Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Noordwijk hem er te laat op heeft gewezen dat de, in eigendom aan de gemeente toebehorende sporthal Northgo niet aan hem was verhuurd op respectievelijk 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000, terwijl de gemeente hem al op 5 januari 2000 een vergunning had verleend voor het organiseren van een vlooienmarkt in de desbetreffende sporthal op die data. Hij klaagt er voorts over dat de gemeente Noordwijk geweigerd heeft de schade te vergoeden die hij heeft geleden als gevolg van het geen doorgang vinden van de vlooienmarkt op voornoemde data.
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoeker heeft begin december 1999 bij de ambtenaar sportzaken van de gemeente Noordwijk informatie ingewonnen over de mogelijkheden om in 2000 in de sporthal Northgo te Noordwijk een vlooienmarkt te organiseren.
2. Op 7 december 1999 stuurde verzoeker twee brieven aan de gemeente Noordwijk. In de ene brief, die verzoeker stuurde ter attentie van het college van burgemeester en wethouders, diende hij een aanvraag in voor een vergunning voor het organiseren van een vlooienmarkt in de sporthal Northgo op 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000.
In de andere brief, ter attentie aan de ambtenaar sportzaken van de gemeente Noordwijk, met als onderwerp reservering sporthal Northgo, refereerde bij aan het hierboven genoemde telefonisch onderhoud en noemde hij als data van de te organiseren vlooienmarkten 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000.
3. De afdeling Algemene Juridische Zaken (AJZ) van de gemeente Noordwijk heeft op 5 januari 2000 namens de burgemeester aan verzoeker een vergunning verleend voor het organiseren van een vlooienmarkt in de sporthal op de in de aanvraag genoemde data.
4. In augustus 2000 diende verzoeker bij de gemeente Noordwijk een aanvraag in voor een vergunning voor het plaatsen van reclameborden ten behoeve van de door hem te organiseren vlooienmarkt. De afdeling AJZ verleende op 28 september 2000, namens het college van burgemeester en wethouders, aan verzoeker een vergunning voor het plaatsen van deze reclameborden.
5. Begin oktober 2000 hoorde verzoeker telefonisch van de beheerder van de sporthal dat er voor 7 en 8 oktober 2000 geen vlooienmarkt in de sporthal stond gepland.
6. Op 4 oktober 2000 ontving verzoeker, nadat hij bij de gemeente informatie had ingewonnen, van de gemeente de mededeling dat er op 7 en 8 oktober 2000 geen vlooienmarkt kon worden gehouden omdat de sporthal niet beschikbaar was. Op 20 oktober 2000 werd door de gemeente aan verzoeker meegedeeld dat de door hem geplande vlooienmarkt op 18 en 19 november 2000 evenmin doorgang kon vinden omdat de sporthal ook op die dagen niet beschikbaar was.
II. Inzake het te laat erop wijzen door de gemeente Noordwijk dat de sporthal niet aan verzoeker was verhuurd.
1. Verzoeker klaagt erover dat hij pas op 4 en op 20 oktober 2000, nadat hij begin oktober van de beheerder van de sporthal had gehoord dat er voor 7 en 8 oktober 2000 in de sporthal geen vlooienmarkt stond gepland en hij bij de gemeente informatie had ingewonnen, van de gemeente de mededeling ontving dat de sporthal niet beschikbaar was voor de data waarvoor door de gemeente aan hem op 5 januari 2000 een vergunning was verleend voor het organiseren van een vlooienmarkt.
2. Het verlenen van een vergunning voor het organiseren van de vlooienmarkt door de afdeling Algemene en Juridische Zaken (AJZ) van de gemeente Noordwijk, betekent niet dat de sporthal ter beschikking staat van degene die de vergunning heeft ontvangen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de sporthal bij de afdeling Onderwijs, Sport en Welzijn (OSW) van de gemeente wordt gehuurd.
3. Verzoeker heeft begin december 1999 telefonisch bij de afdeling OSW geïnformeerd naar de mogelijkheden om in 2000 een vlooienmarkt te organiseren in de Sporthal Northgo. Vervolgens heeft verzoeker op 7 december 1999 een brief gestuurd aan de ambtenaar sportzaken met als onderwerp reservering sporthal, waarin hij 7 en 8 oktober en 19 en 20 november 2000 noemde als data van de te organiseren vlooienmarkten. Volgens de gemeente is deze brief niet ontvangen. De niet-aangetekende verzending van deze brief komt voor risico van verzoeker.
4. De afdeling AJZ van de gemeente heeft verzoeker er in haar brief van 5 januari 2000, waarin aan verzoeker een vergunning voor het organiseren van een vlooienmarkt werd verleend, niet op gewezen dat de verlening van een vergunning niet betekent dat er ook een overeenkomst tot verhuur van de sporthal tot stand is gekomen. De gemeente was hiertoe niet overgegaan omdat verzoeker in zijn vergunningsaanvraag van 7 december 1999 had meegedeeld dat met de ambtenaar sportzaken overeengekomen was dat de sporthal op de door verzoeker genoemde data beschikbaar zou zijn.
5. Nu de gemeente Noordwijk heeft gekozen voor een systeem waarbij een burger die voornemens is een activiteit in de sporthal te organiseren te maken heeft met twee verschillende afdelingen binnen de gemeente, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente er zorg voor te dragen dat de burger voldoende over dit systeem wordt geïnformeerd. De afdeling AJZ had niet mogen afgaan op de enkele mededeling van verzoeker in zijn vergunningsaanvraag van 7 december 1999 dat de sporthal beschikbaar zou zijn. Dit betekende immers niet dat de sporthal ook daadwerkelijk voor verzoeker was gereserveerd. Het is dan ook niet juist dat de afdeling AJZ bij de behandeling van de vergunningsaanvraag heeft nagelaten bij de afdeling OWS te informeren naar hetgeen volgens verzoeker blijkens zijn brief met de ambtenaar sportzaken was overeengekomen over de beschikbaarheid van de sporthal. Indien de afdeling AJZ had geïnformeerd dan zou duidelijk zijn geworden dat er van een reservering van de sporthal voor verzoeker geen sprake was. De afdeling AJZ had verzoeker er vervolgens bij de vergunningverlening op moeten wijzen dat uit informatie niet was gebleken dat de sporthal was gereserveerd en gehuurd.
6. De afdeling OSW van de gemeente deelde in haar brief van 19 mei 2000 aan verzoeker mee dat het verlenen van een vergunning niet inhield dat de sporthal ook daadwerkelijk was gereserveerd. Met deze brief werd aan verzoeker een inschrijfformulier gestuurd waarop verzoeker zijn wensen voor de huur van de sporthal kenbaar kon maken.
Aanleiding voor het sturen van deze brief was een ter ore van de ambtenaar sportzaken gekomen mededeling van de brandweer dat van verzoeker nog steeds geen overzicht was ontvangen van de indeling van de vlooienmarkt in de sporthal. Dit verzoek was door de brandweer aan verzoeker gedaan in het kader van de naleving van de voorschriften die waren verbonden aan de vergunning voor het organiseren van een vlooienmarkt.
7. Verzoeker stelt de brief van 19 mei 2000 niet te hebben ontvangen. Als gevolg daarvan heeft hij niet voldaan aan het in de brief vervatte verzoek het inschrijfformulier aan de gemeente te retourneren. De betreffende brief is niet aangetekend verzonden en de verzending van de brief is niet in het postregistratiesysteem van de gemeente geregistreerd. Nu noch door middel van de administratie van de gemeente noch op andere wijze verzending van de brief voldoende is aangetoond, komt het risico van een dergelijke handelwijze - namelijk het niet kunnen aantonen dat de betreffende brief daadwerkelijk is verzonden - voor rekening van de gemeente.
8. Gelet op het bovenstaande is niet gebleken dat de gemeente op enig moment aan verzoeker heeft meegedeeld dat verlening van een vergunning niet betekent dat ook een huurovereenkomst tot stand is gekomen.
9. De afdeling OWS heeft in juni 2000 het jaarschema opgesteld waarin de verhuur van de sporthal gedurende de maanden augustus 2000 tot en met juni 2001 stond aangegeven. De door verzoeker te organiseren vlooienmarkt was niet in het jaarschema opgenomen.
10. In augustus 2000 diende verzoeker bij de gemeente een aanvraag in voor het plaatsen van reclameborden ten behoeve van de vlooienmarkt. Deze aanvraag werd door de afdeling AJZ behandeld. Het had in de rede gelegen dat de afdeling AJZ, voordat zij positief op de aanvraag besliste, kennis had genomen van het jaarschema voor het gebruik van de sporthal Northgo voor de periode augustus 2000 tot en met juni 2001 en had bezien of voor de door verzoeker genoemde data een vlooienmarkt stond gepland in de sporthal. Op dat moment was de afdeling AJZ duidelijk geworden dat de sporthal niet aan verzoeker was verhuurd. Dit had voor de afdeling AJZ aanleiding moeten zijn bij verzoeker informatie in te winnen.
11. Het is niet juist dat de werkwijze van de gemeente destijds zodanig was dat de afdeling AJZ en de afdeling OWS niet van elkaar op de hoogte zijn geweest van hetgeen zij hebben gedaan en nagelaten betreffende de verlening van vergunningen aan verzoeker voor een in de sporthal Northgo te organiseren vlooienmarkt en het plaatsen van reclameborden ten behoeve van de vlooienmarkt enerzijds en de verhuur van de sporthal anderzijds. Dit heeft tot gevolg gehad dat niet eerder dan op 4 en 20 oktober 2000, nadat verzoeker zelf hij de gemeente informatie inwon, aan hem bekend is geworden dat de sporthal niet beschikbaar was op de data waarvoor aan hem een vergunning was verleend voor het organiseren van een vlooienmarkt.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
III. Inzake de weigering van de gemeente de schade te vergoeden die verzoeker heeft geleden als gevolg van het geen doorgang kunnen vinden van de vlooienmarkt.
1. De Nationale ombudsman toetst de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding marginaal. Dit betekent dat hij beoordeelt of het bestuursorgaan in redelijkheid heeft kunnen komen tot de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Het is niet aan de Nationale ombudsman om een schadevergoeding toe te kennen. Dit is voorbehouden aan de burgerlijke rechter (zie Achtergrond).
2. Verzoeker heeft op 18 oktober 2000 bij de gemeente Noordwijk een verzoek ingediend tot vergoeding van de door hem geleden schade als gevolg van het feit dat de vlooienmarkt die hij voornemens was te organiseren op 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000 geen doorgang kon vinden omdat de sporthal Northgo in de gemeente Noordwijk niet beschikbaar was. Hij klaagt erover dat dit verzoek door de gemeente, bij brief van 5 december 2000, is afgewezen.
3. Zoals hiervoor onder II. is aangegeven, is de Nationale ombudsman van oordeel dat de gemeente niet behoorlijk heeft gehandeld nu de werkwijze van de gemeente zodanig was dat de afdeling AJZ en de afdeling OWS niet van elkaar op de hoogte zijn geweest van hetgeen zij hebben gedaan en nagelaten betreffende de verlening van vergunningen aan verzoeker voor een in de sporthal Northgo te organiseren vlooienmarkt en het plaatsen van reclameborden ten behoeve van de vlooienmarkt enerzijds en de verhuur van de sporthal anderzijds. Bovendien is de brief van 19 mei 2000 niet aangetekend verzonden en stelt verzoeker deze brief niet te hebben ontvangen. De gemeente kan niet aantonen dat de brief van 19 mei 2000 daadwerkelijk aan verzoeker is verzonden. Als gevolg van de handelwijze van de gemeente heeft verzoeker onnodig kosten gemaakt, zoals bijvoorbeeld voor de aanvraag van de vereiste vergunningen en voor het voldoen aan de daarbij gevoegde voorwaarden.
4. De handelwijze van verzoeker is er echter mede debet aan dat hij onnodig kosten heeft gemaakt. Door het versturen van zijn brief van 7 december 1999 aan de ambtenaar sportzaken van de gemeente met als onderwerp “reservering sporthal” heeft hij het idee gehad dat de sporthal op de door hem in de brief genoemde data gebruikt zou kunnen worden. De brief van verzoeker van 7 december 1999 is niet aangetekend verstuurd en is volgens de gemeente niet ontvangen. Indien verzoeker de bedoeling had om met deze brief de sporthal te reserveren, had het in de rede gelegen dat hij, nu hij daarop van de gemeente geen reactie ontving, bij de gemeente naar het uitblijven van een reactie had geïnformeerd. Bovendien had verzoeker, die er ten onrechte van uitging dat er sprake was van de verhuur van de sporthal door de gemeente aan hem, op enige moment zelf bij de gemeente moeten informeren naar de inhoud van de - door hem veronderstelde - huurovereenkomst met de gemeente.
Nu op grond van het bovenstaande het niet alleen aan de handelwijze van verzoeker is te wijten dat hij onnodig kosten heeft gemaakt, maar ook aan die van de gemeente, heeft de gemeente niet in redelijkheid kunnen komen tot een totale afwijzing van het door verzoeker ingediende verzoek tot schadevergoeding. Van de gemeente mag worden verwacht dat zij opnieuw in onderhandeling treedt met verzoeker over een tegemoetkoming in de door verzoeker onnodig gemaakte kosten.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
Dit oordeel geeft aanleiding tot het opnemen van een aanbeveling.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Noordwijk, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk, is gegrond.
Met instemming is kennisgenomen van het feit dat de gemeente inmiddels maatregelen heeft getroffen waardoor overleg plaatsvindt tussen de afdeling OWS en de afdeling AJZ en zij op de hoogte gesteld worden van elkaars activiteiten betreffende de verhuur van de sporthal en de verlening van vergunningen ten behoeve van activiteiten in de sporthal.
Aanbeveling
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk wordt in overweging gegeven afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding te heroverwegen.
Onderzoek
Op 14 februari 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van X te Oude Meer, ingediend door DAS Rechtsbijstand te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de gemeente Noordwijk.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd aan het college van burgemeester en wethouders een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van het college van burgemeester en wethouders gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen en aan te vullen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker informeerde begin december 1999 telefonisch bij de ambtenaar sportzaken van de gemeente Noordwijk naar de mogelijkheden om op in 2000 een vlooienmarkt te organiseren in de sporthal Northgo te Noordwijk.
2. Op 7 december 1999 stuurde verzoeker aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk een brief waarin hij onder meer schreef:
“Onderwerp: Aanvraag vergunning vlooienmarkt
(…)
Wij (…) willen een vergunning aan u verzoeken voor de organisatie van een vlooienmarkt in sporthal de Northgo te Noordwijk.
De data's van de te organiseren vlooienmarkten zijn:
7 & 8 oktober 2000
18 & 19 november 2000
Wij zijn met (de ambtenaar sportzaken; N.o.) overeengekomen dat de sporthal op bovengenoemde data's beschikbaar zou zijn.”
3. Verzoeker stuurde op 7 december 1999 ook een schrijven aan de gemeente Noordwijk t.a.v. de ambtenaar sportzaken waarin hij onder meer schreef:
“Onderwerp: Reservering sporthal de Northgo
(…)
Onder referte aan het telefonisch onderhoud van j.l. willen wij (…) de data's bevestigen.
De data's van de te organiseren vlooienmarkten zijn:
7 & 8 oktober 2000
18 & 19 november 2000”
4. Op 8 december 1999 werd door de chef van de afdeling interne zaken aan verzoeker een ontvangstbevestiging gestuurd van de brief van 7 december 1999 betreffende zijn aanvraag voor een vergunning vlooienmarkt.
5. De ontvangst van verzoekers brief van 7 december 1999 gericht aan de ambtenaar sportzaken werd niet door de gemeente bevestigd.
6. Verzoeker ontving vervolgens van het hoofd van de afdeling Algemene en Juridische Zaken (AJZ) namens de burgemeester van de gemeente Noordwijk een vergunning, gedateerd 5 januari 2000, op basis van het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk voor het organiseren van een vlooienmarkt in de Sporthal Northgo te Noordwijk op zaterdag en zondag 7 en 8 oktober en op zaterdag en zondag 18 en 19 november 2000. Aan de vergunning waren diverse voorwaarden verbonden. Voor de voorschriften betreffende de brandveiligheid werd verwezen naar de als bijlage opgenomen “Voorschriften ten behoeve van de brandveiligheid voor: rommelmarkt etc. in (niet hiervoor ingerichte) gebouwen” van de brandweer Noordwijk. In deze voorschriften staat onder meer vermeld:
“voor een juiste beoordeling moeten er tekeningen met het opstelplan van de activiteit(en) in tweevoud worden ingediend bij de afdeling brandweerzaken.”
7. Een kopie van de op 5 januari 2000 aan verzoeker verleende vergunning werd door de gemeente Noordwijk onder meer naar de brandweer gestuurd. Verzoeker ontving eind januari 2000 van de brandweer van Noordwijk de telefonische mededeling dat de in de voorschriften genoemde tekeningen met het opstelplan nog niet waren ontvangen.
8. In juni 2000 werd door de afdeling Onderwijs, Sport en Welzijn van de gemeente een jaarschema opgesteld waarin alle reserveringen voor de sporthal voor de periode 1 augustus 2000 tot en met 30 juni 2001 werden vermeld. Dit schema werd diezelfde maand door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd.
9. Op 18 augustus 2000 diende verzoeker bij de gemeente Noordwijk een aanvraag in voor een vergunning tot het plaatsen van reclameborden ten behoeve van de vlooienmarkt. De ontvangst van deze aanvraag werd op 21 augustus 2000 door het hoofd van de afdeling Interne Zaken van de gemeente Noordwijk bevestigd. Op 28 september 2000 werd door het hoofd van de afdeling AJZ, namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk op grond van de Algemene plaatselijke verordening aan verzoeker toestemming verleend tot het plaatsen van 20 driehoeksborden in de gemeente Noordwijk in de periode van 30 september tot en met 8 oktober en van 10 tot en met 19 november 2000 ten behoeve van een in de sporthal Northgo te houden vlooienmarkt.
10. Verzoeker hoorde begin oktober 2000 van de beheerder van de sporthal Northgo dat er voor 7 en 8 oktober 2000 geen vlooienmarkt in de sporthal stond gepland.
11. Nadat verzoeker vervolgens telefonisch contact had opgenomen met de gemeente Noordwijk, werd hem op 2 oktober 2000 door de gemeente per fax een kopie gestuurd van de brief, gedateerd 19 mei 2000, van de ambtenaar sportzaken van de gemeente Noordwijk gericht aan verzoeker. In deze brief schreef de gemeente onder meer:
“Hierbij brengen wij het volgende onder uw aandacht.
Op 5 januari 2000 ontving u een vergunning inzake de APV om een vlooienmarkt te organiseren in de Northgo Sporthal te Noordwijk op 7/8 oktober en 18/19 november. Deze vergunning houdt echter niet in dat de sporthal hiermee ook daadwerkelijk is gereserveerd. Het reserveren van de sporthallen behoort namelijk tot de taken van de afdeling Onderwijs, Sport en Welzijn.
Aangezien pas rond de derde week van juni het verhuurschema van de binnensportaccommodaties voor het seizoen augustus 2000 - eind juni 2001 definitief door het college van burgemeester en wethouders zal worden vastgesteld, is er in uw geval nog geen sprake van een reservering.
Alle gebruikers van onze sporthallen ontvangen deze tijd een inschrijfformulier en kunnen daarop hun wensen kenbaar maken voor het komende seizoen. Bijgaand doen wij u een inschrijfformulier toekomen.
Daarnaast brengen wij u nog onder de aandacht, dat de sporthallen er in principe voor de sport zijn en op beperkte wijze voor niet sportactiviteiten in gebruik worden gegeven.
Wij gaan er hiermee vanuit u voldoende te hebben geïnformeerd.”
12. Op 4 oktober 2000 stuurde verzoeker aan de gemeente t.a.v. het hoofd AJZ een kopie van zijn brief van 7 december 1999 gericht aan de ambtenaar sportzaken (zie FEITEN, onder 3.).
13. De Afdeling AJZ stuurde op 4 oktober 2000 aan verzoeker een faxbericht waarin onder meer werd meegedeeld:
“Na overleg met de wethouder en de burgemeester is naar voren gekomen dat de gemeente bij haar besluit blijft. Dat wil zeggen dat u geen huurovereenkomst heeft dus geen gebruik kunt maken van betreffende sporthal.”
14. DAS Rechtsbijstand schreef op 18 oktober 2000, namens verzoeker, in een brief aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk onder meer:
“Tot mij wendde zich (verzoeker; N.o.) inzake het navolgende.
In december 1999 heeft cliënt een aanvraag voor een vergunning bij u ingediend voor het organiseren van een vlooienmarkt in de Sporthal Northgo (…) op zaterdag en zondag 7 en 8 oktober 2000 en zaterdag en zondag 18 en 19 november 2000 tussen 10.00 en 16.00 uur. Deze vergunning is verleend op 5 januari 2000. Aangezien cliënt tevens had verzocht om reservering en u eigenaar bent van de hal mocht hij ervan uitgaan dat deze hal op de gewenste tijdstippen aan hem ter beschikking zou worden gesteld. Dit is hem ook in meerdere gesprekken bevestigd door de betreffende ambtenaar.
Ook voor het plaatsen van reclameborden heeft u toestemming gegeven (op 28 september 2000). Daarnaast heeft cliënt contact gehad met de brandweer en heeft uw ambtenaar op verzoek van cliënt een tekening van de indeling van de te houden vlooienmarkt toegestuurd. Er was voor cliënt geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de hal op 7 en 8 oktober niet in gebruik zou kunnen worden genomen. Hij heeft dan ook ter voorbereiding van de markt de nodige kosten gemaakt, hieronder onder meer te verstaan de huur van de kramen en het plaatsen van advertenties. Een week vóór de markt op 7 oktober verneemt cliënt van de beheerder van de sporthal dat hij van een vlooienmarkt op 7 en 8 oktober niets weet. Hierop aangesproken door cliënt wordt door uw ambtenaar een brief van 19 mei 2000 ten tonele gevoerd waarin wordt aangegeven dat de APV-vergunning niet tevens een reservering inhoudt. Cliënt heeft deze brief nimmer ontvangen. Wel blijkt uit deze brief dat u zich de zorgplicht aantrekt om cliënt erop te wijzen dat een vergunning niet samen valt met de verhuur van de hal. Dit lijkt mij rijkelijk laat, zo u kunt aantonen dat de brief werkelijk is verstuurd. Bovendien is na 19 mei 2000 nog contact geweest over de markt en zelfs een vergunning verleend voor het plaatsen van borden.
Nimmer is cliënt de strekking van de brief d.d. 19 mei 2000 persoonlijk onder de aandacht gebracht. Het had op uw weg gelegen, zo de brief is verstuurd, om cliënt met nadruk erop te wijzen dat de vlooienmarkt geen doorgang kon vinden wanneer deze niet kan worden ingepland. Vooralsnog ga ik ervan uit dat de bewuste brief helemaal niet is verzonden en houd ik het ervoor dat u zonder meer onrechtmatig heeft gehandeld. U heeft immers de verwachting gewekt dat de hal aan cliënt zou worden verhuurd op 7 en 8 oktober. Nu als gevolg van uw onzorgvuldige handelwijze de hal niet tijdig beschikbaar was bent u gehouden de schade die cliënt dientengevolge heeft geleden te vergoeden. Ik verzoek u mij te berichten dat u aansprakelijkheid in dezen zult aanvaarden.
Tevens verzoek ik u mij omgaand te verzekeren dat de hal wel beschikbaar is op 18 en 19 november 2000. Zo dit niet het geval is houd ik u ook aansprakelijk voor de schade die cliënt hierdoor zal lijden.”
15. Op 20 oktober 2000 stuurde het hoofd van de afdeling Onderwijs, Sport en Welzijn namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk aan verzoeker een brief waarin zij onder meer schreef:
“Ondanks dat u een vergunning heeft voor het houden van een rommelmarkt in de Northgohal op 18 en 19 november, is er geen reserverings-bevestiging verstrekt. De vergunning voor het gebruik van een sporthal is noodzakelijk, als er sprake is van een ander soort gebruik dan sportgebruik. Wel dient er nog, naast het hebben van een vergunning, feitelijke sporthalruimte te worden gereserveerd.
Aangezien dit niet is gebeurd, is er, bij het opstellen van het jaarschema gebruik sporthallen in juni 2000, met uw data geen rekening houden.
Gelijk aan het weekeinde van 7/8 oktober is er ook voor het weekeinde van 18/19 november geen feitelijke reservering.”
16. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk schreef in een brief van 5 december 2000 aan DAS Rechtsbijstand onder meer:
“U stelt de gemeente Noordwijk aansprakelijk voor het niet doorgaan van een vlooienmarkt op 7 en 8 oktober, alsmede 18 en 19 november 2000. U stelt daarbij dat een brief van de gemeente aan uw cliënt op 19 mei 2000 niet is aangekomen. Navraag bij (ambtenaar sportzaken; N.o.) leert echter dat betreffende brief wel degelijk is verstuurd.
Blijkens het gebruikte briefpapier van (verzoeker; N.o.) is hij beroepsmatig actief als evenementenverzorger. Naar onze mening mag van (verzoeker; N.o.) ook verwacht worden dat hij kennis heeft van het gegeven dat vergunningverlening door een gemeente niet tevens een overeenkomst tot huur van een sporthal inhoudt. (Verzoeker; N.o.) heeft in december 1999 telefonisch bij (de ambtenaar sportzaken; N.o.) geïnformeerd naar de mogelijkheden van beschikbaarheid van de hal op genoemde data. Er is verder niet gesproken over zaken als huurprijs werkwijze openingstijden etc. Ook zijn de genoemde data niet bevestigd in een schrijven aan (verzoeker; N.o.), wat wel gebruikelijk is. Het is dan ook niet terecht om aan te nemen dat op basis van een dergelijk summier telefoongesprek een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen.
Wij moeten dan ook mededelen dat wij ons niet aansprakelijk achten voor de geleden schade.
Los van de oorzaak betreuren wij overigens wel de gang van zaken. Uit coulance stellen wij daarom voor uw cliënt in overleg met (de ambtenaar sportzaken; N.o.) kan komen tot twee alternatieve data, op korte termijn te realiseren.”
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht.
C. Standpunt college van burgemeerster en wethouders van de gemeente Noordwijk
1. Bij brief van 7 maart 2001 werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk verzocht op de klacht en de daarbijgestelde vragen te reageren. Het college van burgemeester en wethouders deelde bij brief van 24 september 2001 onder meer het volgende mee:
Verzoeker klaagt erover dat de gemeente hem te laat erop gewezen heeft dat de in eigendom toebehorende sporthal Northgo niet aan hem werd verhuurd op respectievelijk 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000, terwijl de gemeente hem al op 5 januari 2000 een vergunning had verleend voor het organiseren van een vlooienmarkt in de desbetreffende sporthal op die data.
Reactie: Klager heeft in december 1999 telefonisch geïnformeerd naar de mogelijkheden van zaalverhuur, zonder daarbij tot daadwerkelijke reservering over te gaan. Reservering van accommodaties wordt overigens altijd schriftelijk bevestigd. Dat is naar aanleiding van het genoemde telefoongesprek ook nooit gebeurd. Verder is tijdens het gesprek niet gesproken over de huurprijs, werkwijze en tijdstippen van beschikbaarheid van de hal. Op 19 mei 2000 is er, toen bekend werd dat er nog geen zaalreservering bestond, een brief verstuurd naar klager waarin wordt aangegeven dat met het verlenen van de vergunning, niet tevens een reservering heeft plaatsgevonden. Bij deze brief is een inschrijvingsformulier voor reservering van de sportaccommodatie gevoegd. De gemeente heeft echter daarop geen reactie meer van klager vernomen. Het is overigens niet ongebruikelijk dat in een bepaald stadium de gemeente niets meer van een aanvrager hoort omdat kennelijk van voorgenomen activiteit is afgezien. Naar onze mening heeft de gemeente niet laakbaar gehandeld.
Verzoeker klaagt er tevens over dat de gemeente Noordwijk geweigerd heeft de schade te vergoeden die hij heeft geleden als gevolg van het geen doorgang vinden van de vlooienmarkt op genoemde data.
Reactie: De raadsman van klager heeft, bij brief van 18 oktober 2000, de gemeente aansprakelijk gesteld voor de beweerdelijk geleden schade, als gevolg van het niet doorgaan van de activiteiten van klager. De gemeente Noordwijk heeft deze claim gemotiveerd afgewezen bij brief van 5 december 2000. Het staat de gemeente vrij om een aansprakelijkheidstelling als zij meent dat deze onterecht is, af te wijzen, zoals elk natuurlijk- of rechtspersoon deze bevoegdheid heeft. Wij menen derhalve in dezen niet onzorgvuldig gehandeld te hebben. Buiten de afwijzing van aansprakelijkheid hebben wij - uit coulance - klager alternatieve data aangeboden waarop hij zijn activiteit kon uitoefenen. Hiervan heeft klager geen gebruik gemaakt.
U heeft ons verzocht specifiek in te gaan op de volgende specifieke vragen:
1. Vindt er afstemming plaats tussen de afdelingen die zorg dragen voor respectievelijk de verlening van vergunningen met betrekking tot de desbetreffende sporthal en de afdeling die zorgt voor de verhuur ervan?
Antwoord: Ten tijde van het voordoen van de beklaagde feiten vond er een dergelijke afstemming niet plaats. Naar aanleiding van die gebeurtenissen is er op dit moment wél afstemming. De verzending van vergunningen en reservering voor de zalen vinden gelijktijdig plaats. Ook in de correspondentie wordt de aanvrager inmiddels voorgelicht.
2. Waarom heeft de gemeente niet gereageerd op verzoekers reservering van de sporthal die hij gelijktijdig met zijn verzoek om een vergunning op 7 december 1999 heeft ingediend? De brief van 19 mei 2000 van de gemeente verwijst daar namelijk niet naar.
Antwoord: Bij de afdeling OSW die verantwoordelijk is voor de verhuur van (sport) accommodaties is door de klager telefonisch geïnformeerd of de betrokken data nog vrij waren. Er is daarbij niet het verzoek gedaan tot reservering van die data. Er heeft dan ook geen schriftelijke bevestiging plaatsgevonden, wat wel gebruikelijk is bij daadwerkelijke reservering. In deze aanvraag tot verlening van een vergunning - bij brief van 7 december 1999 - stelde klager dat bedoelde accommodatie reeds was gereserveerd. In de brief van 7 december 1999 staat namelijk: "Wij zijn met (de ambtenaar sportzaken; N.o.) overeengekomen dat de sporthal op bovengenoemde data beschikbaar zou zijn." Op 19 mei 2000 is er een brief verstuurd naar klager waarin wordt aangegeven dat met het verlenen van de vergunning, niet tevens een reservering heeft plaatsgevonden. Bij deze brief is een inschrijvingsformulier voor reservering van de sportaccommodatie gevoegd. De gemeente heeft echter daarop geen reactie meer van klager vernomen. Het is overigens niet ongebruikelijk dat in een bepaald stadium de gemeente niets meer van een aanvrager hoort omdat kennelijk van voorgenomen activiteit is afgezien.
3. Wat heeft er in de weg gestaan dat verzoeker er bij de verlening van de vergunning op 5 januari 2000 niet op is gewezen dat een vergunningverlening niet betekende dat er ook een huurovereenkomst tot stand was gekomen?
Antwoord: De gemeente verkeerde door een mededeling van de klager in zijn aanvraag voor een vergunning van 7 december 1999 in veronderstelling dat de huurovereenkomst reeds tot stand was gekomen. Zie hiervoor de beantwoording onder punt 2.
4. Waarom was de sporthal niet beschikbaar op 7 en 8 oktober en 18 en 19 november 2000?
Antwoord: De accommodatie was op dat moment inmiddels aan andere partijen verhuurd.
5. Wanneer was bekend dat de sporthal op die data niet beschikbaar was?
Antwoord: Het college stelt ieder jaar alle reserveringen van sportaccommodaties in één keer vast. Dit jaarschema is in juni 2000 vastgesteld.
6. Waarom is er geen contact opgenomen met verzoeker, die al in het bezit van een vergunning was, toen de beschikbaarheid van de sporthal in gevaar dreigde te komen. Antwoord: Op 19 mei 2000 is er een brief verstuurd naar klager waarin wordt aangegeven dat met het verlenen van de vergunning, niet tevens een reservering heeft plaatsgevonden. Bij deze brief is een inschrijvingsformulier voor reservering van de sportaccommodatie gevoegd. De gemeente heeft echter daarop geen reactie meer van klager vernomen. Het is overigens niet ongebruikelijk dat in een bepaald stadium de gemeente niets meer van een aanvrager hoort omdat kennelijk van voorgenomen activiteit is afgezien.
7. Wilt u reageren op verzoekers stelling dat de afdeling Onderwijs, Sport en Welzijn op de hoogte was van zijn voornemen om op de desbetreffende data vlooienmarkten te houden in de sporthal, omdat deze hem een plattegrond had toegestuurd na 19 mei 2000?
Antwoord: De plattegrond maakt deel uit van het inschrijfformulier tot reservering behorende bij de onder punt 6 genoemde brief van 19 mei 2000. In het kader van die brief is de plattegrond dan ook verzonden.
8. Kunt u nagaan wanneer deze plattegrond aan verzoeker is toegestuurd.
Antwoord: Ja, op 19 mei 2000 in het kader van bovengenoemde brief.
9. Heeft de gemeente naar aanleiding van verzoekers aanvraag voor een vergunning van de plaatsing van reclameborden van 18 augustus 2000 gewezen op het ontbreken van een huurovereenkomst?
Antwoord: nee, het al of niet hebben van een huurovereenkomst is geen weigeringsgrond voor een reclamevergunning. De vergunningverlenende medewerker was niet op de hoogte van het ontbreken van de huurovereenkomst.”
D. Reactie verzoeker
Verzoeker liet in reactie op het antwoord van de gemeente Noordwijk bij brief van 5 november 2001 onder meer weten:
“Zoals wij eerder naar voren hebben gebracht heeft de gemeente Noordwijk nooit een brief verstuurd waaruit had moeten blijken dat de vlooienmarkten niet doorgingen, brief van 19 mei 2000 van de gemeente is volstrekt een leugen.
Tien dagen voor de vlooienmarkt heeft de beheerder van de sporthal gebeld dat er geen vlooienmarkt was gepland in de sporthal. Wij hebben toen contact gezocht met de gemeente, waarop werd gereageerd met O, er is een fout gemaakt, weet je ik bel je met een uur terug. De ambtenaar heeft nooit gebeld wel een brief per fax ontvangen de zogenaamde brief van 19 mei 2000, die wij nooit hebben ontvangen.
(…)
Waarom heeft de gemeente ons een vergunning verstrekt op 18 oktober 2000 (bedoeld is 28 september 2000; N.o.) voor het plaatsen van reclameborden waar een kopie van naar AJZ is gegaan.
Waarom heeft AJZ die de vergunningen heeft verstrekt ons van niet op de hoogte gehouden dat de markten niet doorgaan, terwijl uit de zogenaamde brief van 19 mei blijkt dat een kopie naar AJZ was gegaan.
(…)
Waarom stuurt de gemeente na herhaaldelijk verzocht te hebben een tekening van de sporthal in augustus 2000 omdat de brandweer bleef bellen van als er geen tekening komt dat de markt niet doorging.”
E. REACTIE COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NOORDWIJK
Daarnaar gevraagd deelde de gemeente op 18 februari 2002 telefonisch aan de Nationale ombudsman mee dat de plattegrond van de sporthal Northgo niet bij de aan verzoeker gerichte brief van 19 mei 2000 was verstuurd en dat niet meer achterhaald kon worden of en zo ja, wanneer de plattegrond door de gemeente aan verzoeker was verzonden.
De gemeente deelde vervolgens mee dat de brief van verzoeker van 7 december 1999, gericht aan de gemeente ter attentie van de ambtenaar sportzaken niet was ontvangen.
Tevens werd telefonisch aan de Nationale ombudsman meegedeeld dat de brief van 19 mei 2000 door de afdeling OWS van de gemeente aan verzoeker was verzonden nadat de ambtenaar sportzaken mondeling van de brandweer had vernomen dat verzoeker niet voldeed aan het verzoek de tekeningen met het opstelplan van de activiteiten in te dienen die blijkens de voorschriften behorende bij de vergunningverlening waren voorgeschreven. De brief werd niet aangetekend verzonden en de verzending werd niet in het postregistratiesysteem geregistreerd. Tenslotte werd telefonisch aan de Nationale ombudsman meegedeeld dat de in 2000 in rekening te brengen huurprijs voor de sporthal f 140 per uur bedroeg.
Achtergrond
De beoordeling door de Nationale ombudsman van een besluit tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding
In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.
Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.
Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.
In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.