2001/356

Rapport

Verzoekster, een Iraanse asielzoekster, klaagt over de wijze waarop haar op 29 september 1999 door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) het eerste gehoor is afgenomen in het Aanmeldcentrum (AC) te Zevenaar.

Zij klaagt er in dit verband met name over dat:

- haar opmerking, dat zij de indruk had dat de tolk haar niet altijd goed begreep, ondanks haar aandringen niet is opgenomen in het verslag van gehoor;

- de ambtenaar heeft verzuimd door terugkoppeling via de tolk te verifiëren wat zij had verklaard;

- haar vragen zijn gesteld over de reden van haar vlucht uit Iran. Dit is in strijd met de mededeling van de IND dat tijdens het eerste gehoor alleen vragen aan de orde komen over de reisroute; identiteit en nationaliteit. Toen zij vervolgens de reden van haar vlucht wilde toelichten; kreeg ze te horen dat ze niets mocht uitleggen.

Beoordeling

A. Ten aanzien van de opmerking over de tolk

1. Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat haar opmerking, dat zij de indruk had dat de tolk haar niet altijd goed begreep, ondanks haar aandringen niet is opgenomen in het verslag van gehoor. In het verzoekschrift is hierover opgemerkt dat verzoekster de tolk erop had gewezen dat hij haar naar haar inzicht niet altijd goed had kunnen volgen, en hem had gevraagd dit te vertalen ten behoeve van de contactambtenaar. Dit had hij ook gedaan. Zij had zowel van de tolk als van de contactambtenaar de reactie gekregen dat zij het rapport van eerste gehoor later kon corrigeren. Het was volgens verzoekster wel een goede, oprechte tolk geweest.

2. In het rapport van eerste gehoor is in het begin opgenomen dat de contactambtenaar verzoekster had gevraagd of verzoekster de strekking van haar woorden in de vertaling van de tolk goed had kunnen begrijpen, en dat de contactambtenaar haar had verzocht het te willen aangeven als haar vragen niet voldoende duidelijk waren. Aan het einde van het rapport is opgenomen dat verzoekster was gevraagd of zij de tolk goed had verstaan en geheel had begrepen, en dat verzoekster desgevraagd had verklaard dat zij geen klachten had over de tolk of de contactambtenaar.

3. In reactie op de klacht heeft de Staatssecretaris van Justitie aangevoerd dat verzoekster aan het begin en het einde van het gehoor was gevraagd of zij de tolk goed kon verstaan, waarop zij bevestigend had geantwoord. Ook was haar gevraagd aan te geven als iets niet duidelijk was. Op de specifieke vraag of zij klachten over de tolk had, had zij ontkennend geantwoord.

4. Noch hetgeen over de tolk is opgenomen in het rapport van eerste gehoor noch hetgeen de Staatssecretaris in reactie op de klacht heeft aangevoerd, heeft betrekking op verzoeksters stelling dat de tolk haar niet altijd goed kon volgen. Verzoekster heeft niet beweerd dat zij de tolk niet goed kon verstaan, dat zij iets niet begreep of dat zij klachten had over de tolk. Zij had de indruk dat de tolk haar niet altijd goed begreep. Nu verzoeksters stelling dat zij dit naar voren heeft gebracht, niet is weersproken, wordt deze voor aannemelijk gehouden.

5. Alhoewel het (onder meer voor de controle achteraf) correct zou zijn geweest als verzoeksters opmerking over de tolk in het rapport van eerste gehoor zou zijn opgenomen, is het achterwege laten daarvan niet zodanig onjuist dat de gedraging op dit punt als niet behoorlijk dient te worden aangemerkt. Doorslaggevend daarbij is dat het eerste gehoor zich richt op de vaststelling van de identiteit, nationaliteit en de reisroute van de betrokken asielzoeker, en tot doel heeft hierover feitelijke gegevens te verzamelen. Vanwege de feitelijke aard van deze gegevens, kan de betrokkene deze relatief eenvoudig aanvullen en/of corrigeren.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

B. Ten aanzien van het terugkoppelen

1. Uit eerdere onderzoeken van de Nationale ombudsman naar klachten over het verloop van de gehoren van asielzoekers is bekend dat de gemachtigde van verzoekster van mening is dat de contactambtenaar telkens in eigen woorden dient te laten terugvertalen door de tolk hetgeen hij meent te hebben begrepen uit de antwoorden van de asielzoeker. Volgens verzoeksters gemachtigde is deze controle noodzakelijk om de zekerheid te hebben dat men bij voortduring elkaar over en weer begrijpt. Het niet terugkoppelen is volgens verzoeksters gemachtigde onderdeel van een standaardpraktijk waarin terugkoppelen niet of nauwelijks plaatsvindt.

2. De aanpak die verzoeksters gemachtigde voorstaat zou kunnen leiden tot een onevenredig lange tijdsduur van het gehoor. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de contactambtenaar tijdens het gehoor in elk geval het functioneren van de tolk en met name de correctheid van diens vertaalwerk dient te verifiëren door middel van terugkoppeling wanneer daarvoor een concrete aanleiding is, bijvoorbeeld in geval van twijfel aan een juiste vertaling.

3. Verzoekster heeft aangegeven dat er tijdens het eerste gehoor een keer een terugkoppeling heeft plaatsgevonden.

4. Volgens de Staatssecretaris vindt terugkoppeling altijd plaats bij onduidelijkheden of bij lange stukken vertalingen aaneen. Ook tijdens het gehoor van verzoekster was er volgens de betrokken ambtenaar enkele malen teruggekoppeld om haar verklaringen te verifiëren.

5. Hoewel in het rapport van eerste gehoor van verzoekster de aanleiding tot en de momenten/het moment van terugkoppeling niet zijn vastgelegd door de contactambtenaar, en daardoor niet na te gaan is of, en zo ja, naar aanleiding waarvan terugkoppeling heeft plaatsgevonden, is onvoldoende aannemelijk dat geen enkele terugkoppeling heeft plaatsgevonden, ook niet als daarvoor een aanleiding bestond.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

C. Ten aanzien van het vragen naar asielmotieven

1. In het rapport van eerste gehoor is onder het kopje Arrestaties/detentie informatie opgenomen over de verhoren van verzoekster over haar sympathieën voor een bepaalde beweging in Iran, over de politieke activiteiten van haar familie, en over een verhoor naar aanleiding van bedreigingen.

2.1. In artikel 52c van het Vreemdelingenbesluit (oud; zie Achtergrond, onder 1.) is bepaald dat het eerste gehoor plaatsvindt overeenkomstig een door de Minister van Justitie vastgestelde vragenlijst. Deze lijst behoort ingevolge deze bepaling geen vragen te bevatten omtrent de beweegredenen voor het doen van de aanvraag.

2.2. De vragenlijst voor het eerste gehoor bevat vragen over arrestaties, detenties en criminele antecedenten van de asielzoeker.

3. Bij de aanvang van het eerste gehoor wordt het doel van dat gehoor meegedeeld, namelijk het vaststellen van identiteit, nationaliteit en reisroute.

4. Uit het verslag van het eerste gehoor blijkt dat verzoekster ontkennend heeft geantwoord op de vragen over mogelijke arrestatie of detenties, en dat zij in die fase van het eerste gehoor informatie heeft verstrekt over verhoren door onder meer de inlichtingendienst van Irak.

De Staatssecretaris heeft ter zake aangevoerd dat verzoekster spontaan daarover had verklaard en dat die informatie om die reden was opgenomen in het verslag. Er waren volgens de Staatssecretaris daarover geen vragen gesteld, er was niet op ingegaan en er was gezegd dat in een ander gehoor naar de asielmotieven zou worden gevraagd.

5. Het is niet onaannemelijk dat verzoekster bovengenoemde informatie eigener beweging heeft verstrekt in reactie op de haar gestelde vragen over mogelijke arrestaties of detenties.

Het is niet onjuist dat die informatie, als feitelijk verstrekt, is opgenomen in het verslag. Het is evenmin onjuist dat verzoekster vervolgens erop is gewezen dat in het nader gehoor zou worden ingegaan op haar asielmotieven.

In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.

6. Het eerste gehoor heeft echter, zoals gezegd, alleen tot doel om de identiteit, nationaliteit en de reisroute van de asielzoeker vast te stellen; de asielzoeker kan in het nader gehoor de asielmotieven uitgebreid mondeling toelichten. Gelet op artikel 52c van het Vreemdelingenbesluit (oud; zie achtergrond onder 1.) zijn asielgerelateerde vragen niet op zijn plaats in het eerste gehoor.

7. De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van het nieuwe model eerste gehoor van 28 augustus 2000, waarin de vragen over de doodsoorzaak van familieleden zijn geschrapt, de antwoorden op vragen over militaire dienst zijn beperkt tot ja/nee en tot dienstonderdeel en rang, en ook de vragen over arrestaties/detenties en criminele antecedenten op zodanige wijze worden gesteld dat er alleen met ja of nee geantwoord kan worden.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

Onderzoek

Op 11 november 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S., ingediend door mr. drs. P.B.Ph.M. Bogaers, advocaat te Nieuwegein, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

Het verzoekschrift bevatte, naast de onderzochte klachtonderdelen, een aantal klachtonderdelen over de verblijfsomstandigheden in het Aanmeldcentrum te Zevenaar. Deze klachtonderdelen zijn bij dit onderzoek buiten beschouwing gebleven, gelet op het onderzoek uit eigen beweging van de Nationale ombudsman naar de verblijfsomstandigheden in de aanmeldcentra voor asielzoekers dat heeft geresulteerd in rapport 2001.081.

In het kader van het onderzoek werd de Staatssecretaris van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de Staatssecretaris en verzoekster de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd de Staatssecretaris een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoekster deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De Staatssecretaris berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 28 september 1999 diende verzoekster in het Aanmeldcentrum (AC) te Zevenaar een asielaanvraag in. Op 29 september 1999 werd haar in het AC het zogenoemde eerste gehoor afgenomen (zie Achtergrond, onder 2.).

2. In het verslag van het eerste gehoor van 29 september 1999 is, voor zover van belang voor de behandeling van de onderhavige klacht, het volgende opgenomen.

2.1 Het verslag bevat allereerst:

- proceduregegevens;

- gegevens van het eerste gehoor, waaronder de naam van de tolk, de taal waarin is getolkt, de naam van de contactambtenaar en

- de persoonsgegevens van verzoekster.

2.2. Het verslag vervolgt met:

"…Ik heb voor aanvang van het eerste gehoor aan betrokkene uitgelegd dat het eerste gehoor ziet op de vaststelling van identiteit, nationaliteit en reisroute en dat er tijdens dit gehoor niet wordt ingegaan op de asielmotieven van betrokkene. Betrokkene is gewezen op het belang dat door de Nederlandse autoriteiten in het kader van de asielaanvraag wordt gehecht aan de vaststelling van haar identiteit en nationaliteit, alsmede de wijze waarop en de route waarlangs zij naar Nederland is gereisd. Daarnaast is zij erop gewezen dat, indien zij enig document in haar bezit heeft hetwelk de identiteit, nationaliteit en reisverhaal kan ondersteunen, zij dit dient te overleggen.

Ik heb betrokkene voorts medegedeeld dat zij in vrijheid kan spreken en dat alles wat er wordt besproken vertrouwelijk zal worden behandeld.

Ik heb haar medegedeeld dat het belangrijk is dat zij de waarheid vertelt.

Betrokkene heb ik voorts medegedeeld dat de tolk geheel onafhankelijk is en zich slechts zal bezighouden met de vertaling van overgelegde schriftelijke relevante stukken en van hetgeen wordt gezegd tijdens het eerste gehoor. Ik heb gevraagd of zij de strekking van mijn woorden in de vertaling van de tolk goed heeft kunnen begrijpen. Ik heb haar verzocht het mij te willen zeggen als mijn vragen niet voldoende duidelijk zijn…"

2.3. Het verslag gaat verder met de opsomming van de persoonsgegevens van meegereisde familieleden, van familie die al in Nederland verblijft, en van familie buiten Nederland, de opleidingsgegevens, informatie over werk/beroep, informatie over documenten waarmee de nationaliteit kan worden aangetoond, gegevens over grensoverschrijdingsdocumenten, overige documenten ter ondersteuning van de identiteit/nationaliteit, gegevens over reisdocumenten, overige documenten, de door de vreemdelingendienst ingenomen documenten, het adres in het land van herkomst, de reisroute, eerder verblijf in de Europese Unie, eerdere asielaanvragen, contacten met de UNHCR (de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties), toestemming voor onderzoek in andere landen en criminele antecedenten.

2.4. Onder het kopje Arrestaties/Detenties is onder meer het volgende opgenomen:

"Nee, maar ik werd wel verhoord vanwege mijn sympathieën tijdens mijn studententijd voor de Mudjahedin en vanwege de politieke activiteiten van mijn familie. Ik werd verschillende keren verhoord, in 1982 (1361), 1985 (1364), 1994 (1373), 1995 (1374) en 1997 (1376). Ik werd niet meegenomen om verhoord te worden, maar vertegenwoordigers van de studenten en revolutionaire gardisten kwamen vragen stellen op de universiteit.

Op 05 september 1999 (14-06-1378) werd ik één uur door de inlichtingendienst van Qum verhoord. Daarna mocht ik weer gaan. Het was geen officieel verhoor. Ik werd ver-hoord naar aanleiding van de bedreigingen. Ik werd vanaf 25 augustus 1999 (03-06-1378) door onbekende mensen bedreigd. Ik weet niet van welke groep deze personen waren."

2.5. Verder is in het verslag, voor zover nog van belang, opgenomen:

"Opmerking rapporteur: Aan het eind van het gesprek is aan betrokkene gevraagd of zij de tolk goed heeft verstaan en geheel heeft begrepen. Zij verklaart hierop: ja dat heb ik

(…)

Desgevraagd verklaarde betrokkene dat zij geen klachten heeft over de tolk of de ambtenaar."

B. Standpunt verzoekster

Het standpunt van verzoekster is weergegeven onder Klacht.

Met betrekking tot het klachtonderdeel over de tolk is in het verzoekschrift het volgende opgenomen:

"Op de vraag, of zij de tolk goed kon verstaan, deelt zij mee, dat de heer A. een Afghaan was. Zij kon hem wel goed verstaan. Hij was een goede, oprechte tolk, maar zij had wel de indruk, dat de tolk haar soms niet kon volgen. Zij heeft hem gezegd, dat zij dit bespeurde. Toen zei de tolk: "Maakt U zich geen zorgen. U krijgt de kans het rapport te corrigeren". Zij vroeg de tolk dit toch te vertalen ten behoeve van de contactambtenaar. De tolk heeft dit vertaald. De contactambtenaar zei hetzelfde: "U kunt het rapport later corrigeren."

NB Het vervelende is, dat dit element uit het eerste gehoor niet is opgenomen in het rapport!

De op pagina 1 van het rapport van eerste gehoor vermelde inleiding is door de contactambtenaar gehouden."

C. Standpunt Staatssecretaris van justitie

In reactie op de klacht en in antwoord op de bij de opening van het onderzoek gestelde vragen deelde de Staatssecretaris van Justitie bij brief van 16 februari 2000 onder meer het volgende mee:

"Met betrekking tot het door mevrouw S. (verzoekster; N.o.) gestelde, dat zij de indruk had dat de tolk haar niet begreep en dat dit ondanks haar aandringen niet in het verslag is opgenomen, wordt het volgende opgemerkt. Aan het begin van het gehoor is aan mevrouw S. gevraagd of zij de tolk goed kon verstaan waarop zij bevestigend heeft geantwoord. Ook is haar gevraagd het aan te geven indien haar iets niet duidelijk was. Aan het eind van het gehoor is wederom aan mevrouw S. gevraagd of zij de tolk goed verstaan heeft waarop zij eveneens bevestigend heeft geantwoord. Dit is ook neerge-legd in genoemd gehoor. Indien mevrouw S. wel een klacht over de tolk heeft gehad heeft zij dit in ieder geval niet kenbaar gemaakt aan de medewerker. Immers, ook deze vraag is specifiek aan mevrouw S. voorgelegd.

Mevrouw S. stelt dat haar in genoemd gehoor vragen zouden zijn gesteld met betrekking tot de reden van haar vlucht uit Iran. Vervolgens zou zij toen zij de reden van haar vlucht wilde toelichten te horen hebben gekregen dat zij niets mocht uitleggen. In antwoord hierop kan ik u meedelen dat in het eerste gehoor niet wordt gevraagd naar asielmotieven. Dat is dan ook in het betreffende gehoor niet gebeurd. Mevrouw S. wilde uit zichzelf al veel vertellen. Juist omdat er in het eerste gehoor niet over de motieven mag worden gevraagd is hierop niet ingegaan en is aan mevrouw S. uitgelegd dat in een ander gehoor naar deze motieven wordt gevraagd.

Mevrouw S. stelt dat de medewerker heeft verzuimd door middel van terugkoppeling via de tolk te verifiëren wat zij had verklaard. Inderdaad wordt niet alles teruggekoppeld, want er mag vanuit worden gegaan dat een tolk het relaas correct vertaalt. Uiteraard wordt er bij onduidelijkheden, of lange stukken vertalingen aaneen, altijd teruggekoppeld. Ook tijdens het gesprek met mevrouw S. is volgens de betrokken medewerker enkele malen teruggekoppeld om haar verklaringen te verifiëren.

(…)

Gegrondheid klacht

Ik acht de klacht gelet op het vorenstaande ongegrond. Immers, op generlei wijze is gebleken dat het eerste gehoor van mevrouw S. door de betreffende medewerker niet goed zou zijn uitgevoerd, dan wel dat mevrouw S. in haar belangen zou zijn geschaad."

D. reactie verzoekster

Verzoeksters gemachtigde heeft de reactie van de Staatssecretaris van Justitie van 16 februari 2001 aan verzoekster voorgelegd en haar daarbij de uitdrukkelijke vraag gesteld of de contactambtenaar telkens bij elk antwoord de tolk heeft laten terugvertalen wat de contactambtenaar meende te hebben begrepen.

Daarop liet zij haar gemachtigde op 10 maart 2000 het volgende weten:

“…3. Werd mij de vraag gesteld of ik de vragen die de tolk aan mij stelde, goed kon begrijpen?

Mij werd aan het eind van de gehoren gevraagd of ik de vragen van de tolk had begrepen.

Ik vertelde aan de tolk: "Ik heb uw vragen wel begrepen, maar ik denk dat vanwege de complexiteit van mijn leven en werk, en omdat de contactambtenaar mij herhaaldelijk onderbrak en ook omdat u niet bekend was met vele termen die ik gebruikte, mijn woorden niet optimaal aan de contactambtenaar zijn overgebracht.

De tolk antwoordde zelf dat het niet van belang was en zei: "U krijgt later de gelegenheid alles te corrigeren."

Ik heb er wel op aangedrongen dat hij mijn woorden voor de contactambtenaar vertaalde.

Hij heeft het gedaan. Mevrouw de contactambtenaar bevestigde het antwoord van de tolk. Ik merkte dat zij op dat moment hierover niets in het rapport vermeldde.

Ik wil vermelden dat ik geen klachten heb over de werkwijze van de tolken. Ik ben van mening dat beide tolken hebben geprobeerd om mijn woorden zo getrouw mogelijk over te brengen, maar er waren wel wat tekortkomingen. Ik heb ze aan het eind van de gehoren bedankt. Ik wil ze hierbij wederom bedanken.

4. Controleerden de contactambtenaren samen met mij de vragen die mij gesteld werden? Tijdens het eerste gehoor slechts een keer …"

e. Nadere Reactie Staatssecretaris van Justitie

1. Bij brief van 16 oktober 2000 werd de Staatssecretaris het volgende voorgelegd:

"…Mevrouw S. klaagt erover dat haar tijdens het eerste gehoor vragen zijn gesteld over de reden van haar vlucht uit Iran. In uw reactie geeft u aan dat verzoekster uit eigener beweging al veel wilde vertellen over haar vluchtmotieven en dat de contactambtenaar juist niet is ingegaan op de vluchtmotieven en haar heeft uitgelegd dat in een ander gehoor naar haar motieven zal worden gevraagd.

In het rapport van het eerste gehoor van mevrouw S. is ( ) een vraag opgenomen over arrestaties en detenties. Ik verzoek u in dit verband de volgende vragen te beantwoorden:

- Maakt de vraag naar arrestaties en/of detenties deel uit van de standaardvragen die gesteld worden tijdens het eerste gehoor? Zo nee, waarom werd in deze zaak besloten die vraag te stellen?

- Hoe verhoudt het stellen van de vraag naar arrestaties en/of detenties zich tot de mededeling gedaan aan het begin van het eerste gehoor dat het eerste gehoor toeziet op de vaststelling van identiteit, nationaliteit en reisroute en dat niet wordt ingegaan op de asielmotieven van betrokkene?…"

2. De Staatssecretaris deelde daarop bij brief van 13 november 2000 het volgende mee:

"…De vraag naar arrestaties en/of detenties maakt inderdaad deel uit van de standaard vragen die gesteld worden tijdens het eerste gehoor. Er wordt op een dusdanige wijze gevraagd dat er alleen met ja of nee kan worden geantwoord. In onderhavige zaak heeft de medewerker dan ook aan betrokkene meegedeeld dat in een ander gehoor naar haar motieven zal worden gevraagd.

Uw vraag hoe het stellen van de vraag naar arrestaties en/of detenties zich verhoudt tot de mededeling gedaan aan het begin van het eerste gehoor dat het eerste gehoor ziet op de vaststelling van identiteit, nationaliteit en reisroute en dat niet wordt ingegaan op de asielmotieven van betrokkene kan als volgt beantwoord worden. Allereerst wil ik verwijzen naar artikel 52c van het Vreemdelingenbesluit. In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat het eerste gehoor geschiedt overeenkomstig een door de minister van Justitie bij regeling vastgestelde vragenlijst. De lijst bevat geen vragen omtrent de beweegredenen van de aanvraag. De enkele vraag, met ja of nee te beantwoorden, naar mogelijke arrestaties en/of detenties moet in dit licht worden gezien. Zo wordt in het eerste gehoor eveneens gevraagd naar criminele antecedenten uit het oogpunt van openbare orde aspecten. Ook dit is een niet asielgerelateerde vraag die met ja of nee beantwoord kan worden…"

f. Nadere vragen

1. De reactie van de Staatssecretaris van 13 november 2000 gaf aanleiding de Staatssecretaris de volgende vragen te stellen:

"In uw antwoord van 13 november 2000 bericht u dat de vraag naar mogelijke arrestaties en/of detenties geschiedt overeenkomstig een daartoe vastgestelde vragenlijst voor het eerste gehoor. Daarnaast deelt u mee dat de vraag naar arrestaties en /of detenties een niet asielgerelateerde vraag is die alleen kan worden beantwoord met ja of nee. Ik verzoek u in dit verband de volgende vraag te beantwoorden:

- Met welk doel wordt de vraag naar arrestaties en/of detenties in het eerste gehoor gesteld?

- Welke conclusie(s) wordt(en) door de IND getrokken uit de beantwoording met ja of nee op de vraag naar arrestaties en/of detenties?

- In het verslag van het eerste gehoor van mevrouw S. is meer opgenomen dan een ja of nee als antwoord op de vraag naar arrestaties/detenties: er wordt inhoudelijk ingegaan op deze vraag.

- Op welke wijze wordt deze informatie door de IND gebruikt?"

2. Bij brief van 29 januari 2001 liet de Staatssecretaris het volgende weten:

"…Uw vraag, met welk doel de vraag naar arrestaties en/of detenties in het eerste gehoor wordt gesteld, ligt in het verlengde van een onderzoek naar mogelijke openbare orde aspecten alsmede artikel 52c van het Vreemdelingenbesluit. Ter verduidelijking heb ik als bijlage de brief, gedateerd 28 augustus 2000, aan de deelnemers van het beleidsoverleg bijgevoegd. Rechtsbijstand heeft gevraagd bepaalde vragen uit het eerste gehoor te halen omdat sommige vragen asielgerelateerd (kunnen) zijn en rechtsbijstand niet bij het eerste gehoor aanwezig is. Aan dit verzoek is voldaan, voorzover het asielgerelateerde vragen betrof. In het huidige eerste gehoor komen bedoelde vragen dan ook niet meer terug. Overigens betreft het in onderhavige zaak een eerste gehoor dat heeft plaatsgevonden vóór het betreffende beleidsoverleg.

Als antwoord op uw vraag welke conclusie(s) er door de IND wordt(en) getrokken uit de beantwoording met ja of nee op de vraag naar arrestaties en/of detenties kan ik u dan ook meedelen dat, in het licht van het bovenstaande, hieruit geen conclusies worden getrokken. Mogelijk kan dit echter leiden tot nader onderzoek.

In het verslag van het eerste gehoor van mevrouw S. meer opgenomen dan een ja of nee als antwoord op de vraag naar arrestaties/detenties: er wordt inhoudelijk ingegaan op deze vraag. Dit is verklaarbaar omdat hetgeen betrokkene verklaart vermeld dient te worden in het eerste gehoor. De medewerker heeft in onderhavige zaak meegedeeld dat in een ander gehoor naar haar motieven zal worden gevraagd, doch dient de verklaringen van betrokkene wel vast te leggen.

Uw vraag op welke wijze deze informatie door de IND wordt gebruikt, kan als volgt beantwoord worden. Bij de beoordeling van het relaas van betrokkene wordt er rekening mee gehouden dat betrokkene bedoelde verklaring tijdens het eerste gehoor heeft afgelegd. Bovendien wordt, indien op basis van het eerste gehoor wordt besloten betrokkene in het Aanmeldcentrum nader te horen, het eerste gehoor nabesproken met een rechtshulpverlener, zodat mogelijke interpretatieverschillen rechtgezet kunnen worden…"

3. Bij brief van 28 augustus 2000 heeft de Afdeling Uitvoeringsbeleid het nieuw model eerste gehoor verspreid onder de regionale directies van de IND. In de brief is het volgende opgenomen:

"…In antwoord op uw notitie van 30 mei jl. inzake het vernieuwde model van het eerste gehoor wordt hier, zoals toegezegd in het beleidsoverleg van 5 juni jl., puntsgewijs ingegaan op uw suggesties.

Overleden familieleden:

De vragen over de doodsoorzaak van familieleden zijn uit de macro verwijderd. Alleen de vragen 'overleden ja/nee' en 'zo ja, datum en plaats overlijden' worden nog gesteld.

Militaire dienst

De volgende vragen zijn behouden: 'ja/nee' en 'van, t/m, dienstonderdeel, rang'. De vragen intake 'deserteur', 'dienstweigeraar', 'mobilisatie oproep', en de opmerking 'ik ben wel/met op normale wijze afgezwaaid' zijn uit de macro verwijderd.

Er is nog wel een blok voor vrije tekst aanwezig. Voor zover betrokkene spontaan aangeeft dal er problemen zijn ontstaan tijdens de militaire dienst, wordt dat hier opgenomen met de mededeling van de contactambtenaar dat hij erop heeft gewezen dat deze problemen niet in het eerste gehoor maar in het nader gehoor aan de orde zullen komen.

Bijzonderheden buitenlands adres

Deze vraag blijft behouden aangezien de vraag niet asielgerelateerd is en derhalve kan worden gesteld in het eerste gehoor. De vraag kan van belang zijn voor het vaststellen van de nationaliteit en identiteit van betrokkene.

Criminele antecedenten, arrestaties en detenties:

Naar arrestaties en detenties wordt op een dusdanige wijze gevraagd dat er alleen met ja of nee kan worden geantwoord.

De vragen 'aard', 'van/tot', 'naam gevangenis', 'plaats' en 'land' zijn uit de macro verwijderd.

Naar criminele antecedenten wordt wel gevraagd uit het oogpunt van openbare orde aspecten. Ook dit is een niet asielgerelateerde vraag die met ja of nee beantwoord kan worden.

Bijwonen eerste gehoor door rechtsbijstand

Rechtsbijstand heeft gevraagd bepaalde vragen uit het eerste gehoor ie halen omdat sommige vragen asielgerelateerd (kunnen) zijn en rechtsbijstand niet bij het eerste gehoor aanwezig. Aan dit verzoek is voldaan, voor zover het de asielgerelateerde vragen betrof. Nu in het eerste gehoor geen asielgerelateerde vragen worden gesteld, is er in beginsel geen rol weggelegd voor rechtsbijstand. Zoals al meerdere keren is aangegeven in het AC beleidsoverleg, staat het rechtsbijstand uiteraard vrij om het eerste gehoor bij te wonen, voor zover dat het AC-proces niet verstoort (zie bijvoorbeeld verslag van 16 september 1999)…"

g. nadere reactie verzoekster

Bij brief van 20 februari 2001 deelde de gemachtigde van verzoekster als commentaar op de opeenvolgende reacties van de Staatssecretaris het volgende mee:

"…Ik zie, dat er een getouwtrek bestaat tussen de Staatssecretaris van Justitie aan de ene kant en de rechtshulpverlening aan de andere kant, reden om bijvoorbeeld bepaalde vragen tijdens het eerste gehoor niet te stellen, omdat die asielgerelateerd zouden zijn.

Het gevolg van één en ander is, dat bij opvolgende gehoren contactambtenaren er vanuit gaan, dat onderwerpen, die aan de orde zijn gesteld bij het eerste gehoor, volledig uitgeëxerceerd zijn, zonder dat dit het geval is. Daardoor komen bepaalde onderwerpen volstrekt niet meer aan bod.

Ik heb aan Uw Nationale ombudsman in meerdere dossiers stukken ter hand gesteld aangaande de wetenschappelijke grondslag, die toch aanwezig zou behoren te worden gesteld aan de methode van horen door de IND (zowel bij eerste gehoren als bij opvolgende gehoren). Uit de briefwisseling tussen mij en de Staatssecretaris van Justitie persoonlijk is gebleken, dat een dergelijke wetenschappelijke grondslag volstrekt niet bestaat. Er is nooit over doorgedacht, hoe men de gegrondheid van de reden tot vrees voor vervolging chronologisch, systematisch en dubbel gecontroleerd op papier kan krijgen …"

Achtergrond

1. Artikel 52c van het Vreemdelingenbesluit (oud):

"1. Zo spoedig mogelijk nadat een vreemdeling een aanvraag om toelating als vluchteling heeft ingediend, wordt hij vanwege Onze Minister aan een eerste gehoor onderworpen. Onze Minister verleent hiervan machtiging.

2. Het eerste gehoor geschiedt overeenkomstig een door Onze Minister bij regeling vastgesteld vragenlijst. De lijst omvat geen vragen omtrent de beweegredenen van de aanvraag.

3. Een afschrift van de ingevulde vragenlijst wordt zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling ter kennis gebracht."

2. In de Vreemdelingencirculaire 1994, hoofdstuk B7, is onder punt 4 het volgende opgenomen met betrekking tot het eerste gehoor:

“Het eerste gehoor van een asielzoeker vindt plaats in het aanmeldcentrum waar de asielzoeker verblijft. Het eerste gehoor richt zich op de vaststelling van de identiteit, nationaliteit en reisroute, waartoe, indien nodig (mede) gebruik zal worden gemaakt van de nationaliteitschecks en/of taalanalyses. De (rechts)hulpverlener van de asielzoeker is bevoegd het gehoor als waarnemer bij te wonen; doch (de aanvang van) het gehoor mag daardoor niet worden opgehouden.

Tijdens het eerste gehoor worden in ieder geval vragen gesteld omtrent de personalia van de asielzoeker, zijn geboorteplaats, en -datum, zijn nationaliteit en etnische herkomst, familierelaties, de datum van aankomst in Nederland, eventueel verblijf in derde landen, criminele antecedenten en het bezit dan wel ontbreken van een papsoort, een identiteitsdocument of andere bescheiden op grond waarvan zijn identiteit, nationaliteit en reisroute zijn vast te stellen. Indien de beantwoording van de gestelde vragen, onvoldoende duidelijkheid verschaft kunnen, ter completering van het eerste gehoor aanvullende vragen worden gesteld over de identiteit, nationaliteit en reisroute.

De medewerker die het eerste gehoor heft afgenomen, maakt van dit gehoor een verslag. Een exemplaar van dit verslag alsmede eventuele reeds beschikbare onderzoeksresultaten; worden ten behoeve van de voorbereiding op het nader gehoor aan de asielzoeker en, indien hiertegen van de zijde van de asielzoeker geen bezwaar bestaat, aan de rechtsbijstandverlener ter hand gesteld."

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Wijze van afnemen eerste gehoor bij Iraanse asielzoekster in AC Zevenaar: niet in verslag opgenomen dat verzoekster de indruk had dat de tolk haar niet altijd goed begreep; niet door terugkoppeling geverifiëerd wat verzoekster had verklaard; vragen gesteld over vluchtredenen, in strijd met mededeling IND dat tijdens eerste gehoor alleen vragen m.b.t. reisroute, identiteit en nationaliteit aan de orde komen.

Oordeel:

Niet gegrond