2002/198

Rapport

Verzoeker, die op 30 januari 2000 met het vliegtuig naar Londen reisde, klaagt over de handelwijze van de Koninklijke Marechaussee bij de paspoortcontrole te Schiphol. Verzoeker klaagt er met name over dat de Koninklijke Marechaussee:

- hem heeft gediscrimineerd door alleen zíjn paspoort, en niet dat van andere reizigers, uitgebreid te controleren en hem hierover geen uitleg te verschaffen;

- hem heeft geprovoceerd, beledigd en niet serieus heeft genomen door bij en na de overdracht van zijn paspoort, kennelijk ter verdere controle, aan een andere ambtenaar van de Marechaussee, niet mee te delen wat daarvan de reden was, ondanks zijn vragen hierover en zijn aandringen op spoed;

- hem onvriendelijk heeft bejegend en hem heeft gekleineerd, door hem onder meer onvriendelijk en onbeschoft te noemen en hem te zeggen dat hij geen medewerking verleende;

- aan zijn echtgenote het paspoort van een derde heeft laten zien door dit uitgebreid voor haar ogen door te bladeren.

Beoordeling

1. Ten aanzien van het zich schuldig maken aan discriminatie

1.1. Verzoeker, van Nederlandse nationaliteit, reisde op 30 januari 2000 met het vliegtuig van Schiphol naar Londen. Bij de paspoortcontrole op de luchthaven Schiphol controleerde betrokken ambtenaar K. van de Koninklijke Marechaussee verzoekers Nederlandse paspoort.

1.2. Volgens verzoeker heeft K. hem gediscrimineerd vanwege zijn Marokkaanse uiterlijk, door van de rij wachtenden voor de paspoortcontrole alleen zijn paspoort uitgebreid te controleren, en niet ook de paspoorten van andere reizigers.

1.3. Betrokken ambtenaar K. verklaarde tijdens het onderzoek dat hij had gezien dat verzoeker een vermoedelijk Marokkaans uiterlijk had. Hij had het paspoort gecontroleerd door dit tweemaal door te bladeren en nader te bestuderen, en de foto met verzoeker te vergelijken. Op het moment dat hij het paspoort inkeek, had verzoeker hem iets toegesnauwd. Kennelijk was verzoeker er absoluut niet van gediend geweest dat hij niet direct mocht doorlopen. Vervolgens had K. zijn controle op normale wijze vervolgd en het paspoort door de machinereader gehaald in het kader van de zogenoemde OPS/NSIS controle. Deze controle dient om te bezien of de betrokkene verzoeker staat gesignaleerd in het opsporingsregister of het Nederlands Schengen Informatie Systeem, bij voorbeeld uit hoofde van de Vreemdelingenwet, ter aanhouding in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of ter tenuitvoerlegging van een vonnis.

1.4. Op basis van de Grensbewakingscirculaire 1995, gebaseerd op het Vreemdelingenbesluit 1994 (zie Achtergrond onder 3. en 4.) dienen alle personen die de buitengrens van Nederland overschrijden, zowel bij binnenkomst in als bij uitreis uit Nederland, een minimumcontrole te ondergaan. Deze controle, die wordt verricht door de Koninklijke Marechaussee, bestaat uit een vergelijking van de persoon met de getoonde documenten voor grensoverschrijding en uit een eenvoudig en snel uitgevoerd onderzoek naar de geldigheid van het betreffende document en tekenen van namaak of vervalsing. Groot-Brittannië is geen partij bij de Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (zie Achtergrond onder 1. en 2.). Dit betekent dat verzoeker bij uitreis uit Nederland een buitengrens overschreed, en dat zijn paspoort in het kader van identificerend onderzoek mocht worden gecontroleerd.

1.5. Volgens de Minister van Defensie dienen alle reizigers die via Schiphol het Schengengebied verlaten, ingevolge bovengenoemde Uitvoeringsovereenkomst in beginsel te worden onderworpen aan een nauwkeurig persoonsonderzoek. Daarbij beperkt de Koninklijke Marechaussee zich bij een groot aanbod van reizigers echter veelal tot het houden van steekproeven, om het oponthoud zoveel mogelijk te beperken.

1.6. Ingevolge artikel 14, aanhef en onder b. van de Wet Politieregisters (zie Achtergrond onder 6.) heeft de Koninklijke Marechaussee inzage in een opsporingsregister, voor zover dit nodig is ter uitvoering van de politietaak. Dit betekent dat K. ook bevoegd was om verzoekers paspoort door de machinereader te halen om te controleren of verzoeker stond gesignaleerd.

1.7. De omstandigheid dat paspoortcontrole meestal slechts kort duurt, maar dat K. verzoekers paspoort tweemaal heeft doorgebladerd, betekent niet dat in verzoekers geval sprake was van discriminatie. Dat geldt ook voor zover verzoekers paspoort wel door de machinereader is gehaald, maar dat van andere reizigers niet. Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee zijn in beginsel vrij om bij een groot reizigersaanbod selectief te werk te gaan. Daarbij zou sprake kunnen zijn van discriminatie wanneer uitsluitend werd geselecteerd aan de hand van onveranderbare uiterlijke kenmerken. Uit het onderzoek is echter niet gebleken van een grond voor het verwijt dat de Koninklijke Marechaussee zich ter zake van de keuze om verzoeker te onderwerpen aan een controle heeft laten leiden door verzoekers huidskleur of zich anderszins heeft schuldig gemaakt aan enige vorm van discriminatie. Hierbij wordt opgemerkt dat betrokken ambtenaar K. niet heeft aangegeven dat verzoekers uiterlijk de reden was waarom hij diens paspoort controleerde. K. heeft slechts in het kader van de klachtbehandeling geconstateerd dat verzoeker een Marokkaans uiterlijk had.

Er zijn ook overigens geen redenen om aan te nemen dat verzoekers uiterlijk op zodanige manier een rol heeft gespeeld dat moet worden aangenomen dat sprake was van discriminatie.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

2. Ten aanzien van het niet-geven van uitleg waarom verzoekers paspoort uitgebreid werd gecontroleerd

2.1. Verzoeker heeft er ook over geklaagd dat K. hem tijdens de controle geen uitleg heeft gegeven over de reden waarom zijn paspoort uitgebreid werd gecontroleerd.

2.2. Uit de verklaring van K. is gebleken dat hij tijdens de controle geen uitleg heeft gegeven over de reden daarvoor. Volgens K. had hij dit willen doen, maar had verzoeker hem daarvoor niet de gelegenheid gegeven, omdat die zo geïrriteerd was geweest.

2.3. K. heeft in zijn mutatie met betrekking tot het optreden op 30 januari 2000 opgenomen dat verzoeker hem had toegesnauwd dat hij moest opschieten toen hij verzoekers paspoort door de machinereader haalde. Vervolgens had verzoeker hem nogmaals iets toegesnauwd op het moment dat K. verzoekers paspoort wilde teruggeven. Verzoeker had het paspoort op een agressieve manier weggegrist. Hij had het nog steeds vast gehad, en had het teruggetrokken. Daarbij had hij verzoeker gevraagd om te herhalen wat die had gezegd. Verzoeker had daarop gezegd: "schiet nou maar eens op" of woorden van gelijke strekking.

Verzoeker heeft ontkend dat hij aan het paspoort heeft getrokken.

2.4 Uitgaande van de juistheid van de lezing van K. dat verzoeker en hij elk aan het paspoort hebben getrokken, moet worden vastgesteld dat het optreden van K. in dit opzicht niet bij een professionele houding past, omdat K. kennelijk niet was gediend van verzoekers houding. K. had het paspoort na de controle meteen aan verzoeker moeten teruggegeven, en het niet moeten terugtrekken omdat hij wilde weten wat verzoeker had gezegd. Het handelen van K. heeft escalerend gewerkt. Door in plaats daarvan kort uitleg te verschaffen over zijn handelwijze, en het paspoort direct terug te geven, had K. deëscalerend kunnen optreden.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

3. Ten aanzien van het niet-meedelen wat de reden was van de overdracht

3.1. Verzoeker heeft er verder over geklaagd dat de betrokken ambtenaren hem hebben geprovoceerd, beledigd en niet serieus hebben genomen, door bij en na de overdracht van zijn paspoort, kennelijk ter verdere controle, niet mee te delen wat daarvan de reden was, ondanks zijn vragen hierover en zijn aandringen op spoed.

3.2. Na voltooiing van de controle heeft K. verzoeker overgedragen aan betrokken ambtenaar V., waarbij K. ook verzoekers paspoort aan V. heeft overhandigd. Aannemelijk is dat dit is gebeurd om verzoeker nadere uitleg te verschaffen over de gang van zaken, zonder dat daardoor oponthoud zou worden veroorzaakt voor de andere passagiers.

De Koninklijke Marechaussee heeft op zichzelf niet onjuist gehandeld door verzoeker apart te nemen om te trachten hem nadere uitleg te verschaffen.

3.3. Echter, aangezien de controle was beëindigd, had K. aan verzoeker moeten vragen of hij nadere uitleg wenste, welke uitleg door een andere collega zou worden gegeven, om de doorstroming van de passagiers niet te hinderen. Daarbij had K., zoals gezegd, meteen na het beëindigen van de controle verzoekers paspoort aan hem moeten teruggeven. Verzoeker had dan kunnen weten dat het verdere oponthoud geen aanhouding betrof of verdere controle, zoals hij begrijpelijkerwijs veronderstelde. Hiermee hebben zij onvoldoende oog gehad voor het belang van deëscalerend optreden. Verder hebben de betrokken ambtenaren verzoekers paspoort gekopieerd zonder hiervoor aan verzoeker toestemming te vragen, en zonder aan verzoeker mee te delen wat hiervan de reden was. Dit was onjuist. De betrokken ambtenaren hebben verzoeker onvoldoende serieus genomen.

De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens niet behoorlijk.

4. Ten aanzien van de bejegening

4.1. Verzoeker heeft er verder over geklaagd dat de betrokken ambtenaren hem onvriendelijk hebben bejegend en hem hebben gekleineerd, door hem onder meer onvriendelijk en onbeschoft te noemen en hem te zeggen dat hij geen medewerking verleende.

4.2. De betrokken ambtenaren K., V., G., Ge. en B. hebben verklaard dat verzoeker zich arrogant had gedragen en dat hij steeds op verheven en geagiteerde toon de betrokken ambtenaren had onderbroken met kritiek op hun werkwijze. Daarop had K. uiteindelijk tegen verzoeker gezegd dat hij het onbeschoft vond als mensen elkaar niet lieten uitpraten, of woorden van gelijke strekking. Volgens de betrokken ambtenaren hadden zij getracht uitleg te geven over hun werkwijze. Verzoeker was zelf lang in het kantoor blijven discussiëren, ook nadat hij zijn paspoort had teruggekregen en weg had mogen gaan, aldus de betrokken ambtenaren.

4.3. Verzoeker heeft ontkend dat hij zich zo heeft opgesteld als de betrokken ambtenaren hebben laten weten. Volgens verzoeker vonden zij het kennelijk moeilijk om om te gaan met iemand die zijn rechten en plichten kent, en steeds dezelfde vraag blijft stellen wanneer hij geen antwoord krijgt op de vraag waarom hij zo werd behandeld.

4.4. Niet is aannemelijk geworden dat de betrokken ambtenaren verzoeker onvriendelijk hebben bejegend of hebben gekleineerd, of dat zij onterechte opmerkingen hebben gemaakt over verzoekers houding.

In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.

4.5. Aannemelijk is wel dat over en weer irritatie is ontstaan. Gelet op de hiervóór onder 2. en 3. omschreven handelwijze van de Koninklijke Marechaussee, moet dit met name worden toegeschreven aan de betrokken ambtenaren. Indien zij verzoeker hadden geïnformeerd over de aard van hun optreden, dan wel verzoeker direct hadden heengezonden toen bleek dat deze niet openstond voor uitleg, had escalatie kunnen worden voorkomen.

In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

5. Ten aanzien van het doorbladeren van een paspoort van een derde voor de ogen van verzoekers echtgenote

5.1. Tot slot heeft verzoeker erover geklaagd dat een collega van betrokken ambtenaar K. een paspoort van een derde aan zijn echtgenote heeft laten zien, door dit uitgebreid voor haar ogen door te bladeren. Volgens verzoeker was deze collega in het kantoor van de Koninklijke Marechaussee bezig geweest met een vreemdeling. Vervolgens had deze collega buiten het kantoor aan verzoekers echtgenote gevraagd op wie zij wachtte. Op haar antwoord had hij het paspoort van deze vreemdeling te voorschijn gehaald en had hij dit uitgebreid voor haar ogen doorgebladerd.

5.2. De betrokken ambtenaren hebben ontkend dat één van hen aan verzoekers echtgenote dan wel aan een van de andere passagiers een paspoort van een vreemdeling had getoond, laat staan doorgebladerd. Volgens hen behoeft het geen betoog dat dit niet heeft plaatsgevonden.

5.3. Hoewel een handelwijze als door verzoeker gesteld niet zeer aannemelijk voorkomt, ontbreken nadere feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld of deze al dan niet heeft plaatsgevonden. De lezingen staan tegenover elkaar en niet kan worden gezegd dat aan de ene of de andere lezing doorslaggevend gewicht moet worden toegekend. Daarom kan op dit punt geen oordeel worden gegeven.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, is niet gegrond ten aanzien van het zich schuldig maken aan discriminatie, en ten aanzien van de onheuse bejegening, en is voor het overige gegrond, ten aanzien van het tonen van een paspoort kan geen oordeel worden gegeven.

Onderzoek

Op 15 augustus 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer drs. E. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Tenslotte werd de Minister van Defensie een tweetal nadere vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoeker berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

De reactie van de Minister van Defensie gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Na het uitbrengen van het verslag van bevindingen zag de Nationale ombudsman aanleiding om nadere vragen te stellen. De Minister van Justitie beantwoordde deze vragen. Deze informatie werd aan verzoeker gestuurd. De reactie van verzoeker hierop gaf aanleiding om het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 30 januari 2000 stond verzoeker op de luchthaven Schiphol in de rij voor paspoortcontrole door de Koninklijke Marechaussee in verband met een vlucht naar Londen. Betrokken ambtenaar K. van de Koninklijke Marechaussee controleerde verzoeksters paspoort. Daarna droeg K. verzoeker over aan een andere ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee.

2. Verzoeker diende vervolgens op 24 februari 2000 bij de Koninklijke Marechaussee onder meer de volgende klacht in over het optreden van de Koninklijke Marechaussee:

"Op zondag 30 januari j. l. stond ik in de rij voor paspoort (controle in verband met; N.o.) een vlucht naar London (vlucht nr. (…), vertrektijd 18:55) voor een werkbezoek van 3 dagen. De paspoort controle werd verricht door de heer (betrokken ambtenaar K.; N.o.) van groep 203. Juist voordat ik aan de beurt was, liet ik een blank uitziende, Nederlandse man, die aangaf veel haast te hebben, voorgaan. Hij werd na een blik van enkele seconden in zijn paspoort doorgelaten. Vervolgens werd mijn paspoort door K. van de eerste t/m de laatste bladzijde tweemaal nauwkeurig bestudeerd. Toen hij daarmee klaar was, en nog aarzelde om het paspoort terug te geven, vroeg ik hem of hij een beetje op wilde schieten, omdat ook ik enige haast had. Hierop antwoordde K. dat ik blijkbaar niet blij was met de werkwijze van de marechaussee terwijl hij opnieuw uitgebreid in mijn paspoort begon te bladeren en zei: 'Daar gaan we wat aan doen'. Vervolgens riep hij een collega, met wie ik mee moest komen. Deze collega ontving mijn paspoort van K. waarbij geen mondelinge overdracht plaats vond over wat er aan de hand was. De collega gebood mij te gaan zitten. Ik gaf aan dat ik nog 20 minuten had vóór het vertrek van mijn vliegtuig. Ik vroeg wat er aan de hand was en wat daarvoor de wettelijke procedure was. De collega antwoordde: "we hebben alle tijd" en liep zonder verklaring naar een andere ruimte met mijn paspoort. Het is mij niet bekend wat hij daar met mijn paspoort deed. Na ongeveer 5 minuten kwam hij terug. Ik vroeg hem nogmaals wat aan de hand was. Hij antwoordde dat dit mij niet aanging. Een derde collega die nog niet eerder bij de zaak betrokken was mengde zich in de discussie en zei dat ik geen medewerking verleende aan K. Aangezien dit onjuist was en er blijkbaar nog steeds geen informatie-overdracht tussen de collega's had plaatsgevonden, drong ik erop aan dat K. dit aan hen zou uitleggen. Hij werd er inderdaad bij gehaald. K. kon mij geen antwoord geven op de volgende vragen:

- waarom hij geen informatie had overgedragen aan zijn collega's, zodat ten onrechte de indruk was gewekt, dat ik niet mee had gewerkt?

- Wat had ik mis gedaan?

- Wat had ik mis gedaan/ gevraagd meer of minder dan de passagier die voor mij was?

Op deze vragen reageerde K. onvriendelijk en noemde mij onbeschoft. Naar aanleiding van dit alles gaf ik aan een klacht tegen hem willen indienen, en vroeg om informatie (zijn naam, etc.). Zijn eerste reactie daarop was aan zijn collega te vragen mijn paspoort terug te vragen en te copieren. Vervolgens ging K. achter een computer zitten. Dit duurde enkele minuten. Het was niet duidelijk wat hij deed en waarom. Bij navragen gaf hij aan dat hij een "nummer opzocht" en dat "de printer het niet deed", een vaag antwoord dus. Bovendien was het personeel op de hoogte van mijn vertrektijd, die bijna was aangebroken. Omdat ik de indruk had dat hij tijd aan het rekken was, gaf ik aan dat ik desnoods mijn vlucht zou laten schieten. K. zocht een papiertje om het adres en zijn nummer (niet zijn naam) op te schrijven. Zonder enige toelichting kreeg ik dit overhandigd. Ik moest dus navragen wat deze aantekeningen betekenden, toen pas gaf hij aan dat dit zijn persoonlijk nummer was. Daarna heb alsnog mijn vliegtuig gehaald. (…)

Als aanvulling hierop, wil ik nog aangeven dat mijn echtgenote, die mij wegbracht naar Schiphol, getuige is geweest van het gebeuren buiten het kantoortje. Terwijl zij stond te wachten op mij, vroeg een collega van K. aan haar op wie zij wachtte. Toen ze mijn naam noemde, haalde hij het paspoort van een buitenlander tevoorschijn en ging dit uitgebreid voor haar ogen staan doorbladeren!

Mijn aanklacht tegen de Koninkelijke Marechaussee:

- Ik ben door K. duidelijk geprovoceerd, beledigd en niet serieus genomen

- Ik ben door K. gediscrimineerd op grond van uiterlijk

- Het recht op uitleg van de wettelijke procedure is niet nagekomen

- In het algemeen werd ik door de leden van de Marechausse onvriendelijk behandeld en gekleineerd

(…)

- Het schenden van privacy van andere mensen, blijkend uit het uitgebreid tonen van andermans paspoort aan mij echtgenote. Hier blijkt ook meteen het bevooroordeeld er te werk wordt gegaan

Samenvattend is dit een schrijnend voorbeeld van hoe onproffesioneel de leden van Marechaussee te werk zijn gegaan, met name K. Nederlandse burgers met een niet blank uiterlijk worden systematisch 'speciaal behandeld'. Ik reis frequent zakelijk en privé en mijn ervaring is dat ik 9 van de 10 gevallen anders word behandeld dan de blanke Nederlanders, zowel bij vertrek als aankomst.

Het stuit mij bijzonder tegen de borst dat blijkbaar ook een zeer jonge werknemer van de Marechaussee zoals K. , die zeer waarschijnlijk te weinig werkervaring heeft om zijn vooroordelen op te baseren, blijkbaar zeer vooringenomen is t.a.v. niet-blanke Nederlanders en ook al een zeer autoritaire en kleinerende opstelling heeft aangenomen. Wordt dit hen aangeleerd door het systeem van de Koninklijke Marechaussee? Dit, tot mijn verbazing, terwijl op andere gebieden zoals kennis van zaken omtrent veiligheidsprocedures en omgaan met mensen er bij hem nog heel wat ervaring ontbreekt."

3. De bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee achtte één klachtonderdeel uit verzoekers brief gegrond. Dit klachtonderdeel is verder niet in het onderzoek betrokken. Verder beantwoordde de bevelhebber verzoekers klachtbrief op 12 juli 2000 onder meer als volgt.

"Klachtformulering.

a. U klaagt erover dat u door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee bent geprovoceerd, beledigd en niet serieus genomen en gediscrimineerd;

b. U klaagt erover dat door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee u geen uitleg werd gegeven over de uitvoering van de werkzaamheden;

c. U klaagt erover dat u door ambtenaren van Koninklijke Marechaussee onvriendelijk bent behandeld en gekleineerd;

d. (…)

e. U klaagt erover dat door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee de privacy van anderen wordt geschonden.

Klachtbeantwoording.

Ten aanzien van het gestelde onder a en c:

Uit het klachtonderzoek is gebleken dat een uitgebreide mutatie is gesteld omtrent uw zaak door alle betrokken ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die op 30 januari 2000 werkzaam waren op de doorlaatpost van de luchthaven Schiphol. De controlerende ambtenaar vroeg u om de woorden te herhalen die u eerder, voor de ambtenaar onverstaanbaar, uitsprak. U ervoer dit kennelijk als provocerend. De ambtenaar had werkelijk de bedoeling u uitleg te geven over de inhoud van de werkzaamheden en de bevoegdheden. U gaf daar niet de ruimte voor en de ambtenaar besloot u aan andere collegae over te dragen om geen oponthoud voor andere passagiers aan de controlebalie te laten ontstaan. Hij deelde de collega de bijzonderheden mee omtrent uw persoon. Op geen enkele wijze is mij gebleken dat het contact met u door de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op onheuse of krenkende wijze is verlopen. In uw zaak is van discriminatie geen sprake.

Wie via de luchthaven Schiphol het Schengengebied betreedt of verlaat, dient daar ingevolge de Uitvoeringsovereenkomst van het Verdrag van Schengen (zie Achtergrond onder 2.; N.o. aan een nauwkeurig persoonsonderzoek te worden onderworpen. Bij een groot aanbod van reizigers zal de controlerend ambtenaar zich veelal beperken tot steekproeven om zo het oponthoud zoveel mogelijk te bepreken.

Ik beoordeel dit onderdeel van de klacht als ongegrond.

Ten aanzien van het gestelde onder b.

Voor u was niet duidelijk waarom en op welke wijze de grenscontrole plaats had. Gaarne geef ik toelichting op de formele status van de ambtenaar belast met de grensbewaking.

De paspoortcontrole aan de doorlaatpost van de luchthaven Schiphol vindt plaats op wijze bij de vreemdelingenwet voorzien. Nederlanders, die Nederland uitreizen zijn overeenkomstig artikel 25 van het Vreemdelingenbesluit (zie Achtergrond onder 3.; N.o.) onder meer verplicht desgevraagd aan een ambtenaar belast met de grensbewaking de in hun bezit zijnde reis- en identiteitspapieren te vertonen en te overhandigen.

Conform de Grensbewakingcirculaire 1995 (zie Achtergrond onder 4.; N.o.) dienen alle personen zowel bij binnenkomst als bij uitreis een minimum controle te ondergaan.

De ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op de luchthaven Schiphol hadden u deze informatie willen geven, maar u was voor geen rede vatbaar en bleef steeds interrumperen.

Ik kom tot de overtuiging dat de ambtenaren naar behoren hun werkzaamheden hebben verricht.

Ik beoordeel dit onderdeel van de klacht als ongegrond.

Ten aanzien van onderdeel c.

Zie hiervoor de beantwoording van onderdeel a.

Ten aanzien van onderdeel d.

(…)

Ten aanzien van onderdeel e.

Een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee zou ten overstaan van anderen, de privacy hebben geschonden door zichtbaar voor andere passagiers in een paspoort te staan bladeren.

Op geen enkele wijze is uit het klachtonderzoek gebleken dat op de door u beschreven wijze paspoorten worden ingezien en gecontroleerd.

Ik beoordeel dit onderdeel als ongegrond.

(…)

Tenslotte deel ik u mede dat de Klachtencommissie van uw klacht en de daarop betrekking hebbende stukken kennis heeft genomen en mij heeft geadviseerd de klacht op bovenomschreven wijze af te doen."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat weergegeven onder Klacht.

2. Verder deelde verzoeker in zijn verzoekschrift nog onder meer het volgende mee:

"Ad onderdeel a en c. De betrokken ambtenaar zou mij niet hebben verstaan. Dit heeft hij mij niet laten blijken. Bovendien is het onlogisch dat hij mijn geval aan een collega heeft overgedragen, zonder dat hij mijn uitlatingen had begrepen. Wat moest hij dan immers overdragen?

Ook het argument van de steekproefsgewijze controle klopt naar mijn idee niet, omdat er voor de uitgebreide controle een aanleiding was. Bij een steekproef kiest men een willekeurig persoon uit, zonder dat er tevoren een discussie plaatsvindt. Op het moment dat iemand uitgebreid wordt gecontroleerd na een discussie, is het geen steekproef meer, want dan is de beoordelaar niet meer neutraal.

Ad onderdeel e, waarin ik aangaf dat een ambtenaar mijn echtgenote een paspoort van een derde liet inzien, is ongegrond verklaard omdat zulke handelingen volgens de marechaussee niet plaats vinden. Uiteraard zal zoiets niet als regel plaatsvinden, maar het gaat nu juist om een incident. Een ambtenaar die vele honderden mensen per dag ziet, zal zich een dergelijk voorval misschien niet kunnen herinneren, maar een direkt betrokkene wél. Het is dus het woord van de ambtenaar tegen het mijne en de klacht wordt op dat punt onterecht ongegrond verklaard."

C. Standpunt Minister van Defensie

1. De Minister van Defensie gaf op 14 december 2000 onder meer de volgende reactie op de klacht:

"Bij brief d.d. 12 juli 2000, (…), heeft de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee verzoeker zijn oordeel gegeven over de ingediende klacht. Dit oordeel heeft mijn instemming en wordt door mij onverkort gehandhaafd.

Op de doorlaatpost Luchthaven Schiphol wordt gewerkt conform het gestelde in de Uitvoeringsovereenkomst van de akkoorden van Schengen en de Grensbewakingscirculaire 1995. Wie via de luchthaven Schiphol het Schengengebied betreedt of verlaat, dient daar ingevolge de Uitvoeringsovereenkomst van het Verdrag van Schengen aan een nauwkeurig persoonsonderzoek te worden onderworpen. Bij een groot aanbod van reizigers zal de controlerend ambtenaar zich veelal beperken tot steekproeven (deze steekproefsgewijze controle betreft de nauwkeurige controle, zo heeft de Minister hieraan desgevraagd toegevoegd; N.o.) om zo het oponthoud zoveel mogelijk te beperken. Het paspoort van verzoeker is, zo blijkt ook uit (de rapportage van de Koninklijke Marechaussee van 3 april 2000, met als bijlage de rapportage van de betrokken ambtenaren van 21 maart 2000, hierna vermeld onder C.2. en C.3.; N.o.) op reguliere wijze gecontroleerd. Deze controle heeft plaatsgevonden conform het gestelde in Grensbewakingscirculaire.

De overdracht van verzoeker aan een andere ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee vond plaats nadat de paspoortcontrole aan de balie was voltooid. Deze overdracht vond plaats om geen oponthoud voor de overige passagiers te veroorzaken. In de klachtbeantwoording is de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee daarop ingegaan.

Registratie van het aantal paspoorten dat per dag wordt gecontroleerd is niet gebruikelijk en heeft op de bewuste dag dan ook niet plaatsgevonden. De criteria welke worden gehanteerd om te controleren heb ik in het bovenstaande aangegeven.

Een registratie van het aantal houders van Nederlandse paspoorten dat zonder controle wordt doorgelaten wordt eveneens niet bijgehouden.

Om een inzicht te krijgen in het aantal passagiers die Schiphol verlaten is navraag gedaan bij de NV Luchthaven Schiphol en de KLM. In de maand januari 2000 zijn 657.600 personen vertrokken. Een juiste specificatie van betreffende dag is niet te genereren. Een gemiddelde per dag bedraagt tussen 30.000 en 35.000 passagiers. Een registratie per nationaliteit is niet voorhanden.

Noch in enge, noch in algemene zin heeft de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee aanleiding gevonden om maatregelen te nemen."

2. Bij de reactie van de Minister bevond zich als bijlage onder meer rapportage van de Koninklijke Marechaussee van 3 april 2000. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in:

"Op 30 januari 2000, omstreeks 19.20 uur meldde (verzoeker; N.o.) zich voor uitreis uit Nederland bij balie 1 van Vertrekpost 2.

Aldaar wordt door personeel van de Koninklijke marechaussee binnen het kader van de Vreemdelingenwetgeving paspoortcontrole verricht op Nederland (het Schengengebied) uitreizende personen. Nederlanders, die Nederland uitreizen zijn overeenkomstig artikel 25 van het Vreemdelingenbesluit onder meer verplicht desgevraagd aan een ambtenaar belast met de grensbewaking de in hun bezit zijnde reis- en identiteitspapieren te vertonen en te overhandigen. Hierbij zij opgemerkt dat conform Grensbewakingscirculaire 1995 hoofdstuk A4 onder 2.2.1. alle personen zowel bij binnenkomst als bij uitreis een minimum controle dienen te ondergaan. Deze controle bestaat uit de vergelijking van de persoon met de overlegde of getoonde documenten voor grensoverschrijding en uit een eenvoudig en snel uitgevoerd onderzoek naar de geldigheid van het betreffende document en naar tekenen van namaak of vervalsing. Hiermee is de legitimiteit van de controlehandelingen door de ambtenaar tegen wie de klacht is gericht, vastgesteld.

Voor wat betreft de confrontatie van klager met de ambtenaar die door hem (betrokken ambtenaar K.; N.o.) wordt genoemd, heb ik de laatste en de andere betrokken personeelsleden verzocht schriftelijk te reageren. De schriftelijke reactie heb ik hierbij gevoegd (zie hierna onder 3.; N.o.), en ik verwijs hiernaar kortheidshalve.

De ambtenaar tegen wie de klacht is gericht (betrokken ambtenaar K.; N.o.) heeft bovendien reeds direct na het incident op 30 januari 2000 schriftelijk zijn bevindingen verwoord. Dit geschrift heb ik (…) toegevoegd (zie hierna onder .4.; N.o.).

Conclusie:

• De ambtenaar tegen wie de klacht is gericht, heeft zijn werkzaamheden naar behoren uitgevoerd.

• Uit niets is mij gebleken dat klager op discriminerende of denigrerende wijze is behandeld.

• Zowel het klaagschrift als de reactie daarop lezende kan ik niet anders dan concluderen dat het aan de attitude van klager is te wijten dat hij langer (vrijwillig) werd opgehouden dan noodzakelijk was."

3. De reactie van de betrokken ambtenaren, waarnaar in de hiervóór onder 2. genoemde rapportage van de Koninklijke Marechaussee werd verwezen, houdt onder meer het volgende in:

"ALGEMEEN:

Op zondag 30 januari 2000 is door personeel van groep 203, Grensbewaking Terminal 2 District Schiphol, een late dienst uitgevoerd, vanaf 13.45 uur tot 21.45 uur, welke onder meer - door een deel van dit personeel - wordt verricht op de post Vertrek Centraal (VC) op de Luchthaven Schiphol. Op deze post werden op het moment van de onderhavige situatie 2 uitreisbalies door Kmar-personeel bezet. Het overige dienstdoende personeel bevond zich in het afhandelingskantoor van de post VC.

De klacht is met name gericht tegen (betrokken ambtenaar K.; N.o.). Hieronder volgt het relaas van (betrokken ambtenaar K.; N.o.):

Verweer (betrokken ambtenaar K.; N.o.):

Op zondag 30 januari 2000, omstreeks 19.20 uur bevond ik K. mij in balie 1 van genoemde Vertrekpost. Collega G. bevond zich in balie 2.

Omstreeks genoemd tijdstip verzocht klager, die later bleek te zijn genaamd (verzoeker; N.o.), verder genoemd als (-), bij mij uitreis aan balie 1 van de vertrekpost. Ik zag dat (-) mij een grensoverschrijdingsdocument, zijnde een Nederlands nationaal paspoort, overhandigde.

Ik zag dat (-) een vermoedelijk Marokkaans uiterlijk had.

Ik nam het document van (-) aan en onderwierp het document aan een onderzoek, conform de bepalingen gesteld in de vreemdelingenwetgeving. Dit onderzoek bestaat onder meer uit een controle op echtheid en geldigheid van het document. Dit controleer ik onder meer door het document door te bladeren en nader te bestuderen aan de hand van echtheidskenmerken, alsmede gelijkenis van de foto met de aanbiedende persoon. Op het moment dat ik het document inkeek, snauwde (-) mij direct op zeer vinnige en luide toon een aantal voor mij onverstaanbare woorden toe.

Ik verstond niet wat (-) tegen mij zei en vroeg hem dit te herhalen.

Dit heeft (-) echter niet gedaan, wat mij bevreemdde. Kennelijk was (-) er absoluut niet van gediend dat hij niet direct door mocht lopen.

Hierna heb ik mijn reguliere controle op normale wijze vervolgd en het paspoort door de machinereader in de balie gehaald.

Dit betreft de OPS/NSIS-controle middels de machine-readable code in het paspoort van (-) en de in de balie aanwezige machine-reader.

(-) verklaart in zijn brief dat ik het paspoort van de eerste tot de laatste pagina 2x heb gecontroleerd.

Dit is echter gewoon de reguliere controle van mij geweest zoals hierboven omschreven.

Op het moment dat ik nog bezig was de controle af te ronden om (-) daarna zijn paspoort terug te geven, snauwde (-) mij nogmaals op voor mij geagiteerde wijze iets toe. Ik zag dat (-) trachtte het paspoort op een ruwe wijze uit mijn handen te pakken.

Ik had het paspoort nog vast en vroeg (-) nogmaals te herhalen wat hij mij de afgelopen 2 maal trachtte mede te delen. (-) beantwoordde dit met: "Ik zei, Schiet nou maar eens op", althans woorden van die strekking.

(-) maakte een zeer geagiteerde indruk.

Na dit voorval heb ik middels de assistentieknop in de balie een collega in het afhandelingskantoor om assistentie gevraagd. Dit omdat (-) ook de voortgang van de overige passagiersstroom belemmerde met zijn opstelling. Bovendien wilde ik graag weten wat nu het probleem van (-) was met mijn controle.

Ik heb de zich bij mij aan de balie vervoegende collega V. onder meer gevraagd :

"Wil jij deze meneer even vragen welke problemen hij heeft met de manier waarop wij onze taak uitvoeren en deze toe te lichten." . althans woorden van die strekking.

Op dat moment had de hele controle van (-) misschien 45 seconden geduurd.

Ik heb niet tegen (-) gezegd : "daar gaan we wat aan doen" of woorden van die strekking, hetgeen (-) suggereert in zijn klacht.

(-) was op hoorbare afstand aanwezig op het moment dat ik aan mijn collega V. vroeg (-) te vragen welke problemen hij had met de manier van onze taakuitvoering en deze toe te lichten.

Er heeft dus wel degelijk direct mondelinge overdracht plaatsgevonden.

(-) had kennelijk zelf de indruk dat hij dingen mis had gedaan omdat (-) wel uitgebreider werd gecontroleerd dan zijn voorganger.

(-) is door mij op dezelfde correcte wijze behandeld als alle andere passagiers.

Dat (-) het stuitend vindt dat hij langer ter controle opgehouden is dan de aan hem voorgaande passagier is m.i. het gevolg van de attitude van de persoon in kwestie.

Bij een drukkere passagiersstroom wordt door ons soms noodzakelijkerwijs steeksproefsgewijs uitgebreider gecontroleerd, zonder aanziens des persoons.

Om de situatie toe te lichten zoals die aan de balie had plaats gevonden ben ik, nadat ik bemerkte dat (-) ook binnen in het afhandelingskantoor met verheven en geagiteerde stem de discussie voortzette even later ook het afhandelingskantoor binnen gegaan om één en ander toe te lichten. Ik werd tijdelijk afgelost door collega V.

(-) verklaart tevens dat ik onvriendelijk antwoord gaf op zijn vragen. Ik heb een aantal malen getracht (-) op vriendelijke wijze (-) antwoord te geven op zijn vragen, echter (-) was niet voor rede vatbaar en bleef constant interrumperen op mijn verklaringen en die van mijn collegae. Hierdoor heb ik op een gegeven moment mijn stem moeten verheffen. Daarbij heb ik (-) inderdaad medegedeeld dat ik het onbeschoft vind dat men een ander niet uit laat praten, (-) gaf ons geen kans op normale wijze de controle toe ie lichten. (-) gaf aan geen genoegen te nemen met mijn verklaring over het voorgaande. Hierop heb ik (-) medegedeeld dat, indien hij dit wenste, een schriftelijke klacht tegen mij bij het District Luchtvaart in kon dienen.

(-) gaf aan dit zeker te zullen gaan doen en vroeg aan mij het adres.

Ik moest de computer raadplegen om het adres voor de klacht op te zoeken, alvorens ik aan (-) deze gegevens kon geven.

Wegens opstartproblemen met het op dat moment net nieuw geïmplementeerde LAN 2000 computernetwerk lukte het mij niet dit adres direct op te zoeken en af te drukken. Hierdoor was ik genoodzaakt van het afwerken middels de computer uiteindelijk over te gaan naar handmatige verwerking en het adres, op een - in mijn ogen blanco - papier te schrijven.

(…)

Ik heb (-) het papier met het door mij opgezochte klachtadres en P-nummer vervolgens verstrekt en gezegd dat hij via dit adres zijn klacht kon deponeren.

Resumerend kan ik stellen dat er m.i. zeker niet provocerend, beledigend, kleinerend danwel discriminerend gehandeld is.

Ik heb (-) wel degelijk serieus genomen. Juist door het feit aan (-) uit te (laten) leggen wat onze procedure is en te (laten) vragen wat nu eigenlijk zijn problemen met de afhandeling waren.

Bovendien was ik direkt bereid mijn P-nr en het adres voor de schriftelijke klacht te verstrekken aan (-).

AANVULLINGEN door aanwezige collegae:

(Betrokken ambtenaar B.; N.o.):

Ik bevond mij op het moment van de genoemde situatie in het afhandelingskantoor van de post VC.

Ik heb op een gegeven moment toen (-) naar binnen werd gevraagd om e.e.a. na te gaan aan (-) gevraagd of hij geen medewerking wilde verlenen aan het onderzoek.

(-) was veelvuldig en provocerend aan het woord en zocht kennelijk steeds weer de discussie op.

Op een gegeven moment heb ik (-) gevraagd waarom hij, als hij - zoals hij steeds aangaf - zo'n haast had, toch zelf steeds weer opnieuw met steeds een andere collega de discussie opnieuw aanging en in het afhandelingskantoor aanwezig bleef.

(Betrokken ambtenaar G.; N.o):

Ik bevond mij op het moment van de genoemde situatie bij collega K. in de afhandelingsbalie, nr 2.

Het betreft een dubbele balie, waarbij afhandelingsbeambten van balie 1 en 2 direct naast elkaar zitten.

1 Balie voor EU-reizigers, en 1 balie voor alle reizigers.

(-) meldde zich bij collega K. en ik heb me verder niet met de zaak ingelaten.

Het bevreemdde mij zeer dat (-) zich direct zo arrogant opstelde en kennelijk geen/ nauwelijks controle wilde ondergaan. M.i. heeft collega K. juist gehandeld door een collega binnen te vragen om (-) uit te laten leggen wat nu zijn probleem eigenlijk was en onze zijde toe te lichten.

(Betrokken ambtenaar V.; N.o.):

Ik bevond mij op het moment van de genoemde situatie in het afhandelingskantoor van de post VC.

Op een gegeven moment werd via de computer gemeld dat assistentie bij balie 1 gewenst was.

Ik ben naar balie 1 gegaan. Op dat moment wist ik nog niet wat er precies aan de hand was.

Het is te doen gebruikelijk en logisch dat je van de collega in de balie te horen krijgt wat er aan de hand is en wat er van mij verwacht wordt. Er vindt altijd mondelinge overdracht van informatie plaats.

Bij de balie hoorde ik dat collega K. mij vroeg om (-) even mee naar het afhandelingskantoor te nemen om (-) te vragen wat nu eigenlijk zijn problemen waren met onze controle, althans woorden van die strekking. Ik kreeg van collega K. een Nederlands paspoort overhandigd van (-).

Ik heb vervolgens aan (-) gevraagd wat het probleem was. Ik hoorde dat (-) mij nogal opgewonden antwoordde dat de collega in de balie nogal een ongeïnteresseerde indruk maakte en te lang over de controle deed.

Ik heb (-) gevraagd hoe lang volgens hem een controle dan moest duren maar daar kreeg ik geen concreet antwoord op. Ik heb (-) rustig medegedeeld dat wij gewoon ons werk trachten te doen en dat (-) zelf niet kan bepalen hoe lang wij er over mogen doen om een paspoort te controleren.

(-) bleef echter commentaar leveren, waarna ik besloot het verhaal van collega K. aan te horen, om de zaak eerlijk van 2 kanten te kunnen bekijken en (-) ook te laten merken dat we zijn commentaar, hoewel kennelijk onredelijk, wel degelijk serieus namen.

Ik heb (-) medegedeeld even in de stoel te wachten om het verhaal van 2 kanten aan te kunnen horen. Hierna heeft zowel collega B. als collega K. nog met (-) gesproken om te trachten hem te kalmeren en een redelijk gesprek te kunnen voeren.

(-) gaf veelvuldig commentaar op onze werkzaamheden. Ik heb hem een keer gezegd dat hij niet precies hoefde te weten waaruit onze controle nu precies bestond, dat hem dat niets aanging. (-) was het daar niet mee eens en vond dat wij machtsmisbruik van onze positie maakten. (-) gaf steeds opnieuw aan een klacht te willen indienen. Ik heb een kopie van zijn paspoort gemaakt op de kopieermachine in een naastgelegen ruimte van het afhandelingskantoor. Het betrof enkel een kopie van zijn personaliapagina, om de gegevens even later door K. en mij duidelijk in een Opno (mutatie; N.o.) te kunnen verwerken om zo de situatie duidelijk vast te kunnen leggen mocht er daadwerkelijk een klacht ingediend worden.

Dit zodat de passagier zelf zo gauw hij dit wenste zijn weg zou kunnen vervolgen en niet nog langer hoefde te wachten voor het verstrekken van zijn gegevens voor de Opno en hem geen verdere vragen gesteld hoefden te worden.

Ik heb vervolgens collega K. in de balie afgelost zodat hijzelf nog met (-) kon spreken.

(Betrokken ambtenaar Ge; N.o.):

Ik bevond mij gedurende de genoemde dienst en het zich voordoen van genoemde situatie als groepscommandant in het afhandelingskantoor op VC.

Ik heb de discussies, door de diverse collegae met (-) gevoerd, zijdelings aangehoord, en kan niet anders concluderen dan dat (-) direct bij binnenkomst in het afhandelingskantoor zich erg arrogant opstelde naar de behandelende grensbewakingsambtenaren. Dit uitte (-) onder meer door het zich constant op verheven en geagiteerde toon interrumperen van betrokken collegae, alsmede het uitvoerig en veelvuldig herhalen van opmerkingen als dat (-) gecontroleerd en gediscrimineerd werd om zijn uiterlijk, het onnodig tijd rekken en dergelijke insinuaties.

(-) vertoonde hierdoor sterk de indruk dat hij veel beter wist hoe de Grenscontrole diende te worden gedaan en dat wij nagenoeg alles verkeerd deden.

Ondanks de opgefokte reactie van (-) konden de behandelende ambtenaren hun geduld bewaren en trachtten ze (-) uit te leggen welke procedure er altijd wordt gevolgd alsmede te ontzenuwen dat (-) werd gediscrimineerd.

Collega K. heeft 1 x tegen (-) gezegd na de zoveelste interruptie door (-) van de uitleg door K. dat hij het onbeschoft vond als mensen elkaar niet uit laten spreken tijdens een discussie, althans woorden van die strekking.

Het feit dat door langdurig personeelsgebrek binnen de dienst Grensbewaking en daarentegen de gestage aanwas van de passagiersstroom het personeel veelal onder grote druk staat haar werkzaamheden toch op adequate wijze uit te oefenen kan incidenteel verkeerde reacties uitroepen.

Men heeft desondanks toch ook in deze situatie gekozen voor de servicegerichte opstelling en getracht bij (-) e.e.a. op normale wijze duidelijk te maken door hem te vragen wat zijn problemen nu waren en hierover met hem te spreken.

Kennelijk was het (-) niet duidelijk te maken dat hij niet om zijn huidskleur gecontroleerd cq gediscrimineerd werd. De enige juiste mening die telde in de ogen van (-) was die van hemzelf blijkens zijn gedrag.

(…)

Opmerkingen Algemeen:

(-) stelt in zijn klacht dat de vertrektijd van zijn vlucht, de (…),18.55 uur was.

Dit is niet correct. Voor de goede orde is de werkelijke vertrektijd dezerzijds nagevraagd bij personeel van de KLM. De officiële vertrektijd voor genoemde vlucht blijkt te zijn geweest: 30 januari 2000 19.55 uur.

(-) vervoegde zich omstreeks 19.20 uur aan de vertrekbalie bij collega K.

(-) had op dat moment nog ruim een halfuur voordat zijn vliegtuig zou vertrekken.

(-) bleef zelf 'oeverloos' door discussiëren met wie het maar horen wilde.

Door niemand van de aanwezige opsporingsambtenaren is, zoals (-) stelt, aan de vrouw van (-) danwel andere pax, een paspoort van 'een andere buitenlander ' getoond en zeker niet uitgebreid doorgebladerd.

Het behoeft geen betoog dat dit niet heeft plaats gevonden!

Hopend u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd omtrent de klacht van (-)".

4. De bevindingen van betrokken ambtenaar K. van 30 januari 2000, waarnaar in de hiervóór onder 2. genoemde rapportage van de Koninklijke Marechaussee werd verwezen, houdt onder meer het volgende in:

"Op zondag 30 januari 2000, omstreeks 19.20 uur meldde (-) zich voor uitreis aan balie 1 van vertrekpost centraal. Conform de normale werkzaamheden heb ik het pp van (-) aangenomen en deze vervolgens OPS/NSIS gecontroleerd. Op het moment dat ik het pp door de machinereader heen haalde wist (-) mij op een snauwende manier mede te delen dat ik maar eens op moest schieten. Toen ik na afloop van de controle (-) zijn pp terug wilde geven snauwde hij nog een aantal voor mij onverstaanbare woorden. En griste vervolgens op een agressieve manier het paspoort weg. Aangezien ik het pp van (-) nog steeds vast had trok ik het terug en vroeg (-) wat hij zojuist had gezegd. (-) deelde mij toen nogmaals mede dat hij zei "Schiet nou maar eens op", en "het is ook altijd hetzelfde". Vervolgens heb ik naar binnen gepiept en aan mijn collega (V.) gevraagd of hij (-) wilde vragen of hij er problemen mee heeft dat wij ons werk doen. (-) had al een aantal minuten in de rij gestaan omdat gezien de personele sterkte maar 2 balies open konden.

K.

Vervolgens heb ik (V.) (-) gevraagd wat het probleem was. (-) deelde mij mede dat op het moment dat (K.) het pp terug gaf hij een ongeïnteresseerde indruk maakte en te lang over de controle deed. Vervolgens heb ik (V.) (-) medegedeeld dat hij er niet voor is om te bepalen hoe lang dat wij er over mogen doen om een paspoort te controleren. Vervolgens heb ik (-) medegedeeld dat hij in de stoel moest wachten om het verhaal van 2 kanten aan te horen. Hierna heeft (B.) nog met (-) gesproken. (-) deelde hem mede dat hij grote haast had. Waarna (B.) aan (-) vroeg waarom hij dan wel tijd had om op de post te blijven discussiëren terwijl hij al weer weg had gemogen. Hierna heb ik (K.) in de balie overgenomen zodat hij met (-) zou kunnen bepraten wat hij vind dat het probleem is.

V.

Hierop volgend ben ik (K.) naar binnen gegaan om (-) te vragen waarom hij niet zoals eenieder die een grens overschrijdt gewoon de controle kan ondergaan. (-) vertelde mij dat hij het niet normaal vindt dat telkens als hij op Schiphol komt, hij gecontroleerd wordt. Verder vond hij dat ik (K.) provocerend optrad en wij allen onze macht misbruikten. Op de vraag of ik (K.) (-) onheus heb bejegend kreeg ik het antwoord "Ik hoef hier niets op te zeggen want ik heb het recht om te zwijgen". Ik heb (-) verteld dat als hij het niet eens is met onze manier van werken, hij een klacht in kan dienen bij het district. (-) vertelde mij dat hij dit zeker zou doen. Hierna heb ik (-) het adres gegeven waarnaar hij een brief zou kunnen sturen.

Omstreeks 19.45 heeft (-) de post verlaten. (-) was uitreizend naar Londen (…), welke een vertrektijd had van 20.05.

Noot: Bij dit voorval waren aanwezig als getuigen: Ge.

B.

V.

5. Verder bevond zich als bijlage bij de reactie van de Minister van Defensie het antwoord van de Koninklijke Marechaussee van 15 november 2000 op een aantal nadere vragen van de Nationale ombudsman:

"Vraag 1:

Hoeveel houders van Nederlandse paspoorten zijn op 30 januari 2000 gecontroleerd?

Antwoord:

Binnen de dienst Grensbewaking op Schiphol werd en wordt nimmer bijgehouden hoeveel houders van welke nationaliteit dan ook de grens passeren.

Aangezien (verzoeker; N.o.) een vertrekkende passagier was, is dezerzijds getracht het aantal vertrekkende passagiers van 30 januari 2000 te achterhalen.

Volgens opgave van de NV Luchthaven Schiphol zijn er in de maand januari 2000, 657.600 vertrokken vanaf Schiphol. Het juiste aantal van die specifieke dag is door hen niet meer te genereren.

Daarnaast heb ik navraag gedaan bij de KLM. Ook voor de KLM is het niet meer mogelijk het juiste aantal vertrekkende passagiers voor die dag te achterhalen. Zij deelden mij mede dat er gemiddeld per dag ongeveer 30.000 tot 35.000 passagiers vertrekken vanaf Schiphol. Dat dit aantal afhankelijk is van het seizoen, behoeft geen betoog.

Voor zowel de NV Luchthaven Schiphol EN de KLM geldt dat er door hen nimmer werd en wordt bijgehouden welke nationaliteit vanaf Schiphol vertrekt.

Vraag 2:

Welke criteria worden bij paspoortcontrole gehanteerd?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord aan (verzoeker; N.o.) van de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee, zoals verwoord in zijn brief (…), d.d. 12 juli 2000 en wel met name zijn beantwoording van het gestelde onder a. en c.

Vraag 3:

Hoeveel houders van paspoorten zijn zonder controle doorgelaten?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 2. Opgemerkt dient te worden dat van steekproefcontrole geen cijfers worden bijgehouden."

6. Op 22 februari 2001 voegde de Minister van Defensie onder meer het volgende aan de eerder verstrekte informatie toe:

"In antwoord op uw vraag of de overdracht van verzoeker plaatsvond ter verdere controle dan wel om hem uitleg over de procedure te verschaffen kan ik u het volgende meedelen.

Na de controle van het paspoort van verzoeker op echtheid en geldigheid aan de hand van de bepalingen gesteld in de Vreemdelingenwetgeving, werden door verzoeker aan de controlerend ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee vragen gesteld over de uitvoering van de werkzaamheden. Omdat door die vraagstelling en de beantwoording ervan een verdere voortgang van de passagiersstroom, en paspoortcontrole, werd belemmerd is verzoeker opgehouden teneinde hem over de taakuitvoering nader te informeren."

D. Reactie verzoeker

1. Verzoeker gaf op 12 mei 2001 onder meer de volgende reactie op de informatie van de Minister van Defensie:

"De versie van het gebeurde die door de medewerkers van de Koninklijke Marechaussee is gegeven, wekt de indruk dat door hen correct gehandeld is, maar dat hun werkzaamheden werden bemoeilijkt door een geagiteerd optreden van mijn kant. Hierbij wil ik duidelijk maken dat hier in de beginsituatie (tijdens controle bij de controlepost) geen sprake van was, maar pas nadat ik naar mijn gevoel op onterechte wijze door de marechaussee werd behandeld, tijdens het oponthoud in hun kantoor. Ik heb hun optreden wel degelijk als denigrerend ervaren. Het feit dat ambtenaar K. toegeeft dat hij mij onbeschoft noemde, bewijst dit. Ook het feit dat ik door drie ambtenaren achtereenvolgens werd behandeld, alsof ik een crimineel was. Wat mij opvalt in hun verklaring is dat hun handelwijze verklaard wordt als de correcte en gebruikelijke gang van zaken. Echter, ondanks herhaald vragen heb ik tijdens mijn aanhouding deze zelfde verklaring niet kunnen verkrijgen. Ge. beweert over mij het "veelvuldig herhalen van opmerkingen als dat (-) gecontroleerd en gediscrimineerd werd om zijn uiterlijk". Dit beschouw ik als een valse verklaring van Ge. Tijdens de discussie met deze ambtenaren heb ik expres de woorden "discriminatie" en "huidskleur" niet in de mond genomen, om de discussie neutraal te houden. Ik heb alleen telkens gevraagd naar de reden van mijn aanhouding, maar daar dus geen antwoord op gekregen. De marechaussee suggereert dat ik boos en onbeschoft schreeuwend hen belette op normale wijze hun werk te doen. Kennelijk vinden zij het moeilijk om te gaan met iemand die zich niet door hen laat intimideren, maar die zijn rechten en plichten kent en wanneer hij geen antwoord krijgt op zijn vragen waarom hij zo wordt behandeld, telkens dezelfde vraag blijft stellen. Ik ben teleurgesteld in de reactie van de koninklijke marechaussee en het ministerie van defensie. Zij kunnen m.i. niet bewijzen dat het daadwerkelijk om een steekproef ging. Ik wil nogmaals benadrukken dat er hier geen sprake was van een steekproef, omdat er een directe aanleiding voor mijn controle bestond. K. heeft bovendien verklaard: "ik zag dat (-) een vermoedelijk Marokkaans uiterlijk had." Verder is het gewoon echt waar dat een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee een vreemd paspoort aan mijn vrouw heeft laten zien. Dit soort zaken verzin je toch niet. Het blijft hun woord tegen het mijne. Het is op deze manier inderdaad moeilijk om te bewijzen wat er echt is gebeurd. Ik hoop in ieder geval dat dit voorval een aanleiding is geweest voor de betreffende personen om na te denken over hun handelwijze en dat ten onrechte autoritair en intimiderend optreden niet altijd wordt getolereerd. Ik hoop dat dit een test case zal zijn voor het optreden van de koninklijke marechaussee m.b.t. "steeksproefsgewijze" grenscontrole. Beroepsmatig werk ik ongeveer 50% van de tijd elders in Europa. Dit brengt veel reizen en grenscontroles met zich mee. Ik voel mij door dusdanig optreden van de marechaussee gehinderd."

2. Telefonisch voegde verzoeker op 20 juli 2001 nog onder meer het volgende toe aan zijn eerdere reactie. Verzoeker ontkende dat hij had getracht het paspoort uit de handen van betrokken ambtenaar K. te trekken, omdat hij daar niet bij had gekund. K. was doorgegaan met het bekijken van het paspoort, ondanks verzoekers mededeling dat hij haast had. Omdat K. zo lang, minstens een minuut, over de controle had gedaan, had verzoeker de indruk gekregen dat er iets mis was met zijn paspoort. Daardoor, en omdat hij haast had, was hij nerveus geworden. Hij had in de rij gestaan van de EU-onderdanen. Bij de overdracht was niet gezegd dat dit diende om hem uitleg te geven over de gevolgde procedure. In het kantoor was een lid van de Koninklijke Marechaussee bezig geweest met een vreemdeling. Deze ambtenaar was met dit paspoort naar buiten gelopen.

E. Nadere Reactie minister van defensie

1. Bij brief van 11 september 2001 werd de Minister van Defensie nog een tweetal vragen voorgelegd:

“1. De Koninklijke Marechaussee heeft verzoekers paspoort in het kader van de OPS/NSIS-controle door de zogenoemde machinereader gehaald. De weergegeven context lijkt te duiden op een standaardhandeling, maar hoe verhoudt deze handeling zich dan tot A4/2.2.2 van de Grensbewakingscirculaire op grond waarvan alleen in het kader van een grondige controle het NSIS en OPS geraadpleegd wordt.

2. Indien sprake was van grondig onderzoek, waaruit bestonden dan de aanwijzingen dat verzoeker (als EG/EER-onderdaan) een gevaar vormde voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de openbare gezondheid, zoals vermeld in artikel 2.2.3.1 van de circulaire, op grond waarvan steekproefsgewijs en grondige controle kon worden uitgevoerd?”

2. Bij brief van 11 september 2001 beantwoordde de Minister van Defensie beantwoordde deze vragen als volgt:

“…Het raadplegen van het OPS/NSIS is een routinematige handeling ter uitvoering van de in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Politiewet 1993 genoemde taak en vond in het onderhavige geval niet plaats in het kader van een grondige controle als bedoeld in de Grensbewakingscirculaire. Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Politiewet 1993 is aan de Koninklijke marechaussee, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, opgedragen de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door Onze Minister van Justitie aangewezen doorlaatposten en het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde.

Verwezen wordt in deze ook naar artikel 6 van de uitvoeringsovereenkomst van Schengen waarin wordt beschreven (kort weergegeven) “dat het onderzoek naar en het voorkomen van gevaar voor de openbare en de nationale veiligheid wordt verricht overeenkomstig de nationale wetgeving…”.

F. INFORMATIE VAN DE minister van JUSTITIE

In het kader van nadere vragen om inlichtingen van de Nationale ombudsman, gaf de Minister van Justitie de volgende informatie:

“In antwoord op uw brief van 14 februari 2002, waarin u mij een drietal vragen stelt inzake de bevoegdheden van de Koninklijke Marechaussee met betrekking tot het NSIS/OPS, bericht ik u het volgende.

Op uw vragen welke regelgeving grondslag biedt voor de bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee om te controleren (bijvoorbeeld in het kader van een uitreiscontrole) of personen staan gesignaleerd in het NSIS/OPS en of deze regelgeving uitgewerkt is in nadere regelgeving, zoals bijvoorbeeld richtlijnen of een circulaire, luidt het antwoord:

"De grondslag voor de controlebevoegdheid inzake de toegang tot en het raadplegen van het NSIS is het Verdrag van Schengen c.q. de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO, artikelen 6, 92 en 101). Een en ander is nader uitgewerkt in de Politiewet (artikel 6) en het Wetboek van Strafvordering (artikel 141), de Wet op de Politieregisters (artikel 14), het Besluit Politieregisters, het Reglement Politieregister NSIS (zie bijlage) en de Vreemdelingencirculaire (A2)."

Toelichting

Het Schengen Informatiesysteem (SIS) is het, op grond van artikel 92 SUO, aangelegde automatische register met daarin gegevens van internationaal gesignaleerde personen en goederen. Het doel van het SIS is, ingevolge artikel 93 SUO, bij te dragen aan de handhaving van de openbare veiligheid in de Schengenlanden door het verstrekken van opsporingsinformatie via het systeem. Het Nationaal Schengen Informatiesysteem (NSIS) is het Nederlandse deel van SIS. De SUO bevat niet alleen de algemene bepalingen inzake de controlebevoegdheid bij grensoverschrijdend verkeer, maar bevat ook de algemene bepalingen inzake de toegang tot en het raadplegen van het NSIS.

Artikel 6, tweede lid, onder sub d, van de SUO bepaalt dat bij uitreis van vreemdelingen, die geen onderdaan zijn van een der Overeenkomstsluitende Partijen van Schengen, onderzoek naar - en voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid in ieder geval dient plaats te vinden. Voor onderdanen van de Overeenkomstsluitende Partijen is dit onderzoek niet verplicht en mag worden volstaan met een onderzoek naar de vaststelling van de identiteit.

Artikel 101, eerste lid, van de SUO geeft aan dat autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor grenscontroles en andere politie- en douanecontroles in het binnenland, en voor de uitoefening van coördinerende functies terzake, toegang verkrijgen tot de in het SIS opgenomen gegevens. Zij zijn tot directe bevraging bevoegd.

De nadere uitwerking van deze bevoegdheden vindt in nationale regelgeving plaats. Het NSIS is een politieregister waarop de Wet Politieregisters, het Besluit Politieregisters en het Reglement Politieregister NSIS van toepassing zijn. Ingevolge artikel 14, sub b, van de Wet Politieregisters worden gegevens uit een politieregister verstrekt aan, krachtens artikel 141, sub c, van het Wetboek van Strafvordering, aangewezen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de hun opgedragen politietaak.

In artikel 6 van de Politiewet worden de politietaken van de Koninklijke marechaussee genoemd. Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder sub c, is de Koninklijke marechaussee in ieder geval verantwoordelijk voor de politietaak op onder andere de luchthaven Schiphol.

Artikel 6, eerste lid, onder sub f, van de Politiewet geeft als opgedragen politietaak de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van doorlaatposten, en het voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde.

Tenslotte zijn de bepalingen van de SUO nader uitgewerkt in de Vreemdelingencirculaire.

Voorts stelde u de vraag onder welke voorwaarden de Koninklijke Marechaussee gebruik mag maken van deze controlebevoegdheid.

De bepalingen van de SUO zijn nader uitgewerkt in het Gemeenschappelijk Handboek van de Raad van de Europese Unie en in de Vreemdelingencirculaire.

Het Gemeenschappelijk Handboek bevat onder meer nadere instructies ten aanzien van de controlebeginselen van personen met als doel het uniform uitvoeren van de grensbewaking door Overeenkomstsluitende Partijen.

Deel II, artikel 1.3.3, van het Gemeenschappelijk Handboek bepaalt dat op onderdanen van de Europese Gemeenschappen in bijzondere gevallen bij binnenkomst en uitreis een grondige controle wordt uitgeoefend, wanneer aanwijzingen bestaan dat betrokken persoon een gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de openbare gezondheid kan vormen. Overigens heeft het Gemeenschappelijk Handboek een vertrouwelijk karakter aangezien de instructies specifiek gericht zijn op de met grenscontrole belaste functionarissen.

Hoofdstuk A2, onder 3, van de Vreemdelingencirculaire geeft een nadere uitwerking inzake de controle van onderdanen van de EU en EER. Hierin wordt bepaald dat deze onderdanen steekproefsgewijs kunnen worden onderworpen aan een grondige controle.

Tot slot wijs ik u op het feit het enkele verrichten van onderzoek naar en het voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid, de controle niet classificeert als een grondige controle. Raadpleging van de registers tijdens de (uitreis-) controle van onderdanen van de EU of EER geschiedt derhalve naar inzicht van de ambtenaar belast met grensbewaking.”

G. NADERE REACTIE VERZOEKER

Verzoeker liet in reactie op de informatie van de Minister van Justitie nog onder meer het volgende weten:

“Ik zou ervoor willen pleiten dat aan de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee wordt bijgebracht dat het naar eigen inzicht uitvoeren van onderzoek naar verstoring van de openbare orde, gepaard dient te gaan met een respectvolle bejegening van de betrokken persoon, zolang niet bewezen is dat er daadwerkelijk gevaar is voor de openbare orde of veiligheid. Dit laatste is wat ik tijdens de controle waaraan ik onderworpen werd, zeer heb gemist.“

Achtergrond

1. Akkoord van Schengen

Op 14 juni 1985 sloot Nederland met België, de toenmalige Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Luxemburg in de Luxemburgse plaats Schengen een akkoord over 'de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen'. In de praktijk wordt dit ook wel het 'Akkoord van Schengen' genoemd (Trb. 1985, 102).

Dezelfde groep landen sloot op 19 juni 1990 eveneens te Schengen een overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (zie hierna).

2. De Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (Trb. 1990, 145, goedgekeurd door Nederland bij wet van 27 augustus 1993, Trb. 1993, 115).

2.1. De Uitvoeringsovereenkomst bevat een groot aantal regels over onder meer de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen van de 'Schengenlanden', de visumverlening, de behandeling van asielverzoeken, en de instelling van het Schengen Informatie Systeem (SIS). Op grond van het Akkoord van Schengen en de Uitvoeringsovereenkomst is de grenscontrole van de individuele Schengenlanden verlegd naar de buitengrens van het 'Schengengebied'. Groot Brittannie is geen partij bij de Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen.

2.2. Artikel 6 van de Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen

Artikel 6

1. Het grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen is aan de controle van de bevoegde autoriteiten onderworpen. Deze controle wordt uitgeoefend volgens eenvormige beginselen, op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht, met inachtneming van de belangen van alle Overeenkomstsluitende Partijen voor het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen.

2. De eenvormige beginselen als bedoeld in lid 1 zijn de volgende:

(…)

b. alle personen dienen tenminste een zodanige controle te ondergaan, dat aan de hand van de overgelegde of getoonde reisdocumenten hun identiteit kan worden vastgesteld;

(…)

d. bij uitreis vinden de controles plaats die in het belang van alle Overeenkomstsluitende Partijen ingevolge het vreemdelingenrecht en ten behoeve van het onderzoek naar en het voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid van de Overeenkomstsluitende Partijen noodzakelijk zijn; deze controle wordt ten aanzien van vreemdelingen in ieder geval verricht."

3. Vreemdelingenbesluit 1994 (oud, per 1 april 2001 vervangen door het Vreemdelingenbesluit 2000)

Artikel 25, verplichtingen Nederlanders bij in-/uitreis

"Nederlanders die Nederland in- of uitreizen zijn verplicht desgevraagd aan een ambtenaar, belast met de grensbewaking, de in hun bezit zijnde reis- en identiteitspapieren te vertonen en te overhandigen en zonodig op andere wijze hun Nederlanderschap aannemelijk te maken."

4. Grensbewakingscirculaire 1995

1. Hoofstuk A4. Aanwijzingen met betrekking tot de inhoud en de inrichting van de personencontrole

A4/1.1

"- vreemdeling

een persoon die geen onderdaan is van TTn (één; N.o.) der staten partij bij de Europese Unie/de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EG/EER).

De EG/EER-staten zijn de hierboven genoemde Schengenlanden"

A4/2.2. t/m 2.2.3

"2. 2. Inhoud

(…)

De controle op het buitengrensoverschrijdende verkeer vindt plaats op grond van eenvormige beginselen en omvat:

a. de controle van de aangeboden documenten voor grensoverschrijding en op het al dan niet voldoen aan de overige voorwaarden voor binnenkomst;

b. het plegen van opsporingsactiviteiten middels het bevragen van de persoons- en voorwerpgegevens in de informatiesystemen;

c. het voorkomen van gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid van de Overeenkomstsluitende Partijen en het tegengaan van verstoring.

Bij de praktische inrichting van de controle dient onderscheid te worden gemaakt tussen een minimumcontrole (zie 2.2.1) en een grondige controle (zie 2.2.2).

2.2.1 Minimumcontrole

(…)

Alle personen dienen zowel bij binnenkomst als bij uitreis een minimumcontrole te ondergaan. Deze controle bestaat uit een vergelijking van de persoon met de over- gelegde of getoonde documenten voor grensoverschrijding en uit een eenvoudig en snel uitgevoerd onderzoek naar de geldigheid van het betreffende document en naar tekenen van namaak of vervalsing. Zij dient louter tot vaststelling van de identiteit en de nationaliteit.

2.2.2 Grondige controle

(…)

Vreemdelingen worden bij binnenkomst en uitreis in beginsel aan een grondige controle onderworpen.

Deze controle omvat naast hetgeen onder minimumcontrole is begrepen tevens:

1¦ grondig onderzoek van het grensoverschrijdingsdocument op:

- geldigheid;

- indien vereist, aanwezigheid van een geldig visum; en

- misbruik, namaak of vervalsing.

(…)

4¦ het raadplegen van NSIS en OPS (…);

5¦ het nagaan of de betrokken vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de (goede) internationale betrekkingen van TTn (één; N.o.) van de Schengenlanden.

2.2.3 Uitzonderingen

2.2.3.1 EG/EER-onderdanen

Ten aanzien van EG/EER-onderdanen kan in afzonderlijke gevallen zowel bij binnenkomst als bij uitreis steekproefsgewijs een grondige controle (met uitzondering van het gestelde in 2.2.2, onder 3¦) (vaststellen van plaats van herkomst van de persoon en doel en redenen van zijn komst; N.o.) worden uitgevoerd, wanneer aanwijzingen bestaan dat de betrokken persoon een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de openbare gezondheid.

2.2.3.2 Versoepeling

In bijzondere omstandigheden kunnen, althans wat het grensoverschrijdend verkeer aan de landgrenzen (voor Nederland niet van toepassing) en de zeegrenzen betreft, versoepelingen worden toegepast.

Genoemde omstandigheden doen zich onder meer voor wanneer er als gevolg van grote verkeersdrukte onredelijk lange wachttijden zouden ontstaan, ondanks genomen organisatorische en personele maatregelen. In die situatie kan het hoofd doorlaatpost prioriteiten stellen ter verhoging van de doeltreffendheid van de controle.

Uitgangspunt is in ieder geval dat, waar prioriteiten gesteld dienen te worden, voorrang wordt gegeven aan de controle op het binnenkomend verkeer boven de controle op het uitgaand verkeer.

De bedoelde versoepeling dient te allen tijde een tijdelijk karakter te dragen."

2. Hoofdstuk B3. Benelux-, Schengen, en andere EG/EER-onderdanen

B3/3.1.1.

"Indien daartoe op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat, kan een onderdaan van een Lid-Staat der EG/EER worden onderworpen aan een grondige controle (zie A4/2.2.2.)"

5. Politiewet 1993

Artikel 6

“1. Aan de Koninklijke marechaussee zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:

(…)

f. de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door Onze Minister van Justitie aangewezen doorlaatposten en het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde;”

6. Wet politieregisters

Artikel 14

“1. Uit een politieregister worden gegevens verstrekt aan:

b. krachtens artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, voor zover deze behoeven voor de vervulling van de hun opgedragen politietaak.”

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Handelwijze bij paspoortcontrole te Schiphol: gediscrimineerd door alleen verzoekers paspoort te controleren; verzoeker onvriendelijk bejegend.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Geen uitleg verschaft over uitgebreide paspoortcontrole; reden van overdracht paspoort aan andere ambtenaar niet meegedeeld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Paspoort van derde uitgebreid doorgebladerd voor ogen van verzoekers echtgenote.

Oordeel:

Geen oordeel