Verzoekster klaagt over de afhandeling door de gemeente Doetinchem (bij brief van 13 maart 2002) van haar klacht over een ambtenaar van de gemeente, door wiens toedoen buiten haar medeweten om haar woonadres binnen de gemeente werd gewijzigd in het adres van haar ex-echtgenoot. Verzoekster klaagt er daarbij over dat de gemeente bij de beoordeling van de klacht is uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de betrokken ambtenaar dat de door hem aan de GBA gedane melding was gedaan naar aanleiding van een verzoek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, terwijl verzoekster noch haar dochter ooit huursubsidie hebben ontvangen of een aanvraag voor huursubsidie hebben ingediend.
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoekster woont in 2001 op adres A te Doetinchem bij haar dochter, die deze woning huurt.
2. Medio 2001 heeft UWV Cadans post bestemd voor verzoekster verzonden naar het adres B te Doetinchem. Op adres B woont verzoeksters ex-echtgenoot met wie zij toen een LAT-relatie heeft gehad. Op 20 september 2001 heeft de gemeente Doetinchem naar het adres B een brief verzonden gericht aan verzoekster, met het verzoek om haar adreswijziging van A in B te bevestigen. De oorzaak hiervan is gelegen in een melding van adreswijziging gedateerd 23 juli 2001 van ambtenaar X van de gemeente. De melding heeft, zo meldt de gemeente, niet geleid tot een feitelijke wijziging van verzoeksters adres in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba).
3. Omdat volgens verzoekster haar adresgegevens in de Gba waren gewijzigd door ambtenaar X, heeft zij bij de gemeente een klacht ingediend over de betrokken ambtenaar. In het kader van de interne klachtprocedure heeft ambtenaar X verklaard dat hij van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) het verzoek had gekregen om informatie over verzoekster, zulks in verband met het opschonen van gegevens. Vervolgens zou hij hebben geconstateerd dat de gegevens niet overeenkwamen met de adresgegevens in de Gba, waarop hij de afdeling burgerzaken daarover had geïnformeerd.
4. De gemeente heeft bij brief van 13 maart 2002 verzoeksters klacht ongegrond verklaard, omdat op grond van de voorhanden zijnde informatie onvoldoende was komen vast te staan dat de betrokken ambtenaar misbruik had gemaakt van zijn positie als ambtenaar.
5. In het kader van het onderzoek door de Nationale ombudsman heeft de betrokken ambtenaar volgens de gemeente verklaard dat hij `de persoon van het ministerie van VROM' geen antwoord had verstrekt maar had doorverwezen naar de afdeling burgerzaken. Navraag door de gemeente bij het ministerie van VROM heeft opgeleverd dat in de periode van de melding door ambtenaar X geen opschoningsactie bij het ministerie van VROM heeft plaatsgevonden. Voorts is door de gemeente meegedeeld dat het ministerie bij onjuistheden over adresgegevens rechtstreeks contact opneemt met de klant. De gemeente heeft geen huursubsidieverzoeken van verzoekster aangetroffen, die betrekking hebben op adres (A of) B. In dit verband heeft de gemeente laten weten dat het ministerie van VROM in principe geen adresgegevens heeft (of bewaart) van personen die geen huursubsidie hebben aangevraagd.
6. De gemeente heeft zich in het kader van het onderzoek door de Nationale ombudsman onthouden om een oordeel te geven over verzoeksters klacht over ambtenaar X, omdat het volgens haar onmogelijk is te achterhalen wat zich feitelijk heeft voorgedaan.
II. Ten aanzien van de klachtbehandeling
1. Op grond van de door de gemeente verstrekte informatie wordt aangenomen dat verzoeksters adres niet in de Gba is gewijzigd (Bevindingen, onder C). De omstandig- heid dat UWV Cadans post bestemd voor verzoekster medio 2001 (na een niet te traceren melding) tijdelijk heeft verzonden naar het adres B noopt niet tot een andere conclusie, nu het volgens UWV Cadans mogelijk is dat post wordt verzonden naar een ander adres dan het adres waarop de verzekerde van UWV Cadans in de Gba staat ingeschreven (Bevindingen, onder E).
De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.
2. De vervolgens te beantwoorden vraag is of de verklaring van ambtenaar X geloofwaardig is dat hij zou zijn benaderd door een persoon van het ministerie van VROM in verband met het opschonen van gegevens. Deze vraag beantwoordt de Nationale ombudsman ontkennend. De melding van de wijziging van verzoeksters adres is van de betrokken ambtenaar afkomstig, die geen naam kan noemen van de persoon van het ministerie van VROM met wie hij zou hebben gesproken noch van een datum van dat gesprek. Het ministerie van VROM heeft laten weten dat het in de betrokken periode van de melding geen opschoningactie van adresgegevens heeft uitgevoerd en dat het, als het zo'n actie uitvoert, niet de gemeente maar de klant zelf benadert. De gemeente heeft tenslotte niet aannemelijk gemaakt dat verzoekster op adres B (of A) huursubsidie heeft aangevraagd, op grond waarvan het ministerie van VROM over deze adresgegevens van verzoekster zou moeten beschikken.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de betrokken ambtenaar eigener beweging de melding van de wijziging van verzoeksters adres heeft doorgegeven aan de afdeling burgerzaken van de gemeente.
3. De Nationale ombudsman sluit niet uit, zoals verzoekster heeft verondersteld, dat de betrokken ambtenaar zich kan hebben laten meeslepen in de burenruzie die was ontstaan tussen zijn dochter en de ex-echtgenoot van verzoekster. Op zich is het begrijpelijk en juist van de gemeente om zich bij de interne klachtbehandeling te hebben willen distantiëren van de burenruzie. De gemeente heeft evenwel niet haar ogen mogen sluiten voor de mogelijkheid dat een dergelijke ruzie mede effect kan hebben gehad op het functioneren van de betrokken ambtenaar.
De gemeente heeft verzoeksters klacht bij brief van 13 maart 2002 ongegrond verklaard. De Nationale ombudsman is van oordeel dat op grond van de thans voorhanden zijnde informatie, die bij deugdelijk onderzoek van de gemeente ook eerder boven tafel had kunnen komen, de ongegrondverklaring op een onvoldoende feitelijke grondslag berust. De gemeente is derhalve tekortgeschoten in haar verplichting de relevante feiten te achterhalen en als gevolg daarvan in haar motiveringsplicht.
De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Doetinchem, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, is gegrond voor zover het betreft de motivering en beoordeling van verzoeksters klacht door de gemeente in de brief van 13 maart 2002 en niet gegrond voor zover het de wijziging van verzoeksters gegevens in de Gba betreft.
Onderzoek
Op 17 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 12 juni 2002, van mevrouw Y te Doetinchem, met een klacht over een gedraging van de gemeente Doetinchem.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoekster maakte van die gelegenheid gebruik.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoekster deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De gemeente gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoekster woont in 2001 op adres A in Doetinchem. Verzoekster staat op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba). Verzoeksters dochter huurt de woning.
2. Bij brief van 20 september 2001 verstuurde de gemeente Doetinchem ter attentie van verzoekster een verhuisformulier en retourenveloppe naar adres B in Doetinchem. Adres B is het adres van verzoeksters ex-echtgenoot, met wie zij in 2001 een LAT-relatie onderhield. De inhoud van de brief van 20 september 2001 luidt als volgt:
"Wij hebben vernomen dat u met uw gezin bent komen wonen aan het adres B. te Doetinchem. Volgens onze gegevens, heeft u hiervan nog geen aangifte gedaan.
Bijgaand ontvangt u het formulier voor uw aangifte. Wilt u de ingevulde gegevens controleren/aanvullen en de aangifte ondertekenen.
U kunt het formulier in bijgesloten retourenveloppe naar ons terugsturen. De aangifte wordt geldig als wij het volledig ingevulde en ondertekende formulier van u hebben terugontvangen.
Bij voorbaat dank voor uw medewerking."
3. Op 21 september 2001 liet verzoekster de gemeente weten dat zij nog steeds op adres A woonachtig was.
4. Vervolgens wendde verzoeksters dochter zich bij brief van 24 september 2001 mede namens verzoekster met een klacht over ambtenaar X tot de burgemeester van Doetinchem. De inhoud daarvan luidt, voor zover van belang, als volgt:
"…Wij willen u laten weten dat wij een zeer ernstige klacht hebben over (betrokken ambtenaar X; N.o.) bij u op het gemeentehuis werkzaam. Wij vinden dat hij zijn positie op het gemeentehuis misbruikt.
Ik zal u in kort even het verleden schetsen.
De dochter van mijnheer (betrokken ambtenaar X; N.o.) en haar vriend c.q. haar man zijn ongeveer een jaar geleden komen wonen op (het adres gelegen naast adres B; N.o.).
Deze huizen staan er al vanaf de jaren tachtig in de achtertuin staat ook al vanaf de jaren tachtig als erfafscheiding een grote hoge, goed onderhouden liguster haag.
Deze is zonder toestemming toen er niemand thuis was voor de helft gerooid met een kettingzaag door (betrokken ambtenaar X; N.o.), dit was een strafbaar feit hiervan is melding gemaakt bij de politie (…).
Dit is verder ontaard in een ordinaire burenruzie die hoe lang hoe meer escaleert.
Dit was om u te informeren over de situatie.
Tot onze verbijstering kregen wij vrijdag 21-09-2001 een brief van de Gemeente Doetinchem, met daarin een adreswijziging.
Van (adres A.; N.o.) naar (adres B.; N.o.).
Voor de duidelijk m'n vader woont op (adres B.; N.o.)
Wij wonen op (adres A.; N.o.)
Deze adreswijziging was doorgegeven door (betrokken ambtenaar X; N.o.).
Wij zijn daarna naar het politiebureau gereden om aangifte te doen van het schenden van de privacy, volgens de agent was hier niets aan te doen.
(…)
Wij vinden echter dat u ook op de hoogte moet zijn van dit soort wandaden, hij misbruikt zijn positie op het gemeentehuis.
Wij overwegen derhalve om (betrokken ambtenaar; N.o.) een proces aan te doen voor het misbruiken van zijn positie op het gemeentehuis en het schenden van de privacy…"
5. In het kader van de klachtbehandeling vonden op 5 februari 2002 twee afzonderlijke hoorzittingen plaats met de betrokken ambtenaar X enerzijds en met verzoekster en haar dochter anderzijds. De verslagen van de gehouden hoorzittingen luiden, voor zover van belang, als volgt:
"…De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat hij enige tijd geleden van het ministerie van VROM het verzoek kreeg om informatie over (verzoekster; N.o.) (…). Dit in verband met het opschonen van gegevens. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat hij vanuit zijn functie als ambtenaar, verantwoordelijk voor de huursubsidie aanvragen, bevoegd is om VROM informatie te verschaffen. Hij constateerde dat de gegevens niet overeen kwamen met de adresgegevens in de GBA. Hij heeft de afdeling burgerzaken daarover geïnformeerd. Er zijn afspraken tussen de afdelingen burgerzaken en rovo om bij adressen die niet overeenkomen met de gegevens dit aan burgerzaken (GBA) door te geven. De afdeling burgerzaken besluit dan om onderzoek te doen.
(Verzoekster; N.o.) is de buurvrouw van de dochter van de (betrokken ambtenaar X; N.o.). De twee buren hebben al een tijdje een burenruzie. Nu (verzoeksters dochter; N.o.) een brief van burgerzaken krijgt om de adresgegevens te onderzoeken, denken ze dat dit bij de (betrokken ambtenaar X; N.o.) vandaan komt. (Betrokken ambtenaar X; N.o.) heeft er geen behoefte aan om betrokken te worden bij deze burenruzie tussen (verzoekster; N.o.) en zijn dochter. De (waarnemend sectordirecteur; N.o.) wil graag een verduidelijking over de adresgegevens. Hoe wist (betrokken ambtenaar X; N.o.) dat de adresgegevens niet overeenkwamen? (Betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat hij de gegevens die hij binnenkrijgt voor bijvoorbeeld een aanvraag voor huursubsidie kan checken met de GBA-gegevens. Hij meldt dit aan de afdeling burgerzaken. Wat deze afdeling met zijn melding doet, is een zaak voor burgerzaken.
(…)
De (waarnemend sectordirecteur; N.o.) geeft aan dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) heeft gezegd dat er sprake zou zijn van het opschonen van gegevens bij VROM. Hij wil daarnaast duidelijk maken dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) niemand kan uitschrijven. Het laatste woord is altijd aan de burger zelf. De burger geeft aan op welk adres hij of zij woont, daar gaan wij als gemeente vanuit. Dus ook als er een melding komt dat het anders zou zijn, het laatste woord is altijd aan de burger. De burger moet zich daarbij wel kunnen legitimeren. Dus het kan niet zo zijn dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) de familie heeft uitgeschreven. (Verzoeksters dochter; N.o.) zou wel willen weten welk verzoek er dan van VROM is binnengekomen bij de gemeente. (…)
De (waarnemend sectordirecteur; N.o.) geeft aan dat hij verder wil uitzoeken hoe dit precies zit met de melding van VROM. Ook wil hij nagaan wat de precieze afspraken zijn binnen het stadhuis over het uitwisselen van persoons-gegevens tussen de afdeling rovo en burgerzaken.
(…)
(Verzoeksters dochter; N.o.) geeft aan dat zij door (betrokken ambtenaar X; N.o.) zijn uitgeschreven en op een ander adres zijn ingeschreven. Het gaat hier om de positie van (betrokken ambtenaar X; N.o.), hij maakt misbruik van zijn positie als ambtenaar.
(…)
(Verzoekster; N.o.) geeft aan dat zij wel eens bij (haar ex-echtgenoot; N.o.) komt op het adres (B; N.o.), maar dat zij bij haar dochter, (…), op (adres A; N. o ) woont.
(Haar ex-echtgenoot; N.o.) is de buurman van de dochter van (betrokken ambtenaar X; N.o.). Tussen de dochter van (betrokken ambtenaar X; N.o.) en de familie (naam van haar ex-echtgenoot; N.o.) is een burenruzie ontstaan na het snoeien van een heg. Nu kreeg zij een brief waarin stond dat zij niet op (adres A; N.o.) zou wonen maar op (adres B; N.o.) (…). Uit deze brief werd duidelijk dat de melding afkomstig was van (betrokken ambtenaar X; N.o.). Ook heeft zij begrepen dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) de Wao-instantie en de sociale dienst heeft ingelicht. Zij snapt niet waarom (betrokken ambtenaar X; N.o.) dit doet. Zij betalen keurig op tijd de belastingen en maken geen gebruik van huursubsidie. Met verbazing heeft zij moeten constateren dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) aan hun privé-gegevens kan komen. Vandaar dat (zij met haar dochter; N.o.) naar de afdeling burgerzaken zijn gegaan. Hier hebben zij aangegeven dat zij niet wonen op (adres B; N.o.) maar op (adres A; N.o.). Daar bleek ook dat de melding afkomstig was van (betrokken ambtenaar X; N.o.).
(…)
(Verzoeksters dochter; N.o.) vindt het vreemd dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) eerst heeft aangegeven dat hij zich niet kan herinneren dat hij de melding aan burgerzaken heeft doorgegeven, althans zo begreep zij dat uit het gesprek met de (klachtencoördinator; N.o.), en dat (betrokken ambtenaar X; N.o.) nu aangeeft dat er een verzoek van het ministerie van VROM was binnengekomen…"
6. Met haar brief van 13 maart 2002 handelde de gemeente de klacht van verzoekster en haar dochter als volgt af:
"…Zoals besproken in ons gesprek van 5 februari 2002 heb ik zowel u als klager als de betrokken ambtenaar (…), gehoord. De verslagen van deze gesprekken heb ik bij deze brief gevoegd. U hebt in het gesprek aangegeven dat u de melding van de (betrokken ambtenaar X; N.o.) richting de afdeling burgerzaken over de aangifte van een adreswijziging bij de gemeente (verhuizing) hebt aangemerkt als het misbruik maken van zijn positie als ambtenaar. Zoals ik ook heb aangegeven in ons gesprek is het voor mij belangrijk om na te gaan of de heer X op oneigenlijke wijze gebruik heeft gemaakt van de gegevens waarover hij als ambtenaar kan beschikken. Dit heb ik onderzocht.
De heer X is bij de gemeente werkzaam als ambtenaar die verantwoordelijk is voor de behandeling van huursubsidieaanvragen. Vanuit die functie heeft hij de bevoegdheid om adresgegevens, die in de aanvraag zijn genoemd, te controleren in de GBA (bevolkingsregister). Indien blijkt dat de adresgegevens van de aanvrager niet overeenkomen met de adresgegevens uit de GBA dan wordt daar melding van gedaan aan de afdeling burgerzaken. Deze afdeling stelt dan een onderzoek in. De heer X doet dus alleen de melding, zoals ook in het geval van (uw moeder; N.o.). Het is dus niet zo dat de heer X zelf in de GBA burgers, kan laten uit- of inschrijven.
Ik heb navraag gedaan bij de chef van de afdeling burgerzaken en die heeft bevestigd dat de heer X dergelijke meldingen mag doorgeven. Overigens is het, in tegenstelling tot wat ik heb gezegd in ons gesprek, niet zo dat de melding van de burger bepalend is.
Als er bij de afdeling burgerzaken een melding binnenkomt dat een burger niet op het adres woont zoals vermeld in de GBA, kan de afdeling burgerzaken besluiten een onderzoek te verrichten. Dit is in het geval van uw melding niet gedaan. U hebt aangegeven dat u, nadat u de brief had ontvangen, met het verhuisformulier naar de afdeling burgerzaken bent gegaan om te verklaren dat (uw moeder; N.o.) op (het adres A; N.o.) woont. Met deze verklaring was de zaak afgedaan.
Een ander belangrijk onderdeel van uw klacht is dat de heer X misbruik zou hebben gemaakt van het feit dat hij de beschikking heeft over uw privé-gegevens. Uit mijn onderzoek zijn geen duidelijke feiten naar voren gekomen die dit kunnen onderbouwen.
Daarnaast is in de behandeling van uw klacht nog de bron van de melding aan de orde geweest. De heer X heeft in een eerder stadium aangegeven dat hij niet kon achterhalen van wie de melding kwam om de adresgegevens door te geven. Zoals in het gesprek duidelijk werd, heeft de heer X later aangegeven dat de melding afkomstig was van het ministerie van VROM. Door mij is bij het ministerie navraag gedaan en bij de afdeling huursubsidies en gemeenten werd duidelijk dat het ministerie bezig is met een onderzoek. Het is dus mogelijk dat het verzoek afkomstig is van het ministerie.
De heer X heeft daarnaast nog aangegeven dat hij zelf geen gegevens heeft doorgegeven aan het ministerie maar hen heeft doorverwezen naar de afdeling burgerzaken.
Voor alle duidelijkheid deel ik nogmaals mee dat ik geen uitspraak wil en kan doen over de burenruzie waarover u in uw brief schrijft. U hebt in het gesprek ook aangegeven dat dit niet de bedoeling was van uw klacht; uw klacht had betrekking op de gedraging van de heer X als ambtenaar bij de gemeente Doetinchem.
Gelet op het vorenstaande, ons gesprek en uw klachtbrief kom ik tot de volgende conclusie. Het is onvoldoende vast komen te staan dat de heer X misbruik heeft gemaakt van zijn positie als ambtenaar en dat derhalve uw klacht ongegrond is…"
7. Omdat verzoekster zich niet kon verenigen met de afhandeling van de klacht, wendde zij zich bij brief van 12 juni 2002 tot de Nationale ombudsman.
B. Standpunt verzoekster
Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht.
C. Standpunt Gemeente Doetinchem
1. In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders verzocht op de klacht te reageren en tevens in te gaan op de navolgende vragen:
"1. Wat is de te volgen procedure door de afdeling GBA indien het een interne melding ontvangt van een adreswijziging betreffende een inwoner van de gemeente? (Indien de procedure/instructie op schrift is gesteld wordt graag een afschrift daarvan ontvangen).
2. Is in dit geval conform de te volgen procedure gehandeld? Zo nee, op welke onderdelen niet en waarom niet?
3. Met welke ambtenaar van het ministerie van VROM heeft de (betrokken ambtenaar X; N.o.) contact gehad en wanneer zou dit gesprek precies hebben plaatsgevonden? Waarover ging het gesprek? Welke persoon of personen betrof het?
4. Verzoekster stelt dat noch zij noch haar dochter ooit een huursubsidieaanvraag hebben ingediend? Kunt u aangeven wat voor gegevens van verzoekster en haar dochter VROM zou hebben willen opschonen?
5. Indien de heer X zich niets concreets meer kan herinneren wordt verzocht om contact op te nemen met VROM en op deze wijze het antwoord te verstrekken welke ambtenaar van VROM wanneer met de heer X contact zou hebben opgenomen. Indien dit evenmin concrete informatie oplevert, verzoek ik u om aan te geven hoe betrouwbaar u de informatie van de heer X op dit punt acht.
6. Gesteld dat VROM contact heeft gezocht met de gemeente in verband met het opschonen van (mogelijk verouderde) gegevens verzoekster aangaande, en ervan uitgaande dat VROM had meegedeeld aan de heer X dat verzoekster volgens zijn gegevens stond ingeschreven op het adres B, waarom zou dit dan voor de heer X aanleiding hebben moeten zijn om intern te melden dat dit het nieuwe adres van verzoekster zou zijn?
7. Ik verzoek om een verklaring van de heer X of hij in 2001 bekend was met de feitelijke leefsituatie van verzoekster, die enerzijds woonde bij haar dochter en anderzijds nog steeds een LAT-relatie onderhield met haar ex-echtgenoot, woonachtig op (adres B), naast welk pand de dochter van X om en nabij september 2000 is komen wonen?
8. Waarom is geen onderzoek ingesteld naar de (oorsprong van de) kennis bij de dochter van X over verzoekster? Volgens verzoekster wist de dochter van X haar onder meer te melden dat zij een WAO-uitkering genoot. Als uit onderzoek naar voren zou zijn gekomen dat de dochter van de heer X kennis had van dergelijke informatie, hoe zou die dochter aan dergelijke informatie hebben kunnen komen?
9. Bijgaand treft u aan een brief van UWV Cadans aan verzoekster waarin hij verzoekster meedeelt dat hij in de maand mei 2001 een melding ontving dat zij was verhuisd naar het adres B. Ontvangt UWV Cadans een dergelijke melding direct via de GBA? Zo nee, van wie dan wel? Zo ja, welke verklaring kunt u geven voor de mededeling van UWV Cadans dat hij in mei 2001 de adreswijziging had doorgekregen en de omstandigheid dat op het formulier “Onderzoek werkelijke bewoning Dossier 2001/(naam verzoekster; N.o.)” de datum 23 juli 2001 als meldingsdatum is vermeld?
10. Wanneer zijn verzoeksters adresgegevens gewijzigd in de GBA en door welke ambtenaar (graag ook telefoonnummer van die ambtenaar vermelden)?"
2. Het college van burgemeester en wethouders reageerde bij brief van 3 oktober 2002, voor zover van belang, als volgt op de klacht van verzoekster:
"…Ten aanzien van het eerste deel van de klacht van (verzoekster; N.o.) "Verzoekster klaagt over de afhandeling door de gemeente Doetinchem van haar klacht over een ambtenaar van de gemeente, door wiens toedoen buiten haar medeweten om haar woonadres binnen de gemeente werd gewijzigd in het adres van haar ex-echtgenoot" achten wij de klacht ongegrond. De betrokken ambtenaar heeft een melding gedaan aan de afdeling burgerzaken dat de adresgegevens niet overeenkwamen met de adresgegevens in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). Naar aanleiding van deze melding heeft de afdeling burgerzaken een onderzoek ingesteld. (Verzoekster; N.o.) heeft zich naar aanleiding van een brief van de afdeling burgerzaken (van 20 september 2001) gemeld op de afdeling burgerzaken en heeft toen schriftelijk verklaard op (adres A te D.) te wonen. Dit was voor de afdeling voldoende om het onderzoek te beëindigen en het dossier te sluiten. Het adres van (verzoekster; N.o.) is dus niet gewijzigd of gewijzigd geweest.
Bij het tweede deel van de klacht "Verzoekster klaagt er daarbij over dat de gemeente bij de beoordeling van de klacht is uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de betrokken ambtenaar dat de door hem aan de GBA gedane melding was gedaan naar aanleiding van een verzoek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, terwijl verzoekster noch haar dochter ooit huursubsidie heeft ontvangen of een aanvraag voor huursubsidie hebben ingediend" komen wij tot de conclusie dat geen oordeel kan worden gegeven over de gegrondheid van dit deel van de klacht.
Naar aanleiding van uw vragen is er door ons navraag gedaan bij de (…) (betrokken ambtenaar), het ministerie van VROM en is onderzoek gedaan naar de huursubsidieaanvragen. Hieruit blijkt dat betrokkenen elkaar tegenspreken. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat zowel verzoekster als haar dochter huursubsidie heeft aangevraagd en/of ontvangen, terwijl verzoekster verklaart dat zij noch haar dochter ooit huursubsidie heeft ontvangen of een aanvraag voor huursubsidie hebben ingediend. Uit het archief blijkt echter dat in ieder geval de dochter van verzoekster huursubsidie heeft ontvangen.
Daarnaast blijft betrokken ambtenaar bij zijn standpunt dat hij gebeld is door een medewerker van het ministerie van VROM en deze heeft doorverwezen naar de afdeling burgerzaken. Echter op het formulier "Onderzoek werkelijke bewoning Dossier 2001/(naam verzoekster; N.o.)" staat bij het punt "Melding van" de naam van de (betrokken ambtenaar X; N.o.) genoemd. Tijdens de interne behandeling van de klacht is navraag gedaan bij het ministerie. Toen werd meegedeeld dat het mogelijk was dat het ministerie contact had gehad met de gemeente. Naar aanleiding van uw vragen is er opnieuw contact geweest met het ministerie. Het ministerie heeft nu aangegeven dat er geen schoningsronde heeft plaatsgevonden. Tevens werd duidelijk dat het ministerie bij onjuistheden over naam-, adres- en woonplaatsgegevens rechtstreeks contact opneemt met de cliënt. Bij het ministerie is niet meer na te gaan welke medewerker met (betrokken ambtenaar X; N.o.) zou hebben gebeld. Het is volgens ons onmogelijk te achterhalen wat zich feitelijk heeft voorgedaan.
Bij zowel de interne behandeling van de klacht alsook nu bij de beantwoording van de door u gestelde vragen kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat er bij deze klacht een duidelijke relatie is met de burenruzie. Gelet op de verklaringen van betrokkenen blijft het moeilijk de feiten boven water te krijgen…"
3. Op de gestelde vragen verstrekte het college van burgemeester en wethouders de volgende antwoorden:
"…1. De afdeling burgerzaken van de gemeente Doetinchem is verantwoordelijk voor de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). Gemeenten hebben de wettelijke plicht om de GBA goed bij te houden. Vandaar ook dat een aantal instanties en interne afdelingen een meldplicht hebben als zij constateren dat de gegevens die door de burger zijn aangeleverd niet overeenkomen met de gegevens uit de GBA. De melding komt binnen bij de afdeling burgerzaken. De ambtenaar van burgerzaken die verantwoordelijk is voor deze taak doet dan onderzoek (onderzoek werkelijke bewoning) naar de melding. De afdeling burgerzaken verzorgt het onderzoek. Met enkele gemeentelijke afdelingen die de beschikking hebben over NAW-gegevens (Naam, Adres en Woonplaats-gegevens) is de afspraak gemaakt om bij onjuiste NAW-gegevens dit te melden bij burgerzaken. Deze afspraken staan nog niet op schrift, echter hieraan wordt momenteel wel gewerkt. De afspraak is ook gemaakt met de afdeling ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting waar de (betrokken ambtenaar X; N.o.) werkzaam is en daar verantwoordelijk is voor onder andere de aanvragen om huursubsidie. Volgens ons dienen gemeenten de huursubsidieaanvragen te toetsen op de juistheid van onder andere de NAW-gegevens.
2. Ja, in dit geval is conform de afspraken gehandeld.
3. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) weet zich dit niet meer te herinneren. Hij geeft aan dat hij zo vaak mensen van het ministerie van volkshuisversting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (VROM) aan de lijn heeft gehad.
4. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat zowel (verzoekster; N.o.) als (haar dochter; N.o.) in het verleden een aanvraag hebben ingediend voor een huursubsidie. Een aantal jaren geleden heeft de (betrokken ambtenaar X; N.o.) (verzoekster; N.o.) nog geholpen bij een probleem rond een te veel betaald bedrag, aldus (betrokken ambtenaar X; N.o.).
Zij was toen heel blij met de bemiddeling door de (betrokken ambtenaar X; N.o.). Uit het archief blijkt dat (verzoeksters dochter; N.o.), in de periodes 1995-1996 en 1998-1999 een aanvraag heeft gedaan voor een huursubsidie. (Verzoekster; N.o.) heeft in ieder geval geen huursubsidie-aanvraag gedaan toen zij woonde op het adres B (dit is door onze medewerkers van de groep post en archief in ieder geval niet aangetroffen). Volgens de (betrokken ambtenaar X; N.o.) woonde (verzoekster; N.o.), in de periode van het te veel betaalde bedrag, op een ander adres. Hij kon niet aangeven op welk adres. Wel ging het hier om een woning van (…) te Doetinchem.
Volgens de (betrokken ambtenaar X; N.o.) ging het om GBA-gegevens. Hij heeft de persoon van het ministerie van VROM geen antwoord verstrekt maar doorverwezen naar de afdeling burgerzaken. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat hij getracht heeft de persoon door te verbinden met de afdeling burgerzaken. Hij kon zich herinneren dat dit niet lukte. Hieruit concludeert hij dat het op een dinsdag moet zijn geweest toen dit telefoontje van het ministerie binnenkwam. Volgens de (betrokken ambtenaar X; N.o.) is de afdeling burgerzaken op dinsdag altijd moeilijk te bereiken omdat dit een drukke dag is voor deze afdeling. Toen het niet lukte om door te verbinden, heeft hij ze doorverwezen naar burgerzaken. Daarna heeft hij er niets meer van gehoord, aldus (betrokken ambtenaar X; N.o.).
5. Er is door ons opnieuw navraag gedaan bij het ministerie van VROM. Er is telefonisch contact geweest met de heer B., medewerker van de helpdesk huursubsidie. De heer B. heeft aangegeven dat in de periode rond 23 juli 2001 (de datum van de melding aan de afdeling burgerzaken) geen schoningsactie heeft plaatsgevonden. Voorts heeft hij aangegeven dat het ministerie van VROM bij onjuistheden over NAW-gegevens rechtstreeks contact opneemt met de cliënt. Aan de heer B. is gevraagd of het mogelijk is dat het ministerie NAW-gegevens heeft van personen die geen huursubsidie hebben aangevraagd. De heer B. heeft aangegeven dat het ministerie in principe geen NAW-gegevens heeft c.q. bewaart van personen die niet een huursubsidie hebben aangevraagd. Het is, volgens het ministerie, onmogelijk om na te gaan met wie de (betrokken ambtenaar X; N.o.) contact zou hebben gehad.
6. Zie ook antwoord 1. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) heeft de plicht om dit te melden aan de afdeling burgerzaken. Als de NAW-gegevens van (verzoekster; N.o.) bij het ministerie van VROM niet overeenkomen met de NAW-gegevens die bij de gemeente bekend zijn, dient hij dit te melden bij burgerzaken. Deze afdeling handelt dan conform zoals bij antwoord 1 staat omschreven.
7. De (betrokken ambtenaar X; N.o.) geeft aan dat hij niet bekend was met de feitelijke situatie. Pas toen het ministerie van VROM belde, bleek dat de gegevens niet overeenkwamen.
8. Wij hebben ons bij de behandeling van deze klacht niet willen mengen in de burenruzie. Dit is iets tussen de families (naam dochter verzoekster en verzoeksters naam; N.o.) en de dochter van de (betrokken ambtenaar X; N.o.). Over de burenruzie kunnen wij geen uitspraak doen.
9. Er is nooit sprake geweest van een wijziging van de adresgegevens van (verzoekster; N.o.). Op 23 juli 2001 is er een melding gekomen van de (betrokken ambtenaar X; N.o.). Op basis daarvan is er een onderzoeksdossier aangelegd en zijn de adresgegevens "in onderzoek gezet". Dat wil zeggen dat er een datum-begin-onderzoek adresgegevens in het GBA-bestand is opgenomen. Vervolgens is er op 20 september 2001 een brief naar (verzoekster; N.o.) gestuurd, naar haar vermoedelijke nieuwe adres. Op 21 september 2001 heeft (verzoekster; N.o.) zich gemeld bij de afdeling burgerzaken en heeft toen schriftelijk verklaard op adres A te wonen. Op 21 september 2001 is de aantekening adresgegevens in onderzoek beëindigd en het dossier gesloten.
UWV-Cadans ontvangt via het GBA-berichtenverkeer automatisch bericht wanneer een verhuizing zou hebben plaatsgevonden (wettelijk geregeld).
(Verzoekster; N.o.) heeft echter op 20 juni 2002 regulier aangifte van verhuizing naar het adres B gedaan.
10. De gegevens van (verzoekster; N.o.) zijn op 20 juni gewijzigd, nadat zij zelf aangifte heeft gedaan van adreswijziging…"
D. Reactie verzoekster
Verzoekster gaf bij brief van 18 november 2002 het volgende commentaar op het standpunt van de gemeente:
"Ik heb de brieven gelezen en ben verbaasd over de inhoud.
Wat hebben al die Huursubsidies er mee te maken?
(De heer X; N.o.) verschuilt zich daar telkens achter.
Maar het feit is dat (de heer X; N.o.) de Cadans ingelicht heeft dat ik op (adres A; N.o.) ingeschreven stond maar mijn Domiciel op (adres B; N.o.) had en mij verhuisd heeft zonder toestemming. Niet dat het de Cadans wat uitmaakt, maar nogmaals ik kan heel goed mijn eigen zaken regelen.
Waar het werkelijk om draait, is dat de dochter van (de heer X; N.o.) op (het adres naast adres B; N.o.) woont en wij niet met deze onbeschofte dame op konden schieten.
(De heer X; N.o.) heeft zich toen over laten halen mijn hele doopceel met haar samen te lichten op de computer van de gemeente Doetinchem.
Niet alleen is mijn privacy maar ook mijn goede naam door die twee geschonden.
En wat die huursubsidie van mij in 1986 betreft, die heeft (de heer X; N.o.) voor mij uitgerekend en ik moest het bedrag dan ook weer net zo terugbetalen, dat heb ik zelf gedaan en niet door (de heer X.; N.o.) zijn bemiddeling.
Ook wil ik u er op wijzen als die dochter niet naast ons had komen wonen en zo haar vader had opgestookt, dat de Gem Doetinchem niet eens wist wie (achternaam verzoekster; N.o.) was.
Door deze toestanden heb ik een slechte naam bij de Gemeente, bij de Politie, en de Woningbouwvereniging.
Maar ze gaat gelukkig verhuizen en zijn wij van de familie (X; N.o.) verlost."
E. Informatie UWV Cadans
1. UWV Cadans bevestigde bij brief van 17 juli 2002 aan verzoekster dat UWV Cadans in de maand mei 2001 een melding had ontvangen van verzoeksters verhuizing naar adres B en dat UWV Cadans naar aanleiding daarvan haar adres conform had aangepast.
2. UWV Cadans verstrekte de Nationale ombudsman op 29 oktober 2002 hierover de volgende informatie:
"…Met onze afdeling Polis en Premiezaken in Amersfoort heb ik telefonisch overleg gehad. Deze afdeling doet de (adres)mutaties in het systeem voor de werkgevers en verzekerden. De ontvangen adreswijzigingen worden niet bewaard. Alleen de formulieren die werkgevers insturen de zg "Melding Sociale Verzekering" worden in werkgeversdossiers opgeslagen. Van (verzoekster; N.o.) was geen wijziging te vinden.
Het adres is dus in 2001 wel enige tijd gemuteerd geweest naar (adres B; N.o.), maar wat de reden voor deze wijziging is geweest, is niet meer te achterhalen…"
3. De vraag van de Nationale ombudsman aan UWV Cadans of het mogelijk is dat UWV Cadans post naar een ander adres verzendt dan het adres waarop de verzekerde in de Gba staat ingeschreven, beantwoordde UWV Cadans bevestigend. Deze mogelijkheid bieden de vestigingen van UWV Cadans hun verzekerden, waarbij het wel de bedoeling is dat de wijziging wordt doorgegeven aan de afdeling Polis en Premiezaken in Amersfoort, met het verzoek om het adres ook in het systeem te wijzigen.