2001/334

Rapport

Verzoekster klaagt erover dat de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland, na een gesprek met haar te hebben gevoerd op 18 november 2000, onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van haar meldingen dat het niet goed gaat met haar onder toezicht gestelde zoon.

Beoordeling

1. Verzoeksters zoon, F., is onder toezicht geplaatst van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland en verblijft bij zijn vader. Om de veertien dagen bezoekt F. verzoekster in het weekeinde.

Verzoekster heeft op 28 oktober 2000 aangifte van mishandeling van haar zoon door diens vader gedaan bij het regionale politiekorps Flevoland. Een politieambtenaar heeft proces-verbaal opgemaakt en haar verwezen naar het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) en de GG en GD. Op 6 november 2000 heeft zij contact opgenomen met het AMK. Eveneens heeft zij haar huisarts geconsulteerd naar aanleiding van de blauwe plekken die F. had.

Op 18 november 2000 heeft verzoekster een gesprek gevoerd met de gezinsvoogdes van haar zoon. Bij het gesprek was de teamleidster van de gezinsvoogdes aanwezig. Dit gesprek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van verzoeksters geuite vermoedens van mishandeling van F. door diens vader, de ex-echtgenoot van verzoekster.

2. Verzoekster heeft erover geklaagd dat de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland naar aanleiding van hun gesprek op 18 november 2000 niet voldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van haar vermoedens omtrent mishandeling van F. door zijn vader.

3. De directeur van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland heeft in zijn reactie op de klacht aangegeven dat hij van oordeel is dat de gezinsvoogdes de bezorgdheid van verzoekster serieus heeft onderzocht en haar meldingen heeft nagetrokken. Hij heeft hierbij verwezen naar het door de teamleidster opgemaakte verslag van het gesprek van 18 november 2000 tussen verzoekster en de gezinsvoogdes, waarbij de teamleidster aanwezig was (zie Bevindingen, onder C.1.2.; N.o).

De directeur heeft de klacht van verzoekster derhalve niet gegrond geacht. Hij heeft echter wel aangegeven dat de klacht een signaal is om in de begeleiding aan de communicatie over zorgen, geuit door ouders, veel aandacht te besteden.

4. In het verslag van de teamleidster staat een aantal acties vermeld die de gezinsvoogdes vóór het gesprek op 18 november 2000 met verzoekster heeft gevoerd. Hieruit blijkt dat zij zich van te voren heeft verdiept in de door verzoekster getoonde bezorgdheid over het welzijn van haar zoon. Zij heeft informatie ingewonnen bij de huisarts, de school en bij het AMK. Deze informatie heeft niet geleid tot objectieve vaststelling van mishandeling van F.

Tevens is uit het verslag gebleken dat de gezinsvoogdes tijdens het gesprek heeft gewezen op een aantal punten in de houding van verzoekster jegens ex-echtgenoot die van invloed kunnen zijn op het gedrag van F. ten opzichte van zijn vader.

Voorvallen die zich in het verleden tussen F. en zijn vader hebben voorgedaan, hebben de gezinsvoogdes echter aanleiding gegeven tot een kritische houding ten opzichte van hun relatie. Juist om een goede vader-zoon relatie tussen F. en zijn vader te bewerkstelligen is de vader blijkens het verslag aangemeld voor het programma Gespecialiseerde Gezins Verzorging dat ten tijde van het gesprek zeer binnenkort zou starten. De gezinssituatie van de ex-echtgenoot van verzoekster leek ten tijde van het gesprek eveneens een gunstige wending te hebben genomen. Bovendien zou de gezinsvoogdes ook met hem op korte termijn een gesprek voeren.

Hieruit blijkt dat de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland de geuite bezorgdheid van verzoekster op serieuze wijze heeft benaderd en naar aanleiding van het op 18 november 2000 gevoerde gesprek voldoende actie heeft ondernomen.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Stichting Jeugd en Gezin Flevoland is niet gegrond.

Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van de overweging van de directeur van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland dat aan door ouders geuite zorgen in de communicatie met hen veel zorg zal worden besteed.

Onderzoek

Op 25 oktober 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw W. te Almere, met een klacht over een gedraging van Stichting Jeugd en Gezin Flevoland te Lelystad.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de directeur van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoekster maakte van die gelegenheid geen gebruik.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Stichting Jeugd en Gezin Flevoland deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. FEITEN

1.1. Verzoeksters zoon F. is op last van de kinderrechter onder toezicht gesteld. De Stichting Jeugd en Gezin Flevoland is als gezinsvoogdij-instelling belast met de uitvoering van deze maatregel. F. woont bij zijn vader, de ex-echtgenoot van verzoekster, en bezoekt zijn moeder eenmaal per veertien dagen in het weekeinde. Hun jongste kind, B., verblijft bij verzoekster.

1.2. Verzoekster heeft het vermoeden dat haar ex-echtgenoot F. mishandelt. Zij stelde de Stichting Jeugd en Gezin hiervan in de tweede helft van 2000 al verscheidene keren op de hoogte. Op 26 juni 2000 deed verzoekster aangifte bij het regionale politiekorps Flevoland tegen haar ex-echtgenoot wegens mishandeling van F., aangezien F. een aantal blauwe plekken had, waarvan zij de huisarts ook op de hoogte had gesteld. Een politieambtenaar nam proces-verbaal op en verwees haar naar het AMK (advies- en meldpunt kindermishandeling) en de GG en GD. Bij het AMK deed verzoekster op 6 november 2000 melding van mishandeling van F. door zijn vader. Het AMK stelde de gezinsvoogdes, mevrouw S. hiervan op de hoogte.

1.3. Op 18 november 2000 vond een gesprek plaats tussen verzoekster en de Stichting Jeugd en Gezin, vertegenwoordigd door mevrouw S. en haar teamleidster, mevrouw V., naar aanleiding van verzoeksters zorgen over de omgang van haar ex-echtgenoot met hun zoontje F.

B. Standpunt verzoekster

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt Stichting Jeugd en Gezin FLEVOLAND

1.1. De directeur van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland deelde in zijn schriftelijke reactie van 23 januari 2001 op de klacht onder meer het volgende mee:

"Het is mijn oordeel dat de gezinsvoogdes de bezorgdheid van moeder serieus heeft onderzocht en de meldingen heeft nagetrokken. Zij is met betrokken instanties tot de conclusie gekomen dat de bezorgdheid begrijpelijk is maar dat het functioneren van F. geen directe aanleiding tot extra zorg geeft.

De actie die afgesproken is bestaat er uit dat vader in zijn pedagogisch handelen gesteund zal worden door gezinsbegeleiding. Deze begeleiding kan dan tevens helderheid geven over de situatie. De gezinsbegeleiding start binnenkort, hetgeen gezien de wachtlijsten erg verheugend is.

Eveneens zal binnenkort een gezamenlijk gesprek plaatsvinden tussen meter en gezinsvoogdes in verband met de bezoekregeling van het jongste kind. De gezinsvoogd zal in dat gesprek ook de communicatie over de bezorgdheid aan de orde stellen en trachten te komen tot regelmatig overleg.

Ik kom tot de conclusie, na de gezinsvoogdes gehoord te hebben, dat er voldoende actie is ondernomen en acht de klacht derhalve ongegrond. De klacht vat ik echter wel op als een signaal om in de begeleiding aan de communicatie over zorgen, geuit door ouders, veel aandacht te besteden."

1.2. Bij de reactie van de directeur was als bijlage bijgevoegd een verslag, opgesteld door de teamleidster van de gezinsvoogdes, van het gesprek dat plaatsvond op 18 november 2000, gedateerd op 23 januari 2001. Hierin is onder meer weergegeven:

"Het gesprek vindt plaats naar aanleiding van een brief die (verzoekster; N.o.) heeft geschreven naar aanleiding van de situatie van haar zoontje F. F. woont bij haar ex-echtgenoot, tevens vader van F. F. komt eenmaal per veertien dagen bij moeder op bezoek in het weekeinde. B., het broertje van F. woont bij moeder. De reden van deze verdeling is dat moeder F. niet aankan en B. wel. Ten tijde van het uitspreken van de ondertoezichtstellingsmaatregel waren ouders het hierover eens, tevens wilden zij het gezamenlijk gezag over de kinderen laten voortbestaan. Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming was eveneens dat F. bij vader zou gaan wonen, hun constatering was dat het contact tussen vader en F. beter was dan dat tussen moeder en F.

Moeder maakt zich al geruime tijd zorgen over hoe de bezoeken van F. aan vader verlopen. Op 28 oktober deed moeder bij de politie Almere aangifte van mishandeling van F. door vader. F. zou blauwe plekken op zijn billen hebben waarvan F. had aangegeven dat vader hem met de vuist had geslagen. Moeder zou ook reeds bij de huisarts zijn geweest om deze naar de plekken te laten kijken. Op 6 november 2000 deed moeder melding bij het AMK van mishandeling van F. door vader. Hiervan ontving de gezinsvoogd bericht van het AMK. Tevens is de gezinsvoogd in het bezit van een afschrift van het proces-verbaal.

Met moeder zijn haar zorgen omtrent de omgang van vader met F. besproken. De gezinsvoogdes, mevrouw S., heeft daaraan voorafgaand contact gehad met het AMK, de huisarts en school van F. Deze contacten leverden op dat objectief geen mishandeling van F. kon worden vastgesteld. Weliswaar zijn bij F. blauwe plekken geconstateerd, maar deze kunnen ook veroorzaakt zijn door andere zaken zoals, vallen bij het spelen, stoeien, etc.

School meldde verder dat het goed gaat met F. en hij geen signalen afgeeft die duiden op een zorgelijke ontwikkeling.

Met moeder is besproken dat zij zich weliswaar zorgen maakt over F. maar dat mishandeling door vader niet objectief is vast te stellen. Met moeder is erover gesproken dat zij zelf een vervelend verleden achter de rug heeft met vader dat haar met betrekking tot haar angsten parten kan spelen.

Aan de andere kant is een reëel aspect dat vader ten aanzien van F. in het verleden over de schreef is gegaan, dit gebeurde in de context van hoogoplopende conflicten tussen vader en moeder.

Er bestaat dus wel enige zorg over hoe vader met F. omgaat. De gezinsvoogd heeft dan ook bij aanvang van deze ondertoezichtstelling een aanmelding gedaan bij het project Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling ten einde vader te ondersteunen in de opvoeding van F. en zicht te krijgen op de pedagogische mogelijkheden van vader. Gaandeweg de ondertoezichtstelling bleek er door capaciteitsproblemen bij deze instelling een erg lange wachttijd te zijn en werd de IOG omgezet in een aanvraag voor Gespecialiseerde Gezins Verzorging. Deze zou ten tijde van het gesprek met moeder zeer binnenkort starten. Vaders situatie is verder in zoverre veranderd dat hij inmiddels een nieuwe relatie is aangegaan met de vroegere oppas van F. en hiermee samenwoont. Deze vrouw heeft F. in pedagogisch opzicht zeker een en ander te bieden.

Ten slotte is met moeder besproken dat zij het gedrag van F. op haar eigen manier interpreteert. Dit is weliswaar begrijpelijk maar niet altijd adequaat. Moeders emoties hebben op hun beurt weer een weerslag op het gedrag van F. Wanneer moeder veel angst of boosheid tegenover vader laat zien in F.'s bijzijn, heeft dit gevolg voor de manier waarop F. tegenover vader reageert. Moeder begrijpt dit als het haar uitgelegd wordt maar is toch niet helemaal gerustgesteld. Ten slotte is moeder meegedeeld dat er ook met vader een gesprek zal plaatsvinden."

D. Reactie betrokken ambtenaar S.

De directeur van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland gaf in zijn brief van 23 januari 2001 aan dat hij mede namens betrokken ambtenaar S. op de klacht reageerde.

Instantie: Stichting Jeugd en Gezin Flevoland

Klacht:

Onvoldoende actie ondernomen n.a.v. meldingen van verzoekster dat het niet goed gaat met haar onder toezicht gestelde zoon.

Oordeel:

Niet gegrond