Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden een onjuist en onvolledig beeld hebben vastgelegd van een verkeersongeval op 16 december 1998, waarbij verzoeker en twee andere weggebruikers waren betrokken. Hij klaagt er met name over:
- dat niet is vastgelegd of er remsporen, beschadigingen aan wegmeubilair en voertuigen, slipsporen of getuigen waren;
- dat zijn verklaring niet is opgenomen, terwijl de verklaring van de tweede weggebruiker wel is vermeld;
- dat is vastgelegd dat mevrouw T. die bij de aanrijding was betrokken eerst de vangrails heeft geraakt, terwijl zij aan verzoeker heeft verteld dat zij verzoeker te laat zag en niet meer om zijn auto heen kon;
- dat is vastgelegd dat verzoeker en mevrouw T. aan de rechterzijde de vangrail hebben ontzet;
- dat er in de situatieschets is vastgelegd dat mevrouw T. verzoekers auto aan de linkerzijde heeft geraakt, terwijl deze zijde onbeschadigd is;
- dat de schade, die de tweede weggebruiker aan de vangrail heeft veroorzaakt, niet is vermeld;
- dat is vastgelegd dat er een vluchtstrook aan de linkerzijde van de rijbaan is, terwijl die er volgens verzoeker niet is.
Beoordeling
I. Algemeen
Verzoeker is op 16 december 1998 betrokken geweest bij een aanrijding op de westbaan van de Rijksweg A4, ter hoogte van hectometerpaal 49.1m. Bij deze aanrijding waren twee andere weggebruikers, de heer G. en mevrouw T., betrokken. Allen hebben als gevolg van de aanrijding schade aan hun auto opgelopen. Verzoeker heeft bovendien lichamelijk letsel opgelopen. Politieambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden hebben van deze aanrijding een registratieformulier en een proces-verbaal opgemaakt.
Verzoeker klaagt erover dat de betrokken politieambtenaren een onjuist en onvolledig beeld van de aanrijding hebben vastgelegd in het registratieformulier.
II. Ten aanzien van het onderzoek naar voor het ongeval relevante gegevens
1. Verzoeker klaagt erover dat de politieambtenaren niet hebben vastgelegd of er getuigen en beschadigingen aan het wegmeubilair en voertuigen waren. Tevens klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren geen rem- en slipsporen hebben vastgelegd.
2. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde in zijn reactie op de klacht mee dat in het proces-verbaal, alsmede in het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat er schade is toegebracht aan de betrokken voertuigen en dat uit het registratieformulier duidelijk naar voren is gekomen in hoeverre er sprake is van beschadiging van de vangrail. De korpsbeheerder liet verder weten dat in het registratieformulier is aangegeven dat er zich geen getuigen van de aanrijding hebben gemeld. Dit deel van de klacht achtte de korpsbeheerder ongegrond.
In het proces-verbaal is niet vermeld in hoeverre er sporen op het wegdek zijn aangetroffen, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder gaf aan dat het gebruikelijk is dat bij een dergelijke aanrijding expliciet wordt aangegeven in hoeverre er wel of geen sporen op het wegdek werden aangetroffen, hetgeen de verbalisanten niet hebben vermeld. De korpsbeheerder achtte dit deel van de klacht gegrond.
3. Vast is komen te staan dat de verbalisanten in het registratieformulier onder de punten 16.1, 16.2 en 16.3 de schade aan de betrokken voertuigen middels tekeningen en een korte omschrijving hebben aangegeven. Onder punt 19 van het registratieformulier hebben de verbalisanten opgenomen dat er geen getuigen van de aanrijding zijn. In het registratieformulier onder punt 18, laatste volzin, hebben zij vermeld dat de vangrail over een lengte van ongeveer 16 meter is ontzet.
4. Ten aanzien van het vastleggen van het schadebeeld en of er getuigen van de aanrijding waren, wordt het volgende overwogen. Gelet op het feit dat uit het registratieformulier is gebleken dat de verbalisanten de schade aan de betrokken voertuigen en de vangrail wel hebben vastgelegd en dat zij eveneens hebben vastgelegd dat er geen getuigen waren, is de grond onder deze klacht komen te vervallen.
De onderzochte gedraging is op dit punt in zoverre behoorlijk.
5. Ten aanzien van de sporen op het wegdek overweegt de Nationale ombudsman het volgende. De korpsbeheerder heeft verzoekers klacht ten aanzien van het vastleggen van rem- en slipsporen gegrond verklaard, omdat het gebruikelijk is dat dit bij een dergelijke aanrijding expliciet wordt vermeld. Gelet op het feit dat er naar aanleiding van de aanrijding niet alleen blikschade is ontstaan, maar verzoeker ook lichamelijk letsel heeft opgelopen, hadden de betrokken politieambtenaren in verband met het opmaken van een proces-verbaal een onderzoek moeten verrichten naar de zogenaamde stille getuigen (rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers et cetera). Nu vaststaat dat de betrokken politieambtenaren hebben nagelaten een dergelijk onderzoek uit te voeren is ook de Nationale ombudsman van oordeel dat zij niet met de vereiste zorgvuldigheid hebben gehandeld.
De onderzochte gedraging is op dit punt in zoverre niet behoorlijk.
III. Ten aanzien van het opnemen van verzoekers verklaring
1. Verzoeker klaagt er in dit verband voorts over dat zijn lezing ten aanzien van de toedracht van de aanrijding niet in het registratieformulier is opgenomen. Elf dagen na de aanrijding hebben politieambtenaren verzoekers verklaring opgenomen. Verzoeker heeft de indruk gekregen dat het registratieformulier daaraan voorafgaand is opgesteld en is gebaseerd op de verklaring van de heer G.
2. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde in zijn reactie op de klacht mee dat zowel in het proces-verbaal van de aanrijding als in het proces-verbaal van bevindingen de reden is aangegeven waarom er van verzoeker geen verklaring kon worden opgenomen. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. Een registratieformulier is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie Achtergrond). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op de bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan het ongeval, verdient het de aanbeveling dat in het registratieformulier de lezingen van elk der partijen - kort - wordt weergegeven.
De politie duidt de personen die bij een aanrijding betrokken zijn aan met "14.1" en "14.2" et cetera. Met "14.1" wordt doorgaans de verdachte aangegeven, en met "14.2" en verder de wederpartij of getuige.
4. Het staat vast dat verzoeker na de aanrijding met een ambulance naar een ziekenhuis is vervoerd. De betrokken politieambtenaren hebben de verklaring van verzoeker elf dagen na de aanrijding opgenomen. In het registratieformulier hebben zij onder punt 18 een beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval gegeven, die is gebaseerd op de verklaringen van de overige twee personen die bij de aanrijding waren betrokken. Zowel in het proces-verbaal als in het proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat de verklaring van verzoeker niet bekend was op het moment van het opmaken van het registratieformulier. In het proces-verbaal van bevindingen wordt voor een zo volledig mogelijke weergave van de aanrijding verwezen naar de inhoud van het proces-verbaal.
5. In het opgemaakte registratieformulier staat vermeld dat de aanrijding is veroorzaakt doordat verzoeker zich van de middelste rijstrook naar de rechter rijstrook verplaatste en hierdoor de auto van de heer G. raakte.
Verzoeker is in het registratieformulier aangeduid als "14.1", hetgeen, zoals hierboven aangegeven, doorgaans de aanduiding voor de verdachte is.
Uit het proces-verbaal en het proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat de ware toedracht van de aanrijding niet vaststaat, omdat de verklaringen van verzoeker en de heer G. elkaar tegenspreken en er geen getuigen van de aanrijding zijn. De bij de aanrijding betrokken personen worden in het proces-verbaal allen als verdachte aangemerkt. De beknopte omschrijving onder punt 18 van het registratieformulier is slechts gebaseerd op de verklaringen van de heer G. en mevrouw T. Omdat het registratieformulier voor de verzekeringsmaatschappijen de basis vormt voor de civielrechtelijke afwikkeling is verzoeker in een nadeliger civielrechtelijke positie geplaatst. Op dit punt hebben de betrokken politieambtenaren niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld.
De omstandigheid dat de betrokken politieambtenaren de verklaring van verzoeker later hebben opgenomen in het proces-verbaal doet niet af aan de voorgaande conclusie over het registratieformulier. Het had in de rede gelegen dat de politie het registratieformulier naar aanleiding van de afgelegde verklaring door verzoeker had gewijzigd, zeker nadat verzoeker de chef van Bureau Rijswijk op 5 mei 1999, 14 juni 1999 en 17 maart 2000 schriftelijk heeft laten weten zich niet met de inhoud van het registratieformulier te kunnen verenigen.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
6. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat onder punt 18 van het registratieformulier wordt vermeld dat de beknopte omschrijving van het ongeval is gebaseerd op de verklaringen van de heer G. en mevrouw T.
IV. Ten aanzien van het vastleggen dat de derde weggebruiker eerst de vangrail heeft geraakt
1. Verzoeker klaagt er ook over dat de politieambtenaren in het registratieformulier hebben opgenomen dat de derde weggebruiker die bij de aanrijding was betrokken, mevrouw T., eerst de vangrail heeft geraakt alvorens verzoeker aan te rijden, terwijl mevrouw T. aan verzoeker heeft verteld dat zij verzoeker te laat zag en niet meer om zijn auto heen kon.
2. De korpsbeheerder verwees in zijn reactie naar de verklaring die mevrouw T. ten overstaan van de verbaliserende politieambtenaren heeft afgelegd. De verbalisanten hebben zich aan deze verklaring gehouden en van een herziening van haar verklaring is niet gebleken, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder liet voorts weten dat het de verbalisanten niet bekend is dat mevrouw T. aan verzoeker een andere lezing zou hebben gegeven. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. In het proces-verbaal is de verklaring van mevrouw T. opgenomen, waarin staat vermeld dat mevrouw T. plotseling de auto van verzoeker dwars over de rijbaan zag staan. Mevrouw T. raakte volgens het proces-verbaal met haar auto de auto van verzoeker, waarna zij doorschoof naar rechts en verzoeker aanreed.
In het registratieformulier staat echter vermeld dat mevrouw T. verzoeker niet meer kon ontwijken, hard afremde en de linker vangrail raakte. Mevrouw T. schoof vervolgens langs de rechterzijde van het voertuig van verzoeker door naar voren, waarna zij verzoeker aanreed. Volgens het proces-verbaal heeft mevrouw T. de auto van verzoeker wel geraakt, terwijl dit volgens het registratieformulier niet het geval is.
4. Gelet op het (civielrechtelijke) belang dat verzoeker heeft bij een juist opgemaakt registratieformulier, hadden de betrokken politieambtenaren ervoor zorg dienen te dragen dat in het registratieformulier een zo volledig mogelijke lezing van de toedracht van de aanrijding wordt gegeven. Het is in het geheel niet duidelijk waarop de verbalisanten de lezing hebben gebaseerd dat mevrouw T. eerst de linker vangrail heeft geraakt, waarna zij verzoeker aanreed. Geen der betrokkenen heeft een verklaring afgelegd met een dergelijke strekking, terwijl er evenmin getuigen van de aanrijding waren. De betrokken verbalisanten hebben het registratieformulier op dit punt dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid opgemaakt.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
5. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat mevrouw T. met haar auto de auto van verzoeker aanreed, waarna zij doorschoof naar rechts en verzoeker aanreed.
V. Ten aanzien van het vastleggen dat verzoeker en de derde weggebruiker aan de rechterzijde de vangrail hebben ontzet.
1. Verzoeker klaagt er vervolgens over dat de verbalisanten ten onrechte in de registratieset hebben opgenomen dat hij en de derde weggebruiker, mevrouw T., aan de rechterzijde van de rijbaan de vangrail hebben ontzet.
2. De korpsbeheerder liet weten dat de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen voldoende hebben aangegeven dat zij eerder abusievelijk hebben vermeld dat verzoeker en mevrouw T. de vangrail aan de rechterzijde hebben ontzet, hetgeen de linkerzijde dient te zijn. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. Het staat vast dat de verbalisanten in het registratieformulier hebben vermeld dat verzoeker en mevrouw T. met de door hun bestuurde voertuigen de rechter vangrail hebben ontzet. In het proces-verbaal van bevindingen hebben de verbalisanten aangegeven dat in het registratieformulier abusievelijk staat vermeld dat verzoeker en mevrouw T. met hun voertuigen de vangrail aan de rechterzijde hebben ontzet, terwijl vaststaat dat zij de vangrail aan de linkerzijde hebben ontzet.
4. Gelet op het (civielrechtelijke) belang van verzoeker bij een juiste invulling van het registratieformulier had de politie deze foutieve vermelding in het registratieformulier moeten wijzigen, zeker nadat verzoeker de chef van Bureau Rijswijk op 5 mei 1999 en 14 juni 1999 schriftelijk heeft gewezen op deze foutieve vermelding in het registratieformulier. Het feit dat de verbalisanten de foutieve vermelding in het proces-verbaal van bevindingen hebben hersteld, doet hieraan niet af. De betrokken ambtenaren hebben dan ook in strijd met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
5. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat verzoeker en mevrouw T. de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan hebben ontzet.
VI. Ten aanzien van het vastleggen dat de derde weggebruiker verzoekers auto aan de linkerzijde heeft geraakt.
1. Verzoeker klaagt er voorts over dat de verbalisanten in de situatieschets hebben vastgelegd dat de derde weggebruiker, mevrouw T., verzoekers auto aan de linkerzijde heeft geraakt, terwijl de linkerzijde van zijn auto niet is beschadigd.
2. De korpsbeheerder gaf in zijn reactie aan dat de betrokken politieambtenaren niet expliciet hebben vermeld dat het voertuig van verzoeker werd geraakt. Gezien de toedracht van het ongeval acht de korpsbeheerder het voldoende duidelijk omschreven dat mevrouw T. verzoeker heeft geraakt, waardoor hij ten val kwam. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. Uit het registratieformulier en de bijbehorende situatieschets (zie BIJLAGE) is in het geheel niet af te leiden dat mevrouw T. met haar auto de auto van verzoeker heeft geraakt. De strepen en pijlen op de situatieschets lopen immers langs de auto van verzoeker. Voorts staat in het registratieformulier onder 16.1, omschrijving schade, alleen vermeld dat de voorzijde van verzoekers auto is beschadigd. De korpsbeheerder heeft ook in zijn reactie aangegeven dat de verbalisanten niet expliciet hebben vermeld dat verzoekers auto door de auto van mevrouw T. is aangereden.
4. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3. is overwogen staat het vast dat verzoekers auto niet aan de linkerzijde is geraakt. Het registratieformulier geeft ten aanzien van dit punt een juist beeld van de toedracht van de aanrijding.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
VII. Ten aanzien van de schade die de tweede weggebruiker aan de vangrail heeft veroorzaakt
1. Verzoeker klaagt er bovendien over dat de betrokken politieambtenaren de schade die de tweede weggebruiker, de heer G., aan de vangrail heeft veroorzaakt niet in de registratieset hebben vermeld.
2. De korpsbeheerder berichtte in zijn reactie dat in het proces-verbaal expliciet is meegedeeld dat de heer G. schade heeft toegebracht aan de vangrail en achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. In het registratieformulier staat vermeld dat de heer G. door de aanrijding naar rechts uitweek en met de rechterzijde van de auto de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan raakte. De betrokken politieambtenaren hebben echter niet expliciet vermeld dat de heer G. daadwerkelijk schade heeft toegebracht aan deze vangrail. De schade die verzoeker en mevrouw T. aan de vangrail hebben toegebracht is daarentegen wel expliciet in het registratieformulier vermeld.
4. Op het registratieformulier behoren alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Dit betekent dat ook expliciet in het registratieformulier vermeld had moeten worden dat de heer G. de schade aan de rechter vangrail heeft toegebracht.
Door dit niet op het registratieformulier te vermelden dan wel na de schriftelijke reacties van verzoeker te wijzigen, hebben de betrokken politieambtenaren in strijd met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
5. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat de heer G. schade heeft veroorzaakt aan de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan.
VIII. Ten aanzien van de vluchtstrook aan de linkerzijde van de rijbaan.
1. Verzoeker klaagt er ten slotte over dat de verbalisanten op de situatieschets (zie BIJLAGE) hebben aangegeven dat er aan de linkerzijde van de rijbaan een vluchtstrook is, terwijl deze er volgens verzoeker niet is. Hierdoor is de suggestie gewekt dat verzoeker zijn auto op deze strook had kunnen parkeren, aldus verzoeker.
2. De korpsbeheerder liet in zijn reactie weten dat de strook aan de linkerzijde van de rijbaan, door de betrokken politieambtenaren als vluchtstrook is omschreven, hetgeen in de "volksmond" ook als zodanig wordt aangeduid. In het vakjargon wordt een dergelijke strook een redresseerstrook genoemd, die kan worden gebruikt dan wel is bestemd voor het maken van een uitwijkmanoeuvre in noodgevallen, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel ongegrond.
3. Uit navraag bij een ambtenaar van Rijkswaterstaat is gebleken dat er van een redresseerstrook wordt gesproken wanneer deze strook zich aan de linkerkant van de rijbaan bevindt. Van een vluchtstrook is daarentegen sprake wanneer deze zich aan de rechterkant van de rijbaan bevindt. In de onderhavige zaak is er dus sprake van een redresseerstrook, zoals de korpsbeheerder ook al in zijn reactie heeft aangegeven.
De ontwerpbreedte van een redresseerstrook bedraagt 1.20 meter. De ontwerpbreedte van een vluchtstrook is gelijk aan de breedte van een rijstrook, en bedraagt 3 meter 50. De daadwerkelijke afmetingen van een redresseer- c.q. vluchtstrook kunnen hier van afwijken indien in de nabije omgeving tunnels en viaducten zijn gelegen, hetgeen zich ook op de Rijksweg A4 nabij hectometerpaal 49.1m voordoet.
De ambtenaar van Rijkswaterstaat schatte de breedte van de redresseerstrook op de westbaan van de Rijksweg A4, nabij hectometerpaal 49.1m op circa 50 centimeter. De redresseerstrook is echter hooguit 1 meter breed, aldus deze ambtenaar.
4. Op de situatieschets hebben de verbalisanten de plaats waar verzoekers auto is gestrand, aangeduid als een vluchtstrook. In werkelijkheid blijkt deze plaats een redresseerstrook te zijn, die beduidend smaller is dan een reguliere vluchtstrook.
Gelet op het feit dat het voor verzoeker niet mogelijk was uit te wijken naar de redresseerstrook die tussen de 50 centimeter en 1 meter breed is, is het niet juist dat de verbalisanten de betreffende strook als vluchtstrook hebben aangeduid. De benaming vluchtstrook - waarvan de ontwerpbreedte 3.50 meter bedraagt - impliceert namelijk dat er ruimte bestaat om naar uit te wijken.
Bovendien hebben de verbalisanten de redresseerstrook op de situatieschets breder weergegeven dan dat deze in werkelijkheid is. Alhoewel een situatieschets niet op schaal wordt getekend, wordt wel de indruk gewekt dat de breedte van de redresseerstrook gelijk is aan een halve rijbaan, hetgeen in werkelijkheid 1.75 meter zou bedragen. Aangezien de redresseerstrook circa 50 centimeter bedraagt, geeft de situatieschets geen juist beeld van de werkelijke inrichting van de rijbanen.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
5. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden in overweging te geven het registratieformulier in die zin aan te passen dat term "vluchtstrook" op de situatieschets wordt vervangen door "redresseerstrook" en deze strook minder breed wordt weergegeven.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), is gegrond. Niet gegrond is de klacht ten aanzien van de vastlegging dat mevrouw T. verzoekers auto aan de linkerzijde heeft geraakt en ten aanzien van de vermelding van getuigen en de schade aan de betrokken voertuigen en de vangrail.
Aanbeveling
De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden wordt in overweging gegeven het registratieformulier in die zin aan te passen dat:
onder punt 18 van het registratieformulier wordt vermeld dat de beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval is gebaseerd op de verklaringen van de heer G. en mevrouw T.;
onder punt 18 van het registratieformulier wordt vermeld dat mevrouw T. met haar auto de auto van verzoeker aanreed, waarna zij doorschoof naar rechts en verzoeker aanreed;
onder punt 18 van het registratieformulier wordt vermeld dat verzoeker en mevrouw T. de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan hebben ontzet;
onder punt 18 van het registratieformulier wordt vermeld dat de heer G. schade heeft veroorzaakt aan de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan;
de term "vluchtstrook" op de situatieschets wordt vervangen door "redresseerstrook" en deze strook minder breed wordt weergeven.
Onderzoek
Op 6 juni 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Emmen, met een klacht over een gedraging van ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd de betrokken ambtenaren M. en C. de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Politieambtenaar C. maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Ten slotte verzocht de Nationale ombudsman Rijkswaterstaat om nadere inlichtingen over de inrichting van een rijbaan.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Verzoeker, betrokken ambtenaar M. en de korpsbeheerder deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker is op 16 december 1998 betrokken geweest bij een aanrijding op de A4, waarbij twee andere weggebruikers, de heer G. en mevrouw T., betrokken waren. Allen hebben als gevolg van de aanrijding schade aan hun auto opgelopen. Tevens heeft verzoeker lichamelijk letsel opgelopen. Politieambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden hebben van de aanrijding een registratieset en een proces-verbaal opgemaakt. Verzoeker was het met de beschrijving van de toedracht van de aanrijding in het registratieformulier niet eens.
2. In het registratieformulier, dat op 16 december 1998 is opgemaakt, staat onder meer het volgende vermeld:
"16.1 omschrijving schade (voertuig verzoeker; No): (…) voorzijde vernield
(…)
16.2 omschrijving schade (voertuig de heer G; No): (…) linker-rechter zijkant vernield
(…)
16.3 omschrijving schade (voertuig mevrouw T; No): (…) voorzijde geheel beschadigd
(…)
16.4 omschrijving schade (vangrail; No): (…) ontzet
(…)
19 Geen getuigen
18 Beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval:
14.1 (verzoeker; N.o.), 14.2 (de heer G.; N.o.) en 14.3 (mevrouw T.; N.o.) reden over de rijksweg A4, komende uit de richting van Leidschendam en gaande in de richting van de afslag Plaspoelpolder te Rijswijk.
14.1 reed over de middelste rijstrook, bestemd voor rechtsaf uitvoegend verkeer richting de Plaspoelpolder.
14.2 reed over de rechter rijstrook, bestemd voor rechtsaf uitvoegend verkeer richting de Plaspoelpolder.
14.3 reed eveneens over de middelste rijstrook en wilde uitvoegen naar de linker rijstrook, bestemd voor rechtdoorgaand verkeer richting Hoek van Holland.
Ter hoogte van hectometerpaal 49.1m wilde 14.1 van rijstrook veranderen, van de middelste rijstrook naar de rechter rijstrook. Op dat moment raakte 14.1 met de rechter voorzijde de linker achterzijde van 14.2. Door deze aanrijding week 14.1 uit naar links en kwam met de voorzijde tegen de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan tot stilstand. 14.2 week door de aanrijding uit naar rechts en raakte met de rechterzijde de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan. Vervolgens draaide 14.2 om zijn as en kwam hij, al schuivend, op de linker rijstrook tot stilstand.
Nadat 14.1 tot stilstand was gekomen verliet 14.1 zijn voertuig. 14.1 stond aan de rechterzijde van zijn auto. 14.3 naderde op dat moment 14.1. 14.3 kon 14.1 niet meer ontwijken en remde hard af. Hierdoor raakte 14.3 met de voorzijde de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan. Vervolgens schoof 14.3 door naar voren, langs de rechterzijde van het voertuig van 14.1, waarna 14.3 tegen 14.1 aanreed. 14.1 kwam hierdoor ten val.
Als gevolg van deze aanrijding had 14.1 pijn in zijn heup en been. 14.1 werd door een ambulance vervoerd naar het Diaconessenhuis te Voorburg. Op het moment van het aanmaken van deze registratieset is het exacte letsel van 14.1 nog niet bekend.
Het gevolg van het feit dat 14.1 en 14.3 tegen de vangrails aan de rechterzijde van de rijbaan aanreden is dat deze vangrail, vermeld onder 14.4, over een lengte van ongeveer 16 meter ontzet is."
3. Op 6 februari 1999 hebben de betrokken politieambtenaren een proces-verbaal opgemaakt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
"VERKLARING VERDACHTE B. (verzoeker; No)
Op zondag 27 december 1998 (…) hoorde ik, verbalisant M. de verdachte B., terzake de hierboven genoemde aanrijding. B. verklaarde dat hij:
- op woensdag 16 december 1998, omstreeks 07.50 uur, de bestuurder van een Toyota Corolla (…) was;
- reed over de middelste rijstrook van rijksweg A4 westbaan, ter hoogte van hectometerpaal 49.1M, bestemd voor de richting Plaspoelpolder;
- zag dat een rechts naast hem rijdende Mercedes plotseling naar links uitweek waardoor hij tegen de Mercedes aanreed, om zijn as draaide en op de meest linker rijstrook tot stilstand kwam;
- vervolgens uit zijn auto stapte en voor zijn auto plotseling hard door iets geraakt werd waarna hij op de grond viel;
- door de ambulance van de GGD werd vervoerd naar het Diaconessenhuis te Leiden alwaar hij aan zijn linker kuitbeen werd geopereerd.
(…)
VERKLARING VERDACHTE G.
Op woensdag 16 december 1998 (…) hoorde ik, verbalisant M., de verdachte G., terzake de hierboven genoemde aanrijding. G. verklaarde dat hij:
- op woensdag 16 december 1998, omstreeks 07.50 uur, de bestuurder van een Mercedes 290 (…) was;
- reed over de rechter rijstrook van de rijksweg A4 westbaan, ter hoogte van hectometerpaal 49.1M, bestemd voor de richting Plaspoelpolder;
- plotseling een harde klap aan de linker zijkant van zijn auto voelde;
- op dat moment naar links keek en zag dat hij aan de linker zijkant werd aangereden door die hierboven genoemde Toyota;
- als gevolg van de aanrijding de vangrails aan de rechter zijde van de rijbaan raakte, om zijn as draaide en vervolgens op de meest linker rijstrook tot stilstand kwam.
(…)
VERKLARING VERDACHTE T.
Op woensdag 16 december 1998 (…) hoorde ik, verbalisant H., de verdachte T., terzake de hierboven genoemde aanrijding. T. verklaarde dat zij:
- op woensdag 16 december 1998, omstreeks 07.50 uur, de bestuurster van een Peugeot 205 (…) was;
- reed over de rechter rijstrook van de rijksweg A4 westbaan, ter hoogte van hectometerpaal 49.1M, bestemd voor de richting Plaspoelpolder;
- voorsorteerde van de rechter rijstrook naar de middelste rijstrook en vervolgens naar de linker rijstrook, teneinde haar weg in de richting van Hoek van Holland te vervolgen;
- op het moment dat zij van de middelste rijstrook naar de linkerrijstrook wilde voorsorteren plotseling een haar onbekend gebleven personenauto krachtig naar rechts zag sturen;
- van deze manoeuvre schrok, en plotseling de hiervoor genoemde Toyota dwars over de rijbaan zag staan;
- de genoemde Toyota met haar auto raakte, doorschoof naar rechts en tijdens het schuiven een man, die naast de Toyota stond raakte.
(…)
VERKEERSONGEVALLENREGISTRATIESET
Tijdens het opmaken van de verkeersongevallenregistratieset, zoals bij dit proces-verbaal gevoegd, was de verklaring van de verdachte B. nog niet bekend.
Derhalve ontbreekt in punt 18 van deze verkeersongevallenregistratieset de tegenstrijdigheid in de verklaringen van 14.1 en 14.2."
4. In het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 1999, staat onder meer het volgende vermeld:
"Van deze aanrijding werden een verkeersongevallenregistratieset en een proces-verbaal opgemaakt (…).
Eén van de drie betrokken partijen, de heer B., is in de verkeersongevallenregistratieset genoemd onder 14.1, en werd als gevolg van door hem, bij genoemde aanrijding, opgelopen letsel, per ambulance vervoerd naar het Diaconessenhuis te Voorburg. Dit had tot gevolg dat er op dat moment ter plaatse geen verklaring van de heer B. werd opgenomen. De overige betrokkenen werden ter plaatse gehoord. De heer B. werd (…) op 27 december 1998 (…) telefonisch gehoord.
Op de dag van de aanrijding (…) werd door ons (…) de genoemde verkeersongevallenregistratieset opgemaakt. (…)
Zoals punt 19 van de verkeersongevallenregistratieset vermeldt waren er geen getuigen van de genoemde aanrijding.
Onder punt 18 van de verkeersongevallenregistratieset werd abusievelijk vermeld dat 14.1 en 14.3 de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan raakten. Dit betreft de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan.
Zoals vermeld betreft punt 18 van de verkeersongevallenregistratieset een beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval. De informatie die daarin wordt vermeld was de informatie die wij (…) deze hadden op dat moment.
Voor een zo volledig mogelijke weergave van het ongeval verwijzen wij (…) naar de inhoud van het proces-verbaal van deze aanrijding (…)."
5. Bij brief van 5 mei 1999 berichtte verzoeker de chef van Bureau Rijswijk van het regionale politiekorps Haaglanden, de heer C., onder meer het volgende:
"Naar aanleiding van mijn aanrijding op 16 december jl. ben ik onlangs in het bezit gekomen van het daarop betrekking hebbende politierapport. Naar mijn mening wijkt het politierapport nogal af van de ware toedracht.
Pas ca. 2 weken na het ongeval heeft de politie, na herhaaldelijk contact mijnerzijds, mijn verklaring m.b.t. de aanrijding opgenomen. Het politierapport wekt duidelijk de indruk daaraan voorafgaand te zijn opgesteld. Het is naar mijn idee uitsluitend de visie van Dhr. G. (automobilist die bij de aanrijding betrokken was; No) die hierin verwoord wordt.
Aangezien die nogal afwijkt van mijn visie vraag ik mij af of er wel een eerlijk onderzoek (remsporen, schadebeeld en eventuele getuigen) heeft plaatsgevonden.
Inderdaad reed ik op de A4 tweede baan afslag Plaspoelpolder alwaar ik ook heen moest. Helaas kwam ik er niet omdat Dhr. G. mij van de weg af reed.
Ik denk dat ik in zijn dode hoek zat, hij in ieder geval niet in de mijne en ik had ook geen reden om van baan te verwisselen. (…)
Doordat de auto van Dhr. G. zo plotseling naar links kwam raakte zijn linkerachterzijde mijn rechtervoorzijde (…). Hierdoor kwam ik tot stilstand op de derde baan. Ik had nog geen vangrail geraakt en ben nadat ik de alarmlichten heb aangezet uitgestapt (in tegenstelling tot het politierapport is er helaas geen vluchtstrook, anders was ik daar wel gaan staan). Ik had op dat moment alleen schade aan de rechtervoorzijde.
Ik liep naar de vangrail in de richting van de auto van Dhr. G. om het schadeformulier in te vullen, hoorde een klap en lag op de grond.
Mijn auto stond nu met zijn linkerzijkant tegen de vangrail en het rechter voorwiel stond er scheef onder.
Mevrouw T. heeft telefonisch verklaard dat ze mijn auto niet meer kon ontwijken en er 'gewoon' bovenop is gereden (…).
Als commentaar op het politierapport de volgende punten:
Het politierapport is opgesteld zonder dat mijn verklaring is opgenomen (…).
Bij persoonsgegevens van het slachtoffer staat bij 'opgenomen' een N. Betekent dit Ja???
Zijn er getuigen gehoord of is dit het verhaal van Dhr. G. ?
Mevr. T. heeft volgens het politierapport eerst de vangrail geraakt. Tegen mij heeft ze verklaard dat zij mij te laat zag en niet meer om mijn auto heen kon.
Mevr. T. en ik hebben opeens aan de rechterzijde (?) de vangrail ontzet.
Mevr. T. kan volgens de situatieschets alleen de linkerachterzijde van mijn auto geraakt hebben. Deze is echter onbeschadigd (…).
Er wordt geen melding gemaakt van de schade veroorzaakt aan de vangrail door de auto van Dhr. G.
Er is geen vluchtstrook aan de linkerzijde van de rijbaan.
Naar mijn idee is het politierapport niet onderbouwd en slordig opgesteld waardoor er mijns inziens geen conclusies aan verbonden kunnen worden.
Is het mogelijk om de onderzoeksresultaten, als deze er tenminste zijn, boven tafel te krijgen zodat het werkelijk gebeurde duidelijk wordt?"
6. Bij brief van 14 juni 1999 deelde verzoeker de chef van Bureau Rijswijk het volgende mee:
"… Aangezien ik in het politierapport schuldig wordt verklaard aan het naar rechts uitvoegen (…) wil ik u nogmaals uitdrukkelijk verzoeken te verklaren waarop dit gebaseerd is. Er waren immers geen getuigen en mijn verhaal was (…) nog onbekend. Het lijkt er dus op dat dit uitsluitend de verklaring van de bij het ongeval betrokken Hr. G. geweest is, die er uiteraard belang bij had de schuld, in mijn afwezigheid, op mij te schuiven.
(…)
Uit verscheidene feiten blijkt dat er onjuistheden in de registratieset voorkomen. Dus nogmaals verzoek ik u om het ongeval opnieuw te bestuderen zodat er een juiste rapportage van gemaakt kan worden…"
7. De chef van Bureau Rijswijk berichtte verzoeker bij brief van 29 juni 1999 onder meer het volgende:
"Op het moment dat de verkeersongevallenregistratieset van desbetreffende aanrijding werd opgemaakt was uw weergave met betrekking tot de aanleiding van het ongeval nog niet bekend. (…) Uw verklaring werd op een later tijdstip opgenomen. Het ontbreken van uw verklaring werd niet duidelijk vermeld in punt 18 van genoemde verkeersongevallenregistratieset.
De volledige verklaringen van alle betrokken partijen werden echter wel verwerkt in het proces-verbaal dat naar aanleiding van het ongeval werd opgemaakt.
Voor zover mogelijk werden in het proces-verbaal van bevindingen (…) een aantal door u aangegeven punten nader toegelicht.
Aan uw verzoek een juiste rapportage van het ongeval te maken zal derhalve niet worden voldaan. Dit omdat alle geconstateerde feiten en omstandigheden in genoemd proces-verbaal werden verwerkt.
U meldt tevens in uw brief dat u de schuld krijgt van het ongeval (…).
In een door de politie opgemaakt proces-verbaal worden (…) de verklaringen van alle betrokken partijen verwerkt. Dit zonder aanziens des persoons en op volledig objectieve wijze. Er zal nimmer sprake zijn van schuldtoewijzing door de politieambtenaren die een proces-verbaal opmaken."
8. Bij brief van 17 maart 2000 stelt verzoeker de chef van Bureau Rijswijk onder meer een aantal vragen:
"Heeft er onderzoek plaatsgevonden naar remsporen, schadebeeld aan wegmeubilair en voertuigen en slipsporen?
Zijn er nog andere getuigen gehoord of is dit het verhaal van Dhr. G?
Is het gebruikelijk dat feitelijke onjuistheden in een politierapport achteraf niet gecorrigeerd worden?
Kunt u mij aangeven of deze gegevens voorhanden zijn, en hoe ik daar eventueel de beschikking over kan krijgen.
Ik vraag dit i.v.m. de verzekering die verklaart dat ik met bewijs moet komen om mijn onschuld aan te tonen."
9. In reactie op verzoekers brief van 17 maart 2000 liet de politie verzoeker op 11 april 2000 telefonisch weten dat zowel de heer C. als de heer M. niet meer werkzaam zijn bij het Bureau Rijswijk en dat er niet meer gegevens bekend zijn dan de gegevens die in het politierapport staan vermeld.
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden
1. In reactie op verzoekers klacht verwees de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden bij brief van 20 september 2000 naar een aan hem gerichte brief van de chef van het district Rijswijk/Westland. De korpsbeheerder gaf aan dat hij zich in het standpunt van de districtschef, die verzoekers klacht met uitzondering van één klachtonderdeel ongegrond achtte, kon vinden en sloot zich bij diens oordeel aan.
2. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie de brief van de districtschef van 11 augustus 2000 over het onderzoek naar de klacht van verzoeker, waarin onder meer staat vermeld:
"De klacht van verzoeker is gericht op het feit dat collegae van het Bureau Rijswijk een onvolledig beeld hebben vastgelegd van een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op 16 december 1998, waarbij verzoeker en twee andere weggebruikers betrokken waren.
Door de verbalisanten zou;
1, niet zijn vastgelegd of er remsporen, beschadigingen aan wegmeubilair en voertuigen, slipsporen of getuigen waren.
2, de verklaring van B. (verzoeker; No) niet zijn opgenomen, terwijl de verklaring van de tweede weggebruiker wel is vermeld.
3, zijn vastgelegd dat de derde weggebruiker die bij de aanrijding was betrokken eerst de vangrail heeft geraakt, terwijl zij de verzoeker heeft verteld dat zij verzoeker te laat zag en niet meer om zijn auto heenkon.
4, zijn vastgelegd dat verzoeker en de derde weggebruiker de rechterzijde van de vangrail hebben ontzet.
5, zijn vastgelegd in de situatieschets dat de derde weggebruiker verzoekers auto aan de linkerzijde heeft geraakt, terwijl deze zijde onbeschadigd is.
6, zijn vastgelegd dat de schade die de tweede weggebruiker aan de vangrail heeft veroorzaakt niet is vermeld.
7, zijn vastgelegd dat er een vluchtstrook aan de linkerzijde van de rijbaan is terwijl die er volgens verzoeker niet is.
Feiten onderzoek
In de maand juli 2000 is (…) contact opgenomen met de verbalisanten M. en H. Beiden verklaarden geen nadere informatie te kunnen verschaffen omtrent genoemd ongeval. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat beiden zich niets meer kunnen herinneren dan eerder door hen in proces-verbaal is vastgelegd.
(…)
Ad 1, In het proces-verbaal, alsmede in het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat er schade is toegebracht aan de vangrail en aan betrokken voertuigen, alsmede de zinsnede dat er geen getuigen waren van deze aanrijding. (…) Niet is vermeld in hoeverre er sporen op het wegdek werden aangetroffen.
Ad 2, In het proces-verbaal, alsmede in het proces-verbaal van bevindingen is de reden aangegeven waarom er van de heer B. geen verklaring kon worden opgenomen, namelijk in verband met ziekenhuisopname van B. (…)
Ad 3, Zie verklaring betrokkene 14.3 waarin zij verklaarde; 'Plotseling zag ik dat er voor mij een witte personenauto dwars over de rijbaan stilstond. Ik probeerde nog om deze personenauto te ontwijken, maar het ging allemaal erg snel. Ik voelde vervolgens een harde klap aan de voorzijde van mijn personenauto. Door deze klap zag en voelde ik dat ik naar rechts schoot. Tijdens het glijden zag ik plotseling een man naast de witte personenauto staan en ik zag dat ik deze man met mijn personenauto raakte. (…)'
Ad 4, Zie verklaring verbalisanten in proces-verbaal van bevindingen onder punt 1 en 3, waarin staat vermeld dat eerder door hen abusievelijk in het verkeersongevallenrapport is vermeld dat 14.1 en 14.3 de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan raakten, terwijl dit moet zijn de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan.
Ad 5, In de situatieschets staat niet vermeld dat het voertuig 14.1 door 14.3 is geraakt. In de toelichting bij de situatieschets staat vermeld "Vervolgens schoof 14.3 naar voren, langs de rechterzijde van het voertuig 14.1, waarna 14.3 tegen 14.1 aanreed. 14.1 kwam hierdoor ten val."
Ad 6, Zie opmerking proces-verbaal (…) punt 5. '14.2 week door de aanrijding uit naar rechts en raakte met de rechterzijde de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan.'
Ad. 7, Aan de linkerzijde van de betreffende rijbaan is een strook gesitueerd die door verbalisanten de titel vluchtstrook heeft meegekregen en ook als zodanig in de tekening is aangegeven.
Conclusie
Op basis van bovenstaand onderzoek acht ik (…) door klager genoemd feit:
Onder 1,
Gedeeltelijk gegrond; Het is te doen gebruikelijk dat bij het noteren van een dergelijke aanrijding expliciet wordt aangegeven in hoeverre er wel of geen sporen op het wegdek werden aangetroffen. Dit is door verbalisanten niet vermeld. De vraag of er zich getuigen van het ongeval hebben gemeld is negatief beantwoord in punt 19 van het proces-verbaal (...). Voorts is uit genoemd proces-verbaal duidelijk naar voren gekomen in hoeverre er sprake is van beschadiging van de vangrail (…).
Onder 2,
Ongegrond: Door de verbalisanten is voldoende duidelijk gemaakt waarom klager niet direct kon worden gehoord.
Onder 3,
Ongegrond: De verbalisanten hebben zich gehouden aan de verklaring zoals die zelf door de derde betrokkene aan hen is verstrekt. Van een herziening van de verklaring van deze betrokkene met betrekking tot de toedracht van het ongeval is verbalisanten niets gebleken. Voorts is verbalisanten niets bekend over een afwijkende lezing van de derde betrokkene ten overstaan van klager.
Onder 4,
Ongegrond: Door verbalisanten is in het proces-verbaal van bevindingen voldoende aangegeven dat eerder door hen abusievelijk was vermeld de vangrail aan de rechterzijde van de rijbaan terwijl dit de vangrail aan de linkerzijde van de rijbaan betrof.
Onder 5,
Ongegrond: Door verbalisanten is niet expliciet vermeld dat het voertuig van klager werd geraakt. Gezien de toedracht van het ongeval is voldoende duidelijk omschreven dat de derde weggebruiker de bestuurder van 14.1 (klager) heeft geraakt, waardoor deze ten val kwam.
Onder 6,
Ongegrond: In het proces-verbaal is expliciet mededeling gedaan van de door 14.2 aangebrachte schade aan de vangrail gesitueerd aan de rechterzijde (van de; No) rijbaan.
Onder 7,
Ongegrond: De strook welke ter plaatse aan de linkerzijde van de rijbaan is gesitueerd is door de verbalisanten omschreven als zijnde een vluchtstrook. In de 'volks'mond wordt een dergelijke strook als zodanig aangeduid. In vakjargon wordt een dergelijke strook een redresseerstrook genoemd. Deze strook kan worden gebruikt en is bestemd om bestuurders in noodgevallen de gelegenheid te bieden een uitwijkmanoeuvre te maken."
D. reactie betrokken ambtenaar M.
Op 11 juli 2000 ontving de Nationale ombudsman van politieambtenaar M. een reactie op de klacht van verzoeker. M. deelde onder meer het volgende mee:
"De door mij en mijn collega verbalisant gedane bevindingen aangaande desbetreffende aanrijding, zijn weergegeven in het proces-verbaal (…).
Zoals de heer C. in zijn brief aan de heer B., d.d. 29 juni 1999 (…) vermeldde, zijn de verklaringen zonder aanziens des persoons en op volledig objectieve wijze verwerkt. Ik heb derhalve niets aan de feiten en omstandigheden van genoemde aanrijding toe te voegen.
Gezien de inmiddels verstreken tijd en het feit dat ik sinds 1 november 1999 geen politieambtenaar meer ben, zouden mogelijke aanvullingen zeer zeker hun objectiviteit verliezen. Ter illustratie, ik zou niet eens meer weten wat voor weer het die dag was.
Met absoluut alle respect voor de heer B. was deze aanrijding voor ons, verbalisanten, niet meer dan 'een' aanrijding waarbij gezien de omstandigheden geen aanvullende of bijzondere onderzoeken verricht dienden te worden ten behoeve van het proces-verbaal."
E. Reactie verzoeker
Verzoeker reageerde bij brief van 5 november 2000 onder meer als volgt op het standpunt van de korpsbeheerder:
"1) geen aanvullend commentaar.
2) helaas werd mijn verklaring pas na 9 dagen telefonisch opgenomen. Bij het direct (…) ontdekken van de tegenstrijdigheden in de verklaring had men misschien alsnog sporen op kunnen nemen.
3) de bijgesloten situatieschets (zie BIJLAGE; No) klopt niet met de verklaring van mevr. T.
4) toch wel slordig, zo'n vergissing.
5) een zeer onduidelijk verhaal. Hoe kan de auto van mevr. T. zoveel schade oplopen?
6) de rechterzijde van de vangrail wordt niet gemeld. 14.4 is de middenberm vangrail, de rechterkant komt verder in het rapport nergens meer voor. Aangezien de rechterzijkant van Dhr. G.'s auto vernield was bevreemdt mij dit zeer.
7) de breedte van de vlucht-/redresseerstrook is zeer smal. Men wekt de indruk dat ik mijn auto hier had kunnen 'parkeren'. Dit is zeker niet het geval.
Uiteraard blijf ik van mening dat er zeer onzorgvuldig gerapporteerd is en dat daardoor het werkelijk gebeurde nooit meer te achterhalen is."
F. nadere inlichtingen rijkswaterstaat
Op 18 juli 2001 heeft een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman telefonisch informatie opgevraagd bij Rijkswaterstaat over de inrichting van de rijbanen op de Rijksweg A4, ter hoogte van hectometerpaal 49.1m.
Een ambtenaar van Rijkswaterstaat deelde mee dat een vluchtstrook zich aan de rechterzijde van een rijbaan bevindt en een redresseerstrook aan de linkerzijde van een rijbaan. De ontwerpbreedte van een vluchtstrook bedraagt 3.50 meter, terwijl de ontwerpbreedte van een redresseerstrook 1.20 meter bedraagt. Vlucht- en redresseerstroken kunnen echter smaller zijn indien er een viaduct of een tunnel in de nabije omgeving is gelegen. Het weggedeelte waar de aanrijding heeft plaatsgevonden, ligt in de buurt van een viaduct.
De breedte van de redresseerstrook op de westbaan van de Rijksweg A4, ter hoogte van hectometerpaal 49.1m, bedraagt naar schatting circa 50 centimeter, aldus de ambtenaar van Rijkswaterstaat. Deze ambtenaar gaf aan in ieder geval zeker te weten dat de breedte van de redresseerstrook ten hoogste 1 meter bedraagt.
Achtergrond
Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) en vervallen op 1 november 1999, zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen geregistreerd worden, een registratieformulier aan het Verbond voor Verzekeraars (voorheen de NVVA: Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren).
Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of meer dan zeer lichte schade is veroorzaakt, dient een registratieformulier te worden opgemaakt. In die gevallen is ook het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan.
Op het registratieformulier is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets.
In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.