Verzoeker klaagt over de wijze waarop ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost op 21 juli 2000 tegen hem en zijn vriendin zijn opgetreden naar aanleiding van hun op een parkeerterrein in Eindhoven geparkeerde caravan.
Verzoeker klaagt er met name over dat de ambtenaren:
- hem op 21 juli 2000 in het politieberichtenverkeer door de ether een lastige man hebben genoemd;
- zijn vriendin later die dag hebben gesommeerd hun caravan vóór 24 juli 2000 van het parkeerterrein te verwijderen; en
- hebben gehandeld in strijd met de rechtsgelijkheid door alleen ten aanzien van hun caravan op te treden, terwijl meer caravans onder dezelfde omstandigheden op het parkeerterrein waren geparkeerd.
Verzoeker klaagt er verder over dat een met naam genoemde politieambtenaar van bovengenoemd korps:
- hem in een telefoongesprek, naar aanleiding van het voorval met de caravan, heeft meegedeeld dat hij de caravan na twee nachten moest verwijderen; en
- in een tweede telefoongesprek de hoorn op de haak heeft gegooid, nadat verzoeker hem had meegedeeld dat op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Eindhoven de caravan twee weken op de parkeerplaats mocht blijven staan.
Ten slotte klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost zijn klacht van 16 augustus 2000 over het bovenstaande, tot op het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, niet inhoudelijk heeft afgedaan.
Beoordeling
I. Algemeen
1. Ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost hebben op 21 juli 2000 de vriendin van verzoeker gesommeerd hun caravan binnen twee dagen van een parkeerterrein in Eindhoven te verwijderen. Verzoeker heeft vervolgens twee telefoongesprekken gevoerd met een politieambtenaar van dit korps, die niet bevredigend zijn verlopen.
Hierop heeft verzoeker bij brief van 16 augustus 2000 een klacht ingediend bij het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost. Tot op het moment dat verzoeker zich tot de Nationale ombudsman wendde, heeft het korps niet inhoudelijk op zijn klachtbrief gereageerd.
2. Verzoeker klaagt over de wijze waarop ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost op 21 juli 2000 tegen hem en zijn vriendin zijn opgetreden naar aanleiding van hun op een parkeerterrein in Eindhoven geparkeerde caravan.
Verder klaagt verzoeker erover dat het korps zijn klachtbrief niet heeft beantwoord.
II. Met betrekking tot het politieberichtenverkeer
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de ambtenaren hem op 21 juli 2000 in het politieberichtenverkeer door de ether een lastige man hebben genoemd.
Verzoeker stelt daarbij dat zijn vriendin op haar politiescanner had gehoord dat op de parkeerplaats aan de P.-straat al negen weken een caravan stond zonder kenteken, die hoogstwaarschijnlijk was van een lastige man van de Wa.-straat. Korte tijd later stonden er drie politieambtenaren bij haar aan de deur.
2. De korpsbeheerder neemt het standpunt in dat de klacht op dit punt niet gegrond is. De melding om ter plaatse te gaan is aangereikt via de mobiele data-terminal (MDT), waarbij een melding slechts verschijnt op het beeldscherm in de surveillance-auto. De betrokken ambtenaren hebben de gewraakte opmerking dan ook niet gemaakt, aldus de korpsbeheerder. Het is volgens de korpsbeheerder gebruikelijk dat alle meldingen overwegend digitaal naar de MDT in de auto worden gezonden, al dan niet ondersteund met gesproken tekst. Of dat hier aan de orde is geweest, kan volgens de korpsbeheerder niet meer worden achterhaald.
3. Eén van de betrokken ambtenaren, de heer H., deelde mee dat de melding van de meldkamer over de caravan van verzoeker werd gedaan via de MDT. De melding is niet via de mobilofoon gegaan. Hij kan dan ook niet verklaren waarom de vriendin van verzoeker heeft gesteld dat zij het bericht op de scanner heeft gehoord.
4. In politiemutaties van 20 en 21 juli 2000 over het voorval is onder meer opgenomen dat B., een buurman van verzoeker, had geklaagd over een caravan die al 8 á 9 weken op het parkeerterrein zou staan. B. had hierbij aangegeven dat verzoeker, de eigenaar van de caravan, een aso zou zijn waarmee niet viel te praten.
5.1. De lezing van verzoeker staat lijnrecht tegenover de verklaring van de betrokken ambtenaar en het standpunt van de korpsbeheerder, dat op eerdere verklaringen van de betrokken ambtenaar is gebaseerd.
Nu de tekst in de klachtbrief van verzoeker van 16 augustus 2000 sterke overeenkomst heeft met hetgeen is gemuteerd op 20 en 21 juli 2000, zonder dat verzoeker op de hoogte was van deze mutaties, wordt de lezing van verzoeker meer aannemelijk geacht dan de verklaring van de betrokken ambtenaar.
5.2. Uit het voorgaande vloeit echter niet direct voort dat de opmerking van de politie door de ether als niet juist moet worden beschouwd. Hoewel de politie in beginsel zakelijk en objectief dient verslag te doen van opsporings- en onderzoekshandelingen, heeft de meldkamer in dit geval verwoord welke indruk de melder over verzoeker heeft gegeven, om zo de politieambtenaren van dienst te zijn bij het inschatten van de situatie. De indruk van de melder wordt hier echter niet als vaststaand feit beschouwd. Om die reden kan de mededeling in het politieberichtenverkeer door de ether dat verzoeker een lastige man zou zijn, de toets der kritiek doorstaan.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
III. Met betrekking tot de caravan
1.1. Verzoeker klaagt er verder over dat de ambtenaren zijn vriendin later die dag hebben gesommeerd hun caravan vóór 24 juli 2000 van het parkeerterrein te verwijderen.
1.2. Op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Eindhoven mag een caravan veertien achtereenvolgende dagen op een parkeerterrein blijven staan (zie Achtergrond, onder 2.)
1.3. De Nationale ombudsman is met de korpsbeheerder van oordeel dat de politieambtenaren aan de vriendin van verzoeker niet de correcte termijn hebben genoemd, waarbinnen de caravan zou moeten zijn verwijderd. De sommatie om de caravan vóór 24 juli 2000 van het parkeerterrein te verwijderen is dan ook niet juist geweest.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
2.1. Verzoeker klaagt er voorts over dat de ambtenaren hebben gehandeld in strijd met de rechtsgelijkheid door alleen ten aanzien van hun caravan op te treden, terwijl meer caravans onder dezelfde omstandigheden op het parkeerterrein waren geparkeerd.
2.2. De korpsbeheerder neemt het standpunt in dat de politieambtenaren zich op dit punt niet onbehoorlijk tegen verzoeker hebben gedragen. Hem is niet gebleken dat de inzet op 21 juli 2000 anders is geweest dan de inzet op dergelijke meldingen in vergelijkbare situaties. Volgens de korpsbeheerder wordt steeds weer een nieuwe afweging gemaakt, binnen de geldende prioriteiten. Naast projectmatige aanpak van het parkeerprobleem met caravans, waarbij alle caravans worden meegenomen, wordt daar buiten slechts incidenteel gereageerd op meldingen van overlast. Dit laatste lijkt volgens de korpsbeheerder hier ook aan de orde geweest.
2.3. De betrokken ambtenaar H. deelde mee dat de politie is opgetreden omdat zij wist dat de caravan al een hele tijd op het parkeerterrein stond. Het gras groeide er omheen. Toen er ook nog meldingen over binnenkwamen, is de politie ter plaatse gegaan. De betrokken ambtenaar weet niet meer van welke merk de caravan van verzoeker is. Er kan volgens hem echter geen misverstand over bestaan dat de caravan die hij voor ogen heeft, van verzoeker is. Hij heeft de zaak met de vriendin van verzoeker besproken, waarbij duidelijk was over welke caravan het ging. Het was de caravan het dichtst tegen het huizenblok aan. De betrokken ambtenaar kon zich verder herinneren dat er meerdere caravans op het parkeerterrein stonden. Deze caravans stonden er echter nog niet zo lang, en er waren geen meldingen over geweest.
2.4. Op de door verzoeker toegestuurde foto's van de caravans op het parkeerterrein is waar te nemen dat de caravan die het dichtst bij het huizenblok is geparkeerd, is omgeven door onkruid (zie Achtergrond, onder 1.). Vanwege dit onkruid en de eigen waarneming van de politie kan worden aangenomen dat de caravan daar al lang stond geparkeerd. Uit onderzoek is verder gebleken dat de betrokken ambtenaren deze caravan, ook na een gesprek met de vriendin van verzoeker, hebben aangemerkt als de caravan van verzoeker. Nu er ook nog meldingen van overlast van de caravan van verzoeker waren binnengekomen, konden de betrokken ambtenaren er op grond van de APV van de gemeente Eindhoven op dat moment in redelijkheid toe overgaan om tegen deze caravan op te treden, zonder te handelen in strijd met de rechtsgelijkheid. Wat betreft de andere caravans was immers sprake van een andere situatie. Deze caravans stonden nog niet zo lang op het parkeerterrein geparkeerd, en hierover waren nog geen meldingen bij de politie binnengekomen.
De onderzochte gedraging is om die reden behoorlijk.
2.5. Ten overvloede moet het volgende worden overwogen.
Tijdens het onderzoek is aannemelijk geworden dat op 21 juli 2000 sprake is geweest van een misverstand. Uit hetgeen verzoeker heeft gesteld omtrent zijn caravan, is gebleken dat de caravan het dichtst bij het huizenblok, niet zijn caravan is.
Nu de korpsbeheerder deze stelling niet heeft weersproken, is het aannemelijk dat de betrokken politieambtenaren er bij het vernemen van de meldingen direct vanuit zijn gegaan dat het de caravan die is omgeven door onkruid, betrof. Ook het gesprek met de vriendin van verzoeker heeft het misverstand niet opgelost. Dit is niet juist. Politieambtenaren dienen de meldingen die zij doorkrijgen zorgvuldiger na te trekken, zodat dit soort misverstanden eerder zouden kunnen worden voorkomen.
IV. Met betrekking tot het telefoongesprek
1.1. Verzoeker klaagt er op dit punt over dat politieambtenaar H. hem in een telefoongesprek naar aanleiding van het voorval met de caravan, heeft meegedeeld dat hij de caravan na twee nachten moest verwijderen.
1.2. Gelet op hetgeen hiervóór, onder III.1.2, is gesteld is de mededeling van de betrokken politieambtenaar onjuist geweest.
De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk.
2.1. Verzoeker klaagt er ook over dat politieambtenaar H. in een tweede telefoongesprek de hoorn op de haak heeft gegooid, nadat verzoeker hem had meegedeeld dat op grond van de APV van de gemeente Eindhoven de caravan twee weken op de parkeerplaats mocht blijven staan. Verzoeker stelt hierbij dat zijn achterbuurman in deze als getuige kan worden gehoord, omdat hij bij dit telefoongesprek aanwezig was.
2.2. H. deelde mee dat hij in dit gesprek aan verzoeker heeft aangegeven dat hij zich had vergist, door een termijn uit de oude APV te noemen. Verzoeker had dus gelijk. Toch was verzoeker het hier allemaal niet mee eens en gooide zelf de hoorn op de haak, aldus H.
2.3. De achterbuurman van verzoeker verklaarde dat hij het gesprek via de speaker had meegeluisterd. Verzoeker heeft de betrokken ambtenaar meegedeeld dat een caravan volgens de APV veertien dagen op een parkeerterrein mag staan. De betrokken ambtenaar wist hier niets van en zei dat hij dit moest uitzoeken. Verder wilde hij niet op de zaak ingaan. Toen verzoeker hem vroeg hoe dit probleem nu verder zou worden behandeld, waarbij verzoeker ook refereerde aan de al lang bestaande problematische verstandhouding tussen hem en zijn buurman B., en de partijdigheid van de politie in deze zaak, heeft de betrokken ambtenaar de hoorn op de haak gegooid. De betrokken ambtenaar heeft zeker niet gezegd dat hij zich had vergist in de termijnen van de APV.
2.4. De lezing van verzoeker en de verklaring van de betrokken ambtenaar staan ook op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Gelet op de verklaring van de achterbuurman wordt de lezing van verzoeker echter meer aannemelijk geacht dan de verklaring van de betrokken ambtenaar. De Nationale ombudsman heeft hierbij overwogen dat de zienswijze van de achterbuurman over de politie, vanwege zijn eerdere betrokkenheid met de conflicten tussen verzoeker en B., waarschijnlijk enigszins is gekleurd. Dit doet echter niet zodanig af aan de verklaring van V., dat deze niet zou kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van dit punt.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
V. Met betrekking tot de klachtbehandeling
1. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost zijn klacht van 16 augustus 2000 over het bovenstaande, tot op het moment dat hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, niet inhoudelijk heeft afgedaan.
2. Met de korpsbeheerder is de Nationale ombudsman van oordeel dat de termijnen van de klachtenregeling van het regionale politiekorps Brabant Zuid Oost zijn overschreden (zie Achtergrond, onder 2.).
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), is gegrond, behalve ten aanzien van hetgeen is meegedeeld in het politieberichtenverkeer over de ether en ten aanzien van het handelen in strijd met de rechtsgelijkheid; op deze punten is de klacht niet gegrond.
Onderzoek
Op 30 januari 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.
De ambtenaar maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor strafrechtelijk optreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was.
De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Tijdens het onderzoek is de betrokken ambtenaar alsnog telefonisch gehoord.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
A. feiten
1. Bij brief van 16 augustus 2000 diende verzoeker de volgende klacht in bij het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost:
"…Op vrijdag 21 juli 2000 rond 16.15 uur hoorde mijn vriendin (…) op haar scanner dat er op de parkeerplaats aan de P.-straat al negen weken een caravan stond zonder kenteken en hoogst waarschijnlijk van een lastige man was van Wa.-straat 30. Verder hoorde zij op de scanner dat de politie al verschillende malen bij ons aan de deur waren geweest voor deze caravan.
Een paar minuten voor half vijf kwamen 3 politieagenten bij ons aan de deur. Ze vroegen eerst of de caravan op het parkeerterrein van ons was. Die achterste wel en die voorste niet, zei mijn vriendin. Er stonden twee caravans op deze parkeerterreinen.
Hierop sommeerde ze mijn vriendin dat de caravan voor maandag 24 juli weg moest, anders doen wij dat wel, zeiden ze tegen haar. Zij vroeg of dat wat later mocht omdat wij een plaatsje aan het zoeken waren en dat wij het nu erg druk hebben in verband met het kanoseizoen. Er was plaats genoeg op camping He. was het botte antwoord.
Volgens hun zeggen stond hij hier al een hele tijd zonder dat men er mee weg was geweest. Waarop mijn vriendin antwoordde, dat haar zoon er pas mee was weggeweest. Mijn vriendin vroeg: wie is de klager, men liet zich ontvallen dat een buurtbewoner had geklaagd.
Onbegrijpelijk dat men alleen voor mijn caravan kwam terwijl er op dit parkeerterrein nog meer obstakels staan zonder kentekens op een bijna leeg parkeerterrein en dat alleen mijn caravan weg moest. Dat riekt naar treiterijen van B. waarin de politie zich laat meeslepen. Door deze handelwijze van de politie (…) voel ik mij zwaar beledigd en vernederd. Hier zakt mijn broek van af (…).
Omdat ik op dat moment niet thuis was heb ik daarna, met de politie die bij ons was geweest dhr. H. contact gezocht voor uitleg.
Deze vertelde mij dat de caravan maar twee nachten daar mocht blijven staan en hij voor de maandag weg moest.
Bij navraag bij de gemeente Eindhoven vertelde men dat een caravan 14 dagen mag blijven staan op een parkeerterrein. Hierop belde ik dhr. H. terug en vertelde hem dat volgens mijn informatie over de APV mijn caravan daar 14 dagen mocht blijven.
Dhr. H. vroeg hoe ik aan deze informatie kwam en vroeg van welk jaar dit was. Nadat ik vertelde dat deze APV van 2000 was, werd de hoorn er op gegooid.
Ik ben er heilig van overtuigd dat die buurtbewoner de heer B. is.
U ziet (…) ondanks dat je je uiterste best doet om niet bij pesterijen betrokken te raken, word je er juist wel bij betrokken, is het niet door B. dan wel laat de politie zich hierin meeslepen.
(…)
Mijn kinderen en die van mijn vriendin maken regelmatig gebruik van deze caravan.
Bij terugkomst wordt de kentekenplaat (door) de kinderen van de caravan verwijderd. Verder is er bij ons weten nog nooit een politie aan de deur geweest voor deze caravan. Verder kent dhr. H. zijn lesje niet en heeft hij helemaal geen reden om ons te sommeren deze caravan te verplaatsen.
Omdat ik door de handelwijze van de politie zo kwaad was geworden, was ik beslist niet van plan om mijn caravan te verplaatsen. Mijn vriendin heeft hierdoor 2 slapeloze nachten en een migraine aanval gehad. De maandag heb ik hem met veel tegenzin, voor haar, deze caravan verplaatst…"
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
C. Standpunt korpsbeheerder
1. De beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost verwees bij brief van 3 mei 2001 naar zijn oordeel over de klacht die hij bij brief van 21 maart 2001 alsnog naar verzoeker had toegestuurd.
Verder deelde hij in zijn brief van 3 mei 2001 onder meer het volgende mee:
"De afhandeling heeft door interne oorzaken bij de politie vertraging opgelopen. Dit spijt mij.
Met betrekking tot de overige aspecten van de klacht is overleg geweest met de betrokken politieambtenaar:
De melding om ter plaatse te gaan is in digitale vorm via de MDT (mobiele data-terminal; N.o.) aangereikt. Daarbij verschijnt zo'n melding op het beeldscherm in de surveillance-auto. De gewraakte opmerking heeft hij zeker niet gemaakt.
Op dat parkeerterrein stond destijds maar een caravan.
Het tweede telefonisch overleg is volgens hem op een normale wijze afgesloten.
Ik ben dan ook van oordeel dat deze aspecten niet gegrond zijn."
2. De brief aan verzoeker van 21 maart 2001 hield onder meer het volgende in:
"Uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat de caravan langer dan de in de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven gestelde termijn van 14 dagen zonder kenteken geparkeerd stond op bedoeld parkeerterrein. De inzet van de politie werd gepleegd naar aanleiding van de melding "dat er al ± 9 weken een caravan zonder kentekenplaat geparkeerd staat. Zou zijn van bewoner Wa.-straat 30. Kennelijk is met deze man niet te praten omtrent caravan". De meldkamer verstrekte om 16.20 uur een opdracht om poolshoogte te gaan nemen. Inzet werd gepleegd door een surveillance-eenheid, bestaande uit een mannelijke en een vrouwelijke politieambtenaar, die ter plaatse was om 16.25 uur.
Uw vriendin (...) gaf aan dat het moeilijk was de caravan te verplaatsen omdat op uw terrein geen plaats was en er ook geen stallingsplaats voorhanden was. De politiemensen hebben gemeld dat het gesprek met uw vriendin vriendelijk was en dat er vanuit beide zijden begrip bestond voor de situatie.
Daardoor werd gezamenlijk naar een oplossing gezocht en werd aan u de mogelijkheid geboden om binnen de door de politieambtenaren gestelde termijn de caravan te verplaatsen. Daarvan heeft u, zoals u zelf aangeeft, met tegenzin gebruik gemaakt.
Daarbij is aan u of uw vriendin niet de juiste, in de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven, gestelde termijn genoemd door de politieambtenaren. Ik betreur dit en bied u hiervoor mijn verontschuldigingen aan. Uw klacht hierover acht ik dan ook gegrond.
Mij is niet gebleken dat deze inzet anders is geweest dan op dergelijke meldingen in vergelijkbare situaties wordt gereageerd. Zoals door de politie werd aangegeven zal steeds weer een nieuwe afweging worden gemaakt, binnen de geldende prioriteiten.
Voor het overige ben ik dan ook van oordeel dat de politie zich niet onbehoorlijk tegenover u heeft gedragen."
3.1. Verder voegde de korpsbeheerder bij zijn brief van 3 mei 2001 een door politieambtenaar K. opgemaakte politiemutatie van 20 juli 2000 en een door politieambtenaar H. opgemaakte politiemutatie van 21 juli 2000. In de mutatie van 20 juli 2000 is onder meer het volgende opgenomen:
"Ik kreeg een telefoontje van (...) B. die zich groen en geel zit te ergeren over de caravan van BE W. (verzoeker; N.o.). Deze caravan zou al zo'n 8 weken geparkeerd staan op het parkeerterrein tegenover het kerkhof aan de P.-straat. De caravan zou geen KTN hebben en 8 weken zou in strijd zijn met de APV. (...) B. weet dat de caravan van BE W. is, heeft hem hierop reeds aangesproken edoch zonder resultaat. Het zou een "aso" zijn. Wa.-straat 30 komt regelmatig voor in BPS (bedrijfsprocessensysteem; N.o.). (...) B. wilde hier melding van maken, waarvan akte."
3.2. In de mutatie van 21 juli 2000 is onder meer het volgende opgenomen:
"Melder = B.
(...)
Meldt dat er al plm. 9 weken een caravan zonder ktkplaat geparkeerd staat. Zou zijn van bewoner Wa.-str. 30. Kennelijk is met deze man niets te bepraten omtrent caravan.
(...)
EIGENAAR AANGEPROKEN/ ZET HEM ZSM WEG.
(...)
Op het parkeerterrein stond inderdaad een kipcaravan geparkeerd. De eigenaresse, Wa.-str 30, aangesproken. Ze vertelde dat ze bezig was om een stallingsplaats te zoeken. Haar tot maandag de tijd gegeven."
D. Reactie verzoeker
1. Verzoeker reageerde bij brief van 22 maart 2001 op de aan hem gerichte brief van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost van 21 maart 2001. De brief van verzoeker hield onder meer het volgende in:
"- er wordt wel geconstateerd dat er gezegd zou zijn dat ik een lastige man zou zijn, althans dat er met mij niet te praten valt, maar daar wordt verder niet op ingegaan;
- "uit het onderzoek is gebleken..." Er is niets gebleken blijkt vervolgens uit de brief. Immers men is afgegaan op een melding van een burger en heeft direct actie ondernomen. De politie had toch allereerst zelf middels controles gedurende de 14 dagen moeten vaststellen dat de caravan (ongebruikt en dus niet verplaatst) geparkeerd stond op dezelfde plaats? Dat heeft men niet gedaan en dus kan er niet "uit een ingesteld onderzoek zijn gebleken dat...";
(...)
- over de door mij gesignaleerde rechtsongelijkheid t.a.v. andere caravanbezitters wordt niets gezegd;
- ook over de onheuse bejegening door H. in onze telefonisch contact wordt gezwegen."
2. Bij brief van 29 mei 2001 reageerde verzoeker op de brief van de korpsbeheerder van 3 mei 2001 en de meegestuurde politiemutaties. Deze brief van verzoeker hield onder meer het volgende in:
"Allereerst de mutaties van 20 en 21 juli 2000.
a. uit de mutaties blijkt niet over welke caravan het gaat en waar deze op het parkeerterrein geplaatst zou zijn.
Dit feit is van belang omdat uit de 2e mutatie blijkt, dat er gesproken wordt over een "kipcaravan". Een caravan van het merk/type Kip zal hiermee bedoeld worden. Dit zijn kleinere caravans. Blijkens bijgaande foto's stonden er inderdaad twee caravans op het bewuste tijdstip op het terrein (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.). De 1e, aan de straatkant, is inderdaad een kleinere caravan, echter niet de mijne. Blijkbaar wist de politie niet eens over welke caravan er nu eigenlijk geklaagd werd!
b. De politie heeft de 1e melding van B. blijkbaar niet serieus genomen, gezien het feit dat er niet op gereageerd is. Men volstond met de opmerking "waarvan akte". Waarom dan wel actie op de 2e melding?
c. Zoals u bekend uit nog lopende klachten bij u van mij en mijn buurman (...) bestaat er geen enkel contact tussen mij en B. Zijn opmerkingen, zoals vastgelegd in de mutaties zijn derhalve niet meer dan stemmingmakerij, waarvoor de politie zich weer eens heeft laten gebruiken (zij leert het blijkbaar nooit!)
(...)
f. Samenvattend kom ik tot de conclusie dat uit de mutaties nergens blijkt dat inzet van de politie in deze ook maar enig doel diende.
Dan de brief van de korpsbeheerder.
(...)
1. Dat de melding alleen digitaal verzonden zou zijn is onjuist. Niet alleen blijkt dit uit het gegeven dat mijn vriendin dus al voor het politiebezoek op de hoogte was van hun komst (hoe zou zij dit kunnen weten als dit niet via de mobilofoon was doorgegeven? Of gaat (...) (de korpsbeheerder; N.o.) ervan uit dat wij de digitale communicatie van de politie kunnen onderscheppen?) De opmerkingen in de mutaties over "aso" en het voorkomen van ons adres in het BPS ondersteunen mijn betoog dat er in de communicatie tussen de politie onderling negatief over ons gesproken werd.
(ledere scannerluisteraar kan u overigens vertellen, dat de meeste meldingen door de meldkamers eerst mondeling worden doorgegeven en daarna "op het scherm worden gezet").
2. (De korpsbeheerder; N.o.) heeft gelijk als hij schrijft dat H. niet de gewraakte opmerking heeft gemaakt. Dat heb ik ook niet beweerd in mijn klacht. Ik heb alleen geklaagd over het feit dat ik als "lastige man" werd omschreven in het etherverkeer. Dit is gebeurd bij het verstrekken van de opdracht aan H. (en zijn twee collega's). De opdracht aan H. werd uiteraard gegeven door de meldkamer en van daaruit is dan ook de opmerking gemaakt. Dit zou zelfs alsnog zijn aan te tonen, immers het berichtenverkeer van hieruit wordt immers op band vastgelegd?
3. Dat er destijds maar één caravan op het parkeerterrein stond is alweer een leugen. Uit bijgaande foto's van 24.7.01 blijkt duidelijk dat er twee caravans staan (foto 1). Op foto 2 is te zien dat de "kipcaravan" gedeeltelijk overwoekerd is door onkruid. Deze stond er dus al zeer lang. Overigens staat deze caravan er nog steeds!
4. "Het tweede telefonisch overleg" stelt (de korpsbeheerder; N.o.) is volgens H. op een normale wijze afgesloten. De politie zegt dat en dus is het waar volgens (de korpsbeheerder; N.o.). De burger liegt dus altijd en per definitie. Prettig te weten voor corrupte politiemensen, de korpsbeheerder dekt je wel!
Het mag u duidelijk zijn, dit soort klachtenbehandeling van de korpsbeheerder zorgt er wel voor dat het respect van de burger voor de politie verder afbrokkelt. En de politie maar klagen over het gebrek aan respect!"
E. Reactie korpsbeheerder
De beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost reageerde bij brief van 11 juli 2001 onder meer als volgt:
"De betrokken politieambtenaar blijft er bij dat die melding digitaal is verzonden. De bewaartermijn van opgenomen gesprekken van en naar onze meldkamer is beperkt en de banden van die datum zijn reeds lang overschreven. Het is overigens wel gebruikelijk dat alle meldingen overwegend digitaal naar de MDT in de auto worden verzonden, al dan niet (bijvoorbeeld als aandachtvestiging) ondersteund met gesproken tekst. Bij gevoelige informatie (naar het oordeel van de centralist) of als het een meer grootschalig optreden betreft, wordt daarbij de crypto meestal ingeschakeld. Of dat hier aan de orde is geweest kan niet meer worden terug gehaald.
(...) De betrokken politieambtenaar kan zich niet meer herinneren of er toen twee caravans gestaan kunnen hebben. Er is toen alleen gekeken en gesproken over de caravan van de heer W., omdat daar over was geklaagd. In hun mutatie (...) hebben ze vastgelegd dat op het parkeerterrein "inderdaad een kipcaravan geparkeerd stond", terwijl in de FMS-melding van de meldkamer slechts gesproken wordt over een caravan zonder kentekenplaat. In het gesprek met de eigenaresse is dat toen niet aan de orde gesteld en was het ook voor haar kennelijk duidelijk waar het over ging. Naast projectmatige aanpak van dit probleem, waarbij alle aangetroffen caravans worden meegenomen, wordt daar buiten slechts incidenteel gereageerd op meldingen van overlast. Dat laatste lijkt hier ook aan de orde geweest."
F. Nadere reactie verzoeker
Verzoeker gaf bij brief van 29 juli 2001 onder meer de volgende nadere reactie:
"(wel of niet uitsluitend digitaal) heb ik in mijn vorige reactie al gesteld, dat indien deze digitaal was doorgegeven, mijn vriendin deze dus nooit had kunnen vernemen via haar scanner. Dat dit wel het geval was bewijst daarmee ons gelijk.
Tevens zijn wij graag bereid u (desgewenst telefonisch) even te laten meeluisteren met ons naar het radioverkeer. U kunt u er dan zelf van overtuigen dat de meeste berichten vanuit de regionale meldkamer eerst verbaal en pas daarna digitaal worden doorgegeven.
Overigens dateert mijn klacht bij de politie al van 16.08.2000 en toen bestond de betreffende bandopname nog wel. De politie had dus de gelegenheid om aan te tonen dat de melding NIET verbaal was doorgegeven, maar heeft zelf dit bewijs gewist.
T.a.v. het aantal caravans op het parkeerterrein:
In zijn reactie van 03-05-2001 stelt de korpsbeheerder heel stellig: "Op dat parkeerterrein stond destijds maar een caravan".
Nadat hij middels de door mij aan u toegestuurde foto's werd geconfronteerd met het feit dat er wel meerdere caravans stonden reageert hij met:
"De betrokken ambtenaar KAN ZICH NIET MEER HERINNEREN (hoofdletters van mij, W.) of er toen twee caravans gestaan kunnen hebben".
(Het lijkt mij overigens niet van belang wat hij zich NU kan herinneren, van belang is wat hij op de bewuste datum heeft geconstateerd!
Zoals ik in mijn vorige reactie al heb aangegeven wist de betreffende brigadier niet eens waarover de zaak nu feitelijk ging. Was er wel een caravan, waren er meerdere, was er geen één???)
Het mag duidelijk zijn, als klager moet je eerst bewijzen dat de korpsbeheerder liegt voordat deze zal toegeven, dat het mogelijk toch anders kan zijn dan hij eerder stelde. En waar tijdens het onderhavige bezoek van de politie dit met drie politiemensen plaatsvond, lijdt men bij de politie blijkbaar aan collectief geheugenverlies, dan wel collectieve bijziendheid.
Of wil de korpsbeheerder de relatie tussen zijn korps en ons opzettelijk verzieken?? Zijn laatste zin in zijn brief van 11-07-2001 maakt dit duidelijk:
'Dat laatste lijkt hier ook aan de orde geweest.'
Niet dus!
Er is niet gereageerd op meldingen van overlast, de overlegde mutaties zijn daarin duidelijk.
Het was (alweer) B. (...), die zich slechts "groen en geel ergerde". Hij meldt geen overlast! En ergeren doet B. zich blijkbaar al jaren over ons."
G. verklaring betrokken ambtenaar H.
Op 30 juli 2001 verklaarde betrokken ambtenaar H. van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"De melding die ik op 21 juli 2000 van de meldkamer over de caravan van verzoeker ontving, werd gedaan via de MDT. Dit is een systeem, waarbij de melding slechts op het beeldscherm van de surveillance-auto verschijnt. De melding is niet via de mobilofoon gegaan. Ik kan dan ook niet verklaren waarom de vriendin van verzoeker stelt dat zij het bericht op haar scanner heeft gehoord.
Wij zijn opgetreden omdat wij al wisten dat de caravan een hele poos op het parkeerterrein stond. Het gras groeide er al omheen. Toen er ook nog meldingen over de caravan binnenkwamen, zijn we ter plaatse gegaan. Ik weet niet meer van welk merk de caravan van verzoeker was.
Als u mij zegt dat de caravan die ik voor ogen heb, niet van verzoeker is, dan moet ik u zeggen dat daarover geen misverstand kan bestaan. Ik heb de zaak met de vriendin van verzoeker besproken, waarbij duidelijk was over welke caravan het ging. Het was de caravan op de parkeerplaats het dichtst tegen het huizenblok aan.
Ik weet nog dat er op 21 juli 2000 meerdere caravans op de parkeerplaats stonden. Nu deze caravans er nog niet zo lang stonden, en er geen meldingen over binnenkwamen, is niet tegen deze caravans opgetreden. Eens in de zoveel tijd houden wij een algemene actie, waarbij alle caravans worden aangepakt. Volgens mij zat er op de caravan van verzoeker een kentekenplaat. Ik weet dat niet meer zeker. Het kan zijn dat wij door het natrekken van de kentekenplaat het adres van verzoeker hebben getraceerd. Ook dat weet ik niet meer zeker.
Als u mij vraagt waarom de korpsbeheerder tijdens de klachtbehandeling aan de Nationale ombudsman heeft meegedeeld dat er destijds maar één caravan op de parkeerplaats stond, moet ik u zeggen dat ik dit niet weet. Ik ben wel gehoord tijdens de klachtbehandeling.
Met betrekking tot de klacht over het telefoongesprek kan ik u zeggen dat ik in dat gesprek aan verzoeker heb aangegeven dat ik mij had vergist. Ik had hem de termijn uit de oude Algemene plaatselijke verordening genoemd, die niet meer geldig was. Verzoeker had dus gelijk. Toch was verzoeker het hier allemaal niet mee eens, en gooide zelf de hoorn op de haak. Ik heb dat niet gedaan. Dat zou onfatsoenlijk zijn.
De caravan van verzoeker staat overigens nog steeds op de parkeerplaats."
H. nadere reactie verzoeker
Verzoeker reageerde bij brief van 29 september 2001 onder meer als volgt op de verklaring van betrokken ambtenaar H:
"Het blijft wel heel "toevallig" dat mijn vriendin blijkbaar vooraf weet dat de politie onderweg is en waarvoor, nog vreemder is dat zij een negatieve omschrijving van mijn persoon hoort, die nauw aansluit bij de tekst van de mutatie (...) welke vooraf is gegaan aan de betreffende melding. Deze mutatie hebben wij pas in mei 2001 via u ontvangen.
En toch kende mijn vriendin de inhoud al bijna een jaar eerder.
Geloofwaardig???
T.a.v. de caravan.
In mijn brief van 29.5. heb ik m.b.v. enkele foto's aangegeven, welke caravan van mij was. Als H. zegt:
"dat daarover geen misverstand kan bestaan".
en
"Het was de caravan op de parkeerplaats het dichtst tegen het huizenblok aan".
dan geeft hij dus aan dat hij totaal geen benul had (en nu nog niet heeft) waarmee hij zich in deze op 21 juli 2000 bezig heeft gehouden.
Hij heeft mijn vriendin dus gesommeerd een caravan te verwijderen, die niet eens ons eigendom is! Daarnaast weet hij beter dan de eigenaar zelf van wie een caravan is.
H. heeft gelijk als hij stelt dat die caravan er al langer stond en ook zijn opmerking:
"De caravan van verzoeker staat overigens nog steeds op de parkeerplaats" (...) is juist. Afgezien dan van het feit dat het niet mijn caravan was.
Merkwaardig, immers er zou opgetreden worden door de politie als de caravan niet verwijderd zou worden (met enige discussie of dit nu binnen enkele dagen of weken zou moeten zijn).
En nu blijkt 1 jaar later de caravan er nog steeds te staan, zonder dat er nieuwe klachten over binnen zijn gekomen en zonder enig ingrijpen van de politie!
Geloofwaardig???
De caravan in kwestie (het kipje in het gras naast het huizenblok dus) was eigendom van mijn overbuurman Kw. en heeft er ca. 2 jaar gestaan en is inmiddels verkocht en nu dus verwijderd.
"Eens in de zoveel tijd houden wij een algemene actie..." verklaart H. tegenover u. Dat is dan blijkbaar dus niet binnen een periode van twee jaar!
"Ik weet nog dat er...meerdere caravans...stonden" verklaart H. Vergelijkt u deze uitspraak eens met die van de korpsbeheerder van 3.5.01:
"Op dat parkeerterrein stond destijds maar 1 caravan..."
en met die van 11.7.01:
"De betrokken politieambtenaar kan zich niet meer herinneren of er toen twee caravans gestaan kunnen hebben."
Wat is er toch loos met het geheugen van politieambtenaren? Geloofwaardig???
H. blijft onduidelijk over hoe hij aan mijn adres is gekomen i.v.m. de caravan.
Hij geeft er diverse mogelijkheden voor.
Dit staat haaks op zijn bewering dat hij de melding (...) via de MDT zou hebben ontvangen. In dat geval zou hij immers ons adres uit die melding hebben verkregen!
Alweer de vraag: geloofwaardig???
De discussie over wie het telefoongesprek beëindigd heeft zal wel altijd een welles/ nietes spelletje blijven. Hoewel mijn buurman (V.) bij mij was tijdens dat gesprek en dat via de speaker heeft meegeluisterd en bereid is de juistheid van mijn verhaal te bevestigen. Maar gezien de relatie tussen de politie en ons (u bekend via onze eerdere klachten), zal de politie deze bevestiging toch wel weer bestrijden.
Het meest lachwekkende van de verklaring van H. vind ik zijn opmerking:
"Dat zou onfatsoenlijk zijn"."
i. nadere reactie korpsbeheerder
De beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost gaf bij brief van 11 december 2001 onder meer de volgende nadere reactie:
"In zijn betoog gaat de heer W. nader in op de (on)geloofwaardigheid van de betrokken politieambtenaar. Hij maakt dit aannemelijk door een aantal conclusies te trekken op basis van veronderstellingen of zonder die met feiten te onderbouwen.
Hij noemt het "toevallig" dat zijn vriendin vooraf zou hebben geweten dat de politie onderweg was en waarvoor en dat zij toen ook een negatieve omschrijving van zijn persoon zou hebben gehoord. Er is echter geen enkel bewijs of reden om aan te nemen dat dit juist is.
In mijn reactie van 3 mei 2001 heb ik, na overleg van de klachtencoördinator met een van de betrokken politieambtenaren, destijds aangegeven dat op dat parkeerterrein maar een caravan stond. Dit ook op basis van hetgeen hierover in BPS meteen door hen is vastgelegd. Kennelijk was er voor hen immers maar een caravan die hiervoor in aanmerking kwam. Later heeft de klachtencoördinator in zijn reactie van 11 juli naar aanleiding van uw vragen hierover en na overleg met politieambtenaar H. aangegeven, dat deze zich niet meer precies kon herinneren of er destijds meer caravans op het parkeerterrein hebben gestaan Tenslotte heeft u in het door u opgemaakte verslag van zijn verhoor op 30 juli 2001 vastgelegd, dat de betrokken politieambtenaar heeft verklaard, dat hij nog wel wist dat er op 21 juli 2000 meerdere caravans op het bewuste parkeerterrein stonden maar dat die echter geen onderwerp van de klacht waren. Dit kan, mogelijk door de vraagstellingen, hebben geleid tot verschillende interpretaties, waarbij ik er nu van moet uitgaan dat daar toen inderdaad nog andere caravans gestaan kunnen hebben. Er kan echter geen twijfel bestaan over het feit dat met de vriendin van de heer W. is gesproken over een caravan die op dat parkeerterrein heeft gestaan en dat zij heeft begrepen dat het over hun caravan ging, waarover was geklaagd. De betrokken politieambtenaren waren ter plaatse gegaan en hebben vooraf de situatie nog bezien. Hun bevindingen hebben zij, zoals eerder aangegeven meteen vastgelegd in de eerder toegezonden BPS mutatie. Het is mij pas later duidelijk geworden dat er op dat moment waarschijnlijk nog andere caravans op dit parkeerterrein hebben gestaan, maar daarover waren toen kennelijk geen klachten. Nu er daarna ook geen nieuwe klachten meer zijn geregistreerd kan worden gesteld dat het probleem ter plaatse was opgelost en dat de politie de juiste persoon had aangesproken over de overlast veroorzakende caravan. Het aantal toen aanwezige caravans is daarbij, gelet op de eerder aangegeven werkwijze van de politie in dit soort zaken, op zich van geen enkel belang.
Nu klager zelf aangeeft dat de verklaring van zijn buurman, de heer V., mogelijk niet als objectief kan worden bestempeld, onthoud ik mij verder van commentaar daar op."
J. Verklaring getuige
Op 27 maart 2002 verklaarde getuige V. telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"Ik ben de achterbuurman van verzoeker. Verzoeker kwam op zaterdag 22 juli 2000 bij mij op bezoek, waarbij hij mij op de hoogte stelde van de mededeling van een politieambtenaar in een telefoongesprek op 21 juli 2000 dat een caravan slechts twee dagen op een parkeerterrein mag staan. Hierop heb ik de APV van de gemeente Eindhoven erbij gepakt, om te bezien of de mededeling klopte. Toen dit niet zo bleek te zijn, heb ik verzoeker geadviseerd om de politie terug te bellen. Verzoeker kreeg dezelfde ambtenaar aan de telefoon, en heeft hem meegedeeld dat een caravan volgens de APV veertien dagen op een parkeerterrein mag staan. De betrokken ambtenaar wist hier niets van en zei dat hij dit eerst moest uitzoeken. Verder wilde hij niet op de zaak ingaan. Toen verzoeker hem vroeg hoe dit probleem nu verder zou worden behandeld, waarbij verzoeker ook refereerde aan de al lang bestaande problematische verstandhouding tussen hem en zijn buurman B., en de partijdigheid van de politie in deze zaak, beëindigde de betrokken ambtenaar het gesprek abrupt. Hij gooide de hoorn op de haak. Ik heb het gehele telefoongesprek meegeluisterd op de speaker.
Als u mij vraagt of de betrokken ambtenaar heeft gezegd dat hij zich heeft vergist in de termijnen van de APV, kan ik u zeggen dat dit zeker niet is gebeurd."
Achtergrond
1. Toegestuurde foto's van 24 juli 2000 verzoeker
1. Artikel 5.1.5, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Eindhoven 2000:
"Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of een ander dergelijk voertuig dat voor recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren en op parkeerterreinen langer dan op veertien achtereenvolgende dagen."
2. Artikel 11 van de Klachtenregeling politie Brabant Zuid-Oost:
"Termijnen:
lid 1 De klacht dient na ontvangst binnen ten hoogste tien weken te zijn afgehandeld.
(...)
lid 5 In uitzonderlijke gevallen kan de termijn (...) verlengd worden.
De klachtonderzoeker respectievelijk de secretaris van de Commissie brengt klager tijdig en gemotiveerd schriftelijk op de hoogte van de vertraging."