2001/097

Rapport

Verzoekster klaagt over de lange duur van de behandeling van een aantal vanaf medio juli 1999 bij de Nederlandse ambassade te Sofia ingediende visumaanvragen, waarbij zij als referent optreedt.

Beoordeling

1. Verzoekster is een firma die onder meer reizen organiseert voor Bulgaarse burgers die naar Nederland komen om een auto te kopen. Betrokkenen hebben voor de toelating tot Nederland een visum nodig. De desbetreffende visumaanvragen worden ingediend door verzoeksters partners (twee Bulgaarse reisbureaus) bij de Nederlandse ambassade te Sofia (Bulgarije). Bij de visumaanvragen treedt verzoekster als referent op.

2. Verzoekster klaagt over de lange duur van de behandeling van een aantal vanaf medio juli 1999 bij de Nederlandse ambassade te Sofia ingediende visumaanvragen.

Het gaat om visumaanvragen ingediend op 19 en 26 juli 1999, 5, 12, 19 en 26 augustus 1999, 2 en 9 september 1999, 14, 21 en 28 oktober 1999 en 4 november 1999 door verzoeksters partner X en op 13 en 25 augustus 1999 door verzoeksters partner Y.

3. Eén van de voorwaarden voor visumafgifte door de Nederlandse ambassade te Sofia is dat Nederland de hoofdbestemming moet zijn (zie Bevindingen onder C.3.).

Uit een nota van de Spaanse ambassade van 23 juni 1999 blijkt dat een aantal Bulgaarse burgers, in het bezit van visa die waren afgegeven door de Nederlandse ambassade te Sofia, in Spanje waren aangetroffen alwaar zij (illegaal) arbeid verrichtten. Nederland was voor de betrokkenen derhalve niet de hoofdbestemming van de desbetreffende Bulgaarse burgers geweest. De Spaanse ambassade verzocht in de nota van 23 juni 1999 aan de Nederlandse ambassade om maatregelen te treffen teneinde dergelijk misbruik van visa in de toekomst te voorkomen.

De Nederlandse ambassade te Sofia kon in redelijkheid besluiten naar aanleiding van de ontvangst van de nota van 23 juni 1999 een onderzoek in te stellen naar de bij de ambassade ingediende visumaanvragen van autokopers, en in afwachting daarvan de behandeling van visumaanvragen aan te houden.

4. In het kader van het hiervoor onder 3. bedoelde onderzoek verzocht de Nederlandse ambassade te Sofia bij brief van 13 augustus 1999 aan verzoekster om informatie. Daarbij deelde zij mee dat hangende het onderzoek de behandeling van visumaanvragen zou worden aangehouden.

Uit de reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken blijkt dat naar aanleiding van de in juni 1999 van de Spaanse autoriteiten ontvangen nota overleg had plaatsgevonden tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade te Sofia en dat daarbij door het Ministerie was aangegeven dat visumaanvragen waarbij verzoekster als referent optrad, dienden te worden aangehouden.

5. De Minister van Buitenlandse Zaken deelde mee dat van de Nederlandse ambassade te Lissabon (Portugal) omstreeks juni 1999 was vernomen dat naast Bulgaren ook andere visumplichtige vreemdelingen, waaronder Moldaven die in het bezit waren van een door de Nederlandse ambassade te Kiev verstrekt visum, in Portugal waren aangetroffen alwaar zij (illegaal) arbeid verrichtten. Het ging onder meer om visumaanvragen waarbij verzoekster als referent was opgetreden.

Naar aanleiding van het vorenstaande herinnerde de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzoekster bij brief van 25 augustus 1999 aan afspraken die begin 1998 met haar waren gemaakt om misbruik van verstrekte visa te voorkomen. Eén van deze afspraken was, aldus de Minister, dat alle klanten van verzoekster zich bij de plaatselijke vreemdelingendienst zouden melden. Het Ministerie gaf aan dat als binnen een maand geen verbetering zou optreden, het zich genoodzaakt zou zien alle visumaanvragen die via verzoekster zouden worden ingediend zeer grondig te onderzoeken.

Ook de beslissing van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om naar aanleiding van de berichten van de Spaanse en Portugese autoriteiten een onderzoek in te stellen naar de mate waarin door verzoeksters cliënten werd voldaan aan de meldingsplicht en de beslissing om in afwachting daarvan visumaanvragen, waarbij verzoekster als referent optrad, te laten aanhouden, valt te billijken.

6. Gelet op de door partijen overgelegde stukken staat voldoende vast dat verzoekster in de loop van september 1999 de door de ambassade verzochte informatie heeft verstrekt. Voorts heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in diezelfde periode informatie ingewonnen bij de vreemdelingendienst. De vreemdelingendienst had, aldus het Ministerie, laten weten dat slechts een klein aantal personen zich bij de vreemdelingendienst had gemeld. Het Ministerie liet bij brief van 13 oktober 1999 aan verzoekster weten dat het zich derhalve genoodzaakt zag toekomstige aanvragen die via verzoekster werden ingediend nader te onderzoeken. Het Ministerie had daartoe op 4 oktober 1999 een memorandum aan de ambassade gestuurd waarin het had laten weten dat visumaanvragen waarbij verzoekster als referent optrad zonder vervaldatum aan de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken dan wel het Bureau Visadienst dienden te worden voorgelegd. Dit hield in dat de ambassade niet eerder dan na verkregen expliciete machtiging een visumaanvraag kon honoreren. De afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken had dezelfde instructie op 29 september 1999 aan het Bureau Visadienst verstrekt.

7. De Minister deelde mee dat de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken eind oktober 1999 (op 26 oktober 1999) per abuis aan het Bureau Visadienst had meegedeeld dat visumaanvragen waarbij verzoekster als referent optrad met een vervaldatum van drie weken aan het Bureau Visadienst dienden te worden voorgelegd. Dit betekende dat de ambassade een visum kon afgeven mits tijdens de vervaltermijn geen bezwaar was ingediend door de afdeling waaraan de visumaanvraag was voorgelegd.

8. De hiervoor bedoelde, tegenstrijdige mededelingen van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken omtrent het al dan niet met vervaldatum voorleggen van visumaanvragen hadden tot gevolg dat de ambassade wachtte op een expliciete machtiging van het Bureau Visadienst, terwijl het Bureau Visadienst ervan uitging dat een expliciete machtiging niet nodig was. Het Bureau Visadienst verstrekte geen machtigingen en de ambassade verleende geen visa. Verzoekster gaf aan dat zij op 21 oktober 1999 nog een aantal visa had ontvangen, maar daarna niet meer.

9. Bij memorandum van 28 februari 2000 liet het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ambassade weten dat de instructie van 4 oktober 1999 was komen te vervallen. De ambassade mocht vanaf die datum visumaanvragen weer zelfstandig behandelen.

10. Uit hetgeen hiervoor onder 3. tot en met 9. is aangegeven, volgt dat de afhandeling van de hiervoor onder 2. bedoelde visumaanvragen, waarbij verzoekster als referent optrad, om verschillende redenen is vertraagd.

De afhandeling van de visumaanvragen is in de eerste plaats vertraagd als gevolg van de door de ambassade en het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingestelde onderzoeken naar aanleiding van de van de Spaanse en Portugese autoriteiten ontvangen berichten omtrent aldaar aangetroffen vreemdelingen die in het bezit waren van visa die waren afgegeven door de Nederlandse ambassades te Sofia en Kiev, en de in verband daarmee genomen beslissing om de behandeling van visumaanvragen, waarbij verzoekster als referent optrad, aan te houden. Zoals hiervoor al is aangegeven kon in redelijkheid worden besloten om een onderzoek in te stellen, en om in afwachting daarvan de visumaanvragen waarbij verzoeksters als referent optrad, aan te houden.

Nu bovendien niet is gebleken dat de hiervoor bedoelde onderzoeken onvoldoende voortvarend zijn afgewikkeld, moet worden geoordeeld dat de door de ambassade respectievelijk het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingestelde onderzoeken de daardoor ontstane vertraging in de afhandeling van de visumaanvragen kunnen rechtvaardigen.

De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.

11. Voorts is de afhandeling van de visumaanvragen vertraagd als gevolg van de door toedoen van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken ontstane miscommunicatie tussen de ambassade en het Bureau Visadienst omtrent het al dan niet met vervaldatum voorleggen van visumaanvragen (zie hiervoor onder 8.). Hierdoor is de behandeling van de aanvragen onnodig vertraagd.

De onderzochte gedraging is in zoverre dan ook niet behoorlijk.

12. De miscommunicatie tussen de ambassade en het Bureau Visadienst omtrent het al dan niet met vervaldatum voorleggen van visumaanvragen, valt te wijten aan de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Aan de ambassade en het Bureau Visadienst valt te verwijten dat zij naar aanleiding van de vele berichten van verzoekster vanaf eind oktober 1999, waarin zij zich beklaagde over de lange duur van de behandeling van de vanaf medio oktober 1999 ingediende visumaanvragen, niet bij elkaar te rade zijn gegaan. Van de ambassade had mogen worden verwacht dat zij het Bureau Visadienst had gerappelleerd vanwege het uitblijven van een expliciete machtiging op de aan het Bureau Visadienst voorgelegde visumaanvragen. Van het Bureau Visadienst had mogen worden verwacht dat het naar aanleiding van verzoeksters klacht van 9 december 1999 contact had opgenomen met de ambassade om na te gaan waarom er, ondanks het verstrijken van de vervaltermijn met betrekking tot de aan het Bureau Visadienst voorgelegde visumaanvragen, nog geen visa waren verstrekt. Doordat de ambassade en het Bureau Visadienst niet adequaat hebben gereageerd op de vele berichten van verzoekster vanaf eind oktober 1999, waarin zij zich beklaagde over de lange duur van de behandeling van de vanaf medio oktober 1999 ingediende visumaanvragen, hebben zij eraan bijgedragen dat de door toedoen van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken ontstane miscommunicatie tot eind februari 2000 heeft voortgeduurd.

Ook in zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Bureau Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie gezamenlijk, is gegrond voor zover het Bureau Visadienst heeft nagelaten om naar aanleiding van verzoeksters klacht van 9 december 1999 contact op te nemen met de ambassade om na te gaan waarom er, ondanks het verstrijken van de vervaltermijn met betrekking tot de aan het Bureau Visadienst voorgelegde visumaanvragen, nog geen visa waren verstrekt. Voor het overige is de klacht niet gegrond.

De klacht over de onderzochte gedraging van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Sofia (Bulgarije), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, is gegrond voor zover de ambassade het Bureau Visadienst niet heeft gerappelleerd vanwege het uitblijven van een expliciete machtiging met betrekking tot de vanaf medio oktober 1999 ingediende, en aan het Bureau Visadienst voorgelegde visumaanvragen. Voor het overige is de klacht niet gegrond.

De klacht over de onderzochte gedraging van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, is gegrond.

Onderzoek

Op 9 februari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van S. te Lelystad, met een klacht over een gedraging van het Bureau Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), een gedraging van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Sofia (Bulgarije) en een gedraging van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar deze gedragingen werd een onderzoek ingesteld. De gedraging van het Bureau Visadienst wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie gezamenlijk. De gedraging van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Sofia (Bulgarije) en de gedraging van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie een aantal specifieke vragen gesteld. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie berichtten dat het verslag hen geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekster is een firma die onder meer reizen organiseert voor Bulgaarse en Oekraïense burgers die naar Nederland komen om een auto te kopen. Betrokkenen hebben voor de toelating tot Nederland een visum nodig. De desbetreffende visumaanvragen worden ingediend door verzoeksters partners in Bulgarije respectievelijk de Oekraïne. Bij de visumaanvragen treedt verzoekster als referent op.

2. De Nederlandse ambassade te Sofia (Bulgarije) liet bij brief van 13 augustus 1999 onder meer het volgende aan verzoekster weten:

"Tot nu toe heeft deze ambassade ongeveer 500 visumaanvragen verwerkt van Bulgaarse onderdanen, die op uitnodiging van (verzoekster; N.o.) naar Nederland wensten te reizen om aldaar een (tweedehands) auto te kopen.

Ook heeft de ambassade nog vele aanvragen te verwerken van autokopers, die op uitnodiging van andere Nederlandse bedrijven naar Nederland willen reizen. Aanvankelijk leefde bij mij de verwachting, dat de markt voor buitenlandse tweedehands auto's in Bulgarije verzadigd zou raken. Uit het nog steeds stijgende aantal visumaanvragen van autokopers kan men het tegendeel afleiden.

Ik zou het echter niet prettig vinden als mocht blijken, dat er visumaanvragers zijn voor wie Nederland niet de hoofdbestemming is (zij hadden dan een visum bij de vertegenwoordiging van een ander Schengen-land moeten aanvragen) of die zelfs uw uitnodiging gebruiken om een visum voor een ander doel te verkrijgen.

Om een beter inzicht in deze problematiek te verkrijgen, doe ik een beroep op uw medewerking. Gaarne ontvang ik van u gegevens, waaruit ik kan opmaken hoeveel tweedehands auto's er nu in Nederland zijn verkocht aan Bulgaren via de bemiddeling van uw bedrijf. E.e.a. zou b.v. kunnen blijken uit de afgegeven "groene kaart" (internationaal motorrijtuig verzekeringsbewijs), waarop gegevens zijn te vinden over het aangekochte voertuig alsmede de koper.

In afwachting van uw reactie houd ik eventuele nieuw ontvangen aanvragen voor visa, waarbij u als referent optreedt, even aan."

3. Verzoekster reageerde bij faxbericht van 16 augustus 1999 onder meer als volgt op de brief van de ambassade van 13 augustus 1999:

"In antwoord op uw bovengenoemd schrijven kan ik u op dit moment alleen maar verzekeren dat er inmiddels al stappen zijn ondernomen door onze Bulgaarse partners (...) om "autokopers" van de laatste tijden te contacteren om van hen de Groene Kaart van het in Nederland gekochte voertuig te verkrijgen en daarvan een kopie op het Nederlandse Consulaat in te leveren.

Ik hoop dat ze veel van deze autokopers kunnen bereiken ondanks de vakantietijd en het feit dat lang niet alle telefoonnummers meer bekend zijn bij mijn partners. Mijn partners zullen in ieder geval hun best doen om z.s.m. aan uw wens te voldoen.

(...)

In de tussentijd verzoek ik u om de al voor 13-08 ingediende visa aanvragen op uitnodiging van (verzoekster; N.o.) toch te behandelen, zodat deze mensen op de geplande data kunnen afreizen naar Nederland."

4. Verzoekster voegde daar bij faxbericht van 20 augustus 1999 onder meer het volgende aan toe:

"betreft de visumaanvragen van (één van verzoeksters Bulgaarse partners, hierna: X; N.o.) die op 19-07, 26-07 en 05-08 zijn ingediend.

Van alle 3 groepen zijn een aantal visa al afgegeven.

Ik verzoek u ons informatie te verstrekken over de visumaanvragen die tot nu toe nog niet afgegeven zijn. Wij willen graag weten wanneer deze mensen af kunnen reizen. (...)

Ik wil u tevens verzekeren dat mijn Bulgaarse partners (...) bezig zijn om de door (de ambassade; N.o.) gevraagde groene kaarten te verzamelen. (...)

Zouden wij misschien voor de toekomst (voor aanvragen na 13-08) kunnen afspreken dat de groene kaarten van Bulgaarse autokopers na terugkeer voortaan automatisch bij u ingeleverd worden?"

5. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken, afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken (DPC/VV), schreef op 25 augustus 1999 onder meer het volgende aan verzoekster:

"Uw firma treedt geregeld op als referent voor visumaanvragers die via u een visumaanvraag indienen bij een Nederlandse Vertegenwoordiging te Oost-Europa. Veelal betreft het autokopers die als (hoofd) reisdoel Nederland opgeven.

Het is gebleken dat een aantal van deze aanvragers met het verkregen visum (door)reisden naar andere Schengenlanden. Velen zijn aangetroffen in Portugal waar zij (illegale) arbeid verrichtten in de bouwsector. Tevens is geconstateerd dat in een aantal gevallen de reserveringen bij de door u opgegeven hotels na ontvangst van het visum werden geannuleerd en betrokkenen direct doorreisden naar een ander Schengenland. Hieruit blijkt dat het hoofddoel van de reis niet Nederland betrof. Gelet op het feit dat Nederland in internationaal kader hierover wordt aangesproken, zijn met u en andere reisorganisaties afspraken gemaakt om misbruik van de verstrekte visa te voorkomen.

Helaas is geconstateerd dat de met u gemaakte afspraken onvoldoende garanties hebben geboden om hoger genoemde problemen te voorkomen. Ik ben derhalve van mening dat u de terzake aangegane inspanningsverplichting onvoldoende gestand heeft gedaan. Graag verneem ik van u of u dit jaar aan de VD heeft gemeld dat personen niet zijn verschenen op de plaats van overnachting, of niet zijn teruggereisd op de overeengekomen datum. Ook verneem ik graag of borgsommen zijn vervallen.

Mocht binnen afzienbare tijd (één maand na dagtekening van deze brief) terzake geen verbetering optreden, dan zie ik mij genoodzaakt visumaanvragen die via uw firma worden ingediend zeer grondig te onderzoeken, hetgeen gevolgen zal hebben voor de afhandelingsduur van de aanvraag. Visumaanvragen waarvan bij dit onderzoek de bonafiditeit niet komt vast te staan zullen worden geweigerd."

6. Verzoekster reageerde bij faxbericht van 20 september 1999 onder meer als volgt op de brief van het Ministerie van 25 augustus 1999:

"1. De reden van mijn late antwoord is mijn eigen vakantie en vakantie van mijn Oekraïense partner (...)

2. (Verzoekster; N.o.) werkt al meer dan drie jaar samen met het Oekraïense toeristenbureau (...) en al ruim een jaar met twee Bulgaarse toeristenbureaus (...). Deze Oost Europese toeristenbureaus organiseren reizen naar Duitsland en Nederland, met het doel om een gebruikte auto te kopen. (Verzoekster; N.o.) is de uitnodigende partij. Wij nodigen echter alleen mensen uit van Oekraïne en Moldavië en niet uit Moskou en St. Petersburg.

3. De autotoeristen uit de Oekraïne en Moldavië worden eerst gecheckt door (het Oekraïense toeristenbureau; N.o.) en daarna door het Nederlandse Consulaat in Kiev.

Het Nederlandse Consulaat in Kiev geeft al geruime tijd alleen visa af voor Duitsland en Nederland. Deze toeristen hebben dus geen visa waarmee zij naar andere Schengenlanden kunnen reizen.

Al sinds 1997 wordt van deze toeristen verlangd, dat zij na terugkeer de nodige documenten indienen bij het Nederlandse Consulaat als bewijs, dat zij daadwerkelijk een auto hebben gekocht.

4. Gezien dat deze toeristen met de bus eerst door Duitsland reizen, gebeurt het regelmatig, dat sommige mensen al in Duitsland een auto kopen en daarmee direct terugreizen.

Degenen die overblijven gaan eerst naar Groningen naar de Automarkt en als ze slagen gaan ze direct huiswaarts. Deze mensen gebruiken dus hun gereserveerde kamers niet in Herberg (...) te Lelystad. Ik krijg deze informatie pas op het laatste moment door zodat ik deze reserveringen kan annuleren. Gezien de hoeveelheid onbenutte accommodatie (...) accepteren zij de annuleringen zonder tegenprestatie.

Van de toeristen die uiteindelijk wel naar de Automarkt in Utrecht gaan, maken verhoudingsgewijs ook weinig mensen gebruik van de gereserveerde accommodatie, omdat zij liever direct naar huis terugkeren, o.a. om geen extra kosten te maken. De toeristen die wel gebruik maken van hun accommodatie, komen 's avonds laat aan en vertrekken naar Utrecht al vroeg in de ochtend.

5. Mijn Oekraïense partner en wij doen ons best om zo veel mogelijk controle uit te oefenen en ons is niets bekend van mensen die in andere Schengenlanden illegale arbeid zouden verrichten. Als dit onverhoopt toch mocht gebeuren, kan ik alleen zeggen dat het ons erg spijt, maar het is voor ons onmogelijk om iedereen tot de Oekraïense grens te begeleiden.

6. Er is met ons nooit een afspraak gemaakt van hoger hand over garanties, desondanks zijn mijn Oekraïense partners heel zorgvuldig met hun selectie.

7. Wij hebben ook nooit aan de VD gemeld als er toeristen niet zijn verschenen op de plaats van overnachting want er is ook nooit vraag naar geweest. Noch is er ooit sprake geweest van borgsommen."

7. Verzoekster schreef op 21 september 1999 onder meer het volgende aan de ambassade:

"In mijn fax d.d. 20.08.99 heb ik over 3 groepen geïnformeerd die door (X; N.o.) op resp. 19-07, 26-07 en 05-08 zijn ingediend. Door u werd mij verteld dat deze aanvragen doorgestuurd waren naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Toen ik daar (...) heb geïnformeerd, werd mij medegedeeld dat:

1. Er zijn vanuit Sofia al geruime tijd geen aanvragen bij hen binnengekomen.

2. Om toch nog te kunnen zoeken hebben zij van mij de aanvraagnummers nodig.

(...) Daarom wil ik u bij deze verzoeken om mij de aanvraagnummers van alle Bulgaarse toeristen (...) wiens aanvragen u doorgestuurd heeft naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken mij per fax door te geven zodat ik hier kan informeren."

8. De ambassade zond per faxbericht van 27 september 1999 een vijftal aanvraagnummers door aan verzoekster. Verzoekster liet per faxbericht van 28 september 1999 aan de ambassade weten dat dit volgens haar niet alle aanvragen waren die waren doorgestuurd naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij gaf in haar faxbericht voorts het volgende aan:

"Waar wij informatie en aanvraagnummers over vragen dat zijn de aanvragen van: 19-07; 26-07; 05-08; 12-08; 19-08; 26-08, 02-09; 09-09 van (X; N.o.) (30 mensen) en 13-08 en 25-08 (29 mensen) van (verzoeksters andere Bulgaarse partner, hierna: Y; N.o.).

(...)

Wij hebben volgens mijn weten aan al uw verzoeken voldaan (beantwoorden van brieven, indienen van Groene kaarten, verschijnen bij de Vreemdelingendienst in Lelystad)."

9. De ambassade liet per faxbericht van 30 september 1999 aan verzoekster weten:

"dat op advies van het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken uw visumaanvragen tot nadere datum worden aangehouden."

10. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DPC/VV) stuurde op 4 oktober 1999 een memorandum aan de ambassade met onder meer de volgende inhoud:

"Naar aanleiding van alhier ingesteld onderzoek dienen visumaanvragen met als referent (verzoekster; N.o.) zonder vervaldatum aan DPC/VV of de Visadienst bij het Min. van Justitie te worden voorgelegd."

11. De ambassade liet per faxbericht van 11 oktober 1999 onder meer het volgende aan verzoekster weten:

"Na overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag is besloten, dat de ambassade weer visumaanvragen van autokopers uit Bulgarije, waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optreedt, in behandeling zal nemen. In verband met onderbezetting van de visumafdeling zal dat echter pas op 18 oktober a.s. kunnen ingaan. (...)

Tevens wijs ik u op het volgende:

(...)

- aanvragers die niet kunnen aantonen bij de voorgaande reis een auto te hebben gekocht, zullen worden verzocht om zich binnen 14 dagen na het verstrijken van de geldigheid van het visum terug te melden bij deze ambassade."

12. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DPC/VV) deelde naar aanleiding van verzoeksters faxbericht van 20 september 1999 (zie hiervoor onder 6.) bij brief van 13 oktober 1999 onder meer het volgende aan verzoekster mee:

"Onder verwijzing naar uw faxbericht van 20 september jl. deel ik u mede dat ik helaas heb moeten constateren dat u zich niet aan de begin 1998 gemaakte afspraak met de Vreemdelingendienst Flevoland bureau Lelystad heeft gehouden.

Van de Vreemdelingendienst Flevoland werd vernomen dat ondanks de vele visa die met u als referent werden aangevraagd en verleend er slechts een klein aantal personen zich bij de Vreemdelingendienst Flevoland hebben aangemeld.

Ik zie mij derhalve genoodzaakt de toekomstige aanvragen die via uw firma worden ingediend nader te onderzoeken, hetgeen gevolgen zal hebben voor de afhandelingsduur van de aanvraag.

Visumaanvragen waarvan bij dit onderzoek de bonafiditeit niet komt vast te staan zullen worden geweigerd."

13. Verzoekster schreef op 1 november 1999 onder meer het volgende aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken:

"N.a.v. ons telefonisch onderhoud op 29 oktober jl. heb ik gehoopt, dat door uw tussenkomst de 27 visumaanvragen die naar het MJ zijn doorgestuurd van Bulgaarse toeristen die al drie maanden op de afgifte van hun visum wachten met voorrang zouden behandeld worden.

Het bericht vanuit Sofia is echter het tegenovergestelde:

De directrice van (Y; N.o.) is vanmorgen op het Consulaat in Sofia geweest waar zij aan de balie te horen kreeg (...) dat u daadwerkelijk contact had opgenomen (...) en gezegd zou hebben, dat deze 27 visumaanvragen pas na 8 weken afgehandeld worden.

Dit is in tegenstelling met wat u tegen mij aan de telefoon heeft gezegd, namelijk dat u opdracht had gegeven aan de MJ om de aanvragen vanuit Sofia binnen 4 weken af te handelen.

Deze situatie is voor (verzoekster; N.o.) en onze Bulgaarse partner(s) rampzalig, wij verliezen dagelijks klanten door de enorm lange wachttijden."

14. Verzoekster reageerde bij faxbericht van 2 november 1999 onder meer als volgt op het faxbericht van de ambassade van 11 oktober 1999:

"In uw schrijven d.d. 11 oktober jl. staat dat "aanvragers die niet kunnen aantonen bij de voorgaande reis een auto te hebben gekocht, zullen worden verzocht om zich binnen 14 dagen na het verstrijken van de geldigheid van het visum terug te melden bij deze ambassade."

De Bulgaarse toeristen die in week 42 uiteindelijk hun visum hebben ontvangen zijn inmiddels teruggekeerd naar Bulgarije. Wij (onze Bulgaarse partner) kan echter zijn klanten niet verplichten om van alle uithoeken van Bulgarije naar Sofia te komen - dit zou de mensen veel te veel tijd en geld kosten.

Daarom stellen wij voor - indien u hiermee akkoord kan gaan - om als bewijs een kopie van de in Nederland afgesloten autoverzekering per post naar het Consulaat te sturen. (...) Gaarne ontvang ik uw antwoord hierop per omgaande.

Het andere probleem betreft de 27 aanvragen van onze andere Bulgaarse partner (Y; N.o.). In week 42 heb ik (een medewerkster van de ambassade; N.o.) telefonisch gesproken en gevraagd waarom de al maanden geleden bij het Consulaat ingediende visumaanvragen van (Y; N.o.) niet afgehandeld zijn. Haar eerste antwoord was, dat ze van mij de namenlijst niet heeft ontvangen (...), hierop heb ik deze opnieuw gestuurd. De volgende dag zei (de hiervoor bedoelde medewerkster van de ambassade; N.o.) dat (Y; N.o.) de week daarop maar moest informeren. Dat hebben zij ook gedaan afgelopen dinsdag maar i.p.v. een datum wanneer deze visa opgehaald zouden kunnen worden, kregen zij te horen, dat al deze aanvragen doorgestuurd zijn naar het MJ in Den Haag.

Ik heb hierna contact opgenomen met (een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; N.o.), die mij vertelde dat alle visumaanvragen uit Bulgarije naar het MJ gestuurd moeten worden, maar dat hij het MJ opdracht gaf om deze binnen 4 weken af te handelen.

Ondanks het bovenstaande heeft (Y; N.o.) gisteren (...) te horen gekregen, dat het onderzoek bij het MJ acht weken zal duren. Dit klopt natuurlijk niet.

Mijn vraag is, waarom aanvragen die al ruim drie maanden geleden ingediend waren NU PAS naar het MJ zijn gestuurd? Wij blijven klanten verliezen, hebben aan weerskanten grote financiële verliezen en kunnen niet verder gaan met ons werk."

15. De ambassade liet per faxbericht van 4 november 1999 onder meer het volgende aan verzoekster weten:

"In antwoord op uw voorstel (toezending kopie autoverzekering) laat ik u weten dat de ambassade vasthoudt aan het verzoek aan autokopers om zich 14 dagen na afloop van het visum persoonlijk bij deze ambassade te melden. (...)

Voor wat betreft visumaanvragen waarbij uw bedrijf als referent optreedt, hebben wij de instructie dat aanvragen moeten worden voorgelegd aan het Ministerie van Justitie."

16. Verzoekster schreef op 2 december 1999 onder meer het volgende aan de ambassade:

"Op 24 november heb ik de volgende informatie ontvangen van het Ministerie van Justitie: uw voorgelegde aanvragen d.d. 14.10.99 hebben wij goedgekeurd en al 10 dagen geleden met diplomatieke post naar Sofia gestuurd.

Mijn Bulgaarse partner (X; N.o.) belde sindsdien iedere dag naar het Consulaat om te informeren, telkens kreeg hij negatief antwoord.

(...)

Sinds 21 oktober hebben wij geen enkel visum meer gekregen."

17. Verzoekster diende op 9 december 1999 een klacht in bij het Bureau Visadienst. Zij gaf in de klachtbrief onder meer het volgende aan:

"Mijn partner in Sofia heeft mij net gebeld met de mededeling, dat de visa voor de 10 toeristen (ingediend op 14.10 in Sofia) en vlgs. (een medewerkster van het Ministerie van Justitie; N.o.) al ruim twee weken geleden met diplomatieke post naar Sofia gestuurd nog niet afgegeven zijn. Dit is natuurlijk een onmogelijke situatie, temeer omdat een andere Bulgaarse toeristenbureau (...) binnen 2-3 weken hun visa krijgen. (...)

Terwijl (de ambassade; N.o.) op 13 oktober mij schriftelijk heeft medegedeeld, dat vanaf 18 oktober weer visumaanvragen van (verzoekster; N.o.) worden afgehandeld, hebben wij op 21-10 21 visa ontvangen van mensen die al sinds juli aan het wachten waren - en sindsdien geen enkele meer.!!!!

Op het moment wachten wij op visa voor de volgende groepen: (...)

Ingediend op: 14.10.99 10 mensen

21.10.99 17 "

28.10.99 8 "

04.11.99 7 "

(...)

Het is nu zelfs zo erg geworden, dat de bovengenoemde 10 aanvragen die door u goedgekeurd zijn en naar Sofia gestuurd zijn ook niet worden afgegeven."

18. De ambassade liet per faxbericht van 17 december 1999 onder meer het volgende aan verzoekster weten:

"Hierbij laat ik u weten, dat deze ambassade op 9 december jl. van het Bureau Visadienst bericht heeft gekregen dat er geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van een visum voor 8 dagen met als doel het kopen van een auto.

Voorwaarde is dat betrokkenen zich binnen twee maal 24 uur aanmelden bij de Korpschef van hun verblijfplaats.

Ten einde de visa te kunnen afgeven zie ik van u gaarne een hotelbevestiging tegemoet. Het lukt niet om de visa volgende week al te maken. De vroegste datum voor het reserveren van een hotel in Nederland komt dan uit op 27 december a.s.

Ten slotte verwijs ik nog naar mijn fax van 4 november jl. m.b.t. het door de ambassade gevraagde terugmelden."

19. Verzoekster reageerde per faxbericht van 17 december 1999 onder meer als volgt:

"Na mijn gesprek met (...) heb ik ineens een fax van u ontvangen met een lijst van 18 namen voor wie de visa eind deze maand opgehaald kunnen worden.

Dit betekent in ieder geval, dat er weer beweging is in onze volkomen vastgelopen visumaanvragen.

Er zijn echter een aantal punten waarover ik opheldering nodig heb:

(...)

Van de groepen (42 mensen) van (X; N.o.) op wiens goedkeuring wij al weken lang vergeefs wachten, noemt u maar 6 mensen. Hoe staat het met de andere 36 aanvragen. Volgens mijn informatie bij het Ministerie van Justitie zijn deze voorgelegde aanvragen op 16 en 17 november door hen al goedgekeurd en naar Sofia gestuurd (in ieder geval t/m de groep welke op 28-10 op het Consulaat zijn ingediend).

Ik heb van het MJ ook vernomen, dat er tenminste 2 weken tussen de indiening van de aanvragen op het Consulaat en de voorlegging bij het MJ zit."

20. De ambassade deelde in reactie op verzoeksters faxbericht van 17 december 1999 bij faxbericht van 21 december 1999 onder meer het volgende mee aan verzoekster:

"Voor wat betreft het nemen van een beslissing over visumaanvragen waarbij (verzoekster; N.o.) referent is, moet de ambassade zich houden aan de instructies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag; deze instructies, gedateerd 4 oktober jl. luiden:

Naar aanleiding van alhier ingesteld onderzoek dienen visumaanvragen met als referent (verzoekster; N.o.) zonder vervaldatum aan DPC/VV of de Visadienst bij het Min. van Justitie te worden voorgelegd.

Zonder vervaldatum betekent dat de ambassade moet wachten op een beslissing uit Den Haag.

De eerste zin in mijn fax van 17 december jl. heeft betrekking op de 18 aanvragers, waarvan ik u de namen heb doorgegeven. De Visadienst heeft aangegeven, dat zij v.w.b. deze personen geen bezwaar heeft tegen afgifte van een visum voor 8 dagen met als doel het kopen van een auto."

21. Naar aanleiding van het faxbericht van de ambassade van 21 december 1999 stuurde verzoekster op 21 december 1999 een faxbericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken met onder meer de volgende inhoud:

"Op mijn fax heb ik vandaag het bijgesloten antwoord gekregen, wat ik:

a/ niet begrijp

b/ (een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; N.o.) heeft mij eerst telefonisch verzekerd dat visumaanvragen van ALLE Bulgaren voorgelegd werden bij het MJ. Tijdens een persoonlijk onderhoud werd dit opnieuw bevestigd (...). Dit antwoord en de gang van zaken bevestigd het tegendeel.

c/ ik heb geen antwoord gekregen m.b.t. de overige 36 door het MJ al op 17 november goedgekeurde aanvragen."

22. Verzoekster schreef op 13 januari 2000 onder meer het volgende aan de ambassade:

"(Er) is helaas niets veranderd m.b.t. de 36 visumaanvragen van (X; N.o.). Na veel moeite (...) is het mij gelukt om vanmorgen met (een medewerkster van de ambassade; N.o.) te spreken. Dit gesprek heeft niet meer dan de volgende mededeling opgeleverd: "Ik kan geen goedkeuring voor deze mensen vinden in mijn computer." Deze mededeling moet echter op een vergissing/fout berusten, want ik heb al half december met de MJ gesproken over 29 aanvragen en de informatie was, dat deze resp. op 16 en 17 november 1999 door hen al goedgekeurd en per diplomatieke post naar uw ambassade gestuurd waren. Mijn telefoongesprek van vanmorgen met het MJ heeft de bovengenoemde goedkeuringen opnieuw bevestigd. Dit klopt ook, want de 6 (van de 18) door u onlangs afgegeven visa voor (X; N.o.) zijn ook van deze groepen. (...) Zoals ik al eerder heb aangegeven, kunnen wij aan een van de ambassades eisen betr. autokopers niet voldoen m.n. om deze mensen bij de regiopolitie aan te melden. Zij komen laat aan, vertrekken vroeg naar de Automarkt. De groepen van (...) hoeven zich ook niet te melden dus ik zie niet in waarom mensen van (verzoekster; N.o.) dit wel zouden moeten doen.

(...)

Tijdens het gesprek met het MJ vanmorgen ben ik ook achtergekomen dat 7 aanvragen van (X; N.o.) (bij u op 04.11 ingediend) helemaal niet zijn voorgelegd. Hoe zit het met deze mensen?"

Verzoekster stuurde op 14 januari 2000 een faxbericht van gelijke strekking aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

23. Bij faxbericht van 2 februari 2000 richtte verzoekster zich opnieuw tot de ambassade met het verzoek om opheldering te verschaffen met betrekking tot de 36 door X ingediende visumaanvragen.

24. De ambassade berichtte verzoekster op 4 februari 2000 onder meer als volgt:

"Met verwijzing naar dzz fax d.d. 17 december, 21 december en 30 december 1999, deel ik u mede dat na de goedkeuring van het Ministerie van Justitie, u gevraagd is een hotelreservering te overleggen voor de aanvragers. Omdat deze op 14 januari jl. nog steeds niet was ontvangen zijn de goedkeuringen door de ambassade in een weigering omgezet, aangezien de doelstelling vervallen is. Op dat moment hadden echter 6 aanvragers hun visum reeds ontvangen en wel op 24 december jl."

25. Verzoekster reageerde op 7 februari 2000 onder meer als volgt op het faxbericht van de ambassade van 4 februari 2000:

"Ik heb van uw ambassade op 17-12-'99 en op 21-12-'99 faxberichten ontvangen m.b.t. 18 Bulgaarse toeristen (...).

Een faxbericht d.d. 30-12-'99 betr. de 36 aanvragen van (X; N.o.) heeft mij nooit bereikt. Wel een fax van dezelfde datum betr. 2 kunstschilders (...).

Van bovengenoemde 18 toeristen (van wie 12 van (Y; N.o.) (...)) waren maar 6 mensen van (X; N.o.). Van deze 6 mensen hebben ook 3 de reis afgezegd wegens de voorafgaande lange wachttijden, dus we hebben voor 3 mensen hotelreserveringen overlegd (...).

Waar wij het nu over hebben (al langer dan een maand) zijn de 36 andere aanvragen van (X; N.o.) (ingediend bij het Consulaat op: 14-10; 21-10; 28-10 en 04-11, 1999).

Volgens (X; N.o.) hebben zij de afgelopen weken iedere keer als zij op het Consulaat hebben geïnformeerd alleen maar negatieve antwoorden ontvangen, er was niets bekend over deze aanvragen en zij moesten wachten. De paar keer dat ik contact had met uw Consulaat heb ik ook alleen maar gehoord, dat bij u nog niets bekend was.

Zoals ik in mijn fax aan u (d.d. 02.02) uitvoerig heb verteld, waren al deze aanvragen door het MJ al lang goedgekeurd en zouden al deze mensen vanaf 1 januari hun visum kunnen ontvangen. Voor deze mensen heeft het Consulaat nooit hotelreserveringen gevraagd en ook nooit aan mij of (X; N.o.) medegedeeld, dat deze visa opgehaald kunnen worden."

B. Standpunt verzoekster

1. Het standpunt van verzoekster is weergegeven in de klachtsamenvatting onder Klacht.

2. Verzoekster gaf in haar verzoekschrift van 7 februari 2000 onder meer het volgende aan:

“(Verzoekster; N.o.) is een exportimport bemiddelingsburo. Een van onze activiteiten is al ruim drie jaar het organiseren van reizen voor Oekraïense en Bulgaarse toeristen, die op onze uitnodiging naar Nederland komen om hier een auto te kopen en daarna weer terugkeren naar hun geboorteland. Dit "autotoerisme" komt in stand i.s.m. twee Bulgaarse en een Oekraïens reisbureau. Tot 13 augustus `99 waren ook af en toe problemen met de visumafgifte, maar deze konden wij binnen redelijke tijd altijd oplossen.

Vanaf 13 augustus zit echter alles muur vast, m.n. op het Consulaat in Sofia. Op deze datum heb ik een brief ontvangen van het Consulaat, waarin zij om bewijzen vroegen betr. de in Nederland gekochte auto's en op 26 augustus van (…) MBZ, dat er een aantal toeristen die op uitnodiging van (verzoekster; N.o.) een visum hebben ontvangen in Portugal in de illegaliteit zijn gesignaleerd, waarop Nederland op diplomatiek niveau aangesproken werd. Ik heb om de namen van de schuldigen gevraagd maar niet gekregen, dus ik kon ook niet nagaan uit welke groepen de schuldigen afkomstig waren. Pas tijdens mijn persoonlijk onderhoud met (…) (MBZ) op 7 december kreeg ik mondeling antwoord hierop, namelijk dat zij geen namen mochten noemen. (…)

In Sofia hebben we al vanaf 19-07 gewacht op de afgifte van visa voor 67 mensen. Na veel vergeefse telefoontjes en faxen door mij en door mijn Bulgaarse partners (…) heeft de tussenkomst van (…)(MBZ) geresulteerd in de afgifte van 21 visa op 21 oktober in Sofia (…).

Na 21 oktober hebben wij geen visa meer verkregen (wij hadden nog steeds 46 ingediende aanvragen, maar deze mensen hebben successievelijk hun paspoorten teruggehaald en hun bij ons geboekte reis geannuleerd wegens de enorme lange wachttijden. (Ons verlies wegens deze annuleringen: DM 27.600!!!)

(…)

Vanaf 14.10. (wegens de schriftelijke toezegging van de Ambassade dd. 11.10.) heeft mijn ene Bulgaarse partner (X; N.o.) opnieuw visumaanvragen ingediend op het Consulaat in Sofia

Hierna begon het wachten weer, het verkrijgen van tegenstrijdige informatie van de verschillende medewerkers van het Consulaat en eindeloze correspondentie en telefoongesprekken met Sofia en het MJ en MBZ in Den Haag. Ik heb op 7 december zelfs een persoonlijk onderhoud gehad bij het MBZ, Visadienst (…). Wij hebben puntsgewijs de gewenste werkwijze van (verzoekster; N.o.) doorgenomen, o.a. de kwestie of (verzoekster; N.o.) in haar uitnodiging de zin moet opnemen, dat zij zich voor iedere toerist met Fl 10.000 garant stelt. Hun antwoord was, dat deze zin onnodig was. Ik heb na dit gesprek goede hoop gehad dat onze visumaanvragen uiteindelijk gehonoreerd zouden worden. Tot 17 december is er niets gebeurd en toen ineens een fax van het Consulaat dat er 18 mensen hun visum konden halen (hiervan 2 kunstenaars en 10 mensen van (Y; N.o.)) die al lang afgezegd hadden wegens de lange wachttijden( dit heb ik al geruime tijd daarvoor schriftelijk aan het MJ doorgegeven). Zo bleven er 6 mensen van (X; N.o.) over, waarvan inmiddels ook weer vier afgezegd hadden). Ons verlies weer: DM 8400,00 (…)

Hierna zijn we verder gaan vechten om de resterende klanten toch te proberen te behouden (door de vele afzeggingen dreigt mijn Bulgaarse partner (X; N.o.) failliet te gaan en zij en (verzoekster; N.o.) verliezen onze goede, betrouwbare naam bij de potentiële toeristen. Iedere potentiële reiziger weet zo langzamerhand, dat men beter niet met (X; N.o.) of (Y; N.o.) kan reizen, omdat bij hen het verkrijgen van een visum niet zes weken maar 3-4-5 maanden duurt, terwijl andere reisorganisaties wel binnen de daarvoor gestelde 6 weken hun visa verkrijgen.

Vergeefs. T/m heden krijgen wij alleen maar negatief en ook tegenstrijdige antwoorden van het Consulaat (als ik ze tenminste kan bereiken), mijn Bulgaarse partner informeert dagelijks.

Informatie van het MJ daarentegen is, dat alle 36 aanvragen al in november goedgekeurd zijn, (…) desondanks hebben wij nog steeds geen visum verkregen voor deze 36 mensen (inmiddels 24 van hen heeft geannuleerd wegens de enorm lange wachttijden). Ons verlies weer: DM 14.400,00

Onze verliezen samen met de dagelijkse ergernissen en frustraties (…) stapelen zich op, spekken onze telefoonrekeningen en nemen enorm veel kostbare tijd in beslag, zonder dat wij resultaten boeken.

Deze manier van werken of liever gezegd proberen te werken al sinds augustus resulteert bij ons alleen in machteloze woede en frustratie, we voelen ons het speelballetje van overheidsinstanties, voornamelijk van de Ambassade in Sofia, volgens ons ligt het probleem daar en niet bij de Ministeries in Nederland.”

3. Verzoekster voegde daar bij brief van 6 maart 2000 onder meer het volgende aan toe:

"Wij wachten al ruim drie maanden op visumafgifte voor 36 Bulgaarse autotoeristen. (...) er (is) een duidelijke tegenstrijdigheid in de handelwijze van het Consulaat en de handelwijze van het Ministerie van Justitie.

Het Consulaat beweert, dat alle visumaanvragen waar (verzoekster; N.o.) als referent optreedt moeten ZONDER VERVALDATUM aan het MJ voorgelegd worden.

Het Ministerie van Justitie beweert daarentegen, dat het Consulaat deze aanvragen MET VERVALDATUM heeft voorgelegd, wat impliceert, dat op alle 36 door hen al in november '99 goedgekeurde aanvragen, al na 1 januari 2000 een visum afgegeven had kunnen worden. (...) Van de 36 visumaanvragen hebben wij uiteindelijk vorige week voor 9 toeristen een visum kunnen krijgen."

4. Verzoekster voegde bij haar brief van 6 maart 2000 kopieën van onder meer de volgende faxberichten.

- faxbericht van 17 februari 2000 van verzoekster aan de ambassade:

"...(Een medewerkster van het Ministerie van Justitie; N.o.) heeft mij wel op gewezen dat deze 36 visumaanvragen VOLGENS DE REGEL-WETGEVING door uw Consulaat BIJ HET MJ MET VERVALDATUM ZIJN VOORGELEGD, WAT INHOUDT, DAT NA EEN BEPAALDE DATUM (als het Consulaat verder niets hoort van het MJ) de visa afgegeven kunnen worden.

Ik heb uw fax d.d. 21 december herlezen, waarin u juist het tegenovergestelde schrijft..."

- faxbericht van 28 februari 2000 van de ambassade aan verzoekster:

"...1. Vanaf vandaag zal de ambassade visumaanvragen (van verzoekster; N.o.) weer zelfstandig behandelen c.q. voorleggen.

2. Bijgevoegd is een lijstje met namen van 11 personen aan wie een visum verleend kan worden op voorwaarde dat de ambassade bewijs van betaling aan het hotel in Nederland voor alle reizigers en voor het gehele verblijf heeft ontvangen.

3. Ook moeten allen nog bewijs van ziektekostenverzekering aan de ambassade laten zien.

(...)

5. Er zijn nu geen verdere visumaanvragen (van verzoekster; N.o.) te behandelen..."

5. Met betrekking tot de procedure die verzoekster en haar Bulgaarse partners volgen deelde verzoekster het volgende mee.

Verzoeksters partners in Bulgarije verzamelen groepen van 20 à 30 personen die in Nederland een auto willen kopen. De partners sturen lijsten met adresgegevens e.d. aan verzoekster. Zij schrijft vervolgens uitnodigingen voor betrokkenen om met dit doel naar Nederland te komen. Haar partners gaan met deze uitnodigingen en de betrokken toeristen naar de ambassade in Sofia om een visumaanvraag in te dienen. De betrokken personen worden op de ambassade ondervraagd en zij dienen hun paspoort in te leveren. Gewoonlijk wordt binnen tien dagen een visum verstrekt. Zij informeert de ambassade niet over annuleringen. Haar partners doen dit ook niet. In geval van annulering haalt de betrokkene zijn paspoort (zonder visum) weer op.

C. Standpunt Minister van buitenlandse zaken

1. De Minister liet in reactie op de klacht onder meer het volgende weten

“De voorwaarden voor visumverlening door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging zijn vastgesteld in Schengenverband. De diplomatieke posten mogen slechts visa afgeven voor zover aan de voorwaarden voor binnenkomst als bedoeld in de artikelen 5 en 15 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst (SUO) van 19 juni 1990 is voldaan. Artikel 5, lid l, onder c, van de SUO stelt dat aan een vreemdeling toegang (en op grond daarvan een visum) kan worden verleend, indien de vreemdeling, zo nodig, documenten kan overleggen ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden. Zo is een van de voorwaarden die de Nederlandse ambassade te Sofia ten aanzien van visumaanvragers die in Nederland een auto willen kopen, heeft gesteld, dat ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden bewijzen van hotelreserveringen in Nederland dienen te worden overgelegd.

(Verzoekster; N.o.) treedt geregeld op als referent voor Bulgaarse burgers die in Nederland een tweedehands auto willen kopen. Vanwege een vermoeden van oneigenlijk gebruik van visumaanvragen van potentiële autokopers, waaronder die waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optrad, heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken in november 1997 het Bureau Bijzondere Zaken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst verzocht een onderzoek in te stellen naar de bonafiditeit van (verzoekster; N.o.). In dat kader zijn met (verzoekster; N.o.) werkafspraken gemaakt, die onder meer vastlegden dat de vreemdelingen voor wie (verzoekster; N.o.) als referent op was getreden, zich bij de plaatselijke Vreemdelingendienst zouden melden. Deze afspraken werden actueel toen de Spaanse autoriteiten bij nota van juni 1999 melding maakten van het feit dat enkele tientallen Bulgaarse burgers - in het bezit van visa die waren afgegeven door de Nederlandse ambassade te Sofia - Spanje waren ingereisd om daar (illegaal) te gaan werken. De afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van dit ministerie heeft vervolgens de ambassade te Sofia telefonisch geïnformeerd omtrent de resultaten van het onderzoek van het Bureau Bijzondere Zaken. Dit betekende voor de ambassade dat aanvragen, waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optrad, dienden te worden aangehouden, hetgeen overigens al geschiedde in het kader van het eigen onderzoek van de ambassade.

Naar aanleiding van bovengenoemde Spaanse nota had namelijk de ambassade te Sofia uit eigen beweging besloten een onderzoek in te stellen naar de betrouwbaarheid van de documenten die in het kader van visumaanvragen van autokopers werden overgelegd, en de afgevende instanties. In dat verband had de ambassade te Sofia in augustus 1999 een aantal referenten in Nederland, waaronder (verzoekster; N.o.), verzocht gegevens te verstrekken over het aantal verkochte auto's teneinde deze in relatie te brengen met het aantal door de ambassade verleende visa. Hen werd daarbij medegedeeld dat, in afwachting van hun reactie, aanvragen waarbij zij zich referent stelden, door de ambassade zouden worden aangehouden.

Nadat diverse referenten, waaronder (verzoekster; N.o.), hun reactie aan de ambassade hadden gezonden, werden zij in oktober 1999 door de ambassade geïnformeerd, dat de behandeling van visumaanvragen weer zou worden hervat. In de periode tussen 13 augustus en 18 oktober 1999 zijn, hangende de uitkomst van het door de ambassade uitgevoerde onderzoek, géén visa verstrekt aan Bulgaarse autokopers met Nederlandse referenten.

De vermeende miscommunicatie tussen de ambassade, de Visadienst van het ministerie van Justitie en de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van dit ministerie inzake het voorleggen met of zonder vervaldatum, wordt onderzocht per visumaanvraag aan de hand van de betreffende dossiers. Dit onderzoek vergt echter veel meer tijd, dan ervoor is gegeven.

Wel had inmiddels op 4 oktober j l. de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken de ambassade geïnstrueerd dat visumaanvragen met (verzoekster; N.o.) als referent zonder vervaldatum aan de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken of de Visadienst dienden te worden voorgelegd. Het voorleggen zonder vervaldatum heeft tot doel dat er op deze manier voldoende tijd besteed kan worden aan het doen van gedegen onderzoek naar het doel van het verblijf i.e. Voor de ambassade betekende dit dat dergelijke visumaanvragen niet eerder dan na verkregen machtiging konden worden gehonoreerd.

Na overleg met de ambassade te Sofia heeft de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken per memorandum van 28 februari 2000 aan de ambassade te Sofia bovenvermelde instructie van 4 oktober jl. ingetrokken. De reden hiervoor was gelegen in het feit dat de ambassade de voorwaarden voor visumverlening waaraan alle potentiële autokopers moeten voldoen, had aangescherpt in die zin dat de aanvrager zich 14 dagen na vervaldatum van het visum persoonlijk diende te melden bij de ambassade en dat daarbij het reisdocument en een bewijs van aankoop van een (tweedehands)auto in Nederland tijdens een recente voorgaande reis moesten worden overgelegd.

Dit betekende dat de ambassade weer zelfstandig over visumaanvragen, waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optrad, kon gaan beslissen, hetgeen ook is gebeurd. (…)

Overigens kan de ambassade bij twijfel over het doel van het verblijf te allen tijde beslissen de aanvraag voor te leggen.

Gelet op het bovenstaande acht ik het gedeelte van de klacht dat betrekking heeft op de lange behandelingsduur door de ambassade te Sofia van een aantal vanaf medio juli 1999 bij de ambassade te Sofia ingediende visumaanvragen, waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optreedt, ongegrond. Ik merk hierbij op dat (verzoekster; N.o.) steeds werd geïnformeerd over de reden voor het aanhouden van visumaanvragen c.q. voor de wijziging van de procedure voor visumafgifte. In beide gevallen betrof dit een onderzoek naar de vraag of visumverlening aan aanvragers voor wie (verzoekster; N.o.) als referent optrad, conform de geldende Schengenvoorschriften geschiedde.

Met betrekking tot de door u geformuleerde vragen, kan ik u als volgt berichten.

1. Is er een vaste procedure voor de behandeling van de hier aan de orde zijnde visumaanvragen? Zo ja, wat houdt die procedure in?

De Nederlandse ambassade te Sofia hanteert inderdaad een vaste procedure voor de behandeling van visumaanvragen van autokopers. Deze voorwaarden zijn in de bijlagen bij deze brief gevoegd (zie hierna onder 3.; N.o.). Hierbij teken ik aan dat inmiddels is besloten om de laatste voorwaarde, het terugmelden, om te zetten in de verplichting van het vooruitbetalen van de hotelovernachtingen in Nederland.

2. Wat is de gemiddelde behandelingsduur van dergelijke visumaanvragen?

Het streven van de ambassade is erop gericht om de visumaanvragen binnen 10 werkdagen af te handelen. Indien visumaanvragen worden voorgelegd aan de Visadienst of aan de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken, kan de behandelingsduur aanmerkelijk langer zijn, aangezien als gevolg van een dergelijke voorlegging kan worden besloten tot een nader onderzoek.

3. Indien de behandelingsduur van de aanvragen waarbij verzoeker als referent optreedt langer is: wat is daarvoor de reden?

De behandelingsduur van aanvragen, waarbij (verzoekster; N.o.) of anderen als referent optreden voor autokopers, kan naast het vermelde onder 2) ook langer uitvallen vanwege incompleet ingevulde visumaanvragen. De ambassade stelt betrokkenen alsdan in de gelegenheid eventueel ontbrekende stukken te overleggen.

4. Wordt de aanvrager/verzoeker overeenkomstig artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht geïnformeerd indien de beslissing op de visumaanvraag niet binnen acht weken kan worden genomen? Zo nee, waarom niet?

In de meeste gevallen neemt de visumaanvrager zelf of de referent in Nederland contact op met de ambassade, de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken of de Visadienst in Nederland om de stand van zaken te vernemen. Er is niet voorzien in een procedure waarbij de ambassade in alle gevallen uit zichzelf de visumaanvrager conform artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht informeert. Mede in het licht van de komende uitbreiding van de consulaire afdeling van de ambassade te Sofia worden thans de mogelijkheden bezien om het publiek actiever te informeren over de stand van zaken m.b.t. hun lopende aanvraag.

5. In de brief van 25 augustus 1999 van het plaatsvervangend hoofd van de Afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken wordt gesproken over afspraken die met verzoeker en andere reisorganisaties zijn gemaakt om misbruik van verstrekte visa te voorkomen. Welke afspraken worden hier bedoeld en wat houden zij in?

Deze afspraken hebben betrekking op de voorwaarden die naast de algemene voorwaarden waaraan visumaanvragers moeten voldoen, aan potentiële autokopers worden gesteld. De voorwaarden zijn in de bijlagen bij deze brief gevoegd.

Daarnaast is door de Vreemdelingendienst Flevoland, bureau Lelystad met (verzoekster; N.o.) de afspraak gemaakt dat al haar klanten, die in "Herberg de Oostvaarders" logeerden, zich bij de Vreemdelingendienst Lelystad zouden aanmelden. Deze afspraak is gemaakt in het kader van een onderzoek van het Bureau Bijzondere Zaken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van maart 1998 naar (verzoekster; N.o.). De Vreemdelingendienst Lelystad heeft in het kader van dit onderzoek (verzoekster; N.o.) gehoord. Gebleken was namelijk dat de bezoekers, die tijdens hun verblijf in Nederland logeerden in "Herberg de Oostvaarders", gelegen aan de Oostvaardersdijk in Lelystad, zich niet aanmeldden bij de Vreemdelingendienst van Lelystad.”

2. De Minister voegde bij zijn reactie onder meer een kopie van een memorandum van 28 februari 2000 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ambassade. In deze instructie staat het volgende:

"...Hierbij bevestig ik u dat de instructie van 4 oktober 1999 (...) (voorlegging visumaanvragen (verzoekster; N.o.)) is komen te vervallen..."

3. Voorts verstrekte de Minister een kopie van een document waarin de voorwaarden zijn vastgelegd die de ambassade te Sofia hanteert voor visumafgifte. Hierin staat onder meer het volgende:

"ALGEMENE VOORWAARDEN

1. Nederland moet de hoofdbestemming zijn.

2. Aanvraag moet persoonlijk worden ingediend.

(...)

6. Het afsluiten van een ziektekostenverzekering bij een bonafide verzekeraar is vereist. (...)

9. De ambassade heeft ten minste 10 werkdagen nodig om een visumaanvraag te behandelen.

(...)

Tevens moet bij een visumaanvraag de hieronder vermelde documenten worden overgelegd; afhankelijk van het doel van het bezoek.

(...)

AUTOKOPERS

(...)

- Originele uitnodiging van een Nederlands autobedrijf of touroperator; hierin moet tevens een garantverklaring zijn opgenomen.

(...)

- Hotelreservering in Nederland.

- Bewijs van aankoop van een (tweedehands) auto in Nederland tijdens recente voorgaande reis. Indien dit niet overlegd kan worden, moet aanvrager zich veertien dagen na vervaldatum van het visum persoonlijk melden bij de Nederlandse ambassade in Sofia. Daarbij moet overlegd worden het reisdocument alsmede bewijs van aankoop van een auto in Nederland."

D. standpunt staatssecretaris van justitie

De Staatssecretaris deelde onder meer het volgende mee:

"Op 29 september 1999 ontving het bureau Visadienst (BV) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DPC/VV) de instructie dat alle aanvragen waarbij (verzoekster; N.o.) als referent optrad tot nader order dienden te worden aangehouden omdat was gebleken dat niet alle aanvragers zich bij de vreemdelingendienst hadden aan- en afgemeld. Op 26 oktober 1999 werd door DPC/VV de instructie verstrekt dat de aanvragen zouden worden voorgelegd met een vervaltermijn van 3 weken.

(...) Vanaf 26 oktober 1999 was de gemiddelde behandelduur voor een aanvraag 3 weken (vervaltermijn).

(...) De behandelduur kan oplopen als bepaalde aspecten van de aanvraag het inwinnen van nadere informatie noodzakelijk maakt. De ambassade wordt dan middels een faxbericht van een en ander op de hoogte gesteld."

E. Reactie Verzoekster

Verzoekster merkte onder meer het volgende op:

“Dank u voor de toegestuurde antwoorden van de Ministeries op onze klacht. Na deze grondig te hebben bestudeerd wil ik opmerken, dat hun reactie diverse onjuistheden bevat.

(…)

Onderzoek naar bonafiditeit van (verzoekster; N.o.) ingesteld in 1997: hierover is ons niets bekend, laat staan dat er werkafspraken zijn gemaakt.

Hooguit een telefonische afspraak met de eigenaresse van "Herberg de Oostvaarder" in Lelystad, waar wij onze Oekraïense toeristen hebben ondergebracht.

De gemaakte afspraak was, dat de Herberg de namen van alle bij hen overnachtende Oekraïense toeristen zou noteren om zo bij controle deze aan de Vreemdelingenpolitie in Lelystad te kunnen overleggen omdat wegens technische redenen de persoonlijke aanmelding van deze groepen onmogelijk was.

Ik moet hierbij vermelden, dat in 1997 (verzoekster; N.o.) nog uitsluitend voor Oekraïense autokopers als referent optrad.

Wel heb ik van (het Ministerie van Buitenlandse Zaken; N.o) op 26-1-'98 een vragenformulier ontvangen en beantwoord, deze had betrekking op Oekraïens. (…)

Over de nota van de Spaanse autoriteiten dd. juni 1999. betr. Bulgaarse illegalen wil ik een correctie aanbrengen: Op 25 augustus, 1999 heb ik een schrijven gehad van (het Ministerie van Buitenlandse Zaken; N.o.) dat er veel Oost-Europese "autokopers" die een visum hebben verkregen op uitnodiging van (verzoekster; N.o.) in Portugal zijn aangetroffen.

(…) Nu heeft men de vermoedelijke illegalen ineens in Spanje gesignaleerd!?.

Tijdens mijn persoonlijk gesprek met (twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; N.o.) op 7 december 1999 heb ik opnieuw gevraagd naar de nationaliteit en namen van de in Portugal gesignaleerde "autokopers" om na te gaan uit welke groep(en) de schuldigen afkomstig waren - hun antwoord was echter, dat zij geen informatie mochten verstrekken.

Als wij deze informatie al maanden eerder hadden verkregen, hadden wij kunnen achterhalen welke buitenlandse reisorganisatie (onze partners) voor deze "illegalen" een visum heeft aangevraagd en hadden op deze manier de goede niet voor de daden van de slechte hoeven te boeten en het onderzoek van (verzoekster; N.o.) had ook veel sneller afgerond kunnen worden, met andere woorden waren onze verliezen ook minder geworden!

Zover wij het kunnen nagaan zonder namen, zijn de Bulgaarse illegalen allemaal afkomstig van groepen die door onze andere Bulgaarse partner, (Y; N.o.) gestuurd waren. Wij hebben overigens onze betrekkingen met deze firma al maanden geleden beëindigd.

(…)

In de periode tussen 13 augustus en 18 oktober 1999 zijn, hangende de uitkomst van het door de ambassade uitgevoerde onderzoek WEL visa verstrekt aan Bulgaarse autokopers, in ieder geval voor autokopers waar (…) als referent optrad.

Dit weten wij uit eerste hand, deels omdat wij goede contacten hebben met (…) (de directeur), deels omdat de autokopers van mijn Bulgaarse partner, X; N.o.) van meet af aan met de bus van (…) (de Bulgaarse partner van (de hiervoor bedoelde referent; N.o.)) hebben gereisd. Ook zijn zij exact op de hoogte hoeveel toeristen van (de hiervoor bedoelde referent; N.o.) naar Nederland zijn gereisd in de maanden dat (verzoekster; N.o.) geen enkele visum hebben verkregen.

(…)

Dat de afd. Vreemdelingen -en Visumzaken de ambassade geïnstrueerd heeft dat visumaanvragen met (verzoekster; N.o.) als referent ZONDER VERVALDATUM moeten voorgelegd worden is ons d.m.v. een schrijven van de ambassade(21-12-'99) medegedeeld.(…). Vlgs.MBZ was deze instructie op 4-10-'99 gegeven.

(…)

In het antwoord van de Visadienst op mijn klacht staat duidelijk dat de voorleggingen MET EEN VERVALTERMIJN VAN 3 WEKEN moesten geschieden. (26-10-'99)

(Hier ligt het grote probleem (sinds oktober) omdat de twee ministeries en het consulaat verschillende normen hanteerden!!)

(…)

Kortom, door fouten/miscommunicatie tussen de ambtenaren van de ministeries en een toch wel duidelijke discriminatie van (verzoekster; N.o.) hebben wij zoveel schade geleden en ondanks het feit, dat sinds maart de Ambassade in Sofia duidelijk goedwillend en snel werkt, kunnen wij amper klanten krijgen in Bulgarije wegens de slechte naam van (X; N.o.), die veroorzaakt is door de belachelijk lange wachttijden tussen juli en maart- Om deze slechte naam te zuiveren hebben wij maanden nodig met veel investeringen. Dus alles wat we opgebouwd hebben in anderhalf jaar is voor niets geweest, wij kunnen opnieuw beginnen en dit hebben wij te "danken" aan het malfunctioneren van overheidsinstanties.

Mijn klacht is dus wel degelijk gegrond.”

f. aanvullende informatie minister van buitenlandse zaken

1. De Minister van Buitenlandse Zaken liet in aanvulling op zijn reactie op de klacht (zie hiervoor onder C.) onder meer het volgende weten:

"De afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van dit ministerie heeft de Visadienst bij het ministerie van Justitie eind oktober 1999 per abuis telefonisch medegedeeld de visumaanvragen, waarbij o.a. (verzoekster; N.o.) als referent optreedt, met een vervaldatum van 3 weken voor te leggen aan de Visadienst bij het ministerie van Justitie. Deze procedure houdt in dat het visum kan worden afgegeven, mits geen bezwaar is ingediend tijdens de vervaltermijn door de afdeling waaraan de visumaanvraag is voorgelegd. Bij deze telefonische mededeling is geen rekening gehouden met de instructie van 4 oktober jl. aan de Nederlandse ambassade te Sofia dat visumaanvragen met (verzoekster; N.o.) als referent zonder vervaldatum dienen te worden voorgelegd. Zoals reeds vermeld in mijn brief van 5 juni jl., heeft het voorleggen zonder vervaldatum tot doel dat er voldoende tijd besteed kan worden aan het doen van gedegen onderzoek naar het doel van het verblijf, hetgeen voor de ambassade betekent dat de visumaanvragen niet eerder dan na verkregen expliciete machtiging kunnen worden gehonoreerd. Abusievelijk is helaas geen afschrift van deze instructie naar de Visadienst gegaan."

2. Naar aanleiding van een aantal vragen van de Nationale ombudsman deelde de Minister van Buitenlandse Zaken nog het volgende mee:

"In zowel Spanje als Portugal zijn Bulgaren aangetroffen die in het bezit waren van een door de Nederlandse ambassade te Sofia afgegeven visum. Bijgevoegd treft u de nota van de Spaanse autoriteiten van juni 1999 aan waarin melding wordt gemaakt van het feit dat Bulgaarse burgers in Spanje waren ingereisd om daar (illegaal) te gaan werken.

Van de Nederlandse ambassade te Lissabon is omstreeks dezelfde tijd telefonisch vernomen dat naast Bulgaren ook andere visumplichtige vreemdelingen waaronder Moldaven die in het bezit waren van een door de Nederlandse ambassade te Kiev verstrekt visum, in Portugal zijn aangetroffen. Ook zij verrichtten (illegale) arbeid. De Nederlandse ambassade te Lissabon heeft vervolgens op verzoek van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken van dit Ministerie bij de lokale autoriteiten hieromtrent navraag gedaan op basis waarvan lijsten met namen van betrokken visumaanvragers zijn opgesteld waarbij onder meer (verzoekster; N.o.) als referent werd genoemd. Deze lijsten zijn vervolgens aan genoemde afdeling toegezonden.

Conform hetgeen ik u berichtte bij brief van 5 juni jl., had de Vreemdelingendienst Flevoland bureau Lelystad met (verzoekster; N.o.) afgesproken dat visumaanvragers, die (verzoekster; N.o.) als referent hadden opgegeven en op een bepaald adres zouden logeren, zich na binnenkomst in Nederland bij de Vreemdelingendienst te Lelystad zouden melden. Een soortgelijke afspraak tussen (verzoekster; N.o.) en het Bureau Lelystad van de Vreemdelingendienst Flevoland omtrent de meldingsplicht bestond reeds naar aanleiding van een in 1997/1998 ingesteld onderzoek naar (verzoekster; N.o.). In een terzake uitgebracht onderzoeksrapport is toentertijd aangegeven dat ingeval zou blijken dat de klanten van (verzoekster; N.o.) zich niet bij de Vreemdelingendienst Lelystad zouden melden, het ministerie van Buitenlandse Zaken in overweging zou worden gegeven geen visa meer te verstrekken aan nieuwe klanten van (verzoekster; N.o.).

In september 1999 deelde de Vreemdelingenpolitie Flevoland het ministerie van Buitenlandse Zaken mede "dat er zich in het jaar 1999 bijna geen mensen van of voor (verzoekster; N.o.) hadden aangemeld bij de Vreemdelingenpolitie te Lelystad".

Overigens dient in beginsel ieder visumplichtige vreemdeling zich te melden bij de plaatselijke vreemdelingendienst. Gelet op het hierboven gestelde zijn naast (verzoekster; N.o.) ook andere (reis)organisaties expliciet gewezen op de meldingsplicht van visumaanvragers."

Bij de nota van de Spaanse ambassade van 23 juni 1999 aan de Nederlandse ambassade te Sofia was een lijst gevoegd met namen van Bulgaarse burgers, die met een Nederlands visum Spanje waren ingereisd om daar te gaan werken. De Spaanse ambassade verzocht aan de Nederlandse ambassade te Sofia om maatregelen te treffen teneinde dergelijk misbruik in de toekomst te voorkomen.

Achtergrond

Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (overeenkomst van 13 juni 1990, Trb. 1990, 145)

Artikel 5, eerste lid:

"Aan een vreemdeling die aan onderstaande voorwaarden voldoet, kan toegang worden verleend tot het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden:

a. in het bezit zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument (...);

b. indien vereist, in het bezit zijn van een geldig visum;

c. het, zo nodig, overleggen van documenten ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden alsmede het beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde Staat, waar de toelating is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven;

d. niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan;

e. niet worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één der Overeenkomstsluitende Partijen."

Artikel 15:

"De visa als bedoeld in artikel 10 (visa voor kort verblijf; N.o.) mogen in beginsel slechts worden afgegeven, voor zover de vreemdeling aan de in artikel 5, lid 1, onder a., c., d. en e., gestelde voorwaarden voor binnenkomst voldoet."

Instantie: Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Sofia

Klacht:

Lange behandelingsduur ingediende visumaanvragen bij de Nederlandse ambassade te Sofia .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken

Klacht:

Lange behandelingsduur ingediende visumaanvragen bij de Nederlandse ambassade te Sofia.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Visadienst

Klacht:

Lange behandelingsduur van een aantal bij de Nederlandse ambassade te Sofia ingediende visumaanvragen.

Oordeel:

Niet gegrond