Verzoeker klaagt er over dat het arrondissementsparket te Assen onvoldoende inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van zijn rechtsbijstandverzekeraar van 19 april 2001, waarin werd gevraagd waarom de officier van justitie van mening was dat het redelijk was om tegen de verdachten van de roofoverval waarvan verzoeker slachtoffer is geweest 3 jaar gevangenisstraf te eisen.
Beoordeling
1. Verzoeker werd op 23 maart 1999 slachtoffer van een gewelddadige overval op zijn woning annex bedrijf. In verband hiermee hield de politie vijf verdachten aan die door het openbaar ministerie werden gedagvaard. De rechtbank te Assen veroordeelde de verdachten tot een lagere straf dan de officier van justitie had geëist. Verzoeker klaagt er over dat het arrondissementsparket te Assen onvoldoende inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van zijn rechtsbijstandverzekeraar van 19 april 2001, waarin werd gevraagd om welke reden de officier van justitie van mening was dat het redelijk was om tegen de verdachten van de roofoverval waarvan verzoeker slachtoffer is geweest 3 jaar gevangenisstraf te eisen. Verzoeker was het niet eens met het na tussenkomst van de Nationale ombudsman op 2 september 2002 door het openbaar ministerie ingenomen standpunt dat het niet gebruikelijk is dat een officier van justitie correspondeert over de hoogte van de eis.
2. De minister van Justitie berichtte dat op 10 april 2001 een slachtoffergesprek heeft plaatsgevonden tussen verzoeker, twee officieren van justitie en de coördinator bureau slachtofferzaken, waarbij uitvoerig is ingegaan op alle 'ins' en 'outs' van de zaak en de strafrechtelijke afwikkeling van de zaak. Tijdens de openbare behandeling van de strafzaak op 18 april 2001, heeft de behandelend officier van justitie tijdens haar requisitoir de gronden voor de eis, inclusief de strafmaat, gemotiveerd in aanwezigheid van verzoeker, aldus de minister. Het openbaar ministerie is niet ingegaan op het verzoek van verzoekers rechtsbijstandverzekeraar van 19 april 2001, waarin onder meer nadere uitleg inzake de volgens verzoeker tegenvallende eis werd verzocht.
De minister berichtte dat het openbaar ministerie echter op alle mogelijke manieren heeft getracht de informatievoorziening richting verzoeker minimaal conform de aanwijzing slachtofferzorg gestalte te doen geven en daarin ruimschoots was geslaagd. Voorts heeft het openbaar ministerie getracht op geen enkele wijze de motivering van de eis achter te houden voor verzoeker. De minister is van mening dat is ingegaan op de gronden voor de eis in deze zaak. Verzoeker was de gelegenheid geboden om naar aanleiding van de zitting rechtstreeks contact op te nemen met de behandelend officier van justitie. Van het nemen van een dergelijk initiatief door betrokkene was de minister niets gebleken.
De minister achtte het niet juist dat een officier van justitie vervolgens nog gaat corresponderen over de hoogte van de eis met de rechtsbijstandverzekeraar, terwijl betrokkene heeft aangegeven verdere correspondentie rechtstreeks te willen hebben met het openbaar ministerie, maar het daartoe geboden initiatief niet heeft genomen.
Omdat het openbaar ministerie zich alle moeite heeft getroost om verzoeker adequaat te begeleiden middels het slachtoffergesprek, het juridische advies, de begeleiding tijdens de zitting en de geboden mogelijkheid om telefonisch informatie in te winnen, is de minister van mening dat de klacht ongegrond is.
3. Het is een vereiste van zorgvuldigheid dat zo volledig mogelijk wordt gereageerd op correspondentie. Indien wordt besloten om niet in te gaan op een in die correspondentie vervat verzoek dient dit schriftelijk en gemotiveerd te worden bericht. Het staat vast dat het arrondissementsparket te Assen niet schriftelijk heeft gereageerd op het verzoek van 19 april 2001 betreffende de hoogte van de strafeis. In zoverre heeft het arrondissementsparket in strijd gehandeld met de vereiste zorgvuldigheid.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
4. Ten overvloede wordt het volgende overwogen. Met de minister is de Nationale ombudsman van mening dat de hulp aan verzoeker als slachtoffer van het hem overkomen misdrijf de toets der kritiek ruimschoots kan doorstaan. Door verzoeker te begeleiden middels het slachtoffergesprek, het juridische advies, de begeleiding tijdens de zitting en de geboden mogelijkheid om telefonisch informatie in te winnen, heeft het arrondissementsparket gehandeld volgens de aanwijzing slachtofferzorg (zie achtergrond).
Voorts had het, gelet op de hiervóór genoemde omstandigheden in de rede gelegen dat het openbaar ministerie verzoeker(s gemachtigde) in reactie op de brief van 19 april 2001 had bericht dat correspondentie over de strafeis niet zou worden gevoerd. Verzoeker was immers via het gesprek met de officieren van justitie, slachtofferzorg, het bijwonen van de zitting en de mogelijkheid tot telefonische informatie-inwinning voldoende in de gelegenheid gesteld op de hoogte te komen van de gewenste informatie.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het arrondissementsparket te Assen, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, is gegrond.
Onderzoek
Op 17 februari 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Y, met een klacht over een gedraging van het arrondissementsparket te Assen. Omdat het arrondissementsparket op dat moment verzoekers klacht nog niet had afgehandeld verzocht de Nationale ombudsman het arrondissementsparket op 29 maart 2002 verzoekers klacht af te handelen. Bij brief van 17 april 2002 berichtte het arrondissementsparket de Nationale ombudsman dat verzoekers klacht alsnog was afgehandeld. Omdat verzoeker niet tevreden was met de inhoud van de afhandeling van zijn klacht wendde hij zich bij brief van 28 april 2002 tot de Nationale ombudsman. Op 13 juni 2002 legde de Nationale ombudsman verzoekers klacht nogmaals voor aan het arrondissementsparket te Assen met het verzoek de vraag van verzoeker alsnog te beantwoorden. Bij brief van 2 september 2002 berichtte het arrondissementsparket verzoeker. Omdat verzoeker het niet eens was met de inhoud van die reactie wendde hij zich nogmaals tot de Nationale ombudsman.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Tijdens het onderzoek kregen de minister van Justitie en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Noch verzoeker noch de minister van Justitie gaf binnen de gestelde termijn een reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker werd op 23 maart 1999 slachtoffer van een gewelddadige overval op zijn woning annex bedrijf. In verband hiermee hield de politie vijf verdachten aan die vervolgens door het openbaar ministerie werden gedagvaard. De rechtbank te Assen veroordeelde de verdachten tot een lagere straf dan de officier van justitie had geëist.
2. Bij brief van 19 april 2001 wendde verzoekers rechtshulpverlener zich namens verzoeker tot het arrondissementsparket te Assen. Hij deelde onder meer mee:
"Overigens, van de heer D. (verzoeker; N.o.) heb ik begrepen dat u tegen de daders 3 jaar cel heeft geëist. De heer D. liet mij weten dat het tegengevallen is dat er niet meer geëist is. Als voorbeeld haalde hij een u wel bekende vergelijkbare zaak van 6 jaar geleden aan waar 6 jaar werd geëist. Kunt u mij c.q. cliënten laten weten op grond waarvan u van mening bent dat 3 jaar cel redelijk is?"
3. Het arrondissementsparket deelde verzoekers rechtshulpverlener op 28 mei 2001 onder meer schriftelijk mee:
"In antwoord op uw schrijven d.d. 19 april 2001 stuur ik u hierbij de bij bovengenoemde zaak behorende uitspraak.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 02 mei 2001 zijn de verdachten in de strafzaak met bovenvermelde parketnummers veroordeeld tot:
H.: 2 jaar gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
K. en N.: 3 jaar gevangenisstraf waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Daarnaast heeft de rechter uw schadeclaim op twee manieren toegewezen:
- er is een schadevergoedingsmaatregel van ƒ 6000,-- opgelegd en
- er heeft een toewijzing civiele vordering plaatsgevonden voor een bedrag van ƒ 6000,--
- Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geldt dat de incassoprocedure plaatsvindt via het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden. De verdachte moet dan ook het schadebedrag storten op het rekeningnummer van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden.
Zodra de verdachte heeft betaald (wat soms wel enige tijd, 1-2 jaar, kan duren), zal het bedrag op uw rekeningnummer worden gestort. De incassoprocedure van het CJIB heeft niet altijd het gewenste resultaat. Wanneer de verdachte geen inkomen en/of vermogen heeft, kan hij/zij niet betalen en zal de vervangende hechtenis worden opgelegd. De vordering blijft echter wel bestaan.
Wij zullen u informeren wanneer dit van toepassing is.
U kunt dan schriftelijk een grosse (kopie van het vonnis) opvragen bij de rechtbank Assen.
Deze grosse kunt u dan in handen stellen van een deurwaarder met het verzoek voor tenuitvoerlegging zorg te dragen.
Een toewijzing civiele vordering wil eigenlijk zeggen dat de rechter u een schadebedrag toekent, wat u zelf mag innen.
Ook in deze situatie kunt u schriftelijk een grosse opvragen bij de rechtbank te Assen, waarmee u een deurwaarder de opdracht kunt geven dit bedrag voor u te innen.
PAS OP: DE KOSTEN DIE AAN HET INSCHAKELEN VAN EEN DEURWAARDER VERBONDEN ZIJN, ZIJN IN EERSTE INSTANTIE VOOR UW EIGEN REKENING.
De rechter heeft een schadevergoedingsmaatregel en een toewijzing civiele vordering opgelegd. Dit betekent dat deze procedures gelijktijdig gestart kunnen worden.
Wij verzoeken u daarom, wanneer u zelf met de inning aan de slag wilt gaan, dit middels bijgevoegd antwoordformulier kenbaar te maken.
Indien u naar aanleiding van het vorenstaande vragen heeft kunt u daarover - bij voorkeur schriftelijk en onder vermelding van bovenstaand parketnummer - contact met mij opnemen."
4. Verzoekers rechtshulpverlener rappelleerde het arrondissementsparket bij brieven van 2 juli 2001 en 10 oktober 2001 over de vraag met betrekking tot de strafeis.
5. Na tussenkomst van de Nationale ombudsman liet het arrondissementsparket te Assen bij brief van 17 april 2002 verzoeker onder meer weten:
"Slachtoffergesprek
Op 10 april 2001 heeft een 'slachtoffergesprek' plaatsgevonden tussen de heer D., mr. F. (officier van justitie) en mr. L. (officier van justitie) en mevrouw B. (slachtofferzaken). Er is onder meer afgesproken dat de heer D. na de zitting telefonisch contact zou kunnen opnemen met de behandelend officier van justitie omtrent de stand van zaken.
Correspondentie
Bij brief van 19 april 2001 heeft ARAG als rechtsbijstandverzekeraar verzocht om een afschrift van het vonnis en een vraag omtrent de eis gesteld. Omtrent de vraag naar de eis verwijs ik naar de inhoud van het slachtoffergesprek, waarbij is aangegeven dat de heer D. omtrent vragen inzake de strafzaak contact zou opnemen met de behandelend officier van justitie.
Bij brief van 28 mei 2001 heeft het bureau slachtofferzaken gereageerd op het verzoek van A. Rechtsbijstand. (...)
In de brief wordt aangegeven dat de rechtsbijstandverzekeraar een grosse van het vonnis kan opvragen bij de rechtbank Assen.
Het bureau slachtofferzaken heeft echter ook het verzoek om een afschrift van het vonnis te sturen naar de rechtsbijstandverzekeraar direct neergelegd bij de strafgriffie van de rechtbank.
Naar ik heb begrepen heeft de griffie van de rechtbank d.d. 24 juli 2001 een afschrift van het vonnis naar de rechtsbijstandverzekeraar gestuurd.
Ik heb de heer D. op de hoogte gesteld van de inhoud van deze brief."
6. Na een tweede tussenkomst van de Nationale ombudsman berichtte het arrondissementsparket te Assen verzoeker bij brief van 2 september 2002 onder meer:
"Het OM heeft de brief van Rechtsbijstandverzekeraar ARAG van 19 april 2001 jl. (...) beantwoord bij brief van 28 mei 2001. Daarbij is informatie verschaft over de inhoud van het vonnis en is uitvoerig ingegaan over de afhandeling van uw schadeclaim. In deze brief is niet ingegaan op de 'tegenvallende eis'.
Het is niet gebruikelijk dat een officier van justitie correspondeert over de hoogte van de eis. Mevrouw mr. L. heeft als behandelend officier van justitie tijdens het requisitoir in een openbare zitting de gronden aangegeven voor haar eis.
Die argumenten zijn juist toegespitst op deze zaak en niet op een mogelijk 'vergelijkbare zaak'.
In deze zaak heeft u op 10 april 2001 jl. uitvoerig gesproken met de officieren van justitie, mr. L. en mr. F. en mevrouw B. (bureau slachtofferzaken) over alle 'ins' en 'outs' van de zaak en de strafrechtelijke afwikkeling daarvan. Daarbij is besproken dat u de zitting zou bijwonen, waarbij u zich bij de dienstingang zou melden en door de beveiliging naar de zittingszaal gebracht zou worden.
Tevens is afgesproken dat u telefonisch informatie kon inwinnen over de uitspraak."
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
2. Voorts liet verzoeker bij brief van 5 september 2002 onder meer weten:
"Nog steeds weigert het openbaar ministerie in te gaan op haar beweegredenen om tegen de daders van de overval waar wij het slachtoffer van werden zo'n milde straf te eisen.
In het door de hoofdofficier gerefereerde gesprek van 10 april 2000 jl. heeft de officier van justitie mevrouw Mr. L. duidelijk gemaakt dat zij bij het vaststellen van haar eis notitie neemt van vergelijkbare strafzaken en veroordelingen.
Waarom is het niet gebruikelijk dat een officier van justitie correspondeert over de hoogte van de eis?
Blijkbaar hebben slachtoffers in de ogen van de officier van justitie minder rechten dan daders.
Brieven van de rechtsbijstandverzekeraar A. worden zodoende door haar genegeerd en reactie komt pas na interventie door de Nationale ombudsman.
De laatste alinea in de brief heeft betrekking op het door ons bijwonen van de zitting. Waarom zij dit schrijft is ons volkomen onduidelijk.
De houding van het openbaar ministerie ten opzichte van ons als slachtoffers van een misdaad ervaren wij als onrechtvaardig en niet zorgvuldig."
C. Standpunt Minister van Justitie
In reactie op verzoekers klacht liet de minister van Justitie bij brief van 19 februari 2003 onder meer weten:
"Feiten overzicht
Op 23 maart 1999 is betrokkene het slachtoffer van een gewelddadige overval geworden. Het opsporingsonderzoek heeft geleid tot aanhouding van vijf verdachten. Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Assen van 2 mei 2001 zijn de verdachten voor hun aandeel in de overval veroordeeld. De verdachten zijn veroordeeld tot een lagere straf dan door de officier van justitie ter zitting was geëist.
Eén van de verdachten is in appel gegaan en bij onherroepelijk vonnis van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 november 2001 wederom veroordeeld.
Correspondentie met het slachtoffer en slachtoffergesprek
Op 6 april 2001 heeft de rechtsbijstandverzekeraar van betrokkene bij het arrondissementsparket Assen een verzoek ingediend tot het toesturen van het volledige proces-verbaal, waarbij werd aangegeven dat zijn cliënt afziet van voeging in de strafzaak, aangezien de vordering te complex zou zijn.
Op 10 april 2001 heeft een slachtoffergesprek plaatsgevonden tussen betrokkene, mr. F. (officier van justitie), mr. L. (officier van justitie) en mevrouw B. (coördinator bureau slachtofferzaken). In dat gesprek is uitvoerig ingegaan op alle 'ins' en 'outs' van de zaak en de strafrechtelijke afwikkeling van de zaak. Daarbij is besproken dat betrokkene - op advies van het openbaar ministerie - zich zal voegen als benadeelde partij in het strafproces. Tevens is besproken dat betrokkene de zitting zou bijwonen, waarbij hij zich bij de dienstingang zou melden en door de beveiliging naar de zittingszaal gebracht zou worden en voorts is afgesproken dat betrokkene telefonisch informatie kon inwinnen over de uitspraak.
Op 11 april 2001 heeft het openbaar ministerie Assen een brief (...) gestuurd naar de rechtsbijstandverzekeraar waarin wordt aangegeven dat betrokkene zich toch zal voegen als benadeelde partij in het strafproces. Tevens is vermeld dat betrokkene er prijs op stelde zelf door justitie te worden geïnformeerd. Derhalve is verdere correspondentie rechtstreeks aan betrokkene gericht. Uiteraard is het proces-verbaal wel tevens naar de rechtsbijstandverzekeraar gestuurd.
Op 18 april 2001 vond de behandeling van de zaak tegen de vijf verdachten plaats in de meervoudige strafkamer van de rechtbank Assen. De behandelend officier van justitie, mevrouw mr. L., heeft tijdens haar requisitoir de gronden voor de eis, inclusief de strafmaat, gemotiveerd. Dit is gebeurd tijdens de openbare zitting, waarbij betrokkene aanwezig was.
Op 19 april 2001 heeft de rechtsbijstandverzekeraar een brief gestuurd waarin onder andere werd verzocht om een afschrift van het vonnis en om een nadere uitleg inzake de volgens betrokkene 'tegenvallende eis'.
Bij brief van 28 mei 2001 heeft het openbaar ministerie te Assen op deze brief geantwoord en is uitvoerig informatie verschaft over de inhoud van het vonnis en de afhandeling van de schadeclaim.
In deze brief is echter niet ingegaan op de 'tegenvallende eis'.
Beoordelingskader: aanwijzing slachtofferzorg
Bij de beoordeling van de vraag of bovenstaande gang van zaken in het licht van de klacht van betrokkene behoorlijk is, neem ik het bepaalde in de aanwijzing slachtofferzorg (aanwijzing van het College van procureurs-generaal, Stcrt. 1999, 141, (...)) als leidraad.
In de aanwijzing Slachtofferzorg is terecht bepaald dat zorg en aandacht voor de belangen van slachtoffers door het openbaar ministerie wordt gezien als een belangrijk onderdeel van een goede rechtspleging. Een correcte bejegening staat voorop. Een belangrijk element van een correcte bejegening is het verschaffen van begrijpelijke informatie aan slachtoffers en benadeelden.
De aanwijzing formuleert de volgende uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling van de onderhavige klacht:
1) Een correcte en waar nodig een persoonlijke bejegening van het slachtoffer.
2) Verstrekking van informatie aan het slachtoffer waarbij geldt dat deze informatie zo snel mogelijk aan het slachtoffer moet worden verstrekt en tevens dat deze informatie duidelijk en relevant is.
Concreet stelt de aanwijzing ten aanzien van het informeren van het slachtoffer voor zover relevant bij de behandeling van deze klacht dat `Indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en/of op de hoogte te willen blijven van de gang van zaken volgend op de aangifte, het openbaar ministerie hem van voor hem relevante beslissingen in de strafzaak op de hoogte houdt. Indien het een ernstig delict betreft wordt het slachtoffer gevraagd of hij prijs stelt op een gesprek met de behandelend officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter zitting. (...)'
Ten aanzien van voeging van het slachtoffer op zitting stelt de aanwijzing dat `indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en het openbaar ministerie besluit de verdachte(n) (verder) te vervolgen ter zake van het strafbare feit waardoor het slachtoffer schade heeft geleden, het openbaar ministerie het slachtoffer (...) onverwijld het speciale voegingsformulier toestuurt en hem tijdig op de hoogte brengt van plaats, datum en tijdstip van de zitting ook al heeft het slachtoffer het formulier niet geretourneerd omdat hij zich alsnog zou kunnen voegen ter terechtzitting.
Indien een slachtoffer zich door middel van het speciale voegingsformulier heeft gevoegd in de strafzaak en inzage wenst in de processtukken, biedt het openbaar ministerie de benadeelde partij of diens gemachtigde die gelegenheid (...)
Beoordeling
Allereerst dient bij de beoordeling te worden aangetekend dat bij brief van 11 april 2001 - op verzoek van betrokkene - door het OM is aangegeven verdere correspondentie in deze zaak rechtstreeks aan betrokkene te richten. Het was derhalve niet onaannemelijk geweest helemaal niet inhoudelijk in te gaan op de brief van de rechtsbijstandverzekeraar van 19 april 2001. Toch is, met het oog op een zo volledig mogelijke informatievoorziening van het slachtoffer, besloten inhoudelijk in te gaan op de brief. Daarbij is echter nagelaten in te gaan op de 'tegenvallende eis'.
Afgezien van het feit dat er niet is ingegaan op de 'tegenvallende eis', dient wel te worden vastgesteld dat op nagenoeg alle mogelijke manieren getracht is de informatievoorziening richting het slachtoffer minimaal conform de hierboven geciteerde delen van de aanwijzing slachtofferzorg gestalte te doen geven. Daarin is het parket in Assen mijns inziens ruimschoots geslaagd.
Ten aanzien van de klacht over de 'tegenvallende eis' dient tevens te worden benadrukt dat op geen enkele wijze de motivering van de eis is getracht achter te houden voor betrokkene. Op 18 april 2001 is immers door de behandelend officier van justitie tijdens haar requisitoir uitvoerig ingegaan op de gronden voor de eis in deze zaak. De officier van justitie heeft dit in het openbaar gedaan tijdens de zitting, ten overstaan van rechtbank, verdachten en slachtoffers. Betrokkene is bij de zitting aanwezig geweest en is bovendien de gelegenheid geboden om naar aanleiding van de zitting rechtstreeks contact op te nemen met de behandelend officier van justitie. Van het nemen van een dergelijk initiatief door betrokkene is mij niets gebleken.
Ik acht het niet juist dat een officier van justitie vervolgens nog gaat corresponderen over de hoogte van de eis met de rechtsbijstandverzekeraar, terwijl betrokkene heeft aangegeven verdere correspondentie rechtstreeks te willen hebben met het openbaar ministerie, maar het daartoe geboden initiatief niet heeft genomen.
In de situatie waarin betrokkene zich heeft bevonden als slachtoffer van een ernstig misdrijf, mag van het OM deskundig advies en inlevingsvermogen worden verwacht. Aan die gelegitimeerde verwachting heeft het openbaar ministerie te Assen mijns inziens voldaan.
Conclusie
Gelet op het feit dat het OM Assen zich alle moeite heeft getroost om de heer D. adequaat te begeleiden: het 'slachtoffergesprek', het juridische advies, de begeleiding tijdens de zitting, de geboden mogelijkheid om telefonisch informatie in te winnen, ben ik van mening dat de klacht van betrokkene ongegrond is.
Ik acht het handelen van het openbaar ministerie te Assen ter zake van de informatievoorziening van betrokkene zeer behoorlijk."
2. Bij zijn reactie voegde de minister van Justitie een brief van 11 april 2001 van de slachtofferfunctionaris B. van het arrondissementsparket te Assen aan verzoeker, waarin onder meer wordt meegedeeld:
"Op 10 april 2001 heeft u een gesprek op het parket gehad. Een tweetal afspraken die zijn gemaakt wil ik hierbij voor u bevestigen.
Afgesproken is dat u zich bij de dienstingang meldt (bij de dienstingang is een intercom aanwezig), zodat u in alle rust de zitting kunt afwachten. Ik verzoek u zich te melden bij dhr. La. Dhr. La. is hoofd van de beveiliging. Iemand van deze afdeling zal u dan ook brengen naar een kamer waar u kunt wachten. U wordt naar de zitting gebracht, zodra deze begint.
In principe ben ik niet op een zitting aanwezig, maar mocht u voorafgaand aan de zitting nog vragen hebben kunt u naar mij vragen.
Tevens heb ik u toegezegd dat u mag bellen voor de uitspraak (...). Deze is twee weken na afronding van de zitting. Om plusminus 15.00 uur kunt u bellen."
D. Reactie verzoeker
In reactie op het standpunt van de minister liet verzoeker bij brief van 28 april 2003 onder meer weten:
"Thans heeft U een kopie gestuurd van een eerder aan mij gezonden brief van mevr. B. van 11 april 2001.
In deze brief worden de afspraken tijdens het een dag eerder gehouden `slachtoffergesprek' bevestigd.
Er staat dat wij mochten `bellen voor de uitspraak'.
In de brief van de secretaris-generaal (namens de minister van Justitie; N.o.) (...) van 19 februari 2003 wordt gerept over `rechtstreeks contact met de officier van justitie'.
Dit rechtstreekse contact is ons beslist niet tijdens het `slachtoffergesprek' toegezegd. Deze afspraak wordt ook niet bevestigd in de brief van mevr. B. van 11 april 2001.
In het schrijven (d.d 19 februari 2003) van de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie staat (...) dat een correcte behandeling van het slachtoffer voorop staat.
Brieven niet beantwoorden getuigt niet van correct handelen. Waarom hebben wij als slachtoffer geen recht op toelichting bij de door de officier van justitie gestelde strafeis? We leven toch in een democratische samenleving?
Het is incorrect dat de officier van justitie niet de rechtshulpverlener heeft medegedeeld dat zij de gestelde vragen uitsluitend in een contact met de slachtoffers wilde beantwoorden.
De secretaris-generaal besteedt in zijn schrijven veel aandacht aan het facet `Schadevergoeding', dit staat in geen enkele relatie met onze klacht, wij ervaren dit als ontwijkend en niet relevant.
(...)
Dat de secretaris-generaal schrijft dat het OM Assen zich alle moeite heeft getroost om ons adequaat te begeleiden is een onterechte conclusie.
Als slachtoffers van een misdaad worden we met minder respect en minder adequaat behandeld dan de daders."
Achtergrond
De aanwijzing slachtofferzorg van het college van procureurs-generaal luidt onder meer:
"1. Inleiding
De wet tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven en andere wetten met voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten (de Wet Terwee) die per 1 april 1995 is ingevoerd, heeft de positie van het slachtoffer ingrijpend veranderd (...).
Slachtofferzorg door politie en openbaar ministerie komt in wezen hierop neer dat deze instanties bij hun werkzaamheden in een (straf)zaak altijd de belangen van het slachtoffer van een strafbaar feit meewegen voor zover dit redelijk is.
In het beleidsplan van het openbaar ministerie `Perspectief op 2002' staat aangegeven dat zorg en aandacht voor de belangen van slachtoffers door het openbaar ministerie wordt gezien als een belangrijk onderdeel van een goede rechtspleging. Een correcte bejegening staat voorop. Een belangrijk element van een correcte bejegening is het verschaffen van begrijpelijke informatie aan slachtoffers en benadeelden. Een adequate informatieverschaffing aan het slachtoffer kan helpen voorkomen dat deze bezwaar aantekent tegen de beslissing van de officier van justitie om niet te vervolgen. Niet zelden lijkt een beklag tegen niet vervolging voort te komen uit onbegrip en niet zo zeer omdat men per se vervolging wenst.
2. Uitgangspunten basistaken slachtofferzorg
Als basistaken van de uitvoering van slachtofferzorg gelden de volgende uitgangspunten:
Een correcte en waar nodig een persoonlijke bejegening van het slachtoffer.
Verstrekking van informatie aan het slachtoffer waarbij geldt dat deze informatie zo snel mogelijk aan het slachtoffer moet worden verstrekt en tevens dat deze informatie duidelijk en relevant is.
Het zoveel mogelijk benutten van de mogelijkheid tot schaderegeling in het kader van de afhandeling van de strafzaak. Het kan hierbij zowel gaan om materiële als om immateriële schade
(...)
VERVOLGING
1. Informeren van het slachtoffer
Indien een verdachte in de zaak is bekend geworden en de zaak op het parket wordt ingeschreven, wordt het slachtoffer door het openbaar ministerie hiervan - indien hij niet heeft aangegeven geen prijs te stellen op verdere berichten - onder vermelding van het parketnummer zo spoedig mogelijk in kennis gesteld.
Indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en/of op de hoogte te willen blijven van de gang van zaken volgend op de aangifte, houdt het openbaar ministerie hem van voor hem relevante beslissingen in de strafzaak op de hoogte. Indien het een ernstig delict betreft wordt het slachtoffer gevraagd of hij prijs stelt op een gesprek met de behandelend officier van justitie voorafgaand de behandeling ter zitting.
Indien informatie in het door de politie ingezonden proces-verbaal over (de wensen van) het slachtoffer onvolledig is of niet actueel, vraagt het openbaar ministerie het slachtoffer of hij:
op de hoogte wenst te worden gehouden van het verloop van de procedure;
prijs stelt op de mogelijkheid van schadevergoeding binnen het strafproces;
prijs stelt op een gesprek met de behandelende officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter zitting, voor zover het gaat om een ernstig delict."