Verzoeker klaagt er over dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel op 21 augustus 2002 nog steeds geen formeel verkeersbesluit heeft genomen voor het fiets-/bromfietspad Moespot te Tiel. Dit terwijl sinds medio december 1999 het bijbehorende verkeersbord reeds is geplaatst en sindsdien het fiets-/bromfietspad als zodanig wordt gebruikt. Verzoeker is het er niet mee eens dat het voormalig fietspad is veranderd in een fiets-/bromfietspad. Hij kan echter geen bezwaarschrift indienen omdat het college nog steeds geen formeel verkeersbesluit heeft genomen.
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoeker las in de Zakengids van 16 december 1999 de mededeling van de gemeente Tiel dat er op 14 december 1999 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel een besluit was genomen inzake aanwijzing fiets-/bromfietspaden. Uit deze mededeling maakte verzoeker op dat het fietspad de Moespot in zijn geheel was gewijzigd in een verplicht fiets-/bromfietspad.
2. Bij brief van 20 december 1999 deelde verzoeker het college van burgemeester en wethouders mee dat hij bezwaar maakte tegen de wijziging van een bepaald gedeelte van het fietspad de Moespot in een fiets-/bromfietspad.
3. Het college van burgemeester en wethouders liet verzoeker vervolgens bij brief van 3 oktober 2000 weten dat er met betrekking tot de wijziging van het fietspad de Moespot in een fiets-/bromfietspad abusievelijk nog geen formeel verkeersbesluit was genomen. Het college deed verzoeker de toezegging het betreffende verkeersbesluit op korte termijn alsnog te nemen en verzoeker als kennelijk belanghebbende persoonlijk schriftelijk te zullen informeren, zodat verzoeker zijn bezwaren tegen het besluit opnieuw kon indienen.
Vervolgens heeft verzoeker het college van burgemeester en wethouders gerappelleerd op 6 maart 2001, 17 december 2001 en 28 januari 2002. Naar aanleiding van deze rappelbrieven deed het college verzoeker opnieuw de toezegging het verkeersbesluit spoedig te zullen nemen. Deze toezegging werd echter niet nagekomen.
II. Ten aanzien van de klacht
1. Verzoeker klaagt er over dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel op 21 augustus 2002 nog steeds geen formeel verkeersbesluit heeft genomen voor het fiets-/bromfietspad Moespot te Tiel. Dit terwijl sinds medio december 1999 het bijbehorende verkeersbord reeds is geplaatst en sindsdien het fiets-/bromfietspad als zodanig wordt gebruikt. Verzoeker is het er niet mee eens dat het voormalig fietspad is veranderd in een fiets-/bromfietspad. Hij kan echter geen bezwaarschrift indienen omdat het college nog steeds geen formeel verkeersbesluit heeft genomen.
Verzoeker wijst er daarbij op dat hij, indien hij te zijner tijd bezwaar kan indienen tegen het verkeersbesluit, zijn bezwaar niet gehonoreerd zal worden omdat er dan inmiddels sprake is van een reeds jaren bestaande situatie.
2. Uit de reactie van het college van burgemeester en wethouders op verzoekers klacht blijkt dat pas na de bekendmaking van de wijziging van het fietspad de Moespot in een fiets-/bromfietspad en de plaatsing van de betreffende verkeersborden is gebleken dat er aan de wijziging geen formeel verkeersbesluit ten grondslag ligt. De intentie is geweest om dit verzuim zo snel mogelijk te herstellen. In verband met de personele bezetting zijn er echter andere prioriteiten gesteld en heeft het college van burgemeester en wethouders nog (steeds) geen voorstel ontvangen om het ontbrekende verkeersbesluit te nemen. De planning van de afdeling stadsbeheer van de gemeente Tiel is om het verkeersbesluit uiterlijk in november 2002 gereed te hebben. De bezwaren van verzoeker zouden bij de voorbereiding van het verkeersbesluit worden meegenomen, aldus het college van burgemeester en wethouders.
3. Vast staat dat verzoeker bij brief van 20 december 1999 bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van het fietspad de Moespot in een fiets-/bromfietspad. Naar aanleiding van deze brief heeft het college kunnen constateren dat aan deze wijziging abusievelijk geen formeel verkeersbesluit ten grondslag ligt. Van het college had mogen worden verwacht dat het na deze constatering er voor had gezorgd dat het betreffende verkeersbesluit alsnog met de meeste spoed zou (kunnen) worden genomen. Het door het college aangevoerde argument dat er in verband met de personele bezetting andere prioriteiten zijn gesteld, kan niet rechtvaardigen dat er bijna drie jaar na de bekendmaking van de wijziging van het fietspad de Moespot in een fiets-/bromfietspad nog steeds geen formeel verkeersbesluit is genomen. Door zijn handelwijze heeft het college onvoldoende oog gehad voor het belang van verzoeker dat zijn bezwaren tegen de betreffende wijziging eindelijk in behandeling kunnen worden genomen. Dit klemt temeer nu het fietspad sinds de bekendmaking van het besluit tot wijziging van dit fietspad in een fiets-/bromfietspad reeds als zodanig in gebruik is.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van de mededeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel dat het betreffende verkeersbesluit op 15 december 2002 is genomen.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel is gegrond.
Onderzoek
Op 22 augustus 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 21 augustus 2002, van de heer W. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel.
Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 24 mei 2002, tot de Nationale ombudsman gewend. Aangezien het college van burgemeester en wethouders de door verzoeker op 28 januari 2002 bij de gemeente ingediende klacht niet had behandeld volgens de wettelijke voorschriften voor klachtbehandeling heeft de Nationale ombudsman het college van burgemeester en wethouders bij brief van 12 juni 2002 verzocht verzoekers klacht alsnog te behandelen overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Nadat het college van burgemeester en wethouders verzoekers klacht bij brief van 22 juli 2002 had afgedaan, verzocht verzoeker de Nationale ombudsman bij brief van 21 augustus 2002 zijn klacht alsnog in behandeling te nemen. Naar aanleiding van verzoekers brief van 21 augustus 2002 werd naar de gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Betrokkenen deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker wendde zich op 20 december 1999 schriftelijk tot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel. In zijn brief merkte hij het volgende op:
“…In de Zakengids van 16 december 1999 las ik de mededeling van uw besluit, d.d. 14 december 1999, inzake aanwijzing fiets-/bromfietspaden.
Uit deze mededeling maak ik op dat u het fietspad de Moespot tussen de Lingeweg en de Burgemeester Meslaan in zijn geheel gewijzigd hebt in een verplicht fiets-/bromfietspad. Dus ook het gedeelte tussen de Rivierenlandlaan en de Burgemeester Meslaan, dat voorheen uitsluitend een fietspad was.
Deze wijziging komt mij zeer ongewenst voor.
Uit ervaring weet ik dat dit gedeelte zeer vaak door voetgangers gebruikt wordt. Ook door velen uit het nabijgelegen verpleeghuis met rolstoel.
Gezien de breedte van dit pad, het ontbreken van een apart voetpad en de daarnaast liggende sloot is dit pad niet geschikt voor (snel rijdende) bromfietsen.
Daarom maakt (verzoeker; N.o.), bezwaar tegen de bestemming van dit gedeelte van het pad als fiets-/bromfietspad en verzoek ik u het als verplicht fietspad te handhaven. De afstand, die bromfietsers daardoor moeten omrijden, is een geringe afstand…”
2. Bij brief van 3 oktober 2000 liet het college van burgemeester en wethouders verzoeker het volgende weten:
“…Op de eerste plaats verontschuldigingen wij ons voor de late reactie op uw bezwaarschrift van 20 december 1999, naar aanleiding van de kennisgeving in de Zakengids van 16 december 1999, waarin is aangegeven dat onder andere het bovenvermeld fietspad wordt aangewezen als verplicht fiets-/bromfietspad door middel van de plaatsing van de borden conform model G12a van bijlage I van het RVV 1990.
Het in de kennisgeving vermelde besluit is abusievelijk formeel nog niet genomen.
Dit betekent dat uw bezwaarschrift in feite buiten uw schuld prematuur is ingediend.
Op korte termijn zullen wij het betreffende verkeersbesluit alsnog nemen en opnieuw officieel bekend maken. Bij die gelegenheid zullen wij u als kennelijk belanghebbende persoonlijk schriftelijk informeren zodat u desgewenst opnieuw uw bezwaren tegen ons besluit kunt indienen…”
3. Verzoeker deelde de gemeente bij brief van 6 maart 2001 het volgende mee:
“…Nu ik over enige dagen Tiel verlaat om naar Voorburg te verhuizen wil ik graag terugkomen op uw schrijven van 3 oktober 2000.
Uw toezegging dat het betreffende verkeersbesluit op korte termijn genomen zal worden en dat ik daarover schriftelijk geïnformeerd zal worden is tot op heden nog niet waargemaakt.
Hoewel ik besef dat een mogelijk bezwaar van mijn kant als inwoner van Voorburg weinig kans zal maken omdat ik dan geen belanghebbende ben, wil ik u toch vragen mij de beloofde informatie te zijner tijd alsnog te verstrekken.
U zult begrijpen dat de gang van zaken mij teleurstelt. In mijn zienswijze betekent het dat er vanaf eind 1999 verkeersmaatregelen uitgevoerd zijn waar niet een deugdelijk besluit aan ten grondslag ligt. Dat zou in een rechtsstaat niet mogen gebeuren…”
4. Het college van burgemeester en wethouders stuurde verzoeker op 15 maart 2001 een ontvangstbevestiging met daarin de toezegging dat verzoekers brief van 6 maart 2001 binnen een termijn van acht weken zou worden behandeld.
5. In zijn brief van 17 december 2001 aan de gemeente merkte verzoeker het volgende op:
“…We zijn inmiddels 9 maanden verder en ik heb nog geen reactie ontvangen.
In hoeverre moet ik daaruit afleiden dat er in formeel opzicht nog geen verkeersbesluit is genomen? Dat zou na twee jaar toch niet goed zijn…”
6. Bij brief van 24 januari 2002 deelde het college van burgemeester en wethouders verzoeker het volgende mee:
“…Op de eerste plaats bieden wij u onze excuses aan voor de late reactie op uw correspondentie aangaande bovenvermeld onderwerp. In antwoord op uw brief van 17 december 2001 delen wij u het volgende mede.
Het benodigde verkeersbesluit voor het (brom-)fietspad Moespot te Tiel is formeel niet genomen. Dit houdt verband met de prioriteitstelling van de werkzaamheden binnen de afdeling Stadsbeheer. Aangezien echter het bijbehorende verkeersbord (volgens model G12a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) reeds is geplaatst, wordt thans in de praktijk het betreffende (brom-)fietspad reeds als zodanig gebruikt. Als zodanig wordt hierop zo nodig gehandhaafd. Volgens geldende jurisprudentie is dit ook geoorloofd ondanks het feit (dat) de verkeersborden zijn geplaatst zonder onderliggend verkeersbesluit. Dit laat onverlet dat wettelijk het vereiste verkeersbesluit moet worden genomen.
U had in eerdere correspondentie bezwaar tegen het aanwijzen van het betreffende pad als (brom-)fietspad omdat dit onveilig is voor c.q. onveilige gevoelens teweeg brengt bij met name ouderen (…) die volgens u regelmatig het betreffende pad gebruiken.
Wij hebben begrip voor deze reactie. De Moespot is echter een doorgaande (brom-) fietsroute tussen de Lingeweg en de Burgemeester Meslaan. Als de bromfietsers formeel niet van dit pad gebruik zouden mogen maken, zouden zij onnodig ver om moeten rijden. Bovendien is de handhaafbaarheid van een bromfietsverbod problematisch.
Spoedig na het moment waarop het benodigde verkeersbesluit zal worden genomen, zullen wij dit bekend maken via publicatie in de Zakengids. Alsdan kunnen belanghebbenden hiertegen gemotiveerd bezwaar maken…”
7. In zijn brief aan de gemeente van 28 januari 2002 gaf verzoeker onder meer het volgende aan:
“Laat ik beginnen u te bedanken voor uw brief, d.d. 24 januari 2002. Daarbij merk ik wel op dat het mij ontgaat waarom u voor dit antwoord 10 maanden nodig hebt gehad. Uw antwoord is immers een antwoord op de vraag, gesteld in mijn brief van 6 maart 2001.
(…)
Op 16 december 1999 was de mededeling in de Zakengids. We zijn dus nu reeds meer dan twee jaar verder en het besluit is nog niet genomen. Uit uw brief blijkt niet dat dit op korte termijn zal gebeuren. Hoewel u in uw brief, d.d. 3 oktober 2000, nadrukkelijk toezegt om op korte termijn het betreffende verkeersbesluit alsnog te nemen.
(…)
Mijn conclusie kan geen andere zijn dan dat u op deze wijze met minachting van de burger en zijn rechten te werk gaat. Immers, u brengt hem op de hoogte van een besluit dat er niet is, en laat dat rustig jaren voortduren. Een overheid kan naar mijn mening zo niet met burgers en hun rechten omgaan.
Ik moet bovendien niet teveel illusie hebben dat, als ik te zijner tijd een bezwaar kan indienen tegen het verkeersbesluit, mijn bezwaar gehonoreerd wordt. Er is dan immers een reeds jaren bestaande situatie.”
8. Het college van burgemeester en wethouders stuurde verzoeker op 5 februari 2002 een ontvangstbevestiging met daarin de mededeling dat zijn brief van 28 januari 2002 binnen een termijn van acht weken zou worden behandeld.
9. Aangezien verzoeker op 24 mei 2002 nog geen antwoord van de gemeente had ontvangen op zijn brief van 28 januari 2002, deelde hij de gemeente bij brief van 24 mei 2002 mee de zaak voor te zullen leggen aan de Nationale ombudsman.
10. Nadat de Nationale ombudsman het college van burgemeester en wethouders bij brief van 12 juni 2002 had verzocht de door verzoeker op 28 januari 2002 ingediende klacht alsnog overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht af te handelen, liet het college verzoeker bij brief van 22 juli 2002 onder meer het volgende weten:
“Uit het gesprek is naar voren gekomen dat zowel u als (de directeur van de sector Bestuursdienst; N.o.) hebben vastgesteld dat de gemeentelijke klachtenregeling niet het juiste medium is voor hetgeen u met uw klacht heeft willen bereiken. Om deze reden zal uw klacht niet verder behandeld worden en daarmee als afgehandeld beschouwd worden.
Zodra er een besluit wordt genomen over “de Moespot” in het kader van “bromfietser op de rijbaan” zal er aan u een afschrift worden gezonden van het genomen besluit.”
11. Verzoeker deelde de Nationale ombudsman bij brief van 21 augustus 2002 onder meer het volgende mee:
“Ik ben met de reactie van de gemeente Tiel niet tevreden. Naar mijn mening kan het niet zo zijn dat de gemeente in 1999 een maatregel uitvoert (het plaatsen van andere verkeersborden) en het daarvoor benodigde verkeersbesluit eerst in 2003 zal gaan nemen.
De gemeente Tiel stelt op deze wijze ook de behandeling van mijn ingediende bezwaarschrift van eind 1999 steeds uit.”
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht en naar zijn hiervoor onder A. Feiten opgenomen brieven.
C. Standpunt college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders deelde de Nationale ombudsman in reactie op de klacht bij brief van 4 oktober 2002 het volgende mee:
“…Op uw verzoek van 9 september 2002 doe ik u hierbij (…) afschriften van jurisprudentie toekomen waarop in de brief van 4 januari 2002, gericht aan (verzoeker; N.o.), is gedoeld.
Overigens is met verwijzing naar die jurisprudentie alleen bedoeld om aan te geven dat gebruikers van het fiets/bromfietspad gehouden zijn om de verkeerstekens te volgen, ondanks het feit dat er geen formeel verkeersbesluit aan ten grondslag ligt, en dat zij bij het nalaten ervan strafrechtelijk vervolgd zouden kunnen worden.
Naar aanleiding van de onderhavige klacht heb ik namens het college van burgemeester en wethouders informatie ingewonnen bij de afdeling stadsbeheer die onder meer belast is met het voorbereiden van verkeersbesluiten.
Uit die informatie blijkt dat de verkeersborden G12a en G12b uit bijlage I van het RVV zijn geplaatst zonder een voorafgaand verkeersbesluit. Dat er geen verkeersbesluit aan ten grondslag lag, is pas na de bekendmaking ervan en de plaatsing van de borden duidelijk geworden. De intentie is toen geweest om dat verzuim zo snel mogelijk te herstellen. In verband met de personele bezetting zijn er andere prioriteiten gesteld en heeft het college van burgemeester en wethouders nog (steeds) geen voorstel ontvangen om het ontbrekende verkeersbesluit te nemen.
De afdeling stadsbeheer heeft in haar planning opgenomen om het vereiste verkeersbesluit uiterlijk in november 2002 gereed te hebben. Daarna zal (verzoeker; N.o.), conform de eerdere toezegging aan hem, daarover worden geïnformeerd. Overigens zullen de bezwaren van (verzoeker; N.o.), nu deze reeds bekend zijn, worden meegenomen bij de voorbereiding van het verkeersbesluit…”
D. Nadere informatie College van Burgemeester en
Wethouders
Daarnaar gevraagd deelde het college van burgemeester en wethouders de Nationale ombudsman op 16 december 2002 mee dat het betreffende verkeersbesluit op 15 december 2002 was genomen en op 19 december 2002 bekend zou worden gemaakt via het huis-aan-huis blad "de Zakengids".