Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Wegverkeer (RDW) zijn faxbericht van 8 januari 2002 waarin hij bezwaar maakte tegen de merkaanduiding Nekaf op het ten behoeve van zijn voertuig afgegeven kentekenbewijs, op 19 september 2002 nog niet had afgehandeld.
Beoordeling
1. Verzoeker kocht in augustus 2001 van X, die het motorvoertuig in november 1993 had gekocht van de Dienst Domeinen, een motorvoertuig (jeep, met bouwjaar 1955). Op 24 september 2001 gaf de RDW een kentekenbewijs af op het desbetreffende motorvoertuig. Op het kentekenbewijs stond als merknaam “Nekaf” vermeld. Op 14 november 2001 onderging het voertuig een LPG-keuring. Tijdens deze keuring maakte verzoeker bezwaar tegen de merkaanduiding op het kentekenbewijs. Naar zijn mening diende de merkaanduiding “Willys” te zijn. In een faxbericht van 8 januari 2002 maakte hij bij de RDW schriftelijk bezwaar tegen voornoemde merkaanduiding.
2. Bij brief van 12 juli 2002 deelde de RDW verzoeker mee dat de afdeling Voertuigtechniek van de RDW de kwestie met betrekking tot de merkaanduiding onderzocht en dat verzoeker van de resultaten van het onderzoek in kennis zou worden gesteld. De RDW stelde verzoeker bij brief van 8 januari 2003 in kennis van het definitieve standpunt van de RDW met betrekking tot de merkaanduiding op het kentekenbewijs. Volgens de RDW was de juiste merkaanduiding “Nekaf”.
3. Daarnaar gevraagd liet de RDW de Nationale ombudsman weten dat tegen de desbetreffende vermelding op het kentekenbewijs bezwaar en beroep kan worden aangetekend ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en dat verzoeker alsnog een definitieve beslissing op zijn bezwaar zou ontvangen mét de vermelding door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld (zie achtergrond).
Dit betekent dat de RDW verzoekers faxbericht van 8 januari 2002 ten onrechte niet heeft aangemerkt als bezwaarschrift.
4. Wat betreft de termijn van afhandeling van het faxbericht geldt het volgende.
Uit de reactie van de RDW op de klacht blijkt, dat de RDW in januari 2002 heeft geconstateerd dat er twee voertuigen met hetzelfde voertuigidentificatienummer waren, dat in verband hiermee de Dienst der Domeinen om informatie is gevraagd en dat door de politie een onderzoek is ingesteld naar de identiteit van verzoekers voertuig. Dat de behandeling van het faxbericht van verzoeker van 8 januari 2002 is opgeschort in afwachting van de resultaten van een en ander, is redelijk. Ook indien het faxbericht direct zou zijn aangemerkt als bezwaarschrift, ligt het in de rede dat voornoemde omstandigheden zouden hebben geleid tot (een verzoek tot) uitstel conform artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (zie achtergrond). Het lijkt immers niet gewenst een beslissing te nemen omtrent een aanduiding op het kentekenbewijs zolang twijfels bestaan over de identiteit van het voertuig waarop het kentekenbewijs is afgegeven.
5. Vorenstaande neemt niet weg dat de RDW vanaf het moment dat de identiteit van het voertuig definitief vaststond, onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Nadat de RDW verzoeker bij brief van 12 juli 2002 had laten weten dat de afdeling Voertuigtechniek van de RDW de zaak onderzocht, duurde het nog tot 8 januari 2003 voordat verzoeker van de resultaten van dit onderzoek in kennis werd gesteld. Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een dergelijke lange behandelingsduur rechtvaardigen.
De onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Wegverkeer is gegrond.
Onderzoek
Op 10 april 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer J. te Nieuwleusen, met een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. De Nationale ombudsman zond de klacht op 16 mei 2002 naar de RDW om de RDW in de gelegenheid te stellen de klacht te behandelen met in achtneming van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat verzoeker het niet eens was met de wijze waarop op zijn klacht was gereageerd, wendde hij zich op 19 september 2002 opnieuw tot de Nationale ombudsman en werd naar de gedraging een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de RDW verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Zij deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De RDW gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker kocht in augustus 2001 van X, die het motorvoertuig in november 1993 had gekocht van de Dienst Domeinen, een motorvoertuig (jeep, met bouwjaar 1955). Op 24 september 2001 gaf de RDW een kentekenbewijs af op het desbetreffende motorvoertuig. Op het kentekenbewijs stond als merknaam “Nekaf” vermeld. Op 14 november 2001 onderging het voertuig een LPG-keuring. Tijdens deze keuring maakte verzoeker bezwaar tegen de merkaanduiding op het kentekenbewijs. Naar zijn mening diende de merkaanduiding “Willys” te zijn. In een faxbericht van 8 januari 2002 maakte hij bij de RDW schriftelijk bezwaar tegen voornoemde merkaanduiding.
2. Bij brief van 12 juli 2002 deelde de RDW verzoeker mee dat de afdeling Voertuigtechniek van de RDW de kwestie met betrekking tot de merkaanduiding onderzocht en dat verzoeker van de resultaten van het onderzoek in kennis zou worden gesteld.
3. De RDW stelde verzoeker bij brief van 8 januari 2003 in kennis van het definitieve standpunt van de RDW met betrekking tot de merkaanduiding op het kentekenbewijs. Volgens de RDW was de juiste merkaanduiding “Nekaf”.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
C. Standpunt Dienst Wegverkeer
In reactie op de klacht liet de RDW weten dat met betrekking tot de afhandeling van verzoekers klacht van 8 januari 2002, de volgende stappen waren ondernomen:
“…
Ontvangst van de klacht per e-mail 08-01-2002
Ontvangst van de klacht door de klachtcoördinator R&I 10-01-2002
Klacht uitgezet binnen twee afdelingen van de RDW,
Te weten Divisie Voertuigtechniek en Landelijk
Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV) 10-01-2002
Na het vooronderzoek is gebleken dat er twee voertuigen met hetzelfde voertuigidentificatienummer zijn, waarbij bovendien blijkt dat er in beide dossiers een zelfde naam en eensluidende documenten voorkomen.
E-mail aan (verzoeker; N.o.) 15-01-2002
Door het LIV is eind januari een e-mail naar (verzoeker; N.o.) gestuurd met het verzoek contact met de RDW op te nemen. Op dit verzoek heeft (verzoeker; N.o.) niet gereageerd. Van het e-mail bericht is geen datum meer te traceren.
Informatieverzoek door RDW aan Dienst Domeinen
over afgifte duplicaat “bewijs van verkrijging” 18-02-2002
Antwoord Dienst Domeinen 21-02-2002
Hernieuwd telefonisch verzoek RDW aan (verzoeker; N.o.) 07-03-2002
Telefonisch overleg Bureau BOB met (verzoeker; N.o.)
over het vervolgonderzoek 07-03-2002
Onderzoek Permanent Auto Team van de politie 03-04-2002
De conclusie van dit politieonderzoek is dat de voertuigidentificatienummers (VIN) niet door de fabrikant waren aangebracht en dat daardoor de identiteit van de voertuigen niet kon worden vastgesteld.
(Verzoeker; N.o.) dient klacht in bij de Nationale ombudsman 10-04-2002
Ontvangst e-mail van (verzoeker; N.o.) over vervalsing VIN 17-04-2002
RDW belt (verzoeker; N.o.) over e-mail d.d. 17-04 22-04-2002
Ontvangst brief Nationale ombudsman 17-05-2002
E-mail van (verzoeker; N.o.) inzake ongeldig verklaren
kenteken 29-05-2002
E-mail van de RDW aan (verzoeker; N.o.), wachten op
rapport van de politie 03-06-2002
E-mail van (verzoeker; N.o.) met het verzoek om voor 12 juni
bericht te ontvangen 05-06-2002
Definitieve rapportage politie 11-06-2002
Alle stukken van het dossier worden naar het keuringsstation
Zwolle gestuurd met het verzoek om beide voertuigen
(…) op te roepen voor een keuring voor nader onderzoek
van de voertuigidentificatienummers en merknaam 17-06-2002
E-mail van (verzoeker; N.o.) 18-06-2002
Antwoordbrief RDW aan (verzoeker; N.o.) 12-07-2002
De reden van de lange behandelingsduur van de klacht van verzoeker ligt in het feit dat het een complexe zaak betreft, en de RDW genoodzaakt was naar aanleiding van de keuringen externe expertise in te schakelen. De RDW heeft hiervoor identiteitsonderzoeken door de politie laten uitvoeren waarbij enige maanden gemoeid waren…”
2. Daarnaar gevraagd liet de RDW weten dat tegen de desbetreffende vermelding op het kentekenbewijs bezwaar en beroep kan worden aangetekend ingevolge de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop zou verzoeker alsnog een definitieve beslissing op bezwaar ontvangen mét de vermelding door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld (zie achtergrond).
D. Reactie verzoeker
Verzoeker bleef bij zijn standpunt.
Achtergrond
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:23:
“1. Indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar of beroep, wordt daarvan bij de bekendmaking van de beslissing, melding gemaakt.
2. Hierbij wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.”
Artikel 7:10:
“1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2. (…)
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.”