2003/037

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat tot op het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde (1 augustus 2002) de gemeente IJsselstein geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de bestuursrechter te Utrecht van 13 mei 2002, die inhoudt dat op zijn aanvraag om een bijstandsuitkering een nieuwe beslissing diende te worden genomen, ondanks zijn diverse verzoeken daartoe, voor het laatst per brief van 19 juli 2002.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de gemeente IJsselstein, die ingevolge de uitspraak van de bestuursrechter van 13 mei 2002 een nieuwe beslissing diende te nemen met betrekking tot zijn recht op een bijstandsuitkering, op 1 augustus 2002 - het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde - nog geen nieuwe beslissing had genomen, ondanks rappels zijnerzijds.

2. De gemeente IJsselstein heeft geen hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak. Verzoeker heeft de gemeente op 16 mei 2002 verzocht om spoedig uitvoering te geven aan de uitspraak. De gemeente zegde verzoeker vervolgens per brief van 23 mei 2002 toe uiterlijk 1 juli 2002 te zullen reageren. Deze toezegging is niet nagekomen. Dat is niet zorgvuldig.

3. De bestuursrechter heeft bij zijn uitspraak van 13 mei 2002 geen termijn gesteld voor het nemen van een nieuwe beslissing. De wet kent geen bepaling met betrekking tot de termijn waarbinnen een bestuursorgaan ingevolge een uitspraak van de rechter moet hebben beslist. In de Memorie van Toelichting op de wijzigingswet Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie) - zie Achtergrond, onder 2 - staat vermeld dat een nieuwe beslissing zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is moet worden genomen. Vaak zal een nieuwe beslissing ruim binnen de termijn die staat voor het beslissen op een bezwaarschrift kunnen worden genomen. Als het kan moet het ook! De in het gelijk gestelde partij heeft immers al veel te lang op de juiste beslissing moeten wachten. Soms zal er echter niet aan te ontkomen zijn dat het nemen van een beslissing meer tijd in beslag neemt, zij het dat de betrokkene er dan wel aanspraak op kan maken dat het bestuursorgaan ten aanzien van hem met bijzondere voortvarendheid te werk gaat.

4. Ingevolge de termijnbepalingen van de Algemene wet bestuursrecht dient binnen zes weken na ontvangst op het bezwaarschrift te zijn beslist. In het geval dat het advies nodig is van een bezwaaradviescommissie is de beslistermijn tien weken (zie Achtergrond, onder 1).

Ingevolge het derde lid van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht kan de beslissing voor maximaal vier weken worden verdaagd, eventueel verder uitstel is op grond van het vierde lid alleen mogelijk in overleg met betrokkene(n).

In dit geval is noch van een advies van een bezwaaradviescommissie, noch van een verdaging, noch van een instemming van verzoeker met verder uitstel gebleken. Niet valt in te zien waarom de gemeente IJsselstein in dit geval niet binnen zes weken of eerder, gerekend vanaf 13 mei 2002 - de dag waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan - een beslissing had kunnen nemen.

5. De beslissing ingevolge de uitspraak van 13 mei 2002 is eerst op 10 september 2002 genomen, waarvan verzoeker vervolgens pas bij brief van 27 september 2002 in kennis is gesteld. Daarmee is de onder 4. bedoelde termijn met bijna drie maanden overschreden.

Dat was niet juist. De door de gemeente voor de behandelingsduur gegeven verklaring kan niet dienen als rechtvaardiging daarvan tegenover verzoeker.

De onderzochte gedraging van de gemeente IJsselstein is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente IJsselstein, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, is gegrond.

Onderzoek

Op 1 augustus 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 1 augustus 2002, van de heer B. te IJsselstein, met een klacht over een gedraging van de gemeente IJsselstein. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de gemeente IJsselstein verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De gemeente IJsselstein deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein (hierna: het college) wees verzoekers aanvraag om toekenning van een bijstandsuitkering bij besluit van 19 juli 2000 af. Verzoeker diende tegen deze beslissing een bezwaarschrift, gedagtekend 26 juli 2000, in, dat het college bij besluit van 29 mei 2001 ongegrond verklaarde. Verzoeker kwam tegen die beslissing in beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht, te Utrecht. Bij beslissing van 13 mei 2002 verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, en vernietigde het bestreden besluit. De rechter stelde het college geen termijn voor het nemen van een nieuwe beslissing. Tegen de uitspraak stond mogelijkheid van hoger beroep open op de Centrale Raad van Beroep te Utrecht, maar partijen hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

2. Verzoeker deed de gemeente IJsselstein per brief van 16 mei 2002, onder verwijzing naar de uitspraak van 13 mei 2002, het volgende verzoek:

“…Ondergetekende verzoekt de gemeente hier gelet op alle reeds overschreden termijnen spoed achter te zetten mede gelet op het feit, dat van ondergetekende wordt verwacht, dat hij voor 1-7-2002 een betaling dient te verzorgen aan de gemeente…”

Het college zond verzoeker op 23 mei 2002 een ontvangstbevestiging, met de volgende mededeling:

“…Wij zullen uw brief zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli 2002 beantwoorden…”

3. Verzoeker rappelleerde de gemeente IJsselstein via zijn brieven van 3, 6 en 19 juli 2002, onder verwijzing naar de toezegging om zijn brief van 17 mei 2002 uiterlijk 1 juli 2002 te zullen beantwoorden.

4. Het college deelde verzoeker per brief, verzonden 9 augustus 2002, onder meer mee, dat wat betreft zijn bezwaarschrift van 26 juli 2000 een ambtelijk advies met betrekking tot het nemen van een nieuwe beslissing was ontvangen, maar dat ten tijde van de verzending van die brief nog geen definitief besluit was genomen.

5. Bij besluit van het college van 10 september 2002 werd verzoekers bezwaarschrift van 26 juli 2000 opnieuw ongegrond verklaard. Verzoeker werd daarvan in kennis gesteld bij brief, gedagtekend 27 september 2002.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven in de klachtsamenvatting onder Klacht.

C. STANDPUNT COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE IJSSELSTEIN

In reactie op de klacht deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein op 15 augustus 2002, onder verwijzing naar het bericht aan verzoeker van 9 augustus 2002, onder meer het volgende mee:

“De afdeling Sociale Zaken heeft een advies opgesteld richting burgemeester en wethouders, dat zeer waarschijnlijk in de vergadering van dit college, d.d. 27 augustus a.s. zal worden behandeld. Tijdens de vakantieperiode heeft het college gedurende zes weken niet vergaderd, vandaar dat de behandeling eerst op genoemde datum kan plaatsvinden. Het kan zijn dat het een week later wordt i.v.m. de grote hoeveelheid adviezen, die in de vakantieperiode zijn verzameld en in één keer aan b. en w. worden voorgelegd.

(...)

Er is dus wel gestreefd naar een vlotte afwerking van een nieuwe beslissing, maar door de vakantieperiode kan deze zaak niet eerder dan 27 augustus a.s. (of een week later) worden behandeld.”

Met betrekking tot de oorzaken van de behandelingsduur deelde de gemeente op 10 december 2002 voorts het volgende mee:

“…Er is sprake van een samenloop van factoren, te weten de volgende.

De behandelend ambtenaar heeft de zaak in eerste instantie geen prioriteit gegeven en `'in tweede instantie - gedurende een gedeelte van de verstreken periode - ook niet kunnen geven omdat hij een functie elders heeft aanvaard. Voorts beschikte de betrokken afdeling gedurende die periode niet over lijnmanagement, waardoor het lange uitblijven van de beslissing niet tijdig is gesignaleerd.

Gedurende de maand augustus 2002 hebben in verband met vakantie geen b. en w. vergaderingen plaatsgevonden, zodat de uiteindelijke beslissing - op 10 september 2002 - na de datum van advies - 8 augustus 2002 - nog een maand op zich heeft laten wachten…”

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7:10

“1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

2. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

4. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.”

Artikel 7:12, tweede lid

“De beslissing wordt bekend gemaakt door toezending of uitreiking aan degene tot wie zij is gericht. Betreft het een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden was gericht, dan wordt de beslissing bekend gemaakt op dezelfde wijze als waarop dat besluit bekendgemaakt is.”

Artikel 8:72, vijfde lid

“De rechtbank kan het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe besluit of het verrichten van een andere handeling, alsmede zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In het laatste geval bepaalt de rechtbank het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.”

2. Aan de Memorie van toelichting op de Wijzigingswet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambte-narenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie) is het volgende ontleend:

“Over de termijn waarbinnen het bestuursorgaan een nieuwe beslissing moet nemen kan in het algemeen worden opgemerkt dat deze zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is moet worden genomen. Vaak zal een nieuwe beslissing ruim binnen de termijn die staat voor het beslissen op een bezwaarschrift kunnen worden genomen. Als dat kan, moet het ook. De in het gelijk gestelde partij heeft immers al veel te lang op de juiste beslissing moeten wachten. Soms zal er niet aan te ontkomen zijn dat het nemen van een nieuwe beslissing meer tijd in beslag neemt. Dit zal zich in het bijzonder voordoen indien het geschil waarover de rechtbank een uitspraak heeft gedaan slechts een onderdeel vormt van de voor de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan noodzakelijke besluitvorming. Indien bij voorbeeld aan iemand een uitkering is geweigerd op de door de rechter onjuist geachte grond dat hij niet verzekerd is zullen ons inziens voor de vervolgstappen die nodig zijn om tot een besluit omtrent de uitkering te komen, de termijnen gelden die van toepassing zijn voor de primaire besluitvorming zij het dat, zoals gezegd, betrokkene er ons inziens aanspraak op kan maken dat het bestuursorgaan ten aanzien van hem met bijzondere voortvarendheid te werk gaat.

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 1991-1992, 22495., nr. 3.

Instantie: Gemeente IJsselstein

Klacht:

Geen uitvoering gegeven aan uitspraak van bestuursrechter, die inhoudt dat op zijn aanvraag om een bijstandsuitkering een nieuwe beslissing diende te worden genomen (ondanks diverse verzoeken daartoe).

Oordeel:

Gegrond