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werden de korpsbeheerder en verzoekster een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op enkele punten te wijzigen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 10 januari 2002 vond in de gemeente Tilburg een aanrijding plaats tussen verzoekster als bestuurder van een personenauto en de destijds 19-jarige automobilist S.

2. Twee ambtenaren van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant, de heer H. en de heer O2 kwamen ter plaatse. Zij maakten van dit ongeval een registratieformulier op. In dit registratieformulier werd verzoekster aangeduid als "14.2.".

In de punten 14., 17. en 18. van dit formulier was het volgende vermeld:

"14. Voertuig 1. PERSONENAUTO

(…)

Naam bestuurder S.

(…)

Geboren te (…) d.d.: (…)-1902

(…)

Voertuig 2. PERSONENAUTO

(…)

Naam bestuurder W.

(…)

Geboren te (…) d.d.: (…)-1971

(…)

17. Naam slachtoffer 1. S. geslacht: M

Adres S-straat

Woonplaats Tilburg

Geboortedatum (…)-1902

Wijze van deelname aan het verkeer betrokkene objekt: 14.1

Indien gewond Het slachtoffer is: GEWOND

Vervoerd naar ziekenhuis Welk?

Opgenomen in ziekenhuis nee

Naam slachtoffer 2. W. geslacht: V

Adres V-laan

Woonplaats Tilburg

Geboortedatum (…)-1971

Wijze van deelname aan het verkeer betrokkene objekt 14.2

Indien gewond Het slachtoffer is: GEWOND

Vervoerd naar ziekenhuis Welk? ELISABETH ZIEKENHUIS

Opgenomen in ziekenhuis Ja Verwonding: PIJN IN NEK

18. Beknopte omschrijving van het ongeval.

Betrokkene 1 (S.; N.o.) reed over de P. te Tilburg komende uit de richting van de K-straat en gaande in de richting van de Ringbaan Oost. Voor betrokkene 1 reed een brommobiel. Betrokkene 1 was bezig dit voertuig in te halen ter hoogte van de S-straat.

Betrokkene 2 (verzoekster; N.o.) reed komende uit de richting van de P-straat en gaande in de richting van de S-straat en sloeg op genoemde kruising linksaf de S-straat in. Bij het uitvoeren van dit (deze; N.o.) inhaalmanoeuvre zag betrokkene 1, betrokkene 2 die bezig was linksaf te slaan te laat.

Hierbij kwam het voertuig van betrokkene 1 in aanraking met het voertuig van betrokkene 2.

De rechtervoorzijde van het voertuig van betrokkene 1 raakte de linkerachterzijde van het voertuig van betrokkene 2.

Betrokkene 2 klaagde na de aanrijding over pijn in haar nek. Daarop werd zij door de ambulance overgebracht naar het Elisabeth ziekenhuis te Tilburg."

3. In het Brabants Dagblad van 13 januari 2002 staat in een bericht over de aanrijding onder meer het volgende vermeld:

“Een 99-jarige automobilist heeft donderdagavond in Tilburg een brommobiel met een 30-jarige inzittende geraakt. De bestuurder wilde op de K-straat (richting P.) de Tilburgse vrouw inhalen. Op het moment dat hij haar daadwerkelijk wilde passeren, sloeg de vrouw linksaf. Beide personen raakten gewond. De vrouw werd met nekklachten overgebracht naar een ziekenhuis.”

4. Op 2 maart 2002 stuurde verzoekster een klachtbrief naar betrokken politieambtenaar O2 van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant. Verzoekster schreef onder meer het volgende:

“Op 10 januari jongstleden hebben u en uw collega, de heer H., een proces-verbaal (lees: registratieformulier; N.o.) opgesteld n.a.v. een aanrijding waarbij ik betrokken was.

Dat proces-verbaal is door u aangepast, omdat een aantal gegevens niet juist was. Ook heeft u geen getuigenverklaringen opgenomen en, misschien nog wel vreemder, u heeft mij niets gevraagd over de toedracht van het ongeval.

Ik heb u vervolgens nog een keer telefonisch benaderd, omdat langzamerhand duidelijk werd dat het om een gedeelde schuldvraag zou gaan. Volgens u kon daarvan geen sprake zijn, daar de tegenpartij duidelijk fout zat. Inmiddels is het zover dat de verzekeringsmaatschappij mij volledig aansprakelijk stelt voor een aanrijding die mijns inziens niet door mij is veroorzaakt.

Ik word de dupe van allerlei onduidelijkheden en verkeerde informatie in het eerste proces-verbaal en het ontbreken van getuigenverklaringen. Daarvoor houd ik u en uw collega mede verantwoordelijk.”

5. Op 2 maart 2002 stuurde verzoekster tevens een klachtbrief naar de korpsbeheerder. In deze brief staat onder meer het volgende:

"Op 10 januari jongstleden was ik betrokken bij een aanrijding aan de P. Ik stond voorgesorteerd om linksaf de S-straat in te slaan, liet het tegemoetkomend verkeer voorgaan en op het moment dat ik linksaf wilde slaan, werd ik van achter aangereden. De schade bedraagt ruim 1600 euro.

Twee politieagenten van het team Binnenstad die toevallig langs de P. reden, hebben een proces-verbaal (…) (lees: registratieformulier; N.o.) opgemaakt van het ongeluk. Mij werd niets gevraagd, de tegenpartij heeft daarentegen alle gelegenheid gehad om zijn verhaal te kunnen doen. Ik heb nog gevraagd of ik misschien een schadeformulier moest invullen, maar ook dat was niet nodig. Getuigenverklaringen zijn niet opgenomen, ook niet van mensen die, voordat de politie ter plaatse was, gepraat hebben met de tegenpartij.

Op zaterdag 13 januari jongstleden las ik in Het Brabants Dagblad een bericht (…) (zie feiten, onder A.3.; N.o.) over een aanrijding bij de P. op hetzelfde tijdstip als de aanrijding waarbij ik betrokken was. De leeftijd van het slachtoffer kwam overeen met mijn leeftijd, maar de leeftijd van de tegenpartij kwam niet overeen met de daadwerkelijke leeftijd van degene die mij aangereden heeft. In het bericht stond namelijk dat de tegenpartij 99 jaar oud was. Ook reed ik volgens het bericht in een brommobiel in plaats van in een X. Toen ik dit las, kwam bij mij de gedachte op dat er wel eens kostbare fouten konden zijn gemaakt in het proces-verbaal. Dat heb ik opgevraagd en de informatie die daarin stond vermeld, bleek inderdaad onjuist te zijn. Ik heb vervolgens contact opgenomen met de gemeentepolitie en ik kon, op afspraak met de betrokken agent, een ander proces-verbaal (…) op komen halen op het politiebureau. Toen ik echter op het politiebureau aankwam, bleek niemand op de hoogte te zijn van de gemaakte afspraak en met veel moeite kreeg ik het voor elkaar dat de heer O2 een nieuw proces-verbaal bij mij thuis kwam afleveren.

Vandaag kreeg ik een brief van de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij met daarin de mededeling dat ik volledig aansprakelijk word gesteld voor de schade als gevolg van de aanrijding. U begrijpt dat ik hiervan helemaal niets begrijp; ik word immers van achteren aangereden en aan de linkerkant van mijn auto. Omdat er geen getuigenverklaringen zijn, er geen reconstructie is verricht en ook geen onderzoek is gedaan naar eventuele sporen, heb ik geen recht van spreken. Het is nu een verzekeringskwestie en ik dreig de dupe te worden van onzorgvuldig optreden van de politie. Ik houd de gemeentepolitie Tilburg dan ook mede verantwoordelijk voor het feit dat ik opdraai voor de kosten van een aanrijding waaraan ik mijn inziens geen schuld heb. Ik heb een letselschadeadvocaat in de arm genomen en ik ben van plan deze zaak tot op de bodem uit te zoeken."

6. In haar brieven van 2 maart 2002 vermeldt verzoekster dat de verzekeringsmaatschappij van S. haar aansprakelijk stelt. Dit blijkt uit de brief van 1 maart 2002 die verzoekster van de verzekeringsmaatschappij van S. kreeg:

“Op 10 januari 2002 vond te Tilburg een schadegebeurtenis plaats waarbij betrokken waren onze cliënte S. en u met uw auto.

Wij zijn van mening dat u aansprakelijk bent."

7. In de gewijzigde registratieset waarop verzoekster in haar brieven van 2 maart 2002 doelt, is de leeftijd van S. aangepast en is verzoekster als enige slachtoffer van het ongeval aangemerkt. Dit staat als volgt onder de punten 14. en 17. weergegeven:

"14. Voertuig 1. PERSONENAUTO

(…)

Naam bestuurder S.

(…)

Geboren te (…) d.d.: (…)-1982

(…)

Voertuig 2. PERSONENAUTO

(…)

Naam bestuurder W.

(…)

Geboren te (…) d.d.: (…)-1971

(…)

17. Naam slachtoffer 1. W. geslacht: V

Adres V-laan

Woonplaats Tilburg

Geboortedatum (…)-1971

Wijze van deelname aan het verkeer betrokkene objekt: 14.2

Indien gewond Het slachtoffer is: GEWOND

Vervoerd naar ziekenhuis Welk? ELISABETH ZIEKENHUIS

Opgenomen in ziekenhuis Ja Verwonding: PIJN IN NEK

Naam slachtoffer 2. geslacht:

Adres

Woonplaats

Geboortedatum

Wijze van deelname aan het verkeer objekt

Indien gewond

Vervoerd naar ziekenhuis Welk?

Opgenomen in ziekenhuis nee Verwonding:"

8. SRK Rechtsbijstand stuurde op 7 maart 2002 een brief naar verzoekster, waarin onder meer het volgende naar voren komt:

"Op 5 maart 2002 heb ik de boekhouder van SRK Rechtsbijstand opdracht gegeven een bedrag van € 689,78 over te maken op uw rekening (…). Dit bedrag behelst de cascoschade en de wettelijke rente, uitgaande van 50% aansprakelijkheid zoals door de verzekeraar van de wederpartij is erkend."

9. De districtschef van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant reageerde per brief van 16 mei 2002 onder meer als volgt op de klacht van verzoekster:

"Naar aanleiding van uw klacht welke op 8 maart door de gemeente Tilburg werd ontvangen is door mevrouw O., operationeel chef van politie Midden- en West-Brabant een onderzoek ingesteld.

Hieruit is gebleken dat de politieambtenaren op de plaats van de aanrijding van beide betrokken partijen de gegevens hebben genoteerd en hun bevindingen in een registratieset hebben gerelateerd. De eerste zorg naar u was de medische zorg en die is ter plaatse ook verleend. Ook is gezocht naar getuigen van het ongeval, doch omstanders waren zogenaamde 'klapgetuigen', dit zijn mensen die de aanrijding pas zagen nadat ze de klap gehoord hadden en daarom voor de vaststelling van de schuldvraag niet bruikbaar. De bestuurder van de brommobiel is niet gehoord, aangezien de situatie voor de behandelende collega's duidelijk was. Voor zover door mij te beoordelen stel ik vast dat door de politiemensen ter plaatse de juiste acties zijn ondernomen.

Het persbericht welke de politie Tilburg heeft verstuurd naar het Brabants Dagblad is tot onze spijt niet geheel juist opgesteld. De oorzaak van dit misverstand is op dit moment niet meer te achterhalen. Ik bied u hier mijn verontschuldigingen voor aan.

Ook waren de leeftijden van u en de andere partij abusievelijk verkeerd ingevoerd in het politierapport. Door de politieambtenaar is dat zodra dit bekend was, direct gewijzigd en is het rapport met de juiste gegevens opnieuw opgestuurd naar U, de tegenpartij en de NVVA.

Op woensdag 24 april 2002 is mevrouw O. in gesprek met u geweest en heeft over bovenstaande gesproken.

In dit gesprek en in uw brief geeft u tevens aan dat u aansprakelijk gesteld wordt door de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij. Hoewel dit om civiele partijstelling gaat en de politie in deze geen rol meer heeft, heeft mevrouw O. contact gezocht met de verzekeringsmaatschappijen om voor u te bemiddelen. Dit heeft echter niet tot het gewenste resultaat geleid. De verzekeringsmaatschappij ZLM, contactpersoon mevrouw P2, afdeling letselschade, kon echter niets voor u doen. Zij gaf u het advies om via uw letselschadeadvocaat de zaak opnieuw aan te vechten. Wij wensen u hier oprecht succes bij. De heer O2, politieambtenaar team Tilburg Binnenstad heeft al eerder aangeboden om zijn bevindingen van de aanrijding toe te lichten. Dit aanbod geldt nog steeds.

Al met al ben ik van mening dat de aanrijding niet op een wijze is afgehandeld die kan worden aangemerkt als een wanprestatie. Ik acht mij dan ook niet aansprakelijk voor de door u geleden schade.

Ik kan mij wel voorstellen dat door de genoemde foutjes een indruk is ontstaan van een niet correcte afwerking."

B. Standpunt verzoekster

1. Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Verder deelde verzoekster in haar verzoekschrift van 3 juni 2002 nog onder meer het volgende mee:

"Ik ben op 10 januari jongstleden betrokken geweest bij een aanrijding. Ik stond voorgesorteerd om linksaf te slaan en liet het tegemoetkomende verkeer voorgaan. Ik keek nogmaals in mijn spiegel en trok op om inderdaad linksaf te slaan. Op dat moment werd ik van achteren aangereden door een 19-jarige automobilist. Hij kon niet meer remmen.

De politie is ter plaatse geweest, maar heeft mij geen enkele vraag gesteld over de aanrijding. Volgens de politie was het duidelijk dat ik geen dader was. Bovendien had ik direct last van mijn nek en daarom had de politie de ambulance laten komen.

Op 12 januari stond er een krantenbericht in Het Brabants Dagblad (…) (zie feiten, onder A.3.; N.o.) en daarin waren de verkeerde gegevens opgenomen. Zo zou ik in een brommobiel hebben gereden en zou degene die mij aangereden heeft 99 jaar oud zijn. Toen werd mij duidelijk dat het politierapport dan ook de verkeerde informatie zou kunnen bevatten. Ik heb met veel moeite dit rapport ontvangen en daarop stonden inderdaad de verkeerde gegevens. Na aandringen heb ik uiteindelijk een nieuw proces-verbaal ontvangen.

Ondertussen waren ook de verzekeringen van beide partijen aan het werk. Ik heb mijn rechtsbijstandsverzekering ingeschakeld, maar al snel bleek dat deze niet naar mijn volle tevredenheid werd ingezet. Het kwam erop neer dat de verzekeringskantoren uitkwamen op gedeelde schuld, terwijl er volgens de politie geen twijfel over bestond dat de schuld bij de tegenpartij lag. Maar de politie is voor verzekeringsmaatschappijen geen partij. Ik heb daarom ongeveer € 600 uitgekeerd gekregen, een bedrag dat overeen kwam met de helft van de materiële schade aan mijn auto (van die schade heb ik foto's gemaakt). De verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij beroept zich op het feit dat er geen getuigenverklaringen zijn. Die ontbreken inderdaad, doordat de politie (geen moeite heeft gedaan; N.o.) de brommobiel die achter mij stil stond, heeft laten gaan. Zij was er immers van overtuigd dat mij geen schuld trof.

Langzamerhand werd mij duidelijk dat ik slachtoffer werd van twee verzekeringsmaatschappijen die onderling bepalen bij wie de schuld ligt, zonder dat er iemand van hen bij aanwezig is geweest. Ook werd mij duidelijk, dat als de politie getuigenverklaringen had opgenomen of getuigen had opgeroepen, er nu niet zoveel problemen waren geweest. Ik krijg nu mede de schuld van een aanrijding waaraan ik niet schuldig ben geweest. Daarom heb ik in een brief aan de burgemeester van Tilburg, de heer Stekelenburg, en in een brief aan de gemeentepolitie van Tilburg, de politie verantwoordelijk gesteld voor het feit dat ik mede schuldig word bevonden aan een aanrijding waaraan ik geen schuld heb. De politie heeft een onderzoek ingesteld en daaruit kwam als conclusie naar voren dat zij zichzelf geen fouten toeschrijft. Er waren alleen klapgetuigen en de politie heeft de brommobiel laten gaan, omdat ik geen dader was en er hoefde dus niets bewezen te worden (…) (zie feiten, onder A.8.; N.o.). Daarmee geeft de politie mijns inziens aan dat zij toch fouten heeft gemaakt. Met dit antwoord was ik dan ook niet tevreden (…)"

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De korpsbeheerder reageerde bij brief van 21 augustus 2002 op de klacht. De korpsbeheerder deelde in zijn reactie onder meer het volgende mee:

"Nadat door operationeel chef O. van het team Binnenstad van de regiopolitie Midden- en West-Brabant een onderzoek werd ingesteld, is door de districtschef van het politiedistrict Tilburg, namens mij, aan mevrouw W. een afdoeningsbrief verzonden. In deze brief werd aangegeven, dat er geen getuigen van de betreffende aanrijding werden gehoord. Dit om reden dat het geen getuigen waren die de aanrijding feitelijk hadden zien gebeuren. Het was bovendien voor de betrokken politiemedewerkers duidelijk dat mevrouw W. geen schuld had aan deze aanrijding. Dit werd ook aangegeven in de later door de politiemedewerkers opgemaakte registratieset. Er mocht mijn inziens dan ook door de politiemedewerkers worden aangenomen, dat het nog verder zoeken van getuigen een overbodige actie was. Ik heb van mevrouw O. begrepen, dat de door mevrouw W. bedoelde getuige niet meer valt te achterhalen. Nadat was gebleken dat (mevrouw W. door; N.o.) de verzekeringsmaatschappij haar verder ook niet kon/wilde bijstaan, is door de politie aangeboden hun bevindingen aan derden toe te lichten, opdat nogmaals duidelijk mocht zijn dat mevrouw W. geen schuld had aan deze aanrijding.

Een afhandeling van een aanrijding zoals in deze is een gebruikelijke. Ik ben dan ook van mening dat de klacht voor wat betreft dit aspect ongegrond is. Het laat onverlet, dat ik het betreur dat mevrouw W. aansprakelijk wordt gesteld voor een aanrijding waaraan zij geen schuld heeft. Dit is echter verder een civiele aangelegenheid."

2. De korpsbeheerder voegde onder meer afschriften van de volgende stukken bij zijn standpunt:

2.1. Een proces-verbaal van verhoor van 3 april 2002 van betrokken politieambtenaar H. Hierin komt onder meer naar voren:

"Ik ben op 10 januari 2002 omstreeks 19.57 uur inderdaad bij een aanrijding geweest op de P. te Tilburg.

Ik heb de gegevens die ik bij de aanrijding had opgenomen ingevoerd in de computerbestanden van de politie. Ik heb een fout gemaakt bij de invoering van een van de betrokkenen van de aanrijding. De geboortedatum welke ik ingevoerd had was (…)-1902 en dit moest zijn (…)-1982. Mevrouw W., de andere betrokkenen, had hierover gebeld en dit is hierna ook direct gewijzigd.

Mevrouw W. gaf na de aanrijding aan dat zij last had van haar nek en zij is met een ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis.

Ik ben niet met haar in gesprek geweest.

De toedracht was hetgeen op de registratieset is verwoord."

2.2. Een proces-verbaal van verhoor van 16 april 2002 van betrokken ambtenaar O2. Hierin komt onder meer het volgende naar voren:

"Op 10 januari 2002 kwam ik met collega H. toevallig uitgereden op een aanrijding aan de P. te Tilburg. Ik heb aldaar mevrouw W. gesproken en heb haar gegevens opgenomen. Zij klaagde over haar hoofd en nek. De ambulance werd gewaarschuwd. Aan haar is voorgesteld dat zij binnen in een woning aldaar mocht wachten en even zitten, maar dit was volgens haar niet nodig. Er stonden veel mensen om de aanrijding heen. Wij hebben gezocht naar daadwerkelijke getuigen doch deze niet aangetroffen, wel veel zogenaamde 'klapgetuigen' die pas na de klap iets hadden gezien. Hier geen verklaringen van opgenomen. Wij hebben tegen beide partijen verteld dat wij hen zouden voorzien van de gegevens van de betrokkenen.

Ik zag zelf het krantenbericht en verbaasde me over de uitleg in de krant en over de leeftijden van de betrokkenen. De leeftijden waren onjuist. De inhoud van het persbericht kwam niet overeen met hetgeen wij in de registratieset hadden vermeld.

Mevrouw W. verscheen aan het bureau. Zij was gepikeerd over het persbericht en over de onjuiste gegevens op het afschrift wat zij had ontvangen.

Ik heb zelf de registratieset gewijzigd. Mijn collega had abusievelijk de onjuiste geboortedata ingevoerd. Ik heb beide partijen hierover geïnformeerd.

Enige tijd later kwam mevrouw W. aan het bureau en vertelde dat de verzekering de schade niet wilde vergoeden. Ik heb haar voorgesteld om met de verzekering te praten, te bemiddelen of informatie over de toedracht te geven. Zij zou nog wel kijken. Ik heb niets meer van haar gehoord. Hetgeen in de derde alinea van haar brief (van 2 maart 2002, zie feiten, onder A.6.; N.o.) staat is onjuist. Zodra ik op de hoogte was dat zij mij wilde spreken heb ik haar direct geholpen."

D. telefonische reactie verzoekster

Verzoekster heeft als haar reactie op het standpunt van de korpsbeheerder telefonisch op 11 november 2002 tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman aangegeven dat zij volhardde in haar standpunt. Hierbij gaf zij tevens aan dat de auto die achter haar stond voordat de aanrijding plaatsvond, geen brommobiel, maar een Smart was. Verzoekster geeft aan dat zij later van de politie hoorde dat de bestuurder van de brommobiel/Smart zijn voertuig na de aanrijding aan de kant van de weg had gezet. Voorts gaf verzoekster aan dat zij zelf niet met deze bestuurder had gesproken en ook geen kenteken had genoteerd, omdat zij te versuft was van de aanrijding en pijn had.

E. nadere Reactie korpsbeheerder

1. Per brief van 20 november 2002 verzocht de Nationale ombudsman de korpsbeheerder in zijn nadere reactie tevens de volgende vragen te beantwoorden:

- Uit een telefoongesprek dat mevrouw P3, medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman heeft gehad met mevrouw W., blijkt dat de brommobiel reeds achter haar stond te wachten toen zij links af wilde slaan. Het voertuig was overigens geen brommobiel volgens mevrouw W., maar een Smart. Waar was de bestuurder van dit voertuig op het moment dat de betrokken politieambtenaren waren gearriveerd?

- Als deze bestuurder zich nog op de plaats van het ongeval bevond, om welke reden is deze dan niet op dat moment als getuige gehoord door de betrokken ambtenaren?

- Mevrouw W. is direct na het ongeval naar het ziekenhuis vervoerd; om welke reden is zij niet verhoord naar aanleiding van het ongeval?

2. De korpsbeheerder reageerde hierop per brief van 10 december 2002 onder meer als volgt:

"Op mijn verzoek is door de heer H2 teamchef (plaatsvervangend) Binnenstad Tilburg een nader onderzoek ingesteld. Van dit onderzoek is door hem aan mij melding gemaakt bij brief de dato 4 december 2002. Voor de beantwoording van de door u gestelde vragen verwijs ik naar bijgaande brief."

3. De korpsbeheerder voegde een afschrift van de brief van 4 december 2002 van de teamchef Binnenstad Tilburg bij zijn brief van 10 december 2002. In deze brief staat onder meer het volgende:

"Als antwoord op de vragen 1 en 2 stelden de betreffende verbalisanten O2 en H. desgevraagd:

'Het voertuig dat achter de auto van mevrouw W. heeft stilgestaan, was een zogenaamde brommobiel en geen Smart.

Wij hebben dat voertuig ter plaatse nog zien staan.

Wij zijn uitgestapt en hebben ons in eerste instantie gericht tot de rechtstreeks bij de aanrijding betrokken bestuurders.

Daaruit bleek onmiddellijk hoe de aanrijding tot stand was gekomen en bleek ook dat daarover tussen deze bestuurders geen verschil van mening bestond.

Omdat ook bleek dat mevrouw W. klaagde over pijn in haar nek werd onmiddellijk een ambulance besteld en werd bekeken hoe het met de veiligheid en doorstroming van het verkeer ter plaatse gesteld was.

Terwijl wij deze handelingen verrichtten, is de brommobiel met zijn bestuurder ter plaatse vertrokken, zonder dat zijn personalia zijn vastgesteld.

Omdat de toedracht van de aanrijding duidelijk was, is dat door ons niet als een probleem ervaren.'

Als reactie op vraag 3 stelden deze verbalisanten:

'Mevrouw W. is wel degelijk gehoord.

Zij heeft dat misschien niet als een formeel verhoor ervaren maar in eerste instantie bij het eerste contact en vervolgens terwijl er werd gewacht op de ambulance is aan mevrouw W. gevraagd wat er was gebeurd en hoe de aanrijding had plaatsgevonden. Dat is door een van de rapporteurs in steekwoorden genoteerd.

Ook is de andere betrokken bestuurder op dezelfde wijze gehoord, een manier van werken die heel gebruikelijk is bij een dergelijk soort aanrijding.

Nogmaals het was toen duidelijk hoe de aanrijding had plaatsgevonden. Getuigen die daadwerkelijk hadden gezien hoe de aanrijding had plaatsgevonden werden door ons niet aangetroffen.

Omdat door ons nauwlettend de toestand van mevrouw W. in de gaten werd gehouden en omdat we haar ervan probeerden te overtuigen dat ze misschien beter in een van de nabijgelegen panden op de ambulance kon wachten (dat werd door een van de ondernemers uit de buurt aangeboden) kwam onze manier van de verklaring opnemen niet als zodanig over op mevrouw W.

Nadat mevrouw was afgevoerd door een ambulance hebben we later nog naar de aard van het letsel geïnformeerd bij de Eerste Hulp.'"

F. reactie verzoekster

Verzoekster stuurde op 16 maart 2003 naar aanleiding van de nadere reactie van de korpsbeheerder van 10 december 2002 haar reactie, waarin onder meer het volgende staat vermeld:

"Voor wat betreft het feit dat de tegenpartij (ZLM) uitgaat van 50% aansprakelijkheid, kan ik u geen brief overleggen waarin zij letterlijk uitlegt waarom ik 50% aansprakelijk word gesteld. Wel kan ik u brieven overleggen waarin mijn letselschadeadvocaat mij schrijft dat het zou kunnen dat we aan ZLM een bewijs van de (mede) schuld moeten leveren en dat dat moeilijk wordt. Dat is gelegen in het feit dat er dan getuigen gezocht zouden moeten worden en aangezien er geen getuigenverklaringen door de Politie Tilburg zijn opgemaakt, zou dat voor ons een probleem opleveren. U begrijpt dus, dat als de tegenpartij zou blijven bij het standpunt dat ik 50% aansprakelijk ben, ik genoodzaakt ben getuigen op te roepen en dan blijkt weer dat de Politie Tilburg toch de bestuurder van de brommobiel niet had moeten laten gaan. Zij schrijft ook dat zij het voertuig ter plaatse nog heeft gezien en dat zij geen personalia heeft vastgesteld van deze bestuurder. Er is dus ook niet te achterhalen wie deze mogelijke kroongetuige is.

Tenslotte wil ik nog op twee punten ingaan met betrekking tot de reactie van de Politie Tilburg. Zij schrijft dat zij mij wel degelijk gehoord heeft, maar dat ik dat niet zo ervaren heb. Dat klopt: ik heb dat niet zo ervaren en de reden daarvoor is dat zij mij alleen gevraagd heeft om mijn personalia en mijn rijbewijs. Verder zijn mij geen concrete vragen gesteld over de toedracht van de aanrijding. Daarbij komt nog, en daar gaat de politie verder niet meer op in, dat ik emotionele schade opliep toen ik twee dagen na de aanrijding in de krant een bericht zag staan dat over mij ging maar waarvan de inhoud niet klopte. Naast de nekklachten die ik als gevolg van de aanrijding had, maakte ik me ook erg veel zorgen over het bericht dat in de krant stond en de gevolgen daarvan voor mij."

G. Nadere reactie verzoekster

Per brief van 19 mei 2003 reageerde verzoekster op enkele vragen die de Nationale ombudsman haar per brief van 12 mei 2003 had gesteld.

"Op de eerste plaats wilt u weten met wie de tegenpartij heeft gepraat net na de aanrijding. Aan de P. (…) is een duikschool gevestigd (…). De medewerkers van deze duikschool werden door de politie zogenaamde klapgetuigen genoemd en zij kwamen direct na de aanrijding naar buiten. Zij hebben mij ook in hun duikschool opgevangen. Ook hebben zij met de tegenpartij gepraat. Wat zij precies hebben gemeld is mij onbekend, daar ik het op dat moment drukker met mezelf had, zoals u zult begrijpen.

Uw tweede vraag was waaruit het onderzoek in het ziekenhuis bestond. Ik ben per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd en ik heb daar tot 22.45 uur allerlei onderzoeken gehad. Men heeft foto's gemaakt op de eerste hulp en men heeft verder nog gekeken of ik beperkingen bij het bewegen had. Verder heb ik daar geruime tijd met een kraag om op een bed gelegen. Rond 23.00 uur was ik weer thuis. (Het ongeluk vond rond 19.45 uur plaats.)"

Achtergrond

1. Aanwijzing verkeersongevallen van 31 oktober 2001

Ingevolge de Aanwijzing verkeersongevallen van 31 oktober 2001, in werking getreden op 1 januari 2002 (Stcrt. 2001, 243) en geldig tot 1 oktober 2006, zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen worden geregistreerd, een registratieset aan de Stichting Processen Verbaal.

Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of meer dan lichte schade is veroorzaakt, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade, dient een registratieset te worden opgemaakt. Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt. In de gevallen waarin slechts een registratieset wordt opgemaakt, is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan.

Wanneer een verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor een betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, dient proces-verbaal te worden opgemaakt. Wanneer sprake is van dagbehandeling, of wanneer sprake is van één slachtoffer die tevens enige verdachte is, kan worden volstaan met een registratieset. Dit betekent dat wanneer een betrokkene van de plaats van het ongeval naar het ziekenhuis wordt vervoerd, een proces-verbaal moet worden opgemaakt. Als later blijkt dat er slechts sprake is van licht letsel en behandeling in het ziekenhuis niet nodig is, kan van het opmaken van een proces-verbaal worden afgezien. Hiervoor dient de betrokken politieambtenaar navraag te doen bij de behandelend arts of het slachtoffer.

Op de registratieset is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.

2. Het kopje "Twijfelgevallen" van de Aanwijzing verkeersongevallen van 31 oktober 2001 vermeldt het volgende:

"Indien op de plaats van een verkeersongeval getwijfeld wordt of ter zake van het ongeval proces-verbaal moet worden opgemaakt, wordt het sporenonderzoek, alsmede het verhoren van de betrokkenen en eventuele getuigen zo veel mogelijk afgerond. Dit om te voorkomen dat gegevens, die nodig zijn voor de eventuele verdere afwikkeling van het ongeval, verloren gaan."

Instantie: Regiopolitie Midden- en West-Brabant

Klacht:

Getuige van aanrijding waarbij verzoekster betrokken was niet gehoord, geen gegevens van getuige opgenomen in registratieformulier van aanrijding.

Oordeel:

Niet gegrond