Verzoeker, die op 28 maart 2002 met zijn fiets betrokken is geraakt bij een aanrijding, klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Hollands Midden de registratieset van dat ongeval niet zorgvuldig heeft opgemaakt. Hij klaagt er met name over dat de schade aan de voorvork van zijn fiets niet in de registratieset is vermeld en dat zijn verklaring, die ter plaatse door de ambtenaar is opgenomen, niet in de registratieset is verwerkt.
Beoordeling
I. Algemeen
Op 28 maart 2002 kwamen verzoeker en de heer J. als fietsers met elkaar in botsing op een fietspad waarvan de twee rijbanen ter plaatse door een onderbroken streep op het wegdek van elkaar werden gescheiden. Kort na het ongeval heeft J. het regionale politiekorps Hollands Midden gebeld. In reactie op deze telefonische melding kwam politieambtenaar K. ter plaatse. Hij heeft met verzoeker en J. gesproken en de schade aan de fietsen opgenomen. Achteraf heeft hij een registratieset van het ongeval ingevuld. Via zijn verzekeringsmaatschappij verkreeg verzoeker een afschrift van deze registratieset.
II. Met betrekking tot de schade
1. Verzoeker klaagt erover dat K. schade aan de voorvork van zijn fiets niet in de registratieset heeft vermeld, hoewel hij hem er destijds op zou hebben gewezen dat de voorvork verbogen was. Verzoeker heeft hierbij opgemerkt van mening te zijn dat de in de registratieset vermelde lakschade aan zijn fiets destijds - vanwege de reeds ingevallen duisternis - niet zichtbaar was. Achteraf bleek deze lakschade wel aanwezig te zijn.
2. Een registratieformulier is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie Achtergrond). Daarom behoren op dat formulier gegevens omtrent de als gevolg van het ongeval aan de voertuigen ontstane schade zorgvuldig te worden vermeld. Het moet hierbij gaan om geconstateerde feiten.
3.1. Bij de interne klachtafhandeling achtte de politie verzoekers klacht op dit punt niet gegrond, omdat politieambtenaar K. destijds geen schade aan de voorvork van verzoekers fiets had geconstateerd en ook niet door verzoeker op deze schade was gewezen. Rectificatie van de registratieset achteraf was op dit punt niet mogelijk, aldus de politie.
3.2. Ook de korpsbeheerder acht de klacht op dit punt niet gegrond. Hij heeft hierbij aangevoerd geen reden te hebben om aan te nemen dat K. een duidelijk verbogen voorvork van verzoekers fiets niet zou hebben gezien. Hierbij is volgens de korpsbeheerder van belang dat K. schade aan de fiets van J. wél heeft opgemerkt en genoteerd, en dat K. geen enkel belang heeft bij één der partijen. Verder heeft de korpsbeheerder opgemerkt dat een registratieset op ambtseed of ambtsbelofte wordt opgemaakt en niet ter goedkeuring aan betrokkenen wordt voorgelegd.
4. Tijdens het onderzoek heeft J. als getuige verklaard dat verzoekers fiets volgens hem slechts lakschade had opgelopen. Hij heeft geen schade aan de voorvork van verzoekers fiets gezien. Omdat hij op een gegeven moment buiten gehoorsafstand van verzoeker en K. stond, heeft hij niet gehoord wat verzoeker destijds tegenover K. heeft verklaard omtrent de schade aan zijn fiets, aldus J. Verder heeft J. verklaard dat K. de schade aan de beide fietsen zelf heeft opgenomen, en dat hij ervan uitgaat dat K. natuurlijk wel heeft geluisterd wat hij en verzoeker over de schade hebben gezegd, maar dat K. vooral heeft genoteerd wat hij zelf heeft gezien. J. acht dit een terechte gang van zaken. Ten slotte heeft J. nog verklaard dat verzoeker na het ongeval gewoon kon wegfietsen. Om die reden acht J. het onwaarschijnlijk dat verzoekers fiets veel meer beschadigd was dan in de registratieset staat vermeld.
5. In reactie op de verklaring van J. heeft verzoeker opgemerkt dat het feit dat hij na het ongeval naar huis kon fietsen niets zegt over de schade aan zijn fiets maar wel over zijn improvisatievermogen. Verder staat de fiets nog in dezelfde toestand als vlak na het ongeval in zijn schuur, aldus verzoeker. Hij heeft dan ook toestemming gegeven om de fiets door een onafhankelijk deskundige te laten onderzoeken. Verder vindt verzoeker het opmerkelijk dat zowel K. als J. destijds - in de duisternis - geen kromme voorvork maar wel lakschade aan zijn fiets hebben waargenomen. Verzoeker vindt dit vooral zo opmerkelijk omdat de kromme voorvork ook in het donker goed te zien zou zijn terwijl de lakschade zelfs bij daglicht amper waarneembaar zou zijn.
6. De Nationale ombudsman is met de korpsbeheerder van oordeel dat in de registratieset slechts de schade dient te worden vermeld die de desbetreffende politieambtenaar - eventueel na hier door betrokkenen op te zijn gewezen - zelf heeft geconstateerd.
De Nationale ombudsman gaat er dan ook vanuit dat zó verzoeker politieambtenaar K. al heeft gewezen op het bestaan van schade aan de voorvork van zijn fiets, K. deze schade kennelijk niet zelf heeft geconstateerd. Gelet op hetgeen K. en J. op dit punt naar voren hebben gebracht, acht de Nationale ombudsman het verder aannemelijk dat K. de beide fietsen met de nodige zorgvuldigheid heeft onderzocht op de aanwezigheid van schade. Om die reden kan K. niet worden verweten dat hij ten onrechte in de registratieset geen schade aan de voorvork van verzoekers fiets heeft vermeld. Dat nadere inspectie, bijvoorbeeld door een schade-expert, mogelijk meer schade aan het licht zou hebben gebracht doet hieraan niet af.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
III. Met betrekking tot verzoekers verklaring omtrent de toedracht van het ongeval
1. Verzoeker klaagt erover dat de verklaring die hij ter plaatse heeft afgelegd niet in de registratieset is verwerkt. Hij stelt dat hij tegenover K. heeft verklaard dat hij, voorafgaand aan de aanrijding, J. niet had opgemerkt omdat hij voor zich uit had gestaard waarbij hij zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht hield. Hij had tevens verklaard er zeker van te zijn dat hij zich op zijn eigen weghelft had bevonden. J. had een fractie van een seconde vóór de aanrijding een schreeuw gegeven, aldus verzoeker.
2. Zoals hiervóór onder II.2. staat vermeld, is een registratieformulier van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie ook Achtergrond). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan het ongeval, verdient het aanbeveling dat in het registratieformulier de lezing van elk van de partijen - kort - wordt weergegeven.
3. Naar aanleiding van het telefonisch verzoek van J. om een politieambtenaar ter plaatse te laten komen, heeft politieambtenaar B. op 28 maart 2002 in het bedrijfsprocessensysteem van de politie gemuteerd dat twee fietsers in botsing waren gekomen en er samen niet uitkwamen.
In de registratieset die K. van het ongeval heeft opgemaakt, stond onder de kop "beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval" aanvankelijk slechts vermeld dat verzoeker en J. in tegenovergestelde richting fietsten, en op elkaar waren gebotst doordat verzoeker op de weghelft van J. reed. Nadat verzoeker een klacht had ingediend bij de politie, heeft K. hieraan toegevoegd dat hij zijn bevindingen heeft opgemaakt naar aanleiding van de verklaringen van de twee betrokkenen, en dat hij ter plaatse geen sporen op het wegdek heeft kunnen waarnemen.
4.1. Tijdens de interne klachtprocedure achtte de politie verzoekers klacht op dit punt niet gegrond, omdat K. verklaarde dat hij de omschrijving van de toedracht van het ongeval had gebaseerd op de verklaringen van de beide betrokkenen. Verzoeker zou destijds hebben verklaard dat hij in gedachten was geweest en niet op zijn eigen weggedeelte had gereden.
4.2. Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman stelde de korpsbeheerder zich op het standpunt dat verbalisanten ingeval van aanrijdingen met blikschade - zoals hier het geval was - in de registratieset kunnen volstaan met een korte verklaring over de vermoedelijke toedracht van het ongeval. Nu verzoeker in zijn klachtbrief aan de politie zelf had aangegeven dat hij voorafgaand aan de aanrijding niet oplette maar voor zich uitstaarde, vond de korpsbeheerder het begrijpelijk dat K. tot conclusie kwam dat de oorzaak van de aanrijding bij verzoeker lag. De korpsbeheerder acht de klacht op dit punt dan ook niet gegrond.
5. Getuige J. heeft verklaard dat verzoeker voorafgaand aan het ongeval keek naar wat zich op het naast het fietspad gelegen voetbalveld afspeelde. Verzoeker lette dus niet op waar hij reed, en kwam over de streep op zijn weghelft terecht, aldus J. Hoewel hij nog iets naar verzoeker had geroepen, waren ze frontaal in botsing gekomen. Tot zijn verontwaardiging wilde verzoeker hem direct de schuld van het ongeval geven, en toen verzoeker wilde wegfietsen had hij de politie gebeld, aldus J. Verder heeft J. verklaard dat hij verzoeker tegen K. hoorde zeggen dat zowel hijzelf als J. in het midden van het fietspad, dus op de onderbroken streep, hadden gereden. Volgens J. durfde verzoeker het op dat moment waarschijnlijk niet aan om te zeggen dat hij - J. dus - op de verkeerde weghelft had gereden. Ten slotte merkte J. op van mening te zijn dat het feit dat hij de politie had gebeld een aanwijzing was dat hij in ieder geval geen schuld had aan de aanrijding.
6. Gelet op hetgeen verzoeker en J. op dit punt naar voren hebben gebracht, en gelet op het feit dat uit een mutatie van 28 maart 2002 blijkt dat J. vlak na de aanrijding de politie heeft gebeld omdat hij en verzoeker er samen niet uitkwamen, concludeert de Nationale ombudsman dat verzoeker destijds niet tegenover K. heeft verklaard dat hij niet op zijn eigen weggedeelte reed. Wel kan worden aangenomen dat verzoeker destijds heeft verklaard niet te hebben opgelet. Nu er geen sporen waren waaruit kon worden afgeleid op welke weghelft verzoeker en J. zich op het moment van de aanrijding bevonden, had de opmerking van verzoeker over zijn onoplettendheid bij K. niet zonder meer tot de conclusie mogen leiden dat verzoeker op de verkeerde weghelft reed. In de gegeven omstandigheden - verzoeker en J. ontkenden beiden schuld te hebben aan het ongeval en er waren geen sporen op het wegdek te zien - had K. zowel de lezing van verzoeker als de lezing van J. in de registratieset moeten vermelden. Door dit na te laten is tekort geschoten in het vastleggen van de verkregen informatie en is niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
7. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat in rubriek 18 ("beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval") zowel de lezing van verzoeker als de lezing van J. met betrekking tot de toedracht van de aanrijding wordt vermeld.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Hollands Midden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Leiden), is gegrond omtrent het niet vermelden van verzoekers verklaring in de registratieset en niet gegrond omtrent de vermelding van de schade in de registratieset.
Aanbeveling
De beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden wordt in overweging gegeven het registratieformulier in die zin te doen aanpassen dat in rubriek 18 ("beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval") zowel de lezing van verzoeker als de lezing van J. met betrekking tot de toedracht van de aanrijding wordt vermeld.
Bij brief van 07-10-2003 liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman weten dat de aanbeveling is opgevolgd en uitgevoerd (registratieset is gewijzigd).
Onderzoek
Op 10 oktober 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Z. te Voorhout, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Hollands Midden. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Leiden), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd betrokken ambtenaar K. de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Hij maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Verder werd een verklaring opgenomen van getuige J.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 28 maart 2002 kwamen verzoeker en de heer J. als fietsers met elkaar in botsing op een fietspad. Kort na het ongeval heeft J. de politie gebeld. Politieambtenaar B. heeft naar aanleiding van deze melding onder meer het volgende gemuteerd in het bedrijfsprocessensysteem van de politie:
"Betr. doorgaande weg Voorhout-Noordwijk. 2 fietsen in botsing. Staan op fietspad bij voetbalvelden aan zijde Beuk. Geen gewonden, komen er samen niet uit."
2. In reactie op J.'s melding is politieambtenaar K. ter plaatse gegaan. In de registratieset die hij destijds van de aanrijding heeft opgemaakt, staat als geboorteplaats van verzoeker "Hengelo (GLD)" vermeld. Ook staat vermeld dat verzoekers fiets lakschade had opgelopen. Verder is onder de kop "beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval" de volgende tekst opgenomen:
"Betrokkene 1 (verzoeker; N.o.) reed over het fietspad van de Van Berckelweg in de richting van Voorhout, komende uit de richting van de Schiestraat. Betrokkene 2 (de heer J.; N.o.) reed over het fietspad van de Van Berckelweg gaande in de richting van de Schiestraat, komende uit de richting van Voorhout. Doordat betrokkene 1 op de weghelft van betrokkene 2 reed, ontstond er tussen beide betrokkenen een aanrijding met vermelde schade."
3. Op 18 juli 2002 muteerde politieambtenaar K. onder meer het volgende in het bedrijfsprocessensysteem van de politie:
"KLACHT VAN DE BETROKKENE 1
Belde BE 1 naar het bureau en wilde een klacht tegen mij indienen. Dit over het feit dat hij onterecht beschuldigd is door mij, ik heb uit de twee verklaringen van de betrokkenen het tekstblok ingevuld dat de BE 1 zich op de weghelft van de BE 2 bevond en dat hij hierdoor een aanrijding veroorzaakte. De BE 1 is het hier niet mee eens en vindt dat ik niet objectief ben geweest. Ik zie de klacht wel komen, dit als extra info.
Aanvulling in de registratieset:
Aanpassen geboorteplaats, opm. verbalisant mijn bevindingen zijn opgemaakt naar aanleiding van de verklaringen van de twee BE. Er waren verder geen sporen op het wegdek."
4. Verzoeker diende bij brief van 29 juli 2002 een klacht in bij de korpsbeheerder. In zijn brief schreef verzoeker onder meer het volgende:
"Op bovenvermelde datum heb ik een fietsongeval gehad waarbij verzocht is om politieassistentie. Gaande de verzekeringsafhandeling betreffende dit ongeval heb ik het proces-verbaal in handen gekregen. Dit verbaal is echter verre van correct. Enkele zaken zijn onjuist genoteerd en de beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval weerspiegelt niet hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan.
Het ongeval heeft plaatsgevonden zonder dat daarbij getuigen aanwezig waren. Het betrof een frontale aanrijding. Ondergetekende fietste voor zich uitstarend en zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht waarbij zijn voorwiel zich continu tussen de middenmarkering links en de berm rechts bevond. Een fractie van een seconde aan het ongeval voorafgaand gaf tegenpartij een schreeuw waarna wij op elkander inreden. Het ongeval liet geen sporen na op wegdek en/of berm.
Politie was ongeveer 30 minuten later ter plaatse. Beide partijen gaven hun mening omtrent de toedracht. Ondergetekende gaf aan tegenpartij niet opgemerkt te hebben maar voor 100% zeker te zijn dat hij op zijn eigen weghelft zat. De schade aan mijn fiets bedroeg zo op het eerste gezicht in het duister in ieder geval een kromme voorvork.
Het proces-verbaal, opgemaakt door de heer K., meldt de volgende onjuistheden:
1. geboorteplaats bestuurder: Hengelo (Gld.)
dit is onjuist, het betreft in werkelijkheid Hengelo (Ov.)
2. omschrijving materiële schade: lakschade
lakschade was er achteraf gezien wel maar op het eerste oog in de duisternis niet waarneembaar, wat echter wel waarneembaar was en zo ook aan de heer K. gemeld was in ieder geval een kromme voorvork.
3. beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval: doordat betrokkene 1 (ondergetekende) op de weghelft van betrokkene 2 reed...
dit is onjuist: doordat ondergetekende niet aan het opletten was maar voor zich uitstarend en zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht waarbij zijn voorwiel zich continu tussen de middenmarkering links en de berm rechts bevond is het dus duidelijk dat hij zich niet op de verkeerde weghelft bevond.
Mondeling heb ik een klacht ingediend bij het bureau te Noordwijk. Via een telefoontje werd mij medegedeeld dat gezien de uitspraken van beide partijen de heer K. van mening was dat de oorzaak van het ongeval is zoals omschreven in het proces-verbaal.
Met deze uitspraak ben ik het uiteraard niet eens en wens genoegdoening. Ik verlang dat dit proces-verbaal gecorrigeerd wordt waarbij de juiste geboorteplaats wordt weergegeven, als op het eerste oog zichtbare schade in ieder geval een kromme voorvork wordt vermeld en de oorzaak, gezien de uitspraken en het ontbreken van getuigen en/of sporen, als zijnde niet duidelijk geacht (wat dit laatste punt aangaat is het immers uiteraard niet de bedoeling dat een beambte, welke niet eens capabel is een juiste geboorteplaats te noteren, zijn fantasie de vrije loop laat)."
5. Politieambtenaar V. rapporteerde op 27 augustus 2002 onder meer het volgende aan de chef van district 1:
"Naar aanleiding van de klacht van de heer Z., wonende te Voorhout, betreffende de afhandeling van een fietsongeval d.d. 28 maart 2002 door mijn medewerker K., kan ik U het volgende berichten.
Ondanks tientallen telefoontjes en het regelmatig inspreken van het antwoordapparaat is het mij pas op 27 augustus 2002 gelukt om de klager te benaderen. Zijn verhaal in deze is telefonisch aangehoord.
De klacht richt zich op 3 aspecten:
> Geboortedatum (bedoeld wordt: geboorteplaats; N.o.)
> Schade
> Omschrijving
Een en ander is duidelijk verwoord in het schrijven van de klager.
Door mij is een gesprek gevoerd met mijn medewerker K. Hij kan zich de aanrijding herinneren en kan over de 3 onjuistheden het volgende mededelen.
Onjuiste geboorteplaats:
Door hem is in het geautomatiseerde bestand als geboorteplaats Hengelo ingetypt. Vervolgens kiest het systeem indien er meer dezelfde plaatsnamen bestaan, op alfabetische volgorde de provincie waarin deze gemeente is gelegen.
K. heeft abusievelijk doorgeënterd waardoor als provincie Gelderland kwam in plaats van Overijssel.
Lakschade:
Als schade is ingevuld lakschade. K. heeft de kromme voorvork niet geconstateerd en hij is hier volgens hem door de heer Z. niet op gewezen.
Was hij hiervan op de hoogte geweest dan had hij dit bij de schade vermeld.
Beknopte omschrijving:
De betrokkene Z. heeft in eerste instantie op de plaats van het ongeval een summiere verklaring afgelegd. Hij heeft aan K. verklaard dat hij in gedachten was en niet rechts reed. Volgens K. heeft hij toen ook verklaard dat hij daarbij niet op zijn eigen weggedeelte reed.
Gezien de verklaring van de tegenpartij, die verklaarde dat Z. op zijn gedeelte van het fietspad reed en de verklaring die Z. hier zelf over gaf is als omschrijving in de registratieset de tekst opgenomen;
'Omdat betrokkene 1 op de weghelft van betrokkene 2 reed, ontstond er tussen beide betrokkenen een aanrijding.'
Deze omschrijving werd door de verbalisant opgemaakt aan de hand van de verklaringen. Er werden geen sporen aangetroffen.
Conclusie:
Er is reeds op 28 maart 2002 een gesprek geweest over de afhandeling van dit ongeval tussen de heer Z. en de verbalisant K. Een vervolggesprek lijkt mij ook niet zinvol.
Geboorteplaats:
Met de verbalisant K. is afgesproken dat hij een aanvulling maakt op de registratieset waarin de juiste geboorteplaats komt te staan.
Schade:
Met betrekking tot de schade kan gesteld worden dat dit door K. niet geconstateerd is en dat hem dit ook niet medegedeeld is.
Het is dus niet mogelijk om deze schade alsnog in de registratieset op te nemen.
Omschrijving:
De omschrijving van de toedracht is tot stand gekomen aan de hand van de verklaringen van de beide betrokkenen.
Het feit dat Z. ter plaatse een verklaring heeft afgelegd, maar daar in zijn klachtomschrijving op terugkomt, rechtvaardigt in mijn ogen niet dat dit in de registratieset gewijzigd wordt. Volgens verbalisant K. is dit de verklaring die hij heeft afgelegd.
K. heeft zijn fantasie bij het omschrijven van de toedracht niet de vrije loop gelaten, maar is tot de conclusie gekomen aan de hand van de verklaringen.
Wel is met K. afgesproken dat hij in de registratieset aangeeft hoe hij tot deze omschrijving is gekomen en dat hij vermeldt dat de omschrijving alleen is opgemaakt aan de hand van de verklaringen en dit niet door sporen of andere aanwijzingen onderbouwd wordt.
Mijn gesprek met K. over de onzorgvuldigheid met betrekking tot de geboorteplaats is mijns inziens voldoende."
6. In antwoord op diens klacht schreef Directeur Bedrijfsvoering Politie Hollands Midden M. op 20 september 2002 onder meer het volgende aan verzoeker:
"Enige weken geleden berichtte u mij dat de registratieset, die de Politie Hollands Midden had opgemaakt ter zake een aanrijding tussen u en een andere fietser, onjuistheden bevatte. U verzocht om rectificatie. Uw verzoek werd doorgezonden naar de districtschef van het politiedistrict Duin- en Bollenstreek. Deze berichtte mij het volgende.
Hoofdinspecteur V. heeft met u deze kwestie pas op 27 augustus telefonisch besproken. U bleek moeizaam te bereiken. Ook de betrokken politieambtenaar heeft de heer V. bevraagd. Daarop heeft hij een onderzoeksrapport opgesteld. Mede op basis daarvan kom ik tot de volgende bevindingen.
t.a.v. de geboorteplaats
Gebleken is dat de verbalisant de verkeerde provincie achter de plaatsnaam 'Hengelo' heeft neergezet. Deze onzorgvuldigheid zal worden rechtgezet. Er wordt een aanvulling gemaakt op uw registratieset waarin de juiste geboorteplaats wordt vermeld.
t.a.v. de lakschade
De betrokken politieambtenaar heeft aangegeven dat hij de kromme voorvork niet heeft geconstateerd toen hij op de plaats van het ongeval kwam. U heeft de betrokken politieambtenaar daar evenmin op gewezen, toen hij de registratieset zou opmaken. Rectificatie van een registratieset is alleen mogelijk als essentiële gegevens, zoals uw naam, adres, geboorteplaats, onjuist zijn. De schade aan de voorvork kan niet meer achteraf opgenomen worden in de registratieset.
t.a.v. de omschrijving
De omschrijving van de toedracht van het ongeval is gebaseerd op de verklaringen die u en degene met wie u in botsing kwam, hebben afgelegd. Zoals ik u al heb aangegeven, kan er niet zomaar geschrapt dan wel toegevoegd worden in een registratieset.
De heer V. heeft mij laten weten dat de betrokken politieambtenaar wel een toelichting zal toevoegen. Daarin zal hij aangeven dat de omschrijving gemaakt is aan de hand van uw verklaringen en die van de tegenpartij, en dat deze niet door sporen of andere aanwijzingen zijn onderbouwd."
7. In reactie op verzoekers klacht heeft politieambtenaar K. de registratieset in of omstreeks de maand september 2002 op twee punten gewijzigd. Als geboorteplaats van verzoeker staat nu "Hengelo (O)" vermeld in plaats van "Hengelo (GLD)". Onder de kop "beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval" is de volgende tekst toegevoegd aan hetgeen hiervóór onder A.2. staat vermeld:
"Opmerking verbalisant:
ik, verbalisant, heb mijn bevindingen opgemaakt naar aanleiding van de verklaringen van de twee betrokkenen. Ik heb ter plaatse geen sporen op het wegdek kunnen waarnemen."
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
c. verklaring getuige J.
Op 19 november 2002 heeft de heer J. als getuige telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende verklaard:
"Op 28 maart 2002 was ik als fietser betrokken bij een aanrijding met een andere fietser, de heer Z. Ik kan mij er het volgende van herinneren.
Ik reed op een fietspad vanuit Voorhout richting Noordwijk, de heer Z. kwam vanuit de tegenovergestelde richting. Het fietspad was door een streep in twee rijbanen verdeeld. Naast het fietspad lag een voetbalveld en ik zag dat de fietser die mij tegemoet kwam, de heer Z. dus, keek naar wat zich op het voetbalveld afspeelde. Hij lette daardoor niet op waar hij reed, en kwam over de streep op mijn weghelft terecht. Ik zag dit en heb nog iets geroepen in de trant van 'Hallo!', maar het was al te laat en we kwamen frontaal in botsing. We kwamen hierdoor allebei ten val. Ik heb niet eerder gezien dat iemand zich zó liet afleiden van het verkeer als de heer Z.; wat dat betreft vond ik hem behoorlijk stom. Als hij wat beter had opgelet, waren we niet in botsing gekomen. Ik was dan ook verontwaardigd toen de heer Z. mij eigenlijk direct de schuld wilde geven, alsof ík degene was die op de verkeerde weghelft reed.
Verder was mijn fiets behoorlijk beschadigd, terwijl die van de heer Z. nauwelijks schade had opgelopen. Toen de heer Z. na de botsing gewoon wilde wegfietsen, heb ik dan ook gezegd dat ik het daar niet mee eens was. Ik heb de politie gebeld. Na ongeveer drie kwartier kwam er een politieambtenaar. Gedurende deze tijd heb ik een eindje bij de heer Z. vandaan staan wachten. Gezien zijn houding had ik geen zin om met hem te blijven praten.
De politieambtenaar was een aardige man. Hij heeft mijn verhaal en het verhaal van de heer Z. aangehoord en wat dingen genoteerd. Ik heb de politieambtenaar verteld dat de heer Z., doordat hij niet oplette, op mijn weghelft terechtkwam en mij aanreed. Ook heb ik verteld welke schade mijn fiets had. Ik heb niet gehoord wat de heer Z. de politieambtenaar heeft gezegd over de schade aan zijn fiets.
Als u mij vertelt dat in de registratieset staat vermeld dat de fiets van de heer Z. lakschade had, kan ik u zeggen dat dat klopt. Hiermee bedoel ik te zeggen dat er wat krassen op zijn fiets zaten. Ik heb geen andere schade gezien. Ik was dan ook erg verbaasd toen ik enige tijd na de aanrijding een brief kreeg met een rekening voor de reparatiekosten van zijn fiets. Wat blijkt: hij heeft zijn fiets naar een fietsenmaker gebracht en er daar van alles aan laten doen. Voor zover ik het mij kan herinneren, had hij o.a. twee nieuwe wielen, nieuwe verlichting etc. laten aanbrengen. Er was zoveel gedaan dat het wel leek of hij een hele nieuwe fiets in elkaar had laten zetten! De rekening was ook erg hoog, zo'n € 550. Door die brief kreeg ik de indruk dat de heer Z. een slaatje wil slaan uit de situatie.
Wat betreft de schade wil ik nog het volgende opmerken. De politieambtenaar heeft zelf de schade aan de beide fietsen opgenomen. Ik ga er dan ook vanuit dat hij op dit punt natuurlijk wel heeft geluisterd naar wat wij over de schade zeiden, maar dat hij vooral heeft genoteerd wat hij zelf heeft gezien. Dat lijkt me ook een terechte gang van zaken. Mijn fiets was zozeer beschadigd dat ik er niet meer op kon fietsen. Ik heb mijn moeder moeten bellen. Zij heeft mij en mijn fiets met de auto opgehaald. Een kennis van me heeft de fiets kosteloos gerepareerd. Als ik ervoor had moeten betalen, schat ik dat het me zo'n € 200 à € 250 had gekost. De ketting van mijn fiets lag er bijvoorbeeld af, en het achterwiel was verbogen.
Zoals ik zonet al zei, heb ik niet gehoord wat de heer Z. tegen de politieambtenaar heeft gezegd over de schade aan zijn fiets. Ik stond toen even verderop, buiten gehoorsafstand.
Wat ik wél heb gehoord is hetgeen de heer Z. de politieambtenaar vertelde over de toedracht van de aanrijding. Hij vertelde dat we allebei in het midden reden, dus dat we allebei op de onderbroken streep op het fietspad reden. Waarschijnlijk durfde hij op dat moment niet te zeggen dat ík op de verkeerde weghelft zou hebben gereden, omdat hij wel wist dat dat niet klopte en ik er bijstond.
Ten slotte wil ik nog het volgende opmerken. Het feit dat ík de politie heb gebeld, lijkt mij wel een aanwijzing voor het feit dat ik in ieder geval geen schuld had aan de aanrijding. Verder lag míjn fiets in de kreukels, terwijl de heer Z. gewoon naar huis kon fietsen. Het lijkt mij dan ook onwaarschijnlijk dat zijn fiets veel meer beschadigd was dan in de registratieset staat vermeld.
U zegt mij dat de heer Z. stelt dat de voorvork van zijn fiets beschadigd was. Ik kan hierover zeggen dat ik geen schade aan de voorvork heb gezien."
d. Standpunt korpsbeheerder
Bij brief van 4 december 2002 reageerde de korpsbeheerder op verzoekers klacht. De korpsbeheerder schreef onder meer het volgende:
"Naar aanleiding van de door u in onderzoek genomen klacht van de heer Z. heeft u mij verzocht:
aanvullende informatie te verstrekken
aan te geven of onderdelen van de klacht van de heer Z. gegrond zijn.
(…)
De betrokken verbalisant, de heer K., is gevraagd of hij nog de beschikking had over de aantekeningen ter zake de aanrijding, die hij ter plaatse heeft gemaakt. De heer K. heeft deze aantekeningen niet meer.
t.a.v. gegrondheid van de klacht/lakschade
De betrokken politieambtenaar heeft van de aanrijding een registratieset opgemaakt. Daarin heeft hij kort de toedracht van het ongeval vermeld, zoals dat naar zijn oordeel en deskundigheid op dat moment heeft plaatsgevonden. Van belang is dat de politieambtenaar dit zorgvuldig doet en zich beperkt tot het weergeven van geconstateerde feiten. Een registratieset wordt opgemaakt op ambtseed of -belofte en is geen formulier dat ter goedkeuring aan betrokkenen wordt voorgelegd. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de betrokken verbalisant een duidelijk verbogen voorvork van de fiets van klager niet zou hebben gezien en daarvan doelbewust geen melding zou hebben gemaakt onder punt 16 van de registratieset. Dit temeer omdat hij wel kon vaststellen dat het achterwiel van de fiets van betrokkene twee ontwricht was en dit ook aangaf. De betrokken verbalisant had geen enkel belang bij één der partijen.
Ik acht de klacht op dit punt niet gegrond.
Zou het korps geregeld klachten krijgen over niet-zorgvuldig opgemaakte registratiesets, dan zal daar zeker regiobreed aandacht aan worden besteed, onder andere door dat via de interne communicatiekanalen kenbaar te maken. Totnogtoe is het aantal - formele - klachten over deze kwestie gering.
t.a.v. gegrondheid van de klacht/omschrijving
Een registratieset biedt alleen ruimte voor een zeer beknopte omschrijving van de manier waarop de aanrijding mogelijk plaatsvond. Ingeval van blikschade, zoals deze aanrijding is, is een korte verklaring over de vermoedelijke gang van zaken voldoende. Dat heeft de betrokken verbalisant gedaan.
De conclusie van de verbalisant dat de oorzaak van de aanrijding bij de heer Z. lag, had wellicht nader kunnen worden omschreven. Dat de betrokken verbalisant tot deze bevinding kwam, is begrijpelijk, gelet ook op de mededelingen van de heer Z. zelf. Deze heeft duidelijk aangegeven dat hij "...niet aan het opletten was, maar voor zich uitstarend en zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht..."
Ik acht de klacht op dit punt niet gegrond."
e. Reactie verzoeker
1. Op 26 januari 2003 reageerde verzoeker schriftelijk als volgt op het standpunt van de korpsbeheerder en op de verklaring van getuige J.:
"Korpsbeheerder geeft aan geen reden te hebben om aan te nemen dat verbalisant, de heer K., doelbewust een duidelijk verbogen voorvork van fiets van klager niet gezien zou hebben waarbij Korpsbeheerder als argument hiervoor het op registratieset aangegeven ontwrichte achterwiel van tegenpartij aanhaalt. Hierbij moet als kanttekening geplaatst worden dat dit wiel dusdanig ontwricht was dat het niet meer geheel kon ronddraaien waardoor deze schade dus onmogelijk over het hoofd te zien was. Dit argument mag dus niet gebruikt worden als bewijsvoering om aan te tonen dat verbalisant niet onzorgvuldig zou zijn geweest. Nogmaals wil ik er op wijzen dat klager bij het opnemen van de gegevens als schade '...in ieder geval een kromme voorvork...', zoals in eerder schrijven reeds bericht, aan verbalisant heeft gemeld. Naar later blijkt is deze uitspraak echter om onduidelijke reden helaas niet in de registratieset opgenomen. Deze klacht is naar mijn mening onterecht niet gegrond verklaard.
Wat betreft de toedracht van het ongeval geeft Korpsbeheerder aan dat de conclusie is gebaseerd op bevinding van verbalisant. Dat verbalisant tot deze bevinding kwam is volgens Korpsbeheerder begrijpelijk, gelet ook op de mededelingen van klager zelf. Klager heeft volgens Korpsbeheerder duidelijk aangegeven dat hij '... niet aan het opletten was, maar voor zich uitstarend en zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht...'. Klager heeft bij het opnemen van de gegevens aan verbalisant aangegeven tijdens het fietsen niet opgelet te hebben en in gedachten verzonken geweest te zijn maar er wel zeker van te zijn op zijn eigen weggedeelte en niet op dat van de tegenpartij gereden te hebben. Dit was klager zijn commentaar op de toedracht, niet meer en niet minder. Het vetgedrukt gearceerde gedeelte maakt deel uit van een telefoongesprek tussen klager en hoofdinspecteur, de heer V., n.a.v. klager zijn klacht aan Korpsbeheerder waarin klager zijn betoog doet waaruit zou moeten blijken dat hij alleen op zijn weggedeelte zou hebben gereden. Helaas wordt niet de gehele tekst weergegeven. Hetgeen klager in bewust telefoongesprek aanvoert als bewijs luidt, zoals ook in klacht aan Korpsbeheerder reeds bericht: '...doordat hij niet aan het opletten was maar voor zich uitstarend en zijn ogen op het wegdek pal voor zich gericht waarbij zijn voorwiel zich continu tussen de middenmarkering links en de berm rechts bevond is het dus duidelijk dat hij zich niet op de verkeerde weghelft bevond...'. Hoofdinspecteur vroeg klager vervolgens waarom hij dit niet aan verbalisant heeft gemeld waarop klager antwoordde dat zijn uitspraak, '…er zeker van te zijn op zijn weggedeelte en niet op dat van de tegenpartij te hebben gereden...', duidelijk genoeg was en het niet nodig achtte deze met nodeloze details te moeten bekrachtigen. Het vetgedrukt gearceerde gedeelte dat Korpsbeheerder aanhaalt is in een later stadium gemeld en kan dus geen bijdrage hebben geleverd aan het tot stand komen van verbalisant zijn bevinding. De bevinding van verbalisant blijkt gebaseerd op... (aan U om hieraan invulling te geven) waardoor het ter discussie stellen van de conclusie van de oorzaak van het ongeval dus onterecht niet gegrond is verklaard.
Helaas moet ik vaststellen dat in het schrijven van Team Noordwijk aan de heer Districtschef enkele zaken staan welke niet juist zijn. Zo zou klager verbalisant niet alleen niet hebben gewezen op een kromme voorvork maar ook hebben verklaard niet rechts en niet op zijn weggedeelte te hebben gereden. Het eerste is inmiddels reeds uitvoerig besproken maar wat het laatste betreft moet ik melden dat dit niet door klager gedane uitspraken zijn, deze zouden overigens lijnrecht tegenover zijn andere uitspraken en houding staan en een oplettend verbalisant zou hem daar dan ook op aangesproken hebben. Behoudens het bovenvermelde, houdt het niet rechts en niet op zijn weggedeelte rijden niet per definitie in dat men dan ook op het weggedeelte van de tegenpartij gereden moet hebben en kan derhalve niet aangevoerd worden als bewijs tegen klager. Voorts staat onder conclusie in bewust schrijven vermeld dat klager terug komt op zijn ter plaatse afgelegde verklaring, hetgeen een wijziging in de registratieset niet rechtvaardigt. Zoals reeds bovenstaand omschreven blijkt dat de verklaring zoals opgenomen in de registratieset niet weerspiegelt hetgeen klager ter plaatse aan verbalisant heeft verklaard. Al hetgeen klager verlangt is dat de registratieset dusdanig wordt gecorrigeerd zodat deze wel weerspiegelt hetgeen ter plaatse door hem is verklaard.
Al met al heeft mijn vertrouwen in het functioneren van het politieapparaat niet alleen een flinke deuk opgelopen maar is het tevens gezakt tot een zeer laag peil.
Wat het relaas van tegenpartij, de heer J., betreft, beperk ik mij tot het reageren op zijn uitspraken aangaande het gebeuren net na het ongeval en de schade aan klager zijn fiets.
Volgens de verklaring van tegenpartij geeft deze aan dat klager hem direct de schuld van het ongeval wilde geven om vervolgens gelijk weer verder te fietsen waardoor tegenpartij zich genoodzaakt zag de politie te bellen hetgeen hij als laatste in zijn verklaring ook als bewijs aanvoert voor zijn onschuld. De aanrijding vond plaats terwijl duisternis reeds was ingetreden, er waren geen getuigen en/of sporen. Klager weet zeker op zijn weggedeelte gereden te hebben, maar... zoals reeds gemeld waren er geen getuigen en/of sporen waardoor het uiteindelijk het woord van klager tegen dat van tegenpartij zou worden, hetgeen over het algemeen eindigt in een situatie waarin een ieder geconfronteerd wordt met de rekening voor zijn eigen schade. Tegenpartij vroeg klager diens N.A.W. gegevens welke hij noteerde in het geheugen van zijn mobiele telefoon, waarbij klager zich meent te herinneren dat het ging om een telefoon van het merk Nokia uit de modellenserie 3(...) of 5(...). Tegenpartij gaf klager te kennen hem aansprakelijk te zullen stellen voor het ongeval waarbij klager op zijn beurt aangaf tegenpartij aansprakelijk te zullen stellen. Tegenpartij gaf aan er de voorkeur aan te geven de politie bij de afwikkeling te betrekken waar klager geen bezwaar tegen maakte. Vervolgens belt tegenpartij politie voor verzoek om assistentie.
Wat betreft de schade meldt tegenpartij in zijn verklaring niet gehoord te hebben wat klager aan verbalisant heeft gezegd over de schade aan zijn fiets daar hij verderop, buiten gehoorafstand stond. Vreemd genoeg meent tegenpartij zich wel te kunnen herinneren wat klager verbalisant vertelde aangaande de toedracht van het ongeval. Dit is op zijn minst te omschrijven als opvallend daar betrokkenen op dat moment niet van plaats veranderd waren. Voorts geeft tegenpartij aan dat zowel hij als verbalisant beide fietsen hebben bekeken en aan de fiets van klager slechts lakschade hebben kunnen waarnemen. Tegenpartij meldt aan de voorvork van klager zijn fiets geen schade te hebben gezien en meent dat klager een slaatje wil slaan uit de situatie waarbij de suggestie gewekt wordt dat deze er onnodige reparaties aan heeft laten uitvoeren. Het leek volgens tegenpartij wel of klager een hele nieuwe fiets in elkaar had laten zetten! Fiets van klager was weliswaar 2½ (bedoeld zal zijn 2½ jaar; N.o.) oud maar verder onbeschadigd en als nieuw en zodoende is het niet verwonderlijk dat klager hem in originele staat hersteld zou willen zien. Ik moet helaas constateren dat tegenpartij hierbij de kundigheid van een erkend fietsenmaker in twijfel trekt hetgeen deze vakman uiteraard niet als prettig zal ervaren. Dat klager overigens nog 'gewoon' naar huis kon fietsen zegt in deze niets over de schade aan zijn fiets doch over zijn improvisatievermogen.
Hierbij meld ik U dat fiets van klager nog niet gerepareerd is en in de toestand zoals die van gelijk na het ongeval in zijn schuur staat. Klager geeft hierbij toestemming om fiets door een onpartijdig deskundige te laten onderzoeken. Bij een eventueel onderzoek zal worden vastgesteld dat er beduidend meer schade is dan alleen de lakschade zoals opgenomen in de registratieset en de om onduidelijke reden niet genoteerde uitspraak van klager aan verbalisant waarin klager te kennen geeft dat de schade in ieder geval een kromme voorvork betreft. Ook zal worden vastgesteld dat de lakschade welke zowel verbalisant als klager gezien menen te hebben amper waarneembaar is. Beiden hebben zij de, bij daglicht amper waarneembare, lakschade in de duisternis waargenomen. Het is echter op zijn minst zeer opmerkelijk te noemen dat zij de, zelfs bij duisternis goed waarneembare, schade aan de voorvork over het hoofd gezien hebben.
Middels dit antwoord, waarin ik de stellingen nader heb kunnen toelichten, hoop ik voldoende aangetoond te hebben over goede redenen te beschikken de deskundigheid en zorgvuldigheid waarmee deze registratieset is samengesteld op zijn minst als twijfelachtig te mogen bestempelen. Derhalve verzoek ik nogmaals de tekst in de registratieset te laten corrigeren door als schade, onder punt 16 van de registratieset bij BE 1, in ieder geval een kromme voorvork te vermelden en de toedracht, onder punt 18 van de registratieset, kan naar mijn mening niet anders omschreven worden als zijnde onduidelijk daar beide partijen menen onschuldig te zijn en getuigen en/of sporen ontbreken."
2. In aanvulling op zijn schriftelijke reactie liet verzoeker op 20 maart 2003 telefonisch weten dat hij zijn klacht niet om financiële redenen had ingediend. Hij bleek namelijk niet alleen een diefstal- maar ook een schadeverzekering te hebben afgesloten voor zijn fiets, waardoor de schade was gedekt. Verzoeker verklaarde het er principieel niet mee eens te zijn dat hij de schuld aan het ongeval kreeg toegeschoven terwijl hij zelf had verklaard níet schuldig te zijn. De desbetreffende politieambtenaar had niet goed genoteerd wat hij had verklaard, aldus verzoeker. Hij voegde hier nog aan toe niet te weten wie het ongeval had veroorzaakt - hij zat immers niet op te letten - maar er wel zeker van te zijn dat hij niet op de verkeerde weghelft had gereden.
Achtergrond
Aanwijzing verkeersongevallen
Ingevolge de Aanwijzing verkeersongevallen van 31 oktober 2001, in werking getreden op 1 januari 2002 (Stcrt. 2001, 243) en geldig tot 1 januari 2006, zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen geregistreerd worden, een registratieformulier aan de Stichting Processen Verbaal.
Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of meer dan lichte schade is veroorzaakt, dient een registratieformulier te worden opgemaakt. In een aantal in de Aanwijzing verkeersongevallen omschreven gevallen dient tevens proces-verbaal te worden opgemaakt. Indien slechts een registratieformulier - en dus geen proces-verbaal - wordt opgemaakt, dient dit op het registratieformulier te worden aangegeven.
In de gevallen waarin slechts een registratieformulier wordt opgemaakt, is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen geen diepgaand onderzoek naar zogenaamde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers etc.) gedaan.
Op het registratieformulier is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.