2002/284

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders de behandeling van zijn bij brief van 20 april 2001 bij de klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet heeft voortgezet, althans die klacht niet ter behandeling heeft doorgestuurd naar of overgedragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) de behandeling van zijn bij brief van 20 april 2001 bij de klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders (KVG) tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet heeft voortgezet, althans die klacht niet ter behandeling heeft doorgestuurd naar of overgedragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam.

2.1. De KBvG achtte verzoekers klacht ongegrond. De KBvG voerde daartoe in de eerste plaats aan, dat de KBvG de behandeling van verzoekers klacht niet had voortgezet, omdat daartoe gronden noch mogelijkheden aanwezig waren. De klachtencommissie van de KVG had bij schrijven van 3 juli 2001 reeds uitspraak gedaan in het betreffende klachtendossier, en na 15 juli 2001 had deze commissie opgehouden te bestaan. De KBvG kent geen instantie welke klachten gericht tegen (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders in behandeling neemt. Daarvoor is in de Gerechtsdeurwaarderswet de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders opgenomen (zie Achtergrond, onder 2.).

2.2. Voorts stelde de KBvG dat deze organisatie verzoeker door terugzending van zijn brief de keuze had gelaten al dan niet over te gaan tot het indienen van een klacht bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Het kon immers zijn dat verzoeker geen formele tuchtprocedure wenste op te starten of dat hij zich eerst nader wenste te informeren alvorens een tuchtprocedure op te starten. Ook gaf terugzending van de brief van 10 juli 2001 aan verzoeker de mogelijkheid, indien hij zou besluiten een klacht in te dienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, zijn brief als klacht, met relevante bijlagen, te formuleren: de brief van 10 juli 2001 was immers een reactie op de uitspraak van de klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders en geen inhoudelijke klacht.

3.1. Indien de onderhavige gedraging slechts op formele en procedurele aspecten zou worden beoordeeld, zou de Nationale ombudsman niet tot een andere conclusie kunnen komen, dan dat de KBvG formeel en procedureel correct heeft gehandeld door verzoekers bij de klachtencommissie van de KVG tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet voort te zetten, althans niet ter behandeling door te sturen naar of over te dragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders.

Met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 is de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders immers van rechtswege overgegaan in de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, zijn de statuten en de reglementen van de KVG komen te vervallen en hebben daarmee alle aan de KVG verbonden commissies, waaronder de klachtencommissie, opgehouden te bestaan.

De Gerechtsdeurwaarderswet kent een tuchtspraakprocedure, en de KBvG kent geen instantie welke klachten gericht tegen (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders in behandeling neemt. Wel zijn op (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders voor zover zij ambtshandelingen verrichten, de bepalingen van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake klachtbehandeling van toepassing en kan vervolgens nog een klacht worden ingediend bij de Nationale ombudsman.

3.2. Wat hier ook van zij, wanneer de gedraging van de KBvG wordt bezien in het licht van klantvriendelijkheid en dienstbetoon, kan de conclusie van de Nationale ombudsman slechts zijn, dat de handelwijze van de KBvG ernstig te wensen heeft overgelaten.

Immers, verzoeker had zich reeds in april 2001 met zijn klacht over de gerechtsdeurwaarder tot de klachtencommissie van de KVG gewend. Deze organisatie overschreed, naar onweersproken is gebleven, de in haar tuchtreglement omschreven termijnen. Ondanks diverse rappels zijnerzijds ontving verzoeker geen reactie op zijn klacht. Pas op 3 juli 2001 ontving hij een antwoord, dat echter geen inhoudelijk antwoord op zijn klacht behelsde, en ook overigens geen reactie bevatte van het deurwaarderskantoor waartegen zijn klacht was gericht, maar waarin aan hem slechts de voorwaarden waren geschetst waaronder zijn klacht kon worden behandeld. Deze brief bevatte overigens de expliciete toezegging om de behandeling van verzoekers klacht - zonodig - voort te zetten. Verzoeker liet in antwoord op deze brief op 10 juli 2001 onomwonden weten dat hij zijn klacht zoals verwoord in zijn brief van 20 april 2001 handhaafde, en liet expliciet weten dat hij een uitspraak van de klachtencommissie tegemoet zag.

3.3. Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, en met name gelet op de inhoud van de brief van 3 juli 2001, die zoals gezegd geen inhoudelijke uitspraak op verzoekers klacht bevatte, en verzoekers reactie daarop van 10 juli 2001, was de (zoals hiervoor aangegeven formeel en procedureel overigens correcte) reactie van de KBvG niet gepast. In de gegeven situatie had van de KBvG een meer actieve rol mogen worden verlangd: zo had uit eigen beweging aan verzoeker informatie over de tuchtrechtprocedure kunnen worden verstrekt en had hem het aanbod kunnen worden gedaan om zijn (oorspronkelijke) tuchtklacht aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders voor te leggen. Ook een excuus aan verzoeker over de handelwijze van de rechtsvoorgangster van de KBvG, die de in haar tuchtreglement omschreven termijnen had overschreden, was op zijn plaats geweest.

De Nationale ombudsman acht de gang van zaken niet juist, en acht de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Voorts kan de Nationale ombudsman de KBvG niet volgen in haar standpunt dat de brief van 3 juli 2001 van de klachtencommissie van de KVG een inhoudelijke uitspraak op verzoekers klacht betrof; zoals hiervoor opgemerkt, schetste die brief slechts de voorwaarden waaronder zijn klacht kon worden behandeld. Het is uit een oogpunt van zorgvuldige motivering dan ook niet juist dat de KBvG zich (mede) op deze brief beriep teneinde een verdere behandeling van verzoekers klacht af te wijzen.

Ook in dit opzicht is niet juist gehandeld.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders is gegrond.

Onderzoek

Op 15 augustus 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G. te X, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.

Naar deze gedraging werd, nadat verzoeker de klacht eerst had voorgelegd aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, op 18 december 2001 een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reacties van verzoeker en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders gaven geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 20 april 2001 wendde verzoeker zich schriftelijk tot de klachtencommissie voor de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders met een klacht over een gerechtsdeurwaarder.

Hij verzocht de commissie zijn klacht te beoordelen, en gaf aan dat hij graag een schriftelijke uitspraak op zijn klacht tegemoet zou zien.

2. Op 23 april 2001 zond de KVG verzoeker een bevestiging van de ontvangst van zijn klacht. De KVG deelde verzoeker mee dat deze klacht, in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor, aan het betreffende gerechtsdeurwaarderskantoor was voorgelegd, en dat daarbij om commentaar op de klacht was gevraagd.

Zodra een reactie zou zijn ontvangen, zou de KVG verzoekers klacht voorleggen aan de klachtencommissie van de KVG, die verzoekers klacht vervolgens inhoudelijk zou behandelen.

3. Verzoeker zond de klachtencommissie van de KVG op 30 mei 2001 een schriftelijk rappel. Hierin refereerde verzoeker aan het tuchtreglement van de KVG. Verzoeker gaf aan dat het tuchtreglement voorschrijft dat er in ieder geval binnen vier weken dient te worden gereageerd, terwijl de reactie van de gerechtsdeurwaarder inmiddels vijf weken op zich had laten wachten.

4. Op 7 juni 2001 zond verzoeker de klachtencommissie van de KVG wederom een schriftelijk rappel. In die brief gaf hij onder meer aan erop prijs te stellen dat de commissie hem over het verloop van de klachtzaak zou berichten binnen de daarvoor toch duidelijk gestelde termijnen.

Daarnaast verzocht hij, omdat de tuchtkamer inmiddels was vervangen door de klachtencommissie, hem het nieuwste reglement, dan wel het betreffende stuk waarin de klachtbehandeling door de klachtencommissie thans was omschreven en geregeld, toe te zenden.

5. In een brief gedateerd 7 juni 2001 bevestigde de klachtencommissie van de KVG de ontvangst van verzoekers brief. Hem werd meegedeeld dat zijn klacht was voorgelegd aan de klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders.

Het verweerschrift van het gerechtsdeurwaarderskantoor waartegen verzoekers klacht zich richtte, zou hem zo spoedig mogelijk worden toegezonden.

6. Op 9 juni 2001 rappelleerde verzoeker de klachtencommissie nogmaals, en wees hij er op dat het gerechtsdeurwaarderskantoor de termijn, waarbinnen op de klacht had moeten worden gereageerd, inmiddels zeer ver had overschreden.

Ook verwees verzoeker naar zijn in de eerdere brief van 7 juni 2001 vervatte verzoek om toezending van het nieuwe reglement.

7. Op 3 juli 2001 zond de klachtencommissie van de KVG verzoeker de volgende brief:

"Bij brief van 20 april 2001 hebt u een aantal klachten ingediend tegen (…), gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, lid van onze vereniging. Bij uw brief hebt u vele bijlagen bijgevoegd.

Gerechtsdeurwaarderskantoor (…) heeft op de door u ingediende klacht, anders dan de mededeling dat beantwoording veel tijd zal vergen, nog niet gereageerd.

Uit eerder met betrekking tot dezelfde aangelegenheid - met andere betrokkenen - gevoerde correspondentie is duidelijk geworden dat er met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de alimentatiebeslissingen en de interpretatie daarvan verschil van mening is ontstaan. Kennelijk wordt over die interpretatie nu met name de bal gelegd bij het Gerechtsdeurwaarderskantoor (…) dat voor de tenuitvoerlegging is ingeschakeld.

Wanneer er, zowel met betrekking tot de hoogte van verschuldigde (cumulerende) bedragen en/of de wijze waarop tot tenuitvoerlegging kan c.q. moet worden overgegaan, onduidelijkheden bestaan dan wel gedurende de loop van de behandeling ontstaan, dan zal het de rechter zijn die daarover een oordeel moet geven. Op basis van dat oordeel zal de tenuitvoerlegging dan gestaakt, aangepast of volledig doorgevoerd kunnen worden.

Naar het oordeel van onze Klachtencommissie is het niet een juiste gang van zaken en behoort dat alles ook niet tot de taak van de gerechtsdeurwaarder. Eerder hebben wij aan andere betrokkenen gemeld van oordeel te zijn dat partijen wanneer er verschil van mening is c.q. ontstaat, het oordeel van de rechter daarover moeten vragen. Dat melden wij bij dezen ook aan u.

Volledigheidshalve - en om mogelijke misverstanden te voorkomen - berichten wij u nog het volgende. Uiteraard heeft de gerechtsdeurwaarder zich in de uitoefening van zijn taak te houden aan de wettelijke voorschriften, reglementen en de gedragsregels. De wettelijke bepalingen geven aan hoe en op welke wijze tot tenuitvoerlegging van een uitspraak dient te worden overgegaan, op welke wijze beslag wordt gelegd en hoe te handelen bij een mogelijke verkoop. Reglementen geven aan welke kosten ter zake in rekening mogen worden gebracht en in de gedragsregels is bepaald hoe de gerechtsdeurwaarder zich ter zake dient te gedragen.

Aan zijn opdrachtgever is de gerechtsdeurwaarder verantwoording verschuldigd zowel met betrekking tot de genomen maatregelen als de ter zake in rekening gebrachte kosten.

Jegens degene te wiens laste de tenuitvoerlegging wordt geëntameerd geldt dezelfde mate van zorgvuldigheid.

Beslag zal de gerechtsdeurwaarder leggen op de vermogensbestanddelen die zich aandienen. Dat kan zijn op basis van door de opdrachtgever aangeleverde informatie of informatie door de gerechtsdeurwaarder zelf verzameld. Wij adviseren u ter zake te handelen zoals vermeld en voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de beschikkingen en de hoogte van verschuldigde bedragen desgewenst het oordeel van de rechter te laten vragen.

Zonodig zal onze Klachtencommissie vervolgens, na ontvangst van de reactie van het deurwaarderskantoor, de behandeling voortzetten."

8. Verzoeker reageerde hierop op10 juli 2001 als volgt:

"…Stomverbaasd, maar meer nog met stijgende verontwaardiging, lees ik uw reactie, d.d. 3 juli '01, op mijn, tegen (…), op 20 april '01, bij uw klachtencommissie ingediende klachten, waarbij u blijkbaar ineens van mij wilt verlangen dat ik deze klachtenzaak alsnog maar zal moeten voorleggen aan de rechter!

Onbegrijpelijk zo een reactie, dat is toch geen tijdige be/afhandeling van mijn klachten.

Regels zijn toch gewoon regels!

Een reglement is toch een reglement, wettelijke voorschriften zijn toch wettelijke voorschriften.

Wat mij betreft behoeft dat dan ook geen enkele discussie.

Het komt op mij over alsof u deze, voor mij, zo belangrijke zaak gewoon maar even onder de tafel wilt wegmoffelen.

En als (…) de (gedrags) regels, het reglement en de wettelijke voorschriften blijkbaar volledig aan den laars lappen, (trouwens alle regelgeving!), echt gewoon lak hebben aan alles, ze doen zo maar wat, dan is het toch de taak van uw klachtencommissie hierover, desgevraagd, een uitspraak te doen.

Daar is toch juist de belangrijke regelgeving binnen de vereniging voor opgesteld, voor gemaakt/bedoeld.

En door lid te zijn van de gerespecteerde koninklijke vereniging van gerechtsdeurwaarders om je daarmee omstandig naar buiten toe te willen/mogen presenteren/etaleren, daarmee accepteren (…) zeer duidelijk en heel bewust dat zij onderworpen zijn aan de strenge regelgeving van hun eigen vereniging, met alle (soms nare) konsekwenties, zoals nu in dit geval, natuurlijk van dien.

Ik leg dus HEEL BEWUST mijn klachten over de werk- en handelswijze en het, in mijn ogen, zeer onzorgvuldig functioneren op zich, van (…), gerechtsdeurwaarders, in en bij de uitvoering van hun, tegen mij, gerichte acties, waarbij zij, in mijn ogen, werkelijk de ene blunder op de andere blunder hebben weten te stapelen, netjes voor aan uw klachtencommissie en u wilt mij dan heel simpelweg met een enkele pennenstreek zo maar verwijzen naar de rechter!

Nee een dergelijk, zo simpel, antwoord van u, dat kan ik gewoon niet accepteren. U heeft wel degelijk uw eigen verantwoordelijkheid als klachtencommissie.

- En trouwens, ik leg de bal helemaal niet bij (…)!

- Verder zijn er beslist geen onduidelijkheden, of een onjuiste interpretatie, die creëert u hooguit zelf.

- Er is ook, wat mij betreft, beslist geen verschil van mening, zoals u zo fraai weet aan te halen in de 5-de alinea van uw brief.

Fout is toch gewoon fout.

Het is juist, of onjuist

Voor mij is dat zonneklaar.

Ik heb de door mij gesignaleerde talloze fouten/blunders en vele onzorgvuldigheden van (…) toch vergezeld doen gaan van overduidelijke en overtuigende bewijzen!

Het lijkt mij dan ook uiterst simpel voor uw klachtencommissie hier, naar mij toe, uw oordeel, een uitspraak, over te (kunnen) geven.

En dat (…) niet eens, binnen de daarvoor toch duidelijk gestelde termijn, schriftelijk verweer (willen) geven, maakt de zaak, in mijn beleving, voor uw klachtencommissie alleen maar nog simpeler, want ik herhaal, alles is door mij glashelder weergegeven.

En met hun zeer slappe smoes dat beantwoording veel tijd zal vergen!, (wat een klinkklare, geweldige onzin) dat geeft voor mij al heel duidelijk aan, dat zij mijn, tegen hen, gerichte klachten, met de daarbij aangereikte bewijsvoering, onmogelijk kunnen ontkennen, of ook maar enigszins goed, dan wel recht, kunnen praten, dan wel kans zien nog een beetje geloofwaardig verweer daarop te kunnen voeren.

En ik herhaal het nog maar eens: (gedrags)regels zijn toch gewoon (gedrags) regels?

In alinea 6 en 7 van uw brief licht u die regelgeving zelfs nog omstandig toe.

En daar ligt voor mij ook de verantwoordelijkheid voor (…) en natuurlijk dan ook voor uw klachtencommissie.

Bij de uitvoering van hun, tegen mij gerichte, acties, toen beschikten (…) wel over zeeën van tijd, toen kon werkelijk alles, tijd in overvloed toch zeker!

En in hun grote haast, hardhollend van deur naar deur, ja, dan blijkt er dus ontzettend veel fout te gaan bij (…).

Verder maakt u in uw reactiebrief melding van het feit dat meerdere "betrokkenen" (wie dan wel?) klachten bij uw klachtencommissie hebben gedeponeerd over het gedrag en het functioneren van (…).

Dat geeft toch al duidelijk aan dat er met (…) blijkbaar iets goed mis moet zijn, of is.

Waar rook is, is namelijk vuur.

Dan maakt (…) er dus blijkbaar ook voor anderen gewoon "een flink potje van", hetgeen ik helaas dus zelf aan den lijve moest ondervinden.

Ik stel er dus wel degelijk prijs op dat uw klachtencommissie een uitspraak doet in de, door mij, tegen (…), zeer uitgebreid voorgelegde klachtzaak, waarbij ik hierbij mijn verzoek daartoe nogmaals herhaal…"

9. In een brief van 26 juli 2001 berichtte de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) hem als volgt:

"… Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 10 juli 2001 inzake het bovengenoemde dossier, het volgende.

De nieuwe Gerechtsdeurwaarderswet is per 15 juli 2001 ingevoerd. Met de invoering van deze wet is de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders van rechtswege overgegaan in de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders: de KVG is met ingang van 15 juli 2001 in feite opgehouden te bestaan. Daarmee zijn de Statuten en Reglementen van de KVG komen te vervallen en zijn alle aan de KVG verbonden commissies opgehouden te bestaan, waaronder de Klachtencommissie.

Met de invoering van de nieuwe Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli jl. is tevens de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders ingesteld. De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is de tuchtinstantie voor de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders. Indien u een klacht wilt indienen tegen een (toegevoegd kandidaat)gerechtsdeurwaarder dan kunt u dat doen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

Postbus 84500

1080 BN Amsterdam

Tel.:020-54121 11

Wij zenden u bijgaand uw brief d.d. 10 juli jl. retour…"

10. Verzoeker wendde zich vervolgens op 10 augustus 2001 met een klacht over de vooromschreven gang van zaken tot de Nationale ombudsman.

Eveneens op 10 augustus 2001 deponeerde hij zijn klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders.

11. Verzoeker had nog niet voldaan aan het kenbaarheidsvereiste, reden waarom de Nationale ombudsman verzoeker meedeelde dat zijn klacht weliswaar in beginsel in aanmerking kwam voor onderzoek door de Nationale ombudsman, maar dat verzoeker eerst zijn klacht kenbaar diende te maken aan de KBvG, en de KBvG in de gelegenheid moest stellen om op de klacht te reageren.

Desgevraagd legde de Nationale ombudsman de klacht van verzoeker op 20 september 2001 voor aan de KBvG.

12. De KBvG zond verzoeker op 28 september 2001 de volgende reactie:

"…Van de Nationale Ombudsman ontvingen wij bij brief d.d. 20 september 2001 uw klacht gericht tegen de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.

U klaagt erover dat:

1) de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders de behandeling van uw bij brief van 20 april 2001 bij de Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet heeft voortgezet,

2) althans niet ter behandeling heeft doorgestuurd naar of overgedragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam.

De Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders heeft bij schrijven d.d. 3 juli 2001 uitspraak gedaan inzake de door u ingediende klacht. Naar aanleiding van uw reactie op deze uitspraak, verwoord in uw schrijven d.d. 10 juli 2001, heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders u bij schrijven d.d. 26 juli 2001 meegedeeld dat met de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders is ontbonden en dat daarmee de aan de KVG verbonden commissies opgehouden zijn te bestaan, waaronder de Klachtencommissie. Tevens hebben wij u in dat schrijven aangegeven dat u uw klacht kunt indienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, onder vermelding van het postadres en telefoonnummer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Uw brief d.d. 10 juli 2001 hebben wij bij dat schrijven retour gezonden.

Ad 1)

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft de behandeling van uw klacht niet voortgezet omdat daartoe gronden noch mogelijkheden aanwezig waren. De Klachtencommissie van de KVG had bij schrijven d.d. 3 juli 2001 reeds uitspraak gedaan in het betreffende klachtendossier en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders kent geen instantie welke klachten gericht tegen (toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarders in behandeling neemt. Daarvoor is in de Gerechtsdeurwaarderswet de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders opgenomen.

Ad 2)

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft u, onder retourzending van uw originele brief d.d. 10 juli 2001, bij schrijven d.d. 26 juli 2001 meegedeeld bij welke instantie u, indien u dit wilde, een klacht kunt indienen: de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Daarbij heeft de KBvG het postadres en het telefoonnummer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders vermeld.

Door terugzending van uw brief heeft de KBvG u de keuze gelaten al dan niet over te gaan tot het indienen van een klacht bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Het kan immers zijn dat u geen formele tuchtprocedure wenst op te starten of dat u zich eerst nader wenst te informeren alvorens een tuchtprocedure op te starten. Ook gaf terugzending van de brief van 10 juli 2001 u de mogelijkheid, indien u zou besluiten een klacht in te dienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, uw brief als klacht, met relevante bijlagen, te formuleren: de brief van 10 juli 2001 was immers een reactie op de uitspraak van de Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders en geen inhoudelijke klacht…”

13. Verzoeker wendde zich vervolgens op 29 september 2001 opnieuw tot de Nationale ombudsman, met het verzoek zijn klacht alsnog in onderzoek te nemen.

B. Standpunt verzoeker

1. Verzoekers standpunt staat weergegeven in de klachtsamenvatting.

2. Verzoeker achtte met name de handelwijze van de KVG onjuist: door eerst de termijnen die voor een klachtbehandeling staan, te negeren, zijn klacht niet te beantwoorden en te behandelen, om vervolgens begin juli 2001 maar 'simpelweg te melden dat het zichzelf had opgeheven'.

C. Standpunt Koninklijke BeroepsorganISAtie van gerechtsdeurwaarders

1. In de brief die de Nationale ombudsman ter opening van het onderzoek aan de KBvG zond, stelde hij de KBvG in de gelegenheid te reageren op de klacht en legde hij hem onder meer het volgende voor:

“In uw reactie van 28 september 2001 op de (via de Nationale ombudsman aan u voorgelegde) klacht van verzoeker geeft u aan dat de Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders bij brief van 3 juli 2001 uitspraak heeft gedaan inzake de door verzoeker ingediende klacht.

In zijn brief van 1 oktober 2001 aan de KBvG, die ik hierbij in kopie bijvoeg en waarnaar ik kortheidshalve verwijs, stelt verzoeker echter dat zijn klachten tegen de beklaagde (…) te Amsterdam niet (inhoudelijk) zijn behandeld of afgewikkeld.

Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst hij naar de laatste alinea in de brief van 3 juli 2001, waarin staat opgenomen `dat de klachtencommissie zonodig vervolgens, na ontvangst van de reactie van het deurwaarderskantoor, de behandeling zal voortzetten'.

Graag verneem ik uw reactie op deze stelling van verzoeker. U wordt verzocht de brief van 3 juli 2001, en met name de aangehaalde zinsnede, daarbij te betrekken.”

2. De KBvG gaf op 13 februari 2002 de volgende reactie op deze klacht:

"… De heer G. (verzoeker; N.o.) klaagt erover dat:

1) de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders de behandeling van zijn bij brief van 20 april 2001 bij de Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende klacht niet heeft voortgezet,

2) althans niet ter behandeling heeft doorgestuurd naar of overgedragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam.

Algemeen

De Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders heeft bij schrijven d.d. 3 juli 2001 uitspraak gedaan inzake de door de heer G. ingediende klacht (…). Naar aanleiding van de reactie van de heer G. op deze uitspraak, verwoord in zijn schrijven d.d. 10 juli 2001 (…), heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders hem bij schrijven d.d. 26 juli 2001 meegedeeld dat met de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders is ontbonden en dat daarmee de aan de KVG verbonden commissies opgehouden zijn te bestaan, waaronder de Klachtencommissie (…). Tevens hebben wij in dat schrijven aangegeven dat de heer G. zijn klacht kon indienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, onder vermelding van het postadres en telefoonnummer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. De brief d.d. 10 juli 2001 van de heer G. hebben wij bij dat schrijven retour gezonden.

Ad 1)

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft de behandeling van de klacht van de heer G. niet voortgezet omdat daartoe gronden noch mogelijkheden aanwezig waren. De Klachtencommissie van de KVG had bij schrijven d.d. 3 juli 2001 reeds uitspraak gedaan in het betreffende klachtendossier en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders kent geen instantie welke klachten gericht tegen (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders in behandeling neemt. Daarvoor is in de Gerechtsdeurwaarderswet de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders opgenomen.

De KBvG acht de klacht op dit punt ongegrond.

Brief d.d. 3 juli 2001

In de brief d.d. 3 juli 2001 heeft de Klachtencommissie van de KVG aangegeven dat de behandeling van de klacht zonodig, na ontvangst van de reactie van het deurwaarderskantoor, de behandeling zal voortzetten.

Zoals aangegeven onder ad 1) was er na 15 juli 2001 echter geen mogelijkheid de behandeling van de klacht voort te zetten aangezien het daarvoor aangewezen orgaan, de Klachtencommissie van de KVG, niet meer bestond en de KBvG geen instantie kent die de behandeling voort zou kunnen zetten.

De KBvG acht de klacht op dit punt ongegrond.

Ad 2)

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft de heer G., onder retourzending van zijn originele brief d.d. 10 juli 2001, bij schrijven d.d. 26 juli 2001 meegedeeld bij welke instantie hij, indien hij dit wilde, een klacht kon indienen: de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Daarbij heeft de KBvG het postadres en het telefoonnummer van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders vermeld.

Door terugzending van de brief van de heer G. heeft de KBvG hem de keuze gelaten al dan niet over te gaan tot het indienen van een klacht bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Het kan immers zijn dat de heer G. geen formele tuchtprocedure wenst op te starten of dat hij zich eerst nader wenst te informeren alvorens een tuchtprocedure op te starten. Ook gaf terugzending van de brief van 10 juli 2001 de heer G. de mogelijkheid, indien hij zou besluiten een klacht in te dienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, zijn brief als klacht, met relevante bijlagen, te formuleren: de brief van 10 juli 2001 was immers een reactie op de uitspraak van de Klachtencommissie van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders en geen inhoudelijke klacht.

De KBvG acht de klacht op dit punt ongegrond…"

D. Reactie verzoeker

Op 26 februari 2002 herhaalde verzoeker zijn eerder weergegeven standpunt, en handhaafde hij zijn klacht. Hij benadrukte dat de brief van 3 juli 2001 van de klachtencommissie van de KVG zijns inziens geen inhoudelijke uitspraak van zijn klacht tegen het deurwaarderskantoor betrof.

Achtergrond

1. Op 15 juli 2001 is de Gerechtsdeurwaarderswet in werking getreden. Met de invoering van die wet is de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders (hierna ook: KVG) van rechtswege overgegaan in de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaar-ders (hierna ook: KBvG). De statuten en de reglementen van de KVG zijn komen te vervallen en daarmee hebben alle aan de KVG verbonden commissies, waaronder de klachtencommissie, opgehouden te bestaan.

2. De KBvG kent geen instantie welke klachten gericht tegen (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders in behandeling neemt. De Gerechtsdeurwaarderswet kent een tuchtspraakprocedure. In artikel 37 van de Gerechtsdeurwaarderswet is geregeld, dat de kamer voor gerechtsdeurwaarders een tegen een gerechtsdeurwaarder gerezen bezwaar in behandeling neemt hetzij op verzoek van de Minister van Justitie, hetzij op een bij de kamer ingediende klacht. Een verzoek van de Minister of een klacht wordt schriftelijk en met redenen omkleed ingediend bij de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders.

Indien de klager daarom verzoekt, is de secretaris hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht.

Instantie: Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders

Klacht:

Behandeling van klacht bij klachtencommissie niet voortgezet, althans de klacht niet ter behandeling doorgezonden of overgedragen aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders .

Oordeel:

Gegrond