2002/012

Rapport

Verzoeksters klagen over de wijze waarop het regionale politiekorps Flevoland in de nacht van 3 op 4 april 1999 is opgetreden tegen een groep jongeren, waarvan verzoeksters dochters deel uitmaakten, die een discotheek in Almere hadden bezocht. Zij klagen er in dit verband met name over dat de politie:

- de jongeren bij het verlaten van de discotheek met diensthonden heeft opgewacht;

- de bus, waarin discogangers zaten, heeft gevolgd en heeft gecontroleerd op zwartrijders, terwijl hier geen dan wel onvoldoende aanleiding toe bestond;

- onfatsoenlijke opmerkingen heeft gemaakt in de trant van `vieze negers' en `stelletje schorem';

- onnodig dan wel disproportioneel geweld heeft toegepast tegen een aantal jongeren; in dit verband klagen verzoeksters er in het bijzonder over dat de politie geweld heeft toegepast tegen X, een dochter van een van de verzoeksters, waarbij de politie X heeft getrapt en met gummiknuppels heeft bewerkt en X aan haar haren heeft getrokken en haar hardhandig over een motorkap van een auto heeft geduwd.

Beoordeling

I. Inleiding

1. Politieambtenaren zijn bevoegd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening geweld te gebruiken indien het door hen beoogde doel alleen daardoor kan worden bereikt en indien het belang van het doel het gebruik van geweld rechtvaardigt. Het gebruik van een wapenstok en het inzetten van een diensthond vallen onder het gebruik van geweld. Wanneer de openbare orde (ernstig) wordt verstoord kan de politie geweldsmiddelen toepassen, om de openbare orde te herstellen. Het gebruik van geweld dient echter zoveel mogelijk te worden voorkomen. Het daadwerkelijk gebruik van geweld door de politie moet in overeenstemming zijn met de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of het beoogde doel het gebruik van geweld rechtvaardigt en of dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.

2. In de nacht van 3 op 4 april 1999 trad een bekende diskjockey op in een discotheek in de gemeente Almere. Een aantal politieambtenaren was die nacht ingezet voor de handhaving van de openbare orde. Omstreeks 04.00 uur waren de politieambtenaren Sc. en Be. belast met het toezicht op het plein bij de discotheek. Omstreeks 04.30 uur waren de hondengeleiders Os. en Bo. ter plaatse. Nadat de politie een man had aangesproken op het plein bij de discotheek die in het openbaar had geürineerd, begon een groep van circa 40-50 personen, die kennelijk net de discotheek had verlaten, zich met het politieoptreden te bemoeien. Hierna ontstond een wanordelijke situatie, waarna de politie besloot de groep van het plein te verwijderen richting een bushalte. De hondengeleiders Os. en Bo. waren hierbij vergezeld van hun diensthond. De groep, althans een gedeelte daarvan, begaf zich naar de bushalte en nam vervolgens plaats in een nachtbus. De politie volgde deze bus. De nachtbus stopte voor de busonderneming. Vervolgens verzocht de politie de busreizigers de bus te verlaten om het plaatsbewijs te controleren. De politie liet de personen die geen geldig plaatsbewijs hadden in een andere lege bus plaatsnemen. Degenen die wel een geldig plaatsbewijs hadden moesten buiten de bus wachten tot de rit kon worden vervolgd. Tijdens de controle begon de groep die buiten moest wachten te morren. Inmiddels was de inspecteur van dienst L. ter plaatse gekomen na een melding omstreeks 04.30 uur van de al daarvoor aanwezige politieambtenaren en een melding van de verkeersleiding van de busonderneming dat busreizigers overlast veroorzaakten. L. vorderde de groep op een gegeven moment zich te verwijderen. Nadat een deel van de groep hieraan niet voldeed gaf L. zijn collega's vervolgens de opdracht om in linie en met gebruik van de korte wapenstok en met inzet van de diensthonden de groep op te drijven en te verspreiden in de richting van de Gildemarkt van Almere. Bij deze actie zijn een aantal gerichte klappen met de korte wapenstok op de benen en armen van personen gegeven en zijn tussen de 8 en 10 personen door de diensthonden gebeten.

3. Verzoeksters klagen over de wijze waarop het regionale politiekorps Flevoland in de nacht van 3 op 4 april 1999 is opgetreden tegen de groep jongeren, waarvan verzoeksters dochters deel uitmaakten, die die nacht een discotheek in Almere hadden bezocht. Zij klagen in dit verband over de inzet van diensthonden, de controle in de bus op zwartrijders, over onfatsoenlijke opmerkingen die de politie tijdens het optreden zou hebben gemaakt en het geweld dat de politie heeft toegepast. In het hiernavolgende wordt op de verschillende klachtonderdelen ingegaan.

II. Ten aanzien van de klacht over het opwachten met diensthonden

1. Verzoeksters klagen er in de eerste plaats over dat de politie in de nacht van 3 op 4 april 1999 de jongeren bij het verlaten van de discotheek met diensthonden heeft opgewacht.

2. Vast staat dat de hondengeleiders Os. en Bo. in de nacht van 3 op 4 april 1999 omstreeks 04.30 bij de discotheek waren. Op dat moment had juist een groep personen de discotheek verlaten. Uit de processen-verbaal, opgemaakt door de betrokken politieambtenaren Sc., Be. Os. en Bo. (zie ook Bevindingen, onder D.8. en D.9.) blijkt dat een groep jongeren zich op een gegeven moment verbaal agressief gedroeg op het plein bij de discotheek, nadat de politie een man had aangesproken die even daarvoor in het openbaar had geürineerd.

3. Gelet op de processen-verbaal van Sc., Be., Os. en Bo. afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien staat voldoende vast dat de hondengeleiders Os. en Bo. hun diensthonden uit de surveillanceauto hebben gehaald, nadat de groep zich verbaal agressief had gedragen, en een of meer personen de politie wilde(n) belemmeren een proces-verbaal uit te schrijven. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de politie de jongeren al bij het verlaten van de discotheek heeft opgewacht met diensthonden. In zoverre mist de klacht dan ook feitelijke grondslag.

4. Ten aanzien van de inzet van de diensthonden als zodanig is voorts nog het volgende van belang. Uit de rapportages van de hondengeleiders (zie Bevindingen, onder D.10 en D.11) komt naar voren dat zij hun diensthonden hebben ingezet om de veiligheid van hun collega's Sc. en Be. te garanderen en om de groep van het plein te verwijderen. Gelet op de grimmige sfeer die op het plein was ontstaan en ter voorkoming van verdere escalatie, is het begrijpelijk dat de politie heeft besloten de groep van het plein te verwijderen. In de gegeven omstandigheden was het ook niet onredelijk dat de hondengeleiders Os. en Bo. zich daarbij lieten vergezellen van hun diensthonden. Alles overziend kan dan ook niet worden geoordeeld dat deze inzet van de diensthonden onjuist was.

5. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

III. Ten aanzien van de controle op zwartrijders

1. Verzoekers klagen er ook over dat de politie in de nacht van 3 op 4 april 1999 de bus, waarin discogangers zaten, heeft gevolgd en heeft gecontroleerd op zwartrijders, terwijl hier geen dan wel onvoldoende aanleiding toe bestond. In dit verband verwijten verzoeksters de politie dat zij willekeurig te werk is gegaan en voor een kaartjescontrole een regelrechte razzia op touw heeft gezet. Voorts gaven verzoeksters aan dat veel busreizigers wel hadden betaald, maar niet over een kaartje beschikten omdat die niet in voldoende mate voorradig waren geweest.

2. Vast staat dat de politieambtenaren Os. en Bo. de bus waarin een groep van circa 50 discogangers had plaatsgenomen, heeft gevolgd.

Uit het proces-verbaal van 4 april 1999 en de rapporten van Os. en Bo. (zie Bevindingen, onder D.8., D.10. en D.11) komt naar voren dat zij van de vervoersmaatschappij hadden vernomen dat een aantal personen zonder geldig plaatsbewijs in de bus had plaatsgenomen, en dat was besloten om naar het kantoor van de vervoersmaatschappij (de Steiger te Almere-Haven) te rijden om de plaatsbewijzen van de busreizigers te controleren. Voorts kan, gelet op bovengenoemde stukken, als vaststaand worden aangenomen dat Os. en Bo. met hun surveillanceauto direct achter de bus hebben gereden. In het proces-verbaal staat vermeld dat Os. en Bo. hadden gezien dat een aantal personen zich in de bus agressief had gedragen en dat twee personen vernielingen hadden aangericht en tegen ruiten, stoelen en deuren hadden geschopt. Bij de Steiger aangekomen verzocht de politie de aanwezige passagiers de bus te verlaten om te worden gecontroleerd op een geldig plaatsbewijs.

3. Ook voor de bus reed een surveillanceauto met daarin de politieambtenaren Sc. en Be. Uit het door deze politieambtenaren opgemaakte proces-verbaal van 4 april 1999 (zie Bevindingen, onder D.9.) komt naar voren dat zij van de dienstleider van de vervoersmaatschappij hadden vernomen dat een aantal personen geen geldig plaats-bewijs had en een aantal personen zich in de bus agressief tegen de chauffeur had gedragen, waarna was besloten bij de Steiger te Almere een kaartcontrole te houden. Voorts staat in bovengenoemd proces-verbaal vermeld dat vooraf met de dienstleider Ha. van de vervoersmaatschappij was afgesproken dat als er sprake zou zijn van zwartrijders, de bus zou doorrijden naar de Steiger voor een kaartcontrole, en dat bij de Steiger voldoende ruimte bestond om de passagiers één voor één uit te laten stappen en te controleren op een geldig plaatsbewijs. Bij de kaartcontrole verzocht Be. de busreizigers om uit te stappen en het plaatsbewijs te tonen en hij deelde daarbij mee dat diegenen die geen geldig plaatsbewijs hadden in een andere bus moesten plaatsnemen. Voorts hield Be. twee personen aan op grond van verdenking van eerder in de bus gepleegde vernielingen.

4. Bij de Steiger te Almere was ook de inspecteur L. ter plaatse. Uit diens rapport van 25 juni 1999 (zie Bevindingen, onder D.6) komt naar voren dat deze, met andere surveillance-eenheden, ter plaatse is gekomen nadat hij van zijn collega's en de dienstleiding van de vervoersmaatschappij onder meer had vernomen dat busreizigers overlast hadden veroorzaakt en vernielingen hadden gepleegd. De verkeersleiding van de vervoersmaatschappij had L. voorts meegedeeld dat een deel van de passagiers had geweigerd een plaatsbewijs te kopen. In dit rapport staat vermeld dat L. vervolgens heeft besloten, in overleg met zijn collega's en de vervoersmaatschappij, dat bij de Steiger een controle zou plaatsvinden in het bijzijn van de politie.

5. Op grond van het vorenstaande staat voldoende vast dat de politie in de nacht van 3 op 4 april 1999 heeft besloten de nachtbus met discogangers te volgen en bij het kantoor van de busonderneming een controle te laten plaatsvinden op zwartrijders. Hoewel niet is komen vast te staan welke politieambtenaar dit besluit uiteindelijk heeft genomen, staat voldoende vast dat de politie, voordat zij tot deze controle overging, overleg heeft gevoerd met de busonderneming, en dat dit besluit is genomen nadat de politie van de busonderneming had vernomen dat een aantal personen zonder geldig plaatsbewijs in de bus had plaatsgenomen. In de gegeven omstandigheden kan dan ook niet worden geoordeeld dat de politie op een willekeurige wijze en ontbloot van elke grond is gekomen tot het besluit voor een kaartcontrole. Voorts kan niet worden geoordeeld dat de wijze waarop deze controle heeft plaatsgevonden onjuist was.

Gelet op de groepsgrootte van de discogangers die in de nachtbus hadden plaatsgenomen - circa vijftig personen - waarvan mogelijk een groot gedeelte geen geldig plaatsbewijs had, was het uit praktisch oogpunt niet onredelijk om deze controle voor het kantoor van de busonderneming te houden. Het lag in de gegeven omstandigheden dan ook voor de hand dat de twee surveillanceauto's de bus naar deze plaats vergezelden. Buiten inspecteur L., waren bij de controle in ieder geval de hondengeleiders Os., Bo. en de politieambtenaren Sc. en Be. aanwezig. Van een buitensporige inzet aan politiepersoneel is niet gebleken.

6. Uiteindelijk is tegen een aantal personen - aangenomen wordt tegen in ieder geval negen personen - een proces-verbaal opgemaakt, omdat deze personen niet beschikten over een geldig plaatsbewijs. Op geen enkele wijze is gebleken, danwel aannemelijk geworden, dat busreizigers wel hadden betaald maar geen kaartje verstrekt hadden gekregen, omdat deze die nacht niet voorradig waren geweest.

Ook voor het overige is niet gebleken van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het besluit om tot controle over te gaan op onjuiste of oneigenlijke gronden is genomen, en evenmin dat de uiteindelijke controle op onjuiste wijze of met gebruikmaking van buitengewoon machtsvertoon heeft plaatsgevonden.

7. Alles overziend wordt dan ook geoordeeld dat de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk is.

IV. Ten aanzien van gemaakte opmerkingen

1. Verzoeksters klagen er voorts over dat de politie bij haar optreden in de nacht van 3 op 4 april 1999 onfatsoenlijke opmerkingen heeft gemaakt in de trant van `vieze negers' en `stelletje schorem'. Verzoeksters geven aan dat dit was gebeurd ten tijde van de controle in en bij de bus.

2. De korpsbeheerder onthield zich ten aanzien van dit klachtonderdeel van een oordeel en verwees naar het advies de klachtencommissie op dit punt. De klachtencommissie overwoog op dit punt dat het zeer wel mogelijk was geweest dat betrokken politieambtenaren zeer harde en scherpe teksten hadden geuit, waarbij met name de huidskleur en/of etnische achtergrond was genoemd. De klachtencommissie onthield zich van een oordeel, omdat beide partijen, daarmee doelend op de groep jongeren enerzijds en de politie anderzijds, wellicht het "welvoeglijke" hadden overschreden.

3. Gelet op het ambtsbericht van de chef van het regionale politiekorps Flevoland van 9 augustus 1999 (zie Bevindingen, onder D.3.) kan als vaststaand worden aangenomen dat de politie harde taal heeft gebruikt (zie ook hierna onder 4.). De exacte bewoordingen die de politie heeft gebruikt zijn echter in het onderhavige onderzoek niet komen vast te staan. Nu niet is vast te stellen, maar evenmin is uit te sluiten dat de politie opmerkingen heeft gemaakt in de trant van 'vieze negers' en/of 'stelletje schorem', onthoudt de Nationale ombudsman zich in zoverre van een oordeel.

4. Wel merkt de Nationale ombudsman ten overvloede het volgende op.

In haar taalgebruik dient de politie de nodige professionaliteit in acht te nemen en burgers zoveel mogelijk correct te woord te staan. De politie mag zich dan ook nimmer schuldig maken aan opmerkingen waarbij verwezen wordt naar de etnische achtergrond van personen; ook niet als reactie op scheldpartijen of anderszins beledigende of incorrecte opmerkingen vanuit het publiek. In deze situatie staan de politie immers ook andere middelen, waaronder strafvorderlijk optreden, ter beschikking om op te treden tegen dit soort gedrag.

V. Ten aanzien van het gebruik van geweld

1. Verzoeksters klagen er tot slot over dat de politie bij en na de buscontrole onnodig dan wel disproportioneel geweld heeft toegepast tegen een aantal jongeren. In dit verband klagen verzoeksters er in het bijzonder over dat de politie geweld heeft toegepast tegen X, een dochter van een van de verzoeksters, waarbij de politie X heeft getrapt en met gummiknuppels heeft bewerkt en X aan haar haren heeft getrokken en haar hardhandig over een motorkap van een auto heeft geduwd. Volgens verzoeksters hadden drie politieambtenaren X beetgepakt en mishandeld. Voorts legden verzoeksters nog een medische verklaring over, waaruit blijkt dat X enig letsel had aan haar kuit, scheenbeen en ribben.

2. Uit het onderzoek is gebleken dat de politie geweld heeft gebruikt omdat de groep jongeren die na de controle bij de bus stond zich agressief en bedreigend had opgesteld, en de politie belemmerde in haar optreden, waarbij politieambtenaren bij de kleding werden gepakt om weer toegang tot de bus te krijgen. Nadat de politie de groep een aantal maal had verzocht zich te verwijderen in de richting van de Gildemarkt te Almere, en een gedeelte van de groep hieraan niet voldeed heeft de politie geweld toegepast om de groep te verwijderen. Hierbij werd met de korte wapenstok geslagen en werden diensthonden ingezet.

3. Ten aanzien van het gebruikte geweld om de groep te verwijderen is het volgende van belang. Gelet op de dreigende sfeer die was ontstaan en het feit dat de politie in haar werk werd belemmerd was het besluit om de groep bij de bus te verwijderen, mede met het oog op het herstel van de openbare orde, gerechtvaardigd. Nadat een aantal personen hieraan niet vrijwillig voldeed, ondanks een herhaald verzoek daartoe, kon de politie dan ook overgaan tot het toepassen van enig geweld om daarmee de groep te verwijderen. Voldoende is komen vast te staan dat aan het gebruik van geweld - gelet op de verschillende rapportages op dat punt - een waarschuwing vooraf is gegaan.

Aanvankelijk werd met behulp van de korte wapenstok geprobeerd de groep te verwijderen; hierbij werd een aantal mensen geslagen. Toen het vervolgens niet lukte om de groep te verwijderen werden de diensthonden ingezet waarbij tussen de 8 en 10 personen zijn gebeten. Na het inzetten van de diensthonden verwijderde de groep zich wel. De inzet van diensthonden is een fors geweldsmiddel, waarvan een behoedzaam gebruik dient te worden gemaakt. Gelet echter op het feit dat het ook niet met behulp van de wapenstok was gelukt om de groep uiteen te drijven en te verwijderen was het besluit om vervolgens de diensthonden daadwerkelijk in te zetten begrijpelijk. Deze diensthonden stonden overigens onder het gezag van een gecertificeerd hondengeleider.

Al met al wordt geoordeeld dat het toegepaste geweld weliswaar fors was, maar in de gegeven omstandigheden niet dermate onjuist dat de onderzochte gedraging in zoverre als niet behoorlijk dient te worden gekwalificeerd.

4. In zoverre de klacht zich richt tegen het toegepaste geweld tegen verzoeksters dochter X, wordt voorts nog het volgende overwogen. Aangenomen wordt, gelet op de overgelegde medische verklaring, dat X letsel heeft opgelopen als gevolg van het hierboven genoemde geweld dat de politie heeft gebruikt om de groep te verwijderen. Zoals hiervoor is geoordeeld was dit geweld in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd. Op geen enkele wijze is uit het onderzoek van de Nationale ombudsman gebleken dat de politie tegen X meer geweld heeft toegepast dan nodig was in de zin dat zij X onnodig hardhandig heeft getrapt of geslagen. Evenmin is gebleken of aannemelijk geworden dat de politie X met drie man heeft beetgepakt, X aan haar haren heeft getrokken of hardhandig over een motorkap heeft geduwd. Nu dit op geen enkele wijze is komen vast te staan is ook in zoverre de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Flevoland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad), is niet gegrond ten aanzien van de inzet van diensthonden en de controle van de busreizigers en het gebruik van geweld; ten aanzien van de klacht over opmerkingen in de trant van 'vieze negers' en 'stelletje schorem' wordt geen oordeel gegeven.

Onderzoek

Op respectievelijk 11 oktober 1999 en 13 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. en van mevrouw M. te Almere, met een klacht over gedragingen van het regionale politiekorps Flevoland. Omdat de gedragingen waarover verzoeksters klagen nauw met elkaar samenhangen werden de zaken gevoegd behandeld. Naar de gedragingen, die worden aangemerkt als gedragingen van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zwolle over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen over en weer de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeksters gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Bij brief van 26 april 1999 diende de advocaat van X (de dochter van verzoekster mevrouw M.) en Y (de dochter van verzoekster mevrouw S.) een klacht in bij het regionale politiekorps Flevoland. Deze klachtbrief hield onder meer het volgende in:

"Op of omstreeks 05.00 uur vertrok een groep mensen, waaronder mijn cliënten, na een bezoek aan discotheek Oasis in Almere-Haven met de nachtbus naar Almere-Stad. Uiteraard diende iedereen die met een bus meewilde een geldig plaatsbewijs te hebben. Ook cliënten hebben een plaatsbewijs gekocht, zij het dat op een gegeven moment de kaartjes op waren. Eén van mijn cliënten, X, had hierdoor geen kaartje gekregen van de buschauffeur, doch zij had wel voor de rit betaald. De buschauffeur was hiervan op de hoogte en stemde erin toe dat cliënte X een rit zou maken naar Almere-Stad.

Op enig moment wilde een aantal passagiers de bus bij halte De Gouwen, althans een bushalte, verlaten. Er was hiervoor op het knopje gedrukt, zodat de buschauffeur via het lampje wist dat hij bij de halte moest stoppen. De passagiers die bij de halte De Gouwen de bus wilden verlaten, liepen hierop naar voren naar de buschauffeur en verzochten hem of ze de bus alsnog mochten verlaten. De bus stopte bij De Steiger. Hierna kwam de politie de nachtbus in.

De politie vertelde toen dat iedereen de bus moest verlaten in verband met een kaartcontrole. Hiervoor moesten de passagiers de bus verlaten en zich splitsen in een groep die wel en een groep die geen plaatsbewijs had. Volgens mijn cliënten werd de groep passagiers, ongeacht of deze wel of niet in het bezit waren van een geldig plaatsbewijs, bedreigd met honden. Tevens werd door de politie onwelvoeglijke taal gebezigd. Zo werd er geroepen "vuile negers" en "stelletje schorem". Mijn cliënte X werd door één van de politiemensen beet gepakt en weggeduwd. Cliënte vroeg waarom dit was. Verder merkte zij op dat het niet nodig was om te duwen en te schreeuwen. Daarop werd haar gezegd dat zij gearresteerd was.

Nadat zij vroeg waarom zij gearresteerd was en aangaf onschuldig te zijn, werd zij door circa drie politieagenten beetgepakt en mishandeld. Cliënte is met gummiknuppels bewerkt en is getrapt. Verder werd zij aan haar haren getrokken en hardhandig over de motorkap van een auto geduwd. Een jongen die haar te hulp schoot, werd hardhandig aangepakt en in een bus geduwd.

In de tussentijd bleef de politie de overige betrokkenen bedreigen en achtervolgen met politiehonden. Tijdens deze gebeurtenissen heeft een vriendin van cliënte Y, getracht de politie met een mobiele telefoon via 112 te alarmeren, om te vragen of de politiehonden weggehaald zouden kunnen worden ter voorkoming van verdere ongelukken. Er zijn namelijk diverse mensen door politiehonden gebeten. Het alarmtelefoontje via 112 werd niet of nauwelijks inhoudelijk beantwoord en de verbinding werd door gene zijde verbroken.

De circa tien mensen die geen kaartje hadden, werden overgebracht naar het bureau. Onder hen bevond zich een aantal mensen, waaronder cliënte X, die weliswaar geen kaartje hadden, maar daarvoor wél hadden betaald. Zoals hierboven aangegeven, waren de kaartjes op en was er een aantal mensen dat, met medeweten van de buschauffeur, geen geldig plaatsbewijs had, maar daarvoor wel had betaald. De buschauffeur heeft dit bij binnenkomst van de politie ook meegedeeld. Na enige tijd wachten werd een ieder om de beurt opgeroepen om een boete in ontvangst te nemen, waarna men weer werd heengezonden.

(…)

De politie heeft de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet in acht genomen. Het valt de politie bepaald euvel te duiden, dat zij meent voor een kaartjescontrole een regelrechte razzia op touw te zetten. Nog afgezien van het feit dat alle betrokkenen zeer onbehoorlijk behandeld werden en er zelfs door de politie gescholden is, heeft de politie volstrekt willekeurig gehandeld. In feite werd een ieder behandeld als was hij een zware, vuurwapengevaarlijke, misdadiger, hetgeen uiteraard niet het geval was. De overmacht aan politieagenten en de aanwezigheid van en het dreigen met politiehonden kan mijns inziens bezwaarlijk anders uitgelegd worden dan als misbruik van macht.

De gebeurtenissen zoals die zich in de nacht van 3 op 4 april jl. hebben afgespeeld, kunnen niet anders uitgelegd worden dan onrechtmatig handelen van Politie Flevoland district Almere.

(…)

Kort en goed. Cliënten zijn van mening dat Politie Flevoland district Almere in de nacht van zaterdag 3 april op zondag 4 april 1999 op willekeurige wijze en met overschrijding van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit onrechtmatig jegens hen gehandeld heeft. Cliënten vinden dit klachtwaardig en eisen genoegdoening. Deze genoegdoening moet bestaan in het erkennen dat de politie klachtwaardig gehandeld heeft, het aanbieden van excuses richting cliënten, het uitzoeken wie verantwoordelijk gehouden kan worden voor het litigieuze politieoptreden in de nacht van 3 op 4 april jl. en het treffen van disciplinaire maatregelen jegens diegene.

Verder eisen cliënten de uitdrukkelijke mededeling van de politie Almere dat zij ervoor zorg zal dragen dat excessen zoals deze, zich niet meer voor kunnen doen."

2. Bij brief van 20 september 1999 gaf de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland het volgende oordeel over het politieoptreden in de nacht van 3 op 4 april 1999:

"…Op 2 september 1999 (zie hierna, onder A.3.; N.o.) heeft de klachtencommissie van politie Flevoland mij geadviseerd uw klacht ten aanzien van de onderdelen 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren. Ten aanzien van onderdeel 5 heeft de commissie zich onthouden van een oordeel. Van het advies treft u bijgaand een afschrift aan. Ik kan mij verenigen met de inhoud van het advies van de commissie en neem het advies over. De verklaar uw klacht derhalve ten aanzien van de onderdelen 1 tot en met 4 ongegrond en onthoud mij van een oordeel ten aanzien van onderdeel 5…"

3. In het advies van de klachtencommissie van het regionale politiekorps Flevoland van 2 september 1999, waarnaar de korpsbeheerder in zijn brief van 20 september 1999 verwees, staat onder meer:

"De feiten

Op een datum in april 1999 trad een bekende DJ op in een discotheek te Almere. Hier waren zo'n 250 bezoekers op afgekomen. Bij het sluiten van de discotheek was op voorhand politiepersoneel aanwezig. Deze maakten deel uit van het projectteam openbare orde. Omstreeks 04.30 uur werd de betrokken groepschef door vier politieambtenaren op de hoogte gesteld van het feit dat bezoekers van een discotheek voor overlast zorgden in het centrum van Almere-Haven. Ongeveer 50 personen waren in de nachtbus van Midnet gestapt. Zowel van de betrokken politieambtenaren als van Midnet kreeg de groepschef te horen dat de personen voor overlast zorgden in de bus en dat inmiddels een deur van de bus was vernield. Ook hadden enkele passagiers geweigerd een buskaartje te kopen. In overleg met Midnet en de betrokken buschauffeur werd besloten dat de bus zijn rit zou onderbreken en dat een kaartcontrole zou worden uitgevoerd. De groepschef en enkele collega's zijn ter plaatse gegaan. Tijdens de kaartcontrole werden de betalende en niet-betalende passagiers van elkaar gescheiden. Laatstgenoemden werden, tezamen met de vernielers van de deur, in een andere ter plaatse gekomen bus geplaatst teneinde proces-verbaal op te maken. Het ging hierbij om 17 personen (15 niet-betalers en 2 verdachten terzake vernieling). De betalende passagiers werd verzocht aan de voorzijde van de bus te wachten totdat de rit vervolgd zou worden. Een aantal van de betalende passagiers reageerde verbaal agressief tegen de aanwezige politieambtenaren. Zij waren het niet eens met de aanhoudingen. Enkele personen pakten politieambtenaren bij de kleding vast teneinde toegang tot de bus te verkrijgen. De groepschef heeft de personen verzocht zich een tiental meters te verwijderen zodat de politieambtenaren hun werk konden doen. Hierop werd door de aanwezigen niet gereageerd. De groepschef heeft vervolgens twee malen van de groep personen gevorderd zich te verwijderen. Daarbij werd gewaarschuwd voor het aanwenden van geweld. Een deel van de groep personen gaf aan het bevel gehoor. De overigen bleven zich agressief opstellen. Hierop heeft de groepschef de politieambtenaren de opdracht gegeven om in linie en met gebruik van de wapenstok de groep personen uiteen te drijven in de door hem aangewezen richting. De groepschef en twee andere politieambtenaren hebben de wapenstok hierbij gebruikt. Omdat het niet lukte de groep uiteen te drijven gaf de groepschef de opdracht de diensthonden (twee in totaal) in te zetten. Hierbij werden 8 tot 10 personen gebeten. Middels het inzetten van de diensthonden is het beoogde doel (verspreiding van de groep) bereikt. Gelet op de grootte van de groep was het niet mogelijk ter plaatse aanhoudingen te verrichten.

De beoordeling

(…)

De commissie heeft overwogen dat de politie het terecht tot haar taak rekent preventief toezicht uit te oefenen en surveillances te houden bij horecagelegenheden. Dit geldt met name als er sprake is van mogelijk te verwachten openbare orde problemen. In het verleden is namelijk gebleken dat er door bezoekers van een in Almere-Haven gelegen horecagelegenheid, na het verlaten van deze gelegenheid, vernielingen zijn aangericht in het centrum van Almere-Haven. Eveneens is gebleken dat nogal eens door bezoekers van deze gelegenheden vernielingen zijn aangericht in lijnbussen van de openbaar vervoersmaatschappij (Midnet) en bedreigingen zijn geuit tegen chauffeurs van deze lijnbussen.

De commissie voegt hieraan toe dat zij het wenselijk acht dat de politie ook, en met name in situaties waarbij 's nachts toezicht uitgeoefend wordt op het verlaten van uitgaansgelegenheden, escalaties probeert te voorkomen.

De commissie is er zich van bewust dat de politie nauwgezet de handel in hard-drugs tracht te bestrijden en ook uit die hoofde zich zorgen maakt over het gebruik van harddrugs door jongeren in uitgaansgelegenheden.

Onderdeel 1: Politieambtenaren wachtten met diensthonden voor discotheek

Zoals hierboven al is weergegeven dient door de politie preventief te worden opgetreden.

De commissie acht dit onderdeel ongegrond.

Onderdeel 2: Bus gevolgd

De commissie heeft overwogen dat een melding was binnengekomen van Midnet dat bepaalde personen te veel overlast veroorzaakten in de bus, en dat een deel van de personen weigerden bij het instappen een plaatsbewijs te kopen. Na deze melding is de bus inderdaad door politieambtenaren gevolgd. De bus is gevolgd teneinde diegenen die zich aan vernielingen hadden schuldig gemaakt te arresteren en overigens proces-verbaal op te maken tegen de niet-betalende passagiers. De commissie acht dit onderdeel ongegrond.

Onderdeel 3: Controleren op zwartrijders geen taak politie

De politieambtenaren hebben overeenkomstig artikel 2 van de Politiewet 1993 (zie Achtergrond; N.o.) de plicht de openbare orde te handhaven. Naar het oordeel van de commissie is het bewuste politieoptreden aan te merken als een handhaving van de openbare orde. Verder dient hierbij te worden opgemerkt dat hier niet alleen sprake is geweest van het controleren op zwartrijders maar ook het aanhouden van verdachten ter zake vernieling van de deur, stoelen en een ruit van de bus. De commissie acht dit onderdeel ongegrond.

Onderdeel 4: Zonder aanleiding geweld gebruikt

De commissie heeft overwogen dat uit de voorgelegde documenten blijkt dat sprake was van een agressieve sfeer gericht tegen de politie. Groepen jongeren namen op een gegeven moment een dreigende houding aan. Vele beledigingen werden vanuit de groep jongeren jegens de politie geuit. Het aangewende geweld is vooraf aangekondigd en vond plaats nadat was gebleken dat door de aanwezige personen geen gevolg werd gegeven aan de bevelen zich te verwijderen. Er was derhalve een aanleiding voor het aangewende geweld. Dit geldt allereerst voor het gebruiken van de korte wapenstok.

Ten aanzien van het inzetten van diensthonden wijst de commissie op de eerder door haar aangegeven uitgangspunten:

• Het inzetten van een diensthond dient pas plaats te vinden als minder ernstige geweldsmiddelen niet tot het gewenste resultaat zouden leiden of niet ingezet kunnen worden.

• Het besluit dient, met name waar het gaat om het verspreiden van een menigte of het vrijmaken van een straat genomen te worden door een leidinggevende ter plaatse.

• Het is nodig voordat een diensthond wordt ingezet duidelijk hoorbaar tweemaal te waarschuwen dat betrokkenen zich dienen te verwijderen waarbij hen de gelegenheid gegeven wordt alsnog weg te gaan in de aangegeven richting.

• De hond dient aangelijnd te zijn met een lijn niet langer dan 1.5 meter.

• De diensthond dient zo getraind en fit te zijn dat een bevel het bijten te stoppen onmiddellijk opgevolgd wordt.

Uiteraard dienen deze uitgangspunten niet als onwrikbare eisen opgevat te worden. Ze moeten met wijsheid toegepast worden.

Marginaal toetsend komt de commissie tot de conclusie dat de diensthonden in casu terecht zijn ingezet. De commissie acht dit onderdeel ongegrond.

Onderdeel 5: Discriminerende opmerkingen gebezigd

Volgens klaagster hebben politieambtenaren discriminerende opmerkingen gemaakt. De betrokken politieambtenaren geven toe dat harde taal is gebezigd doch dat er geen sprake is geweest van discriminerende opmerkingen. Evenmin stellen zij dat sprake was van een hetze tegen bepaalde groepen personen.

De commissie acht het zeer wel mogelijk dat door de betrokken politieambtenaren zeer harde en scherpe teksten geuit zijn, waarbij met name de huidkleur en/of etnische achtergrond genoemd werden. De commissie neemt aan dat deze opmerkingen niet discriminerend bedoeld zijn. Zij kan zich echter voorstellen dat zij wel als zodanig zijn overgekomen. De commissie kan zich zeer wel voorstellen dat de sfeer ook bij de politieambtenaren extra gespannen was, zowel door zeer ernstig discriminerend en bedreigend gedrag van één van de bezoekers richting een Marokkaanse politiefunctionaris als door een reeks van verbaal geweld geslingerd richting de politiefunctionarissen. Omdat beide partijen wellicht het welvoeglijke hebben overschreden onthoudt de commissie zich derhalve alles afwegend van een oordeel.

Advies

De commissie geeft de korpsbeheerder in overweging de klacht ten aanzien van de eerste vier onderdelen ongegrond te verklaren. Ten aanzien van het vijfde onderdeel onthoudt de commissie zich van een oordeel. Voor haar motivering wordt verwezen naar de overwegingen dienaangaande."

4. Bij brief van 19 april 1999 wendde verzoekster S. zich met de volgende brief tot de onderneming van de bus waarin een aantal discogangers in de nacht van 3 op 4 april 1999 had gezeten:

"…In de vroege morgen uren van Paaszondag 4 April jl. maakte in Almere, voor het naar huis gaan, een vrij groot aantal jongeren gebruik van één van Uw busdiensten.

Bij het instappen voldeden zij het verschuldigde tarief, maar de chauffeur zei niet voldoende plaatsbewijzen te hebben, zodat een aantal geen bewijs van betaling ontving.

Zeer plotseling stopte de bus bij de Halte 'de Steeg/de Gouwe' en daar stond een aantal agenten met honden, die, volgens zeggen (…) tot taak hadden vast te stellen of zich in de bus zwartrijders bevonden.

De jongeren die wel betaald hadden maar dat, door het bovenstaande, niet konden bewijzen, werden dus als zodanig aangemerkt en beboet.

Dat de chauffeur in deze zaak de zeker bestaande regels met voeten heeft getreden lijdt geen twijfel en ik verzoek U nu dat officieel vast te stellen en mij dat schriftelijk te bevestigen, opdat het als bewijs bij verdere stappen richting Justitie kan dienen.

Omdat de Politie al bij het vertrekpunt werd gezien en de bus wat later opwachtte bij een Halte, waardoor niemand gevraagd (!) werd gestopt, dringt zich de gedachte op dat er sprake was van onfris samenspel tussen Uw medewerker en de politiebeambten.

Ik hoop vurig dat Uw onderzoek onaanvechtbaar zal aantonen dat de zaak anders ligt…"

5. In antwoord op de brief van verzoekster S. deelde de busonderneming Connexxion bij brief van 9 september 1999 het volgende mee:

"…Op zaterdag 4 april zijn wij conneXXion over gegaan op een controle omdat op de voorgaande zaterdagen onrust op de IN is geweest. Zes weken voor 4 april zijn de problemen begonnen, toen een grote groep jongeren zonder plaatsbewijs naar binnenstapte, door de achterdeur van de bus open te trekken. De chauffeur heeft toen twee exploitatiemedewerkers (zij zijn belast met het controleren in de bus en het ondersteunen van de chauffeur) opgeroepen om hem te helpen.

Deze bleken niet opgewassen tegen de groep en vervolgens is besloten om de politie in te schakelen. De politie kwam vervolgens met één wagen assisteren. Na overleg konden alle passagiers uitstappen en weer plaatsnemen nadat zij een plaatsbewijs in hun bezit hadden.

Deze situatie heeft enkele zaterdagen plaatsgevonden. Op 4 april speelde zich nagenoeg dezelfde situatie af. Toen besloot de politie echter om aan 19 jongeren een Proces-Verbaal uit te schrijven…"

B. Standpunt verzoeksters

1. Het standpunt van verzoeksters staat samengevat weergegeven onder Klacht en komt naar voren uit de hiervoor onder A.1. weergegeven brief van 26 april 1999 aan het regionale politiekorps Flevoland.

2. Verzoekster M. legde ter onderbouwing van de klacht voorts nog een geneeskundige verklaring van 4 april 1999 over, waarin als waargenomen letsel van X staat vermeld:

"- blauwe plek re scheenbeen;

- pijn in de kuit re;

- kneuzing ribben li en re boven."

3. Voorts legden verzoeksters een videoband over met daarop beeldmateriaal van:

- circa vijf minuten van een programma van Willibrord Frequin, uitgezonden op SBS 6 op 11 april 1999;

- circa vier minuten van een nieuwsprogramma uitgezonden op RTL 5 op 31 mei 1999.

3.1. Twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman hebben bovengenoemd beeldmateriaal bekeken.

In het programma Willibrord, uitgezonden door SBS 6, was te zien dat een aantal personen, waaronder X en Y, die bij het voorval in de nacht van 4 april 1999 aanwezig waren geweest, verslag deed van het politieoptreden. Een meisje deed verslag over de inzet van politiehonden en deelde voorts nog mee dat de politie bij het optreden bewoordingen in de trant van "vieze negers" en "stelletje schorem" had gebruikt. Voorts was op dit beeldmateriaal te zien dat een woordvoerder van het regionale politiekorps Flevoland uitleg gaf over de reden van het ingezette geweld. Daarbij deelde deze mee dat het geweld was ingezet omdat personen agressie tegen mensen en de politie hadden gebruikt en voorts deelde deze, daarnaar gevraagd, mee dat het ingezette geweld mogelijk onschuldige mensen had getroffen.

In het nieuwsprogramma van RTL 5, uitgezonden op 31 mei 1999, werd meegedeeld dat een aantal klachten was ingediend tegen het regionale politiekorps, waaronder over het optreden in de nacht van 4 april 1999. Verzoekster S., de moeder van Y, gaf in dit programma een toelichting op haar grieven over het politieoptreden op 4 april 1999. Y gaf in dit programma eveneens een toelichting en deelde mee dat ongeveer zeven personen geen buskaartje hadden gehad. Voorts deelde in dit programma een meisje mee dat honden waren ingezet en dat zij daarvoor bang was geweest.

C. Standpunt hoofdofficier van Justitie

Bij brief van 10 maart 2000 gaf de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Zwolle de volgende reactie op de klacht:

"…Op 4 april omstreeks 05.00 uur in de ochtend heeft er een controle plaatsgevonden in een bus van MidNet door de politie naar de vervoersbewijzen van de passagiers. Tijdens deze controle is gebruik gemaakt van geweld door de politie. Uit de brief van de heer Gt. (advocaat van verzoeksters; N.o.) blijkt dat klaagster van mening is dat de politie op willekeurige wijze en met overschrijding van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onrechtmatig heeft gehandeld jegens mevrouw X. (…)

Voor een goede beoordeling van het optreden van de politie is het van groot belang dat daarbij de gebeurtenissen voorafgaand aan het incident en de omstandigheden waarin bepaalde keuzes werden gemaakt, betrokken worden. Deze zijn beschreven in de opgemaakte rapporten door de politie en in de geweldsmelding aan de Hoofdofficier van Justitie te Zwolle. Daaruit blijkt dat rond 4.30 uur verschillende agenten aan het surveilleren waren bij de discotheek "Oasis" op de Markt te Almere. Op die avond had daar een bekende DJ een optreden verzorgd en waren er veel bezoekers. Een aantal van de bezoekers veroorzaakten bij het verlaten van de discotheek veel overlast en vertoonden zeer agressief gedrag jegens de politie, bestaande uit beledigingen, racistische opmerkingen en bedreigingen met geweld. Op grond hiervan is een aantal personen aangehouden.

De resterende personen van deze groep waren later ook aanwezig in de bus van MidNet, welke onder begeleiding van de politie aan zijn rit begonnen was. Gedurende de rit heeft de chauffeur van de bus gemeld dat een aantal personen weigerde om een vervoersbewijs te kopen. Bovendien blijkt uit de rapportage dat een aantal van de inzittenden zeer agressief gedrag vertoonde en dat een tweetal personen in de bus opzettelijk de ruiten en de deuren aan het vernielen was.

Op verzoek van de buschauffeur heeft de politie op de Steiger te Almere-Haven een controle uitgevoerd. De situatie was op dat moment zeer bedreigend en moeilijk controleerbaar. Om die reden heeft inspecteur L. meerdere malen op luide toon gevorderd dat de aanwezigen personen zich moesten verwijderen richting Gildemark en heeft hij gewaarschuwd dat anders geweld gebruikt zou worden.

Een deel van de groep heeft hier niet op gereageerd en bleef zich zeer agressief gedragen, waarbij aan sommige agenten getrokken en geduwd werd. Hierop besloot inspecteur L. dat geweld mocht worden gebruikt om de groep uiteen te drijven. Het toegepaste geweld bestond uit het hanteren van de wapenstok en het inzetten van twee diensthonden. Een aantal personen is door deze honden gebeten.

Op grond van art. 8 lid 1 (van de Politiewet; zie Achtergrond; N.o.) is de politie bevoegd geweld te gebruiken indien dat in overeenstemming is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de feiten blijkt dat er sprake was van een grootschalige verstoring van de openbare orde veroorzaakt door de betrokken personen. Een aantal weigerde om aan de bevelen van de politie gehoor te geven en veroorzaakte bovendien een zeer agressieve en bedreigende sfeer jegens de politie. Vanwege deze omstandigheden was het geweldgebruik noodzakelijk om de groep uit elkaar te drijven teneinde de orde en rust te herstellen. Nergens is gebleken dat politie op enig moment een ander middel voorhanden had om dat doel te bereiken. Bovendien hebben de betrokken agenten getracht om het geweld zoveel mogelijk te beperken door pas nadat bleek dat het gebruik van de wapenstok niet voldoende was, de diensthonden in te zetten.

Op basis van onderliggende klacht is gebleken dat mevrouw X bij de controle aanwezig is geweest en dat zij verwondingen heeft opgelopen veroorzaakt door het gebruikte geweld door de politie. In de geweldsmelding staat beschreven dat mevrouw X hevig protesteerde tegen de controle van de politie (kennelijk wordt bedoeld de mutatie van 4 april 1999; zie hierna, onder D.7.; N.o.) en dat ze zich daarbij agressief opstelde. Uit de rapportage blijkt daarnaast dat het geweld alleen is aangewend tegen de personen die weigerden gehoor te geven aan de bevelen van inspecteur L. om zich te verwijderen.

Ondanks het feit dat het niet duidelijk is in welke mate mevrouw X bij de genoemde onlusten betrokken was, kan niet geconcludeerd worden dat het tegen haar gebruikt geweld onrechtmatig is geweest. Indien mevrouw X zich volgens de bevelen direct van de Steiger had verwijderd, zou zij naar alle waarschijnlijkheid niet in aanraking gekomen zijn met het geweld.

Ik wil ook nog benadrukken dat de argumenten die aan de klacht ten grondslag liggen geen hout snijden. Anders dan wordt beweerd was er geen sprake van een razzia om de kaartjes te controleren, waarbij volstrekt willekeurig is gehandeld. Het optreden van de politie was gewenst gezien de al uitvoerig omschreven wanordelijkheden. Van machtsmisbruik was geenszins sprake.

De klacht is ook gericht op discriminerende uitlatingen zijdens de politie. Deze worden niet in de politierapporten genoemd. Wel blijkt uit de beoordeling van de klachtencommissie (…) (zie hiervoor, onder A.3.; N.o.) dat de commissie het aannemelijk acht dat over en weer scherpe teksten geuit zijn, mogelijk met een discriminerend karakter.

(…)

Alles overziend kom ik tot de conclusie dat genoemd politie optreden voldaan heeft aan alle wettelijke vereisten en derhalve rechtmatig was…"

D. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Flevoland

1. De korpsbeheerder gaf in een brief van 16 mei 2000 met bijlagen het volgende standpunt op de klacht:

"…Jongeren met diensthonden opgewacht

De klachtencommissie optreden ambtenaren van politie Flevoland heeft aan mij op 2 september 1999 terzake dit klachtonderdeel een advies uitgebracht. Ik heb het advies van de commissie overgenomen in mijn eindoordeel van 20 september 1999 (zie hiervoor, onder A.3.; N.o.). (…) Ik zie geen redenen van mijn eerdere oordeel af te wijken. Ik acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Bus gevolgd en gecontroleerd op zwartrijders zonder voldoende aanleiding

Ook hier geldt dat door mij reeds een oordeel is gegeven in mijn brief van 20 september 1999. De bus is terecht gevolgd en tevens is door de politieambtenaren op juiste gronden een controle uitgevoerd. Ik acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Onfatsoenlijke opmerkingen

De commissie heeft mij in haar advies van 2 september 1999 te kennen gegeven dat zij zich onthoudt van een oordeel aangaande dit onderdeel aangezien beide partijen wellicht het welvoeglijke hebben overschreden. In mijn eindoordeel van 20 september 1999 heb ik aangegeven dat ik mij onthoud van een oordeel. Ik zie nu geen redenen van dit standpunt af te wijken.

Onnodig c.q. disproportioneel geweld

Ik onderschrijf in deze de reactie van de fgd. Hoofdofficier van Justitie dat het politieoptreden heeft voldaan aan alle wettelijke vereisten en rechtmatig was. Van onnodig dan wel disproportioneel geweld is geen sprake geweest. Volledigheidshalve verwijs ik ook hier naar mijn eindoordeel d.d. 20 september. Ik acht dit onderdeel ongegrond…"

2. Bij de reactie van de korpsbeheerder van 16 mei 2000 waren onder meer de volgende stukken gevoegd:

- zienswijze van de chef van het regionale politiekorps Flevoland van 9 augustus 1999 aan de hoofdofficier van justitie te Zwolle;

- rapport van Si., hoofd Operationele Zaken & Bedrijfsvoering bij de regiopolitie Flevoland van 27 april 1999;

- geweldrapportage over het politieoptreden op 4 april 1999, opgemaakt door politieambtenaar L.

- rapport van politieambtenaar L. van 25 juni 1999;

- mutatie over het voorval op 4 april 1999 bij de discotheek;

- proces-verbaal van 4 april 1999, opgemaakt door de politieambtenaren Os. en Bo.;

- proces-verbaal van 4 april 1999, opgemaakt door de politieambtenaren Sc. en Be.;

- rapport van hondengeleider Bo. van 5 april 1999;

- rapport van hondengeleider Os. Van 4 april 1999;

- verslag van politieambtenaar G. van 28 juli 1999 over een gesprek op 27 juli 1999 dat is gehouden in het kader van de klachtbehandeling bij het regionale politiekorps Flevoland.

3. De zienswijze van de chef van het regionale politiekorps Flevoland van 9 augustus 1999 aan de hoofdofficier van justitie te Zwolle houdt onder meer het volgende in:

"De beoordeling

1. Politie-ambtenaren wachtten bij discotheek

Mijns inziens is juist gehandeld. Indien dit mogelijk is dient door de politie preventief te worden opgetreden. Ik acht dit onderdeel dan ook ongegrond.

2. Nachtbus gevolgd

Na de ontvangen melding van Midnet is de bus inderdaad gevolgd. De bus is gestopt teneinde een kaartcontrole door medewerkers van Midnet te kunnen doen laten plaatsvinden. Het volgen van de nachtbus was geenszins provocerend bedoeld. Ik acht dit onderdeel ongegrond.

3. Controleren op zwartrijders geen politietaak

De politieambtenaren hebben overeenkomstig artikel 2 van de Politiewet 1993 de plicht de openbare orde te handhaven. Mijns inziens is het bewuste politieoptreden aan te merken als een handhaving van de openbare orde. Verder dient hierbij te worden opgemerkt dat hier niet alleen sprake is geweest van het controleren op zwartrijders maar ook het aanhouden van verdachten ter zake vernieling van de deur, stoelen en een ruit van de bus.

Ik acht dit onderdeel ongegrond.

4. Zonder aanleiding geweld gebruikt

Het aangewende geweld is vooraf aangekondigd en vond plaats nadat was gebleken dat door de aanwezige personen geen gevolg werd gegeven aan de bevelen zich te verwijderen. Er was derhalve wel degelijk een aanleiding voor het aangewende geweld. Dit geldt zowel voor het gebruiken van de wapenstok als voor het inzetten van de diensthonden. De fgd. Hoofdofficier van Justitie heeft het aangewende geweld proportioneel geoordeeld. Ik acht dit onderdeel ongegrond.

5. Discriminerende opmerkingen

Volgens klaagster hebben politieambtenaren discriminerende opmerkingen gemaakt. De betrokken politieambtenaren geven toe dat harde taal is gebezigd doch dat er geen sprake is geweest van discriminerende opmerkingen. Evenmin stellen zij dat sprake was van een hetze tegen bepaalde groepen personen. Ik acht het niet waarschijnlijk dat door de betrokken politieambtenaren discriminerende uitlatingen zijn gedaan. Ik acht dit onderdeel ongegrond."

4. In het rapport van Si., hoofd Operationele Zaken & Bedrijfsvoering bij de regiopolitie Flevoland van 27 april 1999 staat het volgende:

"…Op zondag 4 april 1999 zijn na meerdere meldingen over overlast, vernielingen en bedreigingen meerdere politiemensen en hondengeleiders ingezet. Hierbij is door de politie, onder leiding van de dienstdoende groepschef L., fysiek geweld gebruikt en zijn diensthonden ingezet.

Over het gebruik van dit geweld is op de gangbare wijze gerapporteerd (…).

Op donderdag 8 april 1999 zijn er opnames gemaakt van en in het bureau Almere door het programma "De Week van Willebrord". De heer Frequin is door mij te woord gestaan. Hij wilde commentaar van de politie over de wijze waarop en de reden waarom er geweld door de politie was gebruikt. Op zondag 11 april 1999 vond de betreffende uitzending plaats. Onderdeel van deze uitzending was het commentaar van een vrouwelijke getuige die verklaarde dat door het ingezette politiepersoneel racistische uitlatingen waren gedaan jegens de aanwezige jeugd. Dit laatste is door mij onderzocht.

Verschillende betrokken politieambtenaren zijn door mij expliciet bevraagd of zij tijdens dit politieoptreden racistisch getinte, dan wel beledigende uitspraken hebben geuit of hebben gehoord dat andere politieambtenaren tijdens dit optreden dergelijke taal hebben gebruikt.

Zij allen beantwoordden deze vraag met stelligheid ontkennend. Hiermee is voor mij redelijkerwijs uitgesloten dat dergelijke uitlatingen tijdens dit optreden zijn gebruikt. Uit de door verbalisanten opgemaakte (bijgevoegde) mutatie blijkt dat tijdens het optreden beledigende en racistische uitlatingen zijn gedaan, niet door de politie, maar juist gericht tegen de politie op grond waarvan twee verdachten zijn aangehouden (belediging en discriminatie)…"

5. In de geweldrapportage over het politieoptreden op 4 april 1999, opgemaakt door inspecteur van politie L., staat onder meer vermeld dat het toegepaste geweld tot doel had gehad een vijftal personen aan te houden, alsmede om de orde te handhaven en om "lijf en/of goed van andere ambtenaren te verdedigen (noodweer)". Voorts komt uit de geweldsrapportage naar voren dat zowel de wapenstok als de surveillancehond was ingezet.

6. In het rapport van politieambtenaar L. van 25 juni 1999 staat het volgende:

"…Op zondag 4 april 1999, omstreeks 04:30 uur werd ik via de mobilofoon door de collega's Sc., Be., Os. en Bo. op de hoogte gesteld dat de bezoekers van discotheek OASIS (…) voor overlast zorgden in het centrum van Almere-Haven. Een deel van deze bezoekers, ongeveer 50 personen, waren op de bushalte aan de Kruisstraat in de nachtbus van Midnet gestapt. Zowel van de collega's als van de verkeersleiding van Midnet kreeg ik te horen dat deze personen veel overlast veroorzaakten in de bus en dat inmiddels een deur van de bus was vernield. Ook gaf de verkeersleiding door dat een deel van de personen bij het instappen van de bus weigerde een plaatsbewijs te kopen, maar wel plaats had genomen in de bus.

In overleg met eerder genoemde collega's, de buschauffeur en de verkeersleiding van Midnet besloot ik dat de bus ter hoogte van de remise van Midnet gelegen aan de Busbaan met De Steiger zijn rit moest onderbreken en dat samen met medewerkers van Midnet in het bijzijn van de politie kaartcontrole werd gehouden. Naar aanleiding van deze meldingen besloot ik, samen met andere surveillance eenheden, ter ondersteuning ter plaatse te gaan.

Tijdens de kaartcontrole werden de betalende en niet betalende passagiers van elkaar gescheiden. De niet betalende passagiers en de daders van de vernielingen werden in een andere ter plaatse gekomen bus geplaatst om proces-verbaal op te maken. De betalende passagiers werden verzocht voor de voorzijde van de nachtbus te wachten tot de rit vervolgd kon worden.

Ik hoorde dat deze personen verbaal zeer agressief reageerden en dat zij een dreigende houding aannamen tegen de ter plaatse aanwezige collega's. Ik zag en hoorde dat deze personen het niet eens waren met de gang van zaken, omdat een aantal van hun vrienden waren aangehouden en overgebracht werden naar de andere bus. Ik zag dat de groep zich steeds dichter tegen ons op drong. Ik hoorde dat diverse personen uit de groep de ter plaatse aanwezige collega's begonnen uit te schelden voor "Kankerlijers, Teringlijers en Hoerenlopers" of woorden van gelijke strekking.

Voorts zag ik dat diverse personen uit de groep collega's bij de kleding pakten en hen wegtrokken van de ingang van de bus om toegang tot de nachtbus te verkrijgen. Ook voelde ik zelf dat er aan mijn kleding werd getrokken.

Hierop verzocht ik de personen een tiental meters voor de voorzijde van de bus te gaan staan om de politie zijn werk te laten doen. Ik hoorde en zag dat de groep zich steeds agressiever begon op te stellen. Ik zag dat de collega's het steeds moeilijker kregen om controle over de situatie te houden.

In het belang van de openbare orde en de veiligheid van de ter plaatse aanwezige collega's waaronder mijzelf te waarborgen vorderde ik tot 2 maal toe van de aanwezige personen zich te verwijderen omdat anders geweld zou worden gebruikt. Ik riep hierbij met luide stem en voor een ieder ter plaatse duidelijk hoorbaar; "In het belang van de openbare orde dient u zich te verwijderen in de richting die ik u aanwijs, anders zal geweld gebruikt worden.” Ik wees daarbij in de richting van de Gildemark. Ik zag dat een deel van de groep aanstalten maakte om zich te verplaatsen in de richting die ik tijdens de vordering aanwees. Het andere deel van de groep bleef zich aan ons opdringen en het werd steeds moeilijker deze groep onder controle te krijgen.

Hierop gaf ik de collega's de opdracht om in linie en met gebruik van de korte wapenstok de personen op te drijven in de richting van de Gildemark. Bij deze actie werden door de collega's Sc., W. en mijzelf, enkele gerichte klappen met de korte wapenstok op de benen en armen van de groep personen gegeven. Omdat het niet gelukte de groep te verspreiden gaf ik de hondengeleiders Os. en Bo. de opdracht om met hun gecertificeerde diensthonden de groep personen op te drijven en te verspreiden in de richting van de Gildemark. Omdat een deel van de groep dit niet deed werden tussen de 8 en de 10 personen door de diensthonden gebeten. Hierna verspreide de groep zich in de eerder aangewezen richting.

De gevolgen van het gebruik van de wapenstok en het inzetten van de diensthond zijn mij onbekend gebleven. Het was gezien de grote van de te verspreiden groep niet mogelijk aanhoudingen te verrichten. Wel is later aan het bureau een man aangehouden die niet had voldaan aan mijn bevel of vordering en die ook door een diensthond was gebeten.

Ter plaatse zijn 15 personen aangehouden die zonder geldig plaatsbewijs in de nachtbus van Midnet hadden gezeten. (…)

Twee andere personen zijn ingesloten ter zake vernieling cq openlijke geweldpleging.

Klacht 1

Het is niet ongebruikelijk dat bij sluitingstijd van een discotheek op voorhand politiepersoneel aanwezig is in een bepaald stadsdeel. Zeker niet als dit personeel betreft die deel uitmaken van het projectteam openbare orde. Het was deze collega's bekend dat er die nacht een bekende DJ optrad en dat er ongeveer 250 bezoekers in de discotheek aanwezig waren. Uit de bijgevoegde rapportages en processen-verbaal van de collega's bleek dat bij het verbaliseren van een bezoeker ter zake het in het openbaar urineren een groep van 40 bezoekers zich tegen de politie keerden en zich met het verbaliseren gingen bemoeien.

Ik adviseer u punt 1 van de klacht ongegrond te verklaren. Volgens mij is het de taak van de politie om indien nodig preventief op te treden.

Klacht 2

Naar aanleiding van een melding van busonderneming Midnet dat er in de nachtbus ongeregeldheden plaatsvonden werd besloten in overleg met Midnet de bus te volgen en deze bij de remise aan de Steiger te Almere-Haven te laten stoppen. Hier werd door de politie en medewerkers van Midnet een kaartcontrole uitgeoefend. De passagiers zonder plaatsbewijs werden in een andere bus geplaatst. De overige passagiers moesten voor de bus gaan staan. Ter plaatse werden 2 personen aangehouden ter zake het vernielen van stoelen, een deur en een ruit van de bus.

Ik adviseer u punt 2 van de klacht ongegrond te verklaren.

Klacht 3

Bij de controle van de plaatsbewijzen had de politie in eerste instantie een ondersteunende taak. Het gedrag van de passagiers richting medewerkers Midnet tijdens de rit naar de remise gaf aanleiding om deze taak over te nemen. De procedure die gevolgd zou worden tijdens de controle is door collega Be. via de intercom van de nachtbus aan de passagiers medegedeeld. Voor dat de controle begon hebben de medewerkers van Midnet ons verklaard dat een groep passagiers zonder te betalen in de bus hadden plaatsgenomen. Alle betalende passagiers hadden een plaatsbewijs gekregen.

Ik adviseer u punt 3 van de klacht ongegrond te verklaren. De situatie gaf aanleiding om ter bescherming van de medewerkers van Midnet de controle door de politie te laten uitvoeren.

Klaagster stelt dat de politie zonder aanleiding is begonnen met schoppen, slaan, haren trekken en het aanhitsen van de diensthonden. De bijgevoegde processen-verbaal en rapportages geven de aanleiding tot en het gebruik van geweld weer. Bij het aanwenden van geweld is (…) gebruik gemaakt van de korte wapenstok en de diensthond. Er is niet door collega's geschopt of aan de haren getrokken.

Ik adviseer u punt 4 van de klacht ongegrond te verklaren. Uit bijgevoegde stukken blijkt duidelijk dat het geweld proportioneel was. De hoofdofficier van justitie te Zwolle was van mening dat de inzet van de hond terecht was en het geweld terecht was toegepast.

Klacht 5

Klager stelt in haar klacht dat er door de politie discriminerende opmerkingen zijn geplaatst. Hierbij zouden de woorden "Vieze negers en Stelletje schorum" zijn gezegd. Ik rapporteur heb niet gehoord dat door welke collega dan ook deze woorden richting de jongeren zijn gebezigd. Alle collega's die bij het voorval aanwezig zijn geweest hebben verklaard nimmer deze woorden te hebben gebezigd. Het schelden en schreeuwen kwam alleen van de kant van de jongeren.

Ik adviseer u punt 5 van de klacht ongegrond te verklaren…"

7. De mutatie over het voorval op 4 april 1999 bij de discotheek houdt het volgende in:

"…TOELICHTING:

In Oasis was er een bekende DJ. In totaal waren er ongeveer 250 man bezoekers. In Oasis zelf was het vrij rustig. (…)

Omstreeks 04:50 uur zagen wij een bezoeker van Oasis, midden op het plein urineren. De bezoeker was samen met nog tien personen. (…)

Wij hebben de persoon aangesproken en een mini uitgereikt.

Tijdens het gesprek begonnen zijn vrienden ermee te bemoeien. Een paar personen begonnen te schreeuwen wild om zich heen zwaaien.

Een van de personen maakte een "pistoolgebaar" met zijn hand en schreeuwde hierbij van alles en nog wat. Sc. werd tijdens het aanspreken (…) door het groepje weg getrokken.

Op dat moment hebben wij samen met de twee hondengeleiders de groep van het plein verwijderd in de richting van het busplein, en begonnen verdachten V2 en V3 discriminerende uitlatingen te doen in de richting van Be. Tijdens het schreeuwen en lopen maakten beide verdachten zwaaiende bewegingen met hun handen zogenaamde "pistoolgebaren", in de richting van Sc., Os. en Bo. Hierbij werd er luid door beide verdachten het volgende geschreeuwd: "Wij neuken jullie allemaal, kom maar, ik schiet jullie allemaal kapot, jullie moeders zijn hoeren, die vuile kanker Marokkaan is een kankerlijer, vuile flikkers enz enz".

Omdat de groep te groot was hebben wij de verdachten op dat moment door laten lopen.

De groep bleef ter hoogte van de Supermaat staan wachten op de nachtbus. Beiden verdachten bleven ook bij de groep staan.

Gelijktijdig meldde de dienstleider van Midnet genaamd Ha. aan de meldkamer, dat er een grote groep bezoekers op de nachtbus aan het wachten is.

Op een gegeven moment liepen beiden verdachten van het groepje weg in de richting van Supermaat.

Samen met de Os. en Bo. hebben wij de twee verdachten aangehouden. Tijdens de aanhoudingen hebben beiden verdachten zich verzet. Verdachten V2 en V3 zijn aangehouden ter zake discriminatie, belediging en verzet.

Ha. is voor de aanhouding ter plaatse door ons aangesproken. Wij maakten met hem de afspraak, als er toch personen in de bus komen te zitten zonder een geldig plaatsbewijs, dan rijdt de bus door naar de Steiger. Op de Steiger hebben wij de ruimte om de passagiers één voor één uit de bus te laten stappen en gelijktijdig te controleren op plaatsbewijzen.

Toen uiteindelijk de passagiers waren ingestapt, gaf de chauffeur door dat er 7 man binnen waren geglipt zonder een kaart te kopen. De 7 personen hadden de toegang tot de bus bij de chauffeur afgedwongen.

Op ons verzoek zijn de deuren van de bus afgesloten. De bus met alle passagiers zijn naar de Steiger gebracht. Ter hoogte van het kantoor van Midnet hebben wij de bus stil gezet.

Ik, Be., heb via de luidsprekers van de bus aan de passagiers medegedeeld dat er personen in de bus zaten zonder een geldig buskaartje. Ik heb tevens aan hen aangegeven dat wij hun één voor één zouden gaan controleren op plaatsbewijzen. De reactie van de passagiers was zoals te verwachten afkeurend. Er werd in de bus luid geschreeuwd (…). Men gaf allemaal aan dat ze in het bezit zijn van een kaartje.

Op ons verzoek heeft de chauffeur alle deuren afgesloten en alleen de voorste deur van bus open gelaten. Samen met de collega's van de N-dienst hebben wij de passagiers gecontroleerd. Omdat de groep zonder kaartje steeds groter werd, heeft Ha. een extra bus bij gehaald en daarin konden de personen zonder kaartje plaats nemen.

Tijdens de rit naar de Steiger zag Os. twee jongens achter in de bus tegen een raam aantrappen. De twee verdachten bleven tijdens de controle tot het laatst achter in de bus zitten. De verdachten bleken later te zijn V4 en V1. Beide verdachten zijn tijdens de controle aangehouden.

De sfeer tijdens controle:

Het was een zeer agressieve sfeer. Met name naar ons toe gericht. Tijdens de controle werden wij uitgescholden voor alles en nog wat. Met name betrokkene X was het niet eens over het feit dat wij een controle aan het uitvoeren waren. De groep die uit de bus was gehaald, in afwachting om weer plaats te nemen in de bus, nam op een gegeven moment een dreigende houding aan. Met luid geschreeuw en gezwaai, wilde men dat wij stopten met controleren van de overige passagiers.

L., die reeds ter plaatse was, besloot op een gegeven moment om de groep te verwijderen. Na drie keer te hebben gevorderd, gaf de groep nog geen gehoor hieraan. Teneinde de openbare orde te herstellen en de veiligheid voor ter plaatse zijnde collega's en personeelsleden van Midnet te waarborgen werd de groep in opdracht van L. in de richting van de Gildenmarkt geveegd. Tijdens de veegactie werd met gebruik van de korte wapenstok en 2 diensthonden een aantal onbekend gebleven personen geslagen en door de diensthonden gebeten. Door Os. is er geschat dat er ongeveer 10 man zijn gebeten. Door de dreigende situatie en de noodzaak om dit te doen ophouden zijn deze personen niet aangehouden.

In totaal werden 17 verdachten, vanaf de Steiger, met een door Midnet beschikbaar gestelde bus, overgebracht naar het HB. Buiten de hieronder gestelde overtredingen werden genoemde verdachten op het HB, alsnog geverbaliseerd, ter zake het rijden zonder geldig plaatsbewijs.

(…)

Verder vermoeden wij dat het harddrugs gebruik onder de jongeren zeer hoog is. Wij denken dit naar aanleiding van de reactie van de jongeren (leeftijd 16 t/m 25 jaar). Ook in het cellencomplex waren sommigen zeer agressief naar ons. Velen van hen hadden de symptomen van drugsgebruik (overmatig actief, zweet op de bovenlip en verder in het gelaat, niet stil kunnen zitten in het arrestanten verblijf enz enz).

Wij denken dat we ons hier zorgen over kunnen maken bij verdere confrontaties.

Ook werd er bij één van de verdachten een mes aangetroffen.

Daarom voor de andere collega's, bij verder confrontaties in het weekend uitkijken voor deze jongeren die zeer agressief kunnen zijn en die daarom het gebruik van alle mogelijke geweld tegen de politie niet schuwen…"

8. Het proces-verbaal van 4 april 1999, opgemaakt door de politieambtenaren Os. en Bo. luidt als volgt:

"…Op zondag 4 april 1999, omstreeks 04.30 uur, bevonden wij ons in uniform gekleed, in een als zodanig herkenbare politieauto, met algemene surveillance belast op de Markt te Almere-Haven.

Op dat moment werden wij door de eveneens ter plaatse zijnde hoofdagenten Be. en Sc., belast met de handhaving van openbare orde en horeca-aangelegenheden ter assistentie geroepen. Door hen werd een persoon geverbaliseerd die even tevoren in het openbaar zijn behoefte had gedaan. Wij zagen dat collega's voornoemd hierbij werden belaagd door een groep van ongeveer 40 personen. Wij hoorden dat er vanuit deze groep op een verbaal agressieve wijze werd gereageerd op het handelen van collega's voornoemd en zagen dat enkele personen uit deze groep fysiek het handelen van collega's trachtten te belemmeren.

Terstond werden door ons onze gecertificeerde diensthonden uit de politieauto gehaald teneinde collega's voornoemd te ontzetten en hen op een veilige manier te kunnen laten werken. Daartoe werd meerdere malen door ons met luide stem en voor een ieder duidelijk hoorbaar gevorderd zich te verwijderen in de richting van het Plein. Daarbij werd door ons in die richting gewezen. Wij zagen dat de groep voldeed aan deze vordering en zich verplaatste in de door ons aangewezen richting.

Tijdens het verplaatsen van de groep werd er op een verbaal agressieve wijze vanuit deze groep op ons handelen gereageerd. Wij hoorden dat een persoon met luide stem naar ons schreeuwde:

"Vuile kanker lijders, ik neuk je moeder/ ik schiet jullie kapot". Tevens hoorden wij hem op discriminerende manier schreeuwen: "Vuile Marokkaanse typhushoer, ik neuk je moeder". Kennelijk daarmee bedoelend collega Be., die van Marokkaanse afkomst is.

Voorts zagen wij hem meerdere malen met zijn hand in onze richting een dreigend gebaar maakte gelijkend op een schietbeweging, daarbij dreigend schreeuwend dat hij ons kapot zou schieten.

(…)

Vervolgens zagen wij dat de groep zich begaf in een inmiddels ter plaatse gekomen lijnbus van de openbare vervoersmaatschappij Midnet (…) teneinde naar elders te worden vervoerd. Daartoe werden zij begeleid door personeelsleden van genoemde vervoersmaatschappij. Wij hoorden dat er vanuit deze groep op deze handelwijze verbaal agressief werd gereageerd. Wij zagen dat er door een aantal personen die reeds in de bus hadden plaatsgenomen met kracht tegen de ruiten en deuren van de bus werd geschopt en geslagen.

Vervolgens hoorden wij van personeel van genoemde vervoersmaatschappij dat er zich in de bus een aantal personen bevond dat zonder geldig plaatsbewijs in de bus had plaatsgenomen. Teneinde hiertegen op te treden werd besloten met deze bus naar de remise aan de Steiger te Almere-Haven te rijden teneinde deze personen te verbaliseren en alsnog in de gelegenheid te stellen een plaatsbewijs te kopen.

Gedurende de rit naar de Steiger bevonden wij ons met onze politieauto direct achter de lijnbus. Wij zagen dat tijdens de rit een aantal personen die zich achter in de bus bevond zich zeer agressief gedroeg. Wij zagen dat achtereenvolgens een (…) manspersoon (…) meerdere malen met kracht tegen de ruiten, deuren en de stoelen van de bus schopte en sloeg. Wij zagen dat als gevolg hiervan een ruit van de toegangsdeur aan de achterzijde van de bus brak.

(…)

Voorts werd van een ieder die zich in de bus bevond, verzocht de bus te verlaten teneinde het plaatsbewijs te controleren. Hierop werd door de groep op een verbaal agressieve wijze en dreigend gereageerd.

Teneinde de openbare orde te handhaven en ter beveiliging van de ter plaatse aanwezige collegae en personeelsleden van genoemde vervoersmaatschappij haalden wij onze gecertificeerde diensthonden uit de politieauto en stelden wij ons aan weerszijden van de bus op.

Vervolgens zagen wij dat de personen die de bus hadden verlaten zich ophielden aan de voorzijde van de bus. Wij hoorden dat deze personen verbaal zeer agressief reageerden en zagen dat deze personen tegenover ons een dreigende houding aannamen.

Teneinde de openbare orde te handhaven en om verdere escalatie te voorkomen werd door de inmiddels ter plaatse gekomen inspecteur van politie, L., met luide stem van deze groep personen gevorderd zich te verwijderen in de richting van de Gildemark. Hij wees daarbij in de richting van de Gildemark. Wij zagen en hoorden dat er vanuit deze groep verbaal agressief werd gereageerd op deze vordering en dat de groep een dreigende houding aannam. Wij zagen dat de groep niet voldeed aan deze vordering. Door de inspecteur L. werd wederom van deze groep gevorderd zich te verwijderen in de aangewezen richting. Wij zagen dat er wederom niet werd voldaan aan deze vordering en hoorden dat er op een verbaal agressieve wijze werd gereageerd. Wij zagen dat er ter plaatse zijnde collega's door verschillende personen werden belaagd.

Teneinde de openbare orde te herstellen en de veiligheid voor ter plaatse zijnde collega's en personeelsleden van genoemde vervoersmaatschappij te waarborgen werd er in opdracht van de inspecteur L. zogenaamd geveegd in de richting van de Gildemark. Wij begaven ons met onze diensthonden in de aangegeven richting. Tijdens deze veegactie werd er een onbekend aantal personen door onze diensthonden gebeten die niet voldeden aan de gegeven bevelen en vorderingen. Door een tekort aan personeel en de noodzaak de dreiging zo spoedig mogelijk te doen ophouden en daardoor de veiligheid van deze collega's, het personeel van genoemde vervoersmaatschappij en van de inmiddels aangehouden verdachten te waarborgen konden deze personen niet worden aangehouden.

Door de veegactie kon de openbare orde worden hersteld en werd verdere escalatie voorkomen…"

9. In het proces-verbaal van 4 april 1999, opgemaakt door de politieambtenaren Sc. en Be. staat het volgende:

"…Op zondag 4 april 1999, omstreeks 03.50 uur stonden wij verbalisanten in uniform gekleed in een opvallend dienstvoertuig, geparkeerd op de Markt te Almere-Haven. Wij waren belast met de handhaving van de openbare orde in Almere, gemeente Almere.

Tevens waren met ons in een ander opvallend dienstvoertuig en in uniform gekleed twee hondengeleiders van de regiopolitie Flevoland, district Almere, genaamd Os. en Bo. Zij hadden beiden hun gecertificeerde diensthond bij zich.

Wij verbalisanten stonden daar om toezicht te houden bij discotheek OASIS, gevestigd Markt te Almere-Haven. Wij wisten ambtshalve dat het druk was in OASIS en dat er een groot aantal bezoekers mee zou gaan in de nachtbus, van het vervoerbedrijf Midnet. Wij, verbalisanten, wisten ambtshalve dat er meestal tijdens zo'n nachtrit vernielingen en bedreigingen tegen de chauffeur werden gepleegd.

Wij, verbalisanten, zagen op zondag 4 april 1999, omstreeks 04.50 uur, op de Markt te Almere-Haven, een (…) manspersoon staan. Deze persoon stond draaiend om zich heen te urineren. Wij verbalisanten zagen een grote groep mensen de Markt oversteken.

(…)

Tijdens het uitschrijven van het proces-verbaal kwam er een grote groep personen om mij, tweede verbalisant, en de verdachte staan. De groep bestond uit ongeveer 40 personen. Ik, eerste verbalisant, stond te observeren bij het dienstvoertuig. Ik, eerste verbalisant, hoorde de groep op agressieve wijze schreeuwen naar ons verbalisanten. Ook zag ik, eerste verbalisant, dat er een, voor mij onbekend, aantal personen de tweede verbalisant wilden belemmeren om een proces-verbaal uit te schrijven. Ik, eerste verbalisant, zag dat de groep een dreigende houding aannam tegen de tweede verbalisant. Ik, eerste verbalisant, hoorde een aantal personen uit de groep schreeuwen naar de tweede verbalisant. Ik hoorde het volgende: "Hé laat hem los, doe nou normaal man, klootzakken", of woorden van gelijke strekking.

Ik eerste verbalisant zag dat de hondengeleiders hun diensthonden uit hun dienstvoertuig haalden teneinde de groep uit elkaar te drijven, zodat de tweede verbalisant ongestoord en veilig het proces-verbaal uit kon schrijven.

Vervolgens heb ik eerste verbalisant met luide stem gevorderd dat de groep zich moest verwijderen in de richting van de bushalte. Ik eerste verbalisant wees met mijn vinger in de richting van de bushalte. Tevens hoorde ik, eerste verbalisant, dat de collega's Os. en Bo. met luide stem aan de groep vorderden om zich te verwijderen in de richting van de busbaan.

Ik eerste verbalisant zag dat er een manspersoon bleef staan. Ik eerste verbalisant duwde de man weg.

Bij het weg duwen van deze man, weerde hij zich af en begon mij, eerste verbalisant, uit te schelden. Ik eerste verbalisant hoorde de man zeggen: "blijf met je poten van mij af. Ik mag staan waar ik wil. Ik maak zelf wel uit wat ik doe. Ik schiet je kapot".

Ik, eerste verbalisant, zag dat en hoorde de man scheldend in de richting van de bushalte liep.

Ik, eerste verbalisant, zag dat deze persoon zich bij een groep voegde die net op het plein uit elkaar was gedreven.

Ik eerste verbalisant hoorde dat er vanuit de groep op een verbaal agressieve wijze werd gereageerd. Ik hoorde mensen schreeuwen: "kankerlijers, ik ga jullie moeder neuken, we maken jullie kapot, we komen nog wel terug", of woorden van gelijke strekking.

Tevens zag ik eerste verbalisant een (…) manspersoon (…). Ik eerste verbalisant hoorde deze man schreeuwen: "Ik maak jullie kapot, klootzakken, vieze Marokkaan, wacht maar, of woorden van gelijke strekking". Ik eerste verbalisant zag dat deze man met zijn hand een schietende pistool beweging maakte in de richting van ons.

(…)

Van de meldkamercentralist kregen wij het bericht door dat er een grote groep personen problemen veroorzaken in de nachtbus. Wij, verbalisanten, zijn samen met de twee aangehouden verdachten terug gereden naar de bushalte. Het betreft de bushalte gelegen in centrum van Almere-Haven.

Aldaar zagen wij verbalisanten de (nacht)lijnbus (…) van vervoersmaatschappij Midnet bij de halte staan, wij verbalisanten zagen dat de bus inmiddels vol was met passagiers.

Wij verbalisanten hoorden van de dienstdoende dienstleider, genaamd Ha., dat er zich een groep personen in de bus bevonden die niet in het bezit waren van een geldig vervoersbewijs. Wij hoorden van de dienstleider dat een aantal van deze personen zich verbaal agressief gedroegen naar de chauffeur toe.

Om aan het bovengenoemde een einde te maken, werd er besloten hiertegen op te treden, door met de bus te rijden naar de remise, gevestigd op de Steiger te Almere-Haven teneinde de personen die zonder een geldige plaatsbewijzen te verbaliseren en alsnog in de gelegenheid te stellen om een plaatsbewijs te kopen.

Tijdens de rit naar de remise van Midnet reden wij verbalisanten met ons dienstvoertuig voor de genoemde nachtbus.

(…)

Bij de remise aangekomen ben ik tweede verbalisant in de bus gaan staan. Ik tweede verbalisant heb via de interne omroep van de bus kenbaar gemaakt dat iedereen moest uitstappen en zijn of haar plaatsbewijs moest tonen. Ik, tweede verbalisant, deelde gelijk mede dat degene die geen plaatsbewijs heeft, zich kan vervoegen in een andere bus waar hij of zij een proces-verbaal krijgt aangeboden en een geldig plaatsbewijs konden aanschaffen.

Voorts hebben wij de passagiers een voor een uit laten stappen. De personen die geen plaatsbewijs hadden hebben we in een gereedstaande lege bus laten stappen, teneinde hen een proces-verbaal te geven.

Tijdens de rit naar de remise, hebben collega's Os. en Bo. een tweetal personen achterin de bus gezien, die tijdens de rit naar de remise, bezig waren om de ruiten, stoelen en deuren van bus te vernielen. De bevindingen zijn gerelateerd in een afzonderlijke proces-verbaal van bevindingen.

Ik, tweede verbalisant, heb op aanwijzing van collega's Os. en Bo., tijdens de controle op plaatsbewijzen, de twee verdachten aangehouden.

(…)

Ter plaatse werd door mij, tweede verbalisant, overleg gepleegd met de dienstleider van Midnet, genaamd Ha.

Gezien de situatie die uit de hand dreigde te lopen en de groep personen waartegen een verbaal is aangezegd groter werd dan aangenomen, werd er besloten om de personen zonder een geldige plaatsbewijs, in de zelfde bus over te brengen naar het hoofdbureau van Politie Flevoland, district Almere.

Ik, tweede verbalisant, heb de eerder aangehouden verdachten ook plaats laten nemen in de extra bus, teneinde ook hen over te brengen naar het hoofdbureau van politie Almere.

De personen die wel in het bezit waren van een plaatsbewijs, moesten op ons aanwijzingen tijdelijk buiten de bus wachten totdat de gehele groep, die zich nog in de bus bevond, was gecontroleerd.

Tijdens de controle begon de groep die buiten de bus aan het wachten was, zich met de controle te bemoeien.

Wij hoorden en zagen dat gehele groep verbaal zeer agressief reageerde en wij zagen dat de gehele groep tegenover ons een dreigende houding aannam.

Teneinde de openbare orde te handhaven en om verdere escalatie te voorkomen werd door de inmiddels ter plaatse gekomen inspecteur van politie, L., met luide stem van deze groep gevorderd om zich te verwijderen in de richting van de Gildemark, deze bevindingen zijn gerelateerd in een afzonderlijk proces-verbaal.

(…)

De dienstdoende dienstleider Ha., heeft op het in totaal 9 betrokken personen geverbaliseerd ter zake het niet in bezit hebben van een geldig plaatsbewijs.

Tijdens het verbaliseren van de betrokken passagiers, zagen en hoorde ik, tweede verbalisant, dat een passagier niet mee wilde werken. Ik, verbalisant, rook dat de uitgeademde lucht van de passagier riekte naar het inwendig gebruik van alcoholische dranken. Ik zag dat de verdachte bloeddoorlopen ogen had. Ik hoorde dat de verdachte met een zogenaamde dubbele tong sprak. Ik, tweede verbalisant, hoorde dat de verdachte dreigende taal uitspraak tegen de dienstleider van Midnet. Ik hoorde verdachte het volgende zeggen: "Oprotte, ik zeg niets, wacht jij maar, klootzak, waarom moet ik mijn naam zeggen, wie ben jij nou", of woorden van gelijke strekking.

(…)

Tijdens het verbaliseren van de betrokken personen in de bus begon de later te noemen verdachte zich te bemoeien met de dienstleider van Midnet. Hij schreeuwde dat hij niet gecontroleerd wenste te worden. Op het moment dat de dienstleider bezig was met een andere passagier te verbaliseren, nam de verdachte ten opzichte van dienstleider van Midnet een dreigende houding aan. Hij schreeuwde hierbij de volgende dreigementen: "Wacht maar jij, ik pak je wel, wat moet nou", of woorden van gelijke strekking. Ik, tweede verbalisant, heb drie maal in de bus aan de verdachte medegedeeld dat hij afstand moest houden ten opzichte van de dienstleider…"

10. Het rapport van hondengeleider Bo. van 5 april 1999 houdt het volgende in:

"…Op zondag 4 april 1999 omstreeks 04.30 bevond ik mij, in uniform gekleed en met surveillance belast in een als zodanig herkenbare politieauto op de Markt te Almere-Haven (Gemeente Almere). Omstreeks vermeld tijdstip werd een horecagelegenheid gesloten genaamd 'Oasis'. Op verzoek van collega's belast met het zogenaamde 'Openbare Orde & Verdovende Middelen'-project bevond ik mij op vermelde locatie ten einde hen te ondersteunen indien nodig.

Omstreeks vermeld tijdstip zorgde het publiek dat de betreffende gelegenheid verliet voor veel overlast bestaande uit het zogenaamde wild plassen en het veroorzaken van nachtelijk rumoer. Door aanwezige collega's werd repressief opgetreden naar aanleiding van vermelde misdragingen.

Hierop ontstond een onrustige situatie. Een groep van circa 50 personen begon verbaal agressief te reageren contra de collega's. Ik zag dat een van de personen uit de groep aan een van de politieambtenaren trok. Hierop werd betreffende persoon door een andere politieambtenaar weggeduwd. Ten einde de veiligheid te garanderen van de aanwezige collega's is na vordering en het dreigen met gecertificeerde diensthonden de groep verplaatst naar de bushaltes gelegen aan het Plein in Almere-Haven (Gemeente Almere). Tijdens het verplaatsen van de menigte werden de aanwezige politieambtenaren door diverse personen beledigd en werd er voorts racistische taal geuit. Voorts zag ik dat een van de personen met een handgebaar een vuurwapen gebaarde en in de richting van de aanwezige collega's alsmede mijzelf wees.

Nadat een personenbus van de vervoersmaatschappij MidNet was gearriveerd namen circa 50 personen plaats in de bus.

Tussen het moment dat er werd opgetreden tegen de eerste wanordelijkheden en het moment waarop de personen in vermelde personenbus plaats namen zijn diverse personen aangehouden door collega's. Tijdens de aanhouding van verdachte V2 zag ik dat deze zich verzette tegen de aanhouding. Dit deed hij door te pogen zich los te rukken en weg te lopen in een richting tegenovergesteld aan de richting waarin de politieambtenaar Os. probeerde de man te geleiden. Ik zag dat de verdachte op enig moment zijn rechter arm los wist te wringen uit de klem die was aangelegd door betreffende collega. Ik zag dat de man direct hierop met gebalde vuist kennelijk opzettelijk en met kracht probeerde politieambtenaar Os. tegen zijn gezicht te slaan. Hierop liep ik, vergezeld van mijn gecertificeerde diensthond (…), hard in de richting van collega Os. teneinde hem te ontzetten. Ik zag dat Os. de slag kon ontwijken en zag vervolgens dat hij met zijn vlakke linkerhand de verdachte in het gelaat sloeg. Hierdoor werd kennelijk het verzet gebroken daar het Os. gelukte de verdachte de transportboeien aan te leggen. Derhalve was ik niet genoodzaakt de vermelde diensthond in te zetten. Kort hierna is de verdachte overgedragen aan aldaar eveneens aanwezige collega's.

Nadat het merendeel van betreffende groep plaats had genomen in vermelde bus en er diverse aanhoudingen waren verricht was de rust in de omgeving van de Markt en het Plein alsmede omliggende straten hersteld. Vervolgens is de chauffeur van de personenbus onder begeleiding van diverse politie voertuigen aan zijn rit begonnen. Na korte tijd werd via de mobilofoon door een van de politieambtenaren gemeld dat er zich in de bus diverse personen zouden bevinden die geen geldig plaatsbewijs zouden hebben en dat door een medewerker van MidNet was verzocht hierop de inzittenden te controleren op het bezit van geldige plaatsbewijzen.

De personenbus stopte vervolgens ter hoogte van de remise aan de Steiger te Almere-Haven (Gemeente Almere). Hierop zijn door de collega's de inzittenden gecontroleerd op het bezit van geldige plaatsbewijzen. Ik zag dat meerdere personen in de bus zich zeer druk gedroegen. Dit bleek mij uit luid geschreeuw en het onderling trekken aan elkaar. Kennelijk probeerden sommige personen uit de groep andere personen rustig te houden. Ik zag dat door twee personen vernielingen aan de bus werden aangericht.

Deze personen zijn op aanwijzing aangehouden door aanwezige collega's. Onderwijl kwam de inspecteur van politie L. ter plaatse en nam de leiding ter plaatse. De personen die de bus hadden verlaten hielden zich met name aan de voorzijde van de bus op. Veel van deze personen gedroegen zich verbaal agressief. Ik hoorde dat er beledigingen werden geuit als mede dreigende taal werd gesproken door betreffende personen. Ik zag dat diverse personen herhaaldelijk aan collega's trokken dan wel duwden. Hierop is door de aanwezige inspecteur van politie L., luidkeels en voor een ieder goed te verstaan, herhaaldelijk gevorderd zich te verwijderen of dat anders geweld zou worden aangewend. Ik zag dat door de meeste personen uit de groep geen gehoor werd gegeven aan de vordering. Ik zag dat de situatie steeds moeilijker controleerbaar cq beheersbaar bleef. Van de aanwezige collega's waren er meerderen belast met de afvoer van aangehouden verdachten. Onderwijl ging er van de groep niet aangehouden personen een steeds groter wordende dreiging uit. Kort hierop werd door de aanwezige inspecteur van politie het bevel gegeven geweld te gebruiken. Ik zag dat door diverse collega's gebruik werd gemaakt van de korte wapenstok. Voorts werd door mij en mij collega-hondengeleider gepoogd de menigte te verspreiden door met diensthonden te dreigen. Enkele personen bleven echter herhaaldelijk proberen de personenbus te bereiken. Een vrouwspersoon liep daarbij in mijn richting en kwam dermate dicht in de buurt van mijn diensthond dat indien ze dichterbij zou komen zou worden gebeten door de hond. Hoewel ik haar herhaaldelijk toe riep zich te verwijderen bleef zij in mijn richting lopen. Hierop heb ik de hond bij zijn halsband vastgepakt en de vrouw met de lus van de hondenriem over de borst geslagen. Ik zag dat de vrouw hiervan schrok en van mij wegliep. Hierdoor heb ik kunnen voorkomen dat de vrouw letsel bekwam. De personen die onderwijl in de richting van de personenbus liepen hadden kennelijk tot doel de verdachten te ontzetten of enig andere wanordelijkheid aan te richten. Hierop is door de aanwezige inspecteur van politie het bevel gegeven tot inzet van de diensthonden.

Alvorens ik, met behulp van mijn gecertificeerde diensthond (…), deze personen uiteindelijk heb verwijderd heb ik hen herhaaldelijk gewaarschuwd dat betreffende diensthond zou worden ingezet indien men zich niet zou verwijderen. Bij het verwijderen van betreffende personen heb ik enkele malen gebruik gemaakt van de gecertificeerde diensthond nadat de personen nog steeds niet aan gegeven bevelen gehoor gaven. Daarbij heeft de gecertificeerde diensthond twee onbekend gebleven personen alsmede verdachte V8 in de rechterarm gebeten. Alle personen liepen op het moment dat zij werden gebeten in de richting van vermelde personenbus en tegenovergesteld aan de richting welke hen was bevolen. Voorts gaven alle personen verbaal aan niet voornemens te zijn aan gegeven vorderingen te willen voldoen. Dit bleek mij doordat betreffende personen mij uitscholden of verbaal bedreigden. Alle personen konden ter plaatse niet worden aangehouden daar de situatie dit niet toeliet gelet op de veiligheid van mijn collega's, mijn diensthond alsmede mijzelf. Nadat de personen waren gebeten en de hond op commando de personen had losgelaten liepen ze elk in de door mij aangegeven richting.

Nadat de openbare orde was hersteld werden circa 20 personen met een bus van de vervoersmaatschappij MidNet overgebracht naar het bureau van politie (…). Ten einde de veiligheid van de in de bus aanwezige collega's en de buschauffeur te waarborgen heb ik met vermelde diensthond plaats genomen in betreffend voertuig. Aan het bureau van politie zijn diverse personen ingesloten en de overige personen geverbaliseerd door een medewerker van de firma MidNet ter zake rijden zonder geldig plaatsbewijs…"

11. Het rapport van hondengeleider Os. van 4 april 1999 vermeldt:

"…Op zondag 4 april 1999, omstreeks 04.30 uur, bevond ik mij in uniform gekleed in een als zodanig herkenbare politieauto met algemene surveillance belast op de Markt te Almere-Haven.

Ik hield mij daar op met de hoofdagent-hondengeleider Bo. in verband met mogelijk te verwachten openbare orde problemen in het centrum van Almere-Haven. In het verleden bleken er door bezoekers van een aldaar gevestigde horecagelegenheid genaamd "Oasis" na het verlaten van deze gelegenheid vernielingen te zijn aangericht in het centrum van Almere-Haven. Eveneens bleken er door bezoekers van deze gelegenheid in het verleden vernielingen te zijn aangericht in lijnbussen van de openbaar vervoersmaatschappij Midnet en bedreigingen en intimidaties te zijn geuit tegen chauffeurs van deze lijnbussen. Tevens zou een groot aantal personen in de lijnbussen plaatsnemen zonder geldig plaatsbewijs.

Op dat moment werden wij door de eveneens ter plaatse zijnde hoofdagenten Be. en Sc., belast met handhaving van de openbare orde en horeca-aangelegenheden, ter assistentie geroepen. Door hen werd een manspersoon geverbaliseerd, die even tevoren in het openbaar ten overstaan van het aldaar aanwezige publiek en de politie zijn behoefte had gedaan. Wij zagen dat de hoofdagenten voornoemd hierbij werden belaagd door een groep van ongeveer veertig personen. Wij hoorden dat er vanuit deze groep op een verbaal agressieve wijze werd gereageerd op het handelen van hoofdagenten voornoemd en zagen dat enkele personen uit deze groep fysiek het handelen van hoofdagenten voornoemd trachtten te belemmeren.

Terstond werden door Bo. en mij onze gecertificeerde diensthonden uit de politieauto gehaald teneinde hoofdagenten voornoemd te ontzetten en hen op een veilige manier te kunnen laten werken. Daartoe werd meerdere malen door Bo. en mij met luide stem en voor iedereen duidelijk hoorbaar gevorderd zich te verwijderen in de richting van het Plein. Daarbij werd door ons in die richting gewezen. Wij begaven ons met onze diensthonden daarbij voorwaarts in de richting van die groep personen. Wij zagen dat de groep voldeed aan deze vorderingen en zich verplaatste in de door ons aangewezen richting.

Tijdens het verplaatsen van deze groep werd er op een verbaal agressieve wijze vanuit deze groep op het handelen van de politie gereageerd. Wij hoorden dat er door meerdere personen vanuit deze groep luidruchtig dreigementen en verwensingen in onze richting werden geuit. Wij hoorden een persoon luidruchtig in onze richting schreeuwen termen als: "Vuile kankerlijders, ik neuk je moeder, ik schiet jullie kapot". Tevens hoorden wij hem op discriminerende wijze luidruchtig schreeuwen: "Vuile Marokkaanse typhushoer, ik neuk je moeder. Kennelijk daarmee bedoelend hoofdagent Be., die van Marokkaanse afkomst is.

Voorts zagen wij deze persoon meerdere malen met zijn hand in onze richting een gebaar maken gelijkend op een schietbeweging, daarbij dreigend schreeuwend dat hij ons kapot zou schieten.

(…)

Op zondag 4 april 1999, omstreeks 04.35 uur, hielden wij deze persoon op de Kruisstraat te Almere-Haven aan (…).

Daartoe pakte ik de verdachte met mijn rechterhand bij zijn linkerarm vast en deelde ik hem mede dat hij was aangehouden. De verdachte verzette zich hiertegen door te rukken en te trekken in een richting tegenovergesteld aan die in welke ik hem trachtte te brengen. Ik zag en voelde dat de verdachte zich met kracht losrukte. Ik zag dat de verdachte mij met zijn rechtervuist kennelijk en opzettelijk met kracht in het gezicht trachtte te slaan. Door te bukken kon ik de vuistslag van de verdachte ontwijken. Teneinde het verzet van de verdachte te breken, sloeg ik de verdachte met de vlakke hand eenmaal in het gelaat en drukte hem vervolgens met zijn voorzijde tegen een aldaar aanwezig rolluik van een winkel. Hierop staakte de verdachte zijn verzet en kon ik bij hem uit veiligheid voor mijzelf en voor de verdachte de transportboeien aanleggen. Ik zag dat de verdachte kennelijk ten gevolge van de door mij gegeven slag in zijn gelaat een bloedneus had bekomen.

Door het door de verdachte bij zijn aanhouding tegen mij aangewende geweld was ik niet in de gelegenheid mijn van dienstwege verstrekte wapenstok te trekken. (…)

Vervolgens zagen wij dat de groep personen zich begaf in een inmiddels ter plaatse gekomen lijnbus van de openbare vervoersmaatschappij Midnet teneinde naar elders te worden vervoerd. Daartoe werden zij begeleid door personeelsleden van deze vervoersmaatschappij. Wij hoorden dat er vanuit deze groep op een verbaal agressieve wijze werd gereageerd op deze handelswijze. Ik hoorde dat er allerlei dreigementen en verwensingen werden geuit tegen de personeelsleden van Midnet en de politie. Ik hoorde personen luidruchtig termen schreeuwen als: "Vuile kankerlijders, rijden met die kutbus vuile typhuslijders". Wij zagen dat er door een aantal personen die reeds in de lijnbus hadden plaatsgenomen opzettelijk met kracht tegen de ruiten en deuren van de lijnbus werd geschopt en geslagen.

Vervolgens hoorden wij van personeel van Midnet dat er zich in de bus een aantal personen bevond die niet in het bezit waren van een geldig plaatsbewijs. Teneinde hiertegen op te treden werd besloten in overleg met personeel van Midnet met deze lijnbus naar de remise aan de Steiger te Almere-Haven te rijden teneinde deze personen te verbaliseren en alsnog in de gelegenheid te stellen een geldig plaatsbewijs te kopen.

Gedurende de rit naar de remise aan de Steiger bevonden Bo. en ik ons in onze politieauto direct achter de lijnbus. Wij zagen dat tijdens de rit een aantal personen die zich achter in de lijnbus bevond zich zeer agressief gedroeg. Wij zagen dat twee personen opzettelijk met kracht meerdere malen tegen de ruiten, stoelen en deuren van de lijnbus schopten en sloegen. Wij zagen dat als gevolg hiervan een van de ruiten van de toegangsdeur aan de achterzijde van de bus brak.

Gekomen op de remise aan de Steiger werd van een ieder die zich in de lijnbus bevond verzocht deze te verlaten en zich op te stellen aan de voorzijde van de lijnbus teneinde het plaatsbewijs te kunnen controleren. Voorts konden op aanwijzen van Bo. en mij de twee genoemde personen die even tevoren in de lijnbus vernielingen hadden aangericht, worden aangehouden.

Teneinde de openbare orde te kunnen handhaven en ter beveiliging van de ter plaatse aanwezige collegae en personeelsleden van Midnet haalden Bo. en ik onze diensthonden uit de politieauto en stelden ons op aan weerszijden van de lijnbus.

Ik hoorde dat er wederom vanuit de groep personen die zich voor de lijnbus bevond luidruchtig allerlei verwensingen en dreigementen naar de collega's ter plaatse werden geschreeuwd. Ik zag dat de sfeer steeds dreigender werd en dat de groep personen optrok in de richting van de collega's die zich tussen deze groep en de lijnbus bevonden.

Teneinde de openbare orde te handhaven, ter beveiliging van de ter plaatse zijnde collega's en personeelsleden van Midnet en om verdere escalatie te voorkomen werd door de inmiddels ter plaatse gekomen inspecteur van politie, L., met luide stem en voor een ieder duidelijk hoorbaar meerdere malen van deze groep personen gevorderd zich te verwijderen in de richting van de Gildemark. Ik zag dat de groep hieraan niet voldeed. Aan deze vordering werd maar door een enkeling gevolg gegeven. Ik zag en hoorde dat er vanuit de groep verbaal agressief werd gereageerd, dat de sfeer steeds dreigender werd en dat de groep een dreigende houding aannam en zich opdrong aan de collega's. Ik zag dat er door verschillende personen vanuit de groep aan ter plaatse zijnde collega's werd getrokken en geduwd.

In opdracht van de inspecteur L. werd de groep personen vervolgens opgedreven in de richting van de Gildemark. Bij deze actie werd door collega's de korte wapenstok gebruikt. Daar het niet gelukte de groep personen op deze manier te verspreiden hebben Bo. en ik hierop in opdracht van inspecteur L. onze diensthonden ingezet. Tesamen met de andere collega's dreven wij de groep personen op in de richting van de Gildemark.

Bij het voorwaarts gaan werden een vijftal personen die niet voldeden aan de gedane bevelen en/of vorderingen door mijn diensthond (…) gebeten. In de hectiek konden deze personen niet worden aangehouden.

Door de inzet van de diensthonden en de samenwerking met de collega's ter plaatse kon de orde en rust worden hersteld.

De identiteit van de personen die door mijn diensthond zijn gebeten zijn tot op heden niet bekend…"

12. Het gespreksverslag van 28 juli 1999 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"Klachtgesprek

Op dinsdag 27 juli 1999 is klaagster uitgenodigd voor het klachtgesprek, waarbij zij werd vergezeld door een drietal personen, waaronder een zus van klaagster en een vader van een van de jeugdigen die ook bij het incident betrokken was geweest. Bij het gesprek was tevens aanwezig de inspecteur van politie L.

(…)

In het gesprek gaf ik een toelichting op de klachtenprocedure. (…)

In het gesprek (…) is er vervolgens gelegenheid gegeven aan klaagster en aan diegenen die haar vergezelden om alsnog de klacht toe te lichten. Belangrijke items die hierbij werden benoemd waren: de twijfelachtige benadering van de jeugd door de politie, het zomaar inzetten van honden op de jeugd, de discriminerende opmerkingen die gemaakt zouden zijn door de politiemensen, het geloof dat het politieoptreden zich had gericht op zwarten en het kennelijke onvermogen van politiemensen om zichzelf tijdens of na een optreden te kunnen corrigeren.

In het gesprek hebben we aansluitend een uitgebreide toelichting gegeven op het incident, waarbij de grimmige sfeer en de agressie van de jeugd werd benadrukt. Deze grimmigheid werd waargenomen door politiemensen uit het openbare orde team, die in die nacht dienst deden. Tevens werd hierbij expliciet benoemd dat er vernielingen in en aan de bus werden gepleegd, dat een deel van de jeugd flink onder invloed van alcohol of drugs verkeerde en dat zij het de politie vervolgens bijna onmogelijk maakte om op te treden (zoals verwoord in alle bijgevoegde rapportages). Dit terwijl het voor de politie geen optie was om eventueel terug te treden en niet over te gaan tot aanhoudingen. Verdachten moesten worden aangehouden en de openbare orde moest worden hersteld.

Klaagster reageerde op deze toelichting door aan te geven dat zij niet op de hoogte was geweest van de gepleegde vernielingen en ook niet van de omstandigheid dat de jeugd zo agressief was geweest dat men handtastelijk was geworden naar de politiemensen toe. Toch bleef zij van mening dat de inzet van de honden niet had moeten plaatsvinden.

Met betrekking tot de discriminerende opmerkingen, die door politiemensen gemaakt zouden zijn, heeft de inspecteur L. een toelichting gegeven. Natuurlijk was de sfeer grimmig, natuurlijk waren ook de politiemensen emotioneel tijdens het moeilijke optreden en ongetwijfeld zullen er daarbij door politiemensen ook harde bewoordingen zijn gebruikt, maar van discriminerende opmerkingen was hem niets gebleken. Een deel van de groep jeugdigen betrof allochtonen, maar het politieoptreden was zeker niet op de groep jeugd gericht vanwege deze allochtone samenstelling.

Klaagster gaf aan dat zij van mening was dat er zeker wel discriminerend was opgetreden en gaf aan dit tot op het hoogste niveau te zullen uitzoeken.

Bij de afsluiting van het gesprek heb ik een toelichting gegeven op het functioneren van ons openbare orde team: opbouwen van goede contacten met horeca, bewoners en met name ook de jeugd. Juist om knelpunten in de stadscentra tijdig te kunnen signaleren en om escalaties zoveel mogelijk te kunnen voorkomen. Klaagster had een onjuist beeld van het openbare orde team. Zij had slechts de informatie dat het openbare orde team alleen maar reageerde op meldingen en was niet op de hoogte van de preventieve insteek.

Advies/conclusie:

Conclusie na het gesprek is dat klaagster zeker nog niet tevreden is met de afhandeling, zij is sceptisch als het gaat over de objectiviteit van het klachtenonderzoek, is van mening dat de honden niet ingezet hadden moeten worden en blijft er van overtuigd dat de politie discriminerend is geweest in het optreden. Wel is zij nu inmiddels beter geïnformeerd over de beslismomenten van de politie in de betreffende nacht om telkens steeds meer geweld te moeten gebruiken.

Verwijzende naar de uitgebreide rapportage van de inspecteur L., acht ik de klacht in het geheel ongegrond. Met betrekking tot de discriminerende opmerkingen, die gemaakt zouden zijn door politiemensen, merk ik op dat het zeker wel zo zal zijn geweest dat er harde bewoordingen zijn gebruikt om het gebruik van de wapenstok en/of de diensthond te benadrukken. Deze bewoordingen zullen echter zeker niet uitgesproken zijn met het doel om discriminerend of kwetsend te zijn naar personen, gericht op hun ras, cultuur, sekse of levensovertuiging. Derhalve acht ik dit deel van de klacht ook ongegrond."

E. Reactie verzoeksters

Verzoeksters deelden in reactie op de standpunten en de informatie van de korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie te Zwolle bij brief van 12 juli 2000 mee dat zij hun klacht handhaafden en voorts:

"…Alles maar dan ook alles ademt zelfgenoegzaamheid, het overtuigd zijn van eigen gelijk, de juistheid van het hardhandig optreden of, omgekeerd, het leggen van de fouten c.q. de aanleiding voor de laakbare charges bij 'ons'.

Ik stelde ook een aantal onjuistheden vast en enkele daarvan zal ik in deze brief verwerken, naast een aantal zaken in de verweren die mij boos en bedroefd hebben gemaakt.

(…)

Aanwezige politie / diensthonden

Rechtvaardiging voor de gang van zaken zoekt men in het feit dat een bekende DJ zou optreden en het daardoor te verwachten grotere bezoekersaantal. Dat moet ik althans concluderen uit wat wordt geschreven.

Er zijn in ons land talloze disco's en de bezoekersaantallen daarvan zijn, durf ik veronderstellen, als regel belangrijk groter dan de voor die bewuste avond voor 'Oasis' genoemde.

Ik durf de stelling aan dat bij die dansgelegenheden elders slechts bij hoge uitzondering politie de huiswaarts kerende discogangers staat op te wachten, wanneer de deuren worden gesloten. En al zeker zonder honden!

In geen enkel rapport wordt vermeld op basis van welke aanwijzing/informatie tot de aanwezigheid, op voorhand, werd besloten.

Het zou naar mijn stellige overtuiging ook veel hebben gescheeld wanneer de agenten zich niet zichtbaar (b.v. in een of meer busjes in de directe omgeving) zouden hebben opgehouden.

Ook de honden hadden (indien ze perse beschikbaar moesten zijn) in een b.v. in een zijstraat geparkeerde auto hebben kunnen wachten.

Maar neen, politie en honden stonden er al !!

Er waren volgens de rapporten zo'n 250 bezoekers en die zouden zich, naar uit diezelfde rapporten moet worden geconcludeerd, voor het overgrote deel 'onrustig' hebben gedragen.

Maar de actie waarover het in mijn klacht gaat betreft 'slechts' 50 personen. In een ander rapport staat overigens omstreeks 40.

Het gehele of nagenoeg het gehele aanwezige politieapparaat heeft zich dus om dat kleine deel gestort en de vraag is nu dan ook wat er met de achtergebleven 200 personen, zonder toezicht, correctie, politieoptreden is gebeurd.

Zijn er winkelruiten ingegooid, auto's in brand gestoken, is er straatmeubilair vernield?

Ik heb er niets over gehoord of gelezen en moet dus aannemen dat niets van dat alles gebeurde en derhalve mag worden geconcludeerd dat het met de verhitte gemoederen nogal meeviel.

Volgende logische vraag is, waarom de gehele aandacht zich op de bus en zich daarin bevindende 40 à 50 passagiers richtte.

En waarom deze vertrok/mocht vertrekken, als er bij het vertrekpunt al vernielingen waren aangebracht en een aantal personen zich zonder plaatsbewijs in de bus bevond.

Waarom stapte de chauffeur niet uit en kwam de politie vervolgens niet, met de honden, in de bus?

In de brief van de Korpschef is sprake van 15 niet-betalers, maar in een Rapport dat geen duidelijke schrijver of kenmerken heeft, maar begint met de woorden 'In Oasis was er een bekend DJ' staat (…) dat er 7 personen zonder plaatsbewijs waren.

Ik wil hier overigens nog eens in herinnering roepen, dat de chauffeur niet over (voldoende) plaatsbewijzen beschikte en de passagiers daardoor geen bewijs van betaling konden tonen.

Ik heb dat schriftelijk aan de vervoersmaatschappij 'Conexxion' gemeld en gevraagd dat uit te zoeken, maar men heeft mij op die vraag nooit geantwoord.

Bij de vertrekhalte stond politie met honden en het ontgaat mij waarom deze politiemacht op oorlogssterkte de bus liet vertrekken en het slagveld willens en wetens verplaatste naar 'de Steiger'.

Dat het daar problemen zou gaan geven wist men kennelijk al bij voorbaat, omdat de bus werd gevolgd door 'diverse politievoertuigen' (zie het rapport van de hoofdagent-hondengeleider (…).

Volgen bus

In het bovenaangehaalde rapport (dat begint met de woorden 'In Oasis') staat 'als er toch personen in de bus komen zitten zonder een geldig plaatsbewijs, dan rijdt de bus door naar 'de Steiger'.

In het rapport van de hoofdagent-hondengeleider staat dan:

'na korte tijd werd via de mobilofoon gemeld dat zich in de bus diverse personen zonder plaatsbewijs bevonden en de personenbus stopte VERVOLGENS ter hoogte van de remise aan 'de Steiger'.

Toch toevallig dat eerst wordt afgesproken dat bij 'de Steiger' zal worden gestopt en dat de mobilofoonverbinding, welke op een door de omstandigheden bepaald moment werd gemaakt, dezelfde stopplaats oplevert.

Kaart-controle

Ik heb inderdaad de vraag gesteld waarom er 's nachts kaartcontrole wordt uitgeoefend, maar ik heb daaraan iets belangrijks toegevoegd en wel WAAROM DOET DE POLITIE DAT OP DAT TIJDSTIP WANNEER ER TOCH WEL HEEL WAT ANDERS TE DOEN IS DOOR EEN NIET OP VOLLE STERKTE ZIJND POLITIEAPPARAAT?

Geweld

Het is voor mij niet wel mogelijk om uit de vele rapporten te destilleren hoeveel man politie in de bewuste nacht aanwezig was, maar duidelijk is toch wel dat het in verhouding tot het geringe aantal discobezoekers excessief veel was.

Dat wordt extra duidelijk wanneer, kijkend naar het recente 'EK 2000', in dezelfde verhouding wordt 'hochgerechnet' naar b.v., 45000 bezoekers aan wedstrijden in Stadion Feijenoord te Rotterdam.

Het daar aanwezige aantal 'ordebewaarders' was dan slechts een fractie van de uitkomst van bedoelde som.

Discriminerende opmerkingen

In de TV-uitzending van Willibrord Frequin werd een jongedame gehoord, die heel duidelijk was over de vraag of de politie Almere zich discriminerend had uitgelaten.

Wij zijn nu, door wat in de vele rapporten is te lezen, in een Nietes-Welles situatie beland en ik kan die impasse niet doorbreken door het produceren van onweerlegbare bewijzen dat het totaal anders was dan de aangeklaagde en dus in het nauw gedreven politieagenten nu durven beweren.

Tot slot nog een aantal 'ALGEMENE' opmerkingen, in willekeurige volgorde, in de hoop dat het er niet te veel zijn en ze toch nog wat nieuw licht op een aantal aspecten werpen.

* Schade aan de bus. De daders zouden bekend zijn. Waarom kwam er dan nooit een schadeclaim van 'Connexxion'?

* Ik betwijfel ook om andere redenen dat op 4.4.1999 schade aan de bus werd toegebracht (…).

(…)

Ook had ik een gesprek met de Burgemeester van onze stad en vroeg en kreeg ik het woord in een vergadering van de Gemeenteraad van Almere.

Ik zou dat alles toch niet hebben gedaan wanneer het slechts om een hersenspinsel zou zijn gegaan.

* Alles wat in de door mij aan de orde gestelde zaak van belang leek heb ik in alle door mij geschreven brieven objectief en duidelijk opgesomd.

Drugsgebruik was nooit aan de orde en het stoort mij dan ook op onvoorstelbare wijze dat de politie dat nu inbrengt, maar dat zal wel zijn als extra rechtvaardiging voor het brute optreden…"

Achtergrond

Politiewet 1993

Artikel 2:

"De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven."

Artikel 8, lid 1

"De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf."

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel 15:

"1. Het inzetten van een politie-surveillancehond is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij:

a. de surveillancedienst, en

b. het optreden van de mobiele eenheid na toestemming van het bevoegd gezag.

2. De geleider dient in het bezit te zijn van een (…) vastgesteld certificaat."

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Wijze waarop is opgetreden tegen een groep jongeren, waarvan verzoeksters dochters deel uitmaakten, die een discotheek in Almere hadden bezocht: de jongeren met diensthonden opgewacht, de bus gevolgd en gecontroleerd op zwartrijders, onnodig disproportioneel geweld toegepast.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Onfatsoenlijke opmerkingen gemaakt .

Oordeel:

Geen oordeel