2001/091

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Drenthe, ondanks vele verzoeken daartoe, al jarenlang niet optreedt tegen buurtbewoners die hem en zijn gezin bedreigen en lastig vallen.

Daarnaast klaagt verzoeker erover dat een met name genoemde politieambtenaar hem op 9 september 1999 onjuiste informatie heeft verstrekt door hem mee te delen dat er iets aan de zaak zou worden gedaan als hij een brief zou ondertekenen, terwijl later bleek dat de door hem ondertekende brief een intrekking van zijn klacht inhield.

Beoordeling

I. Ten aanzien van het niet-optreden naar aanleiding van meldingen van overlast

1. Verzoeker ondervindt al een aantal jaren overlast van jongeren uit zijn buurt. Hij wordt uitgescholden en bedreigd. Er wordt op de ramen van zijn woning gebonsd en men gooit met onder andere zand, eieren, sneeuw en vuurwerk op zijn ramen. Hij heeft veelvuldig melding gemaakt van deze overlast bij de politie.

2. Verzoeker klaagt erover dat de politie al die jaren niet optreedt tegen de (jeugdige) buurtbewoners. Uit brieven en daarbij gevoegde aangiften blijkt voorts dat verzoeker, ook nadat hij zich tot de Nationale ombudsman had gewend, nog steeds overlast ondervindt van de jeugd uit zijn buurt.

3. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. Hij is van mening dat uit de mutaties uit de dagrapporten blijkt dat de politie steeds heeft gereageerd op de klachten van verzoeker en naar aanleiding daarvan gesprekken heeft gevoerd met omwonenden en verzoeker. De politie heeft in het algemeen een bemiddelende taak als het om burenruzies gaat, aldus de korpsbeheerder. Het optreden van de politie is zorgvuldig geweest en daarmee is voorkomen dat een ruzie zou escaleren.

4. De politie heeft bij haar reactie op de klacht 14 mutaties uit de dagrapporten overgelegd waarin is vermeld dat verzoeker telefonisch dan wel schriftelijk melding maakte van overlast van (jeugdige) buurtbewoners. Uit geen van die mutaties komt naar voren dat de politie strafrechtelijk is opgetreden tegen deze buurtbewoners. In enkele mutaties wordt aangegeven dat de wijkagent naar aanleiding van meldingen van verzoeker met hem en vervolgens met degenen, van wie verzoeker overlast ondervond, is gaan praten, waarna de kwestie door de politie als afgedaan werd beschouwd.

5. In beginsel dient het accent van politieoptreden bij meldingen over burenruzies zoveel mogelijk te liggen op preventie, hulpverlening en bemiddeling. Daardoor kan wellicht in een vroeg stadium erger worden voorkomen. Indien het conflict na en ondanks herhaalde bemiddelingspogingen blijft voortduren en er sprake is van het plegen van strafbare feiten, of althans een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van het plegen van strafbare feiten, dan behoort het ook tot de taak van de politie om repressief op te treden naar aanleiding van een door één van de partijen gedane melding of aangifte. Zij dient in dat geval een aangifte op te nemen en een behoorlijk onderzoek in te stellen. Het proces-verbaal met daarin de aangifte en de resultaten van het onderzoek moet naar de officier van justitie worden ingezonden, zodat deze een beslissing over de vervolgingsvraag kan nemen.

6. De politie heeft vanaf de aanvang van het conflict tussen verzoeker en de (jeugdige) buurtbewoners getracht dit met bemiddeling op te lossen. Uit de verklaringen van verzoeker en de verklaring van politieambtenaar T. komt naar voren dat verzoeker in zijn dorp al gedurende vele jaren het mikpunt is van pesterijen. Verzoeker heeft in zijn laatste correspondentie aangegeven dat hij, omdat de politie niet wil komen, zelf wat aan de pesterijen heeft gedaan. Bemiddeling heeft escalatie van de problemen tussen verzoeker en de buurtbewoners kennelijk niet kunnen voorkomen. In dat geval kan gezegd worden dat bemiddeling geen zin heeft gehad en thans ook niet meer zinvol is.

Waarom verzoeker het mikpunt van pesterijen is blijft onduidelijk. Het is niet juist dat de politie niet werkelijk heeft onderzocht wat de oorzaak is van de problemen tussen verzoeker en de buurtbewoners. Daarnaast geldt dat het van belang kan zijn om bij twee tegenover elkaar staande verhalen van zowel verzoeker als de buurtbewoners, vast te stellen welk verhaal juist is en welk niet. Dit kan immers in de toekomst van belang zijn voor de geloofwaardigheid van het verhaal van beide partijen. Het is begrijpelijk dat de politie bij een aantal voorvallen heeft getracht te bemiddelen, maar als de pesterijen voortduren en bemiddeling niet helpt, dient de politie bij de meldingen van verzoeker van strafbare feiten (vernieling van tuin, het gooien van kluiten zand tegen de ramen, bedreiging met een mes, enzovoort) strafrechtelijk op te treden. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het voor de hand had gelegen dat de politie hierover met het openbaar ministerie in Assen overleg had gevoerd. Daarvan is niet gebleken.

Bovendien gaat van het horen als verdachte en het opmaken van een proces-verbaal het signaal uit naar degenen, die verzoeker 'pesten', dat zij daarmee niet door moeten gaan. Repressief optreden van de politie kan in dat geval dus ook preventief werken. Het is niet juist dat de politie dit heeft nagelaten. De gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

II. Ten aanzien van het verstrekken van onjuiste informatie op 9 september 1999

1. Verzoeker heeft op 9 september 1999 bij hem thuis een gesprek gehad met politieambtenaar T. over de klacht die hij bij de politie had ingediend. Tijdens dat gesprek heeft hij een standaardformulier getekend en daarop een vakje aangekruist waarmee hij te kennen gaf dat zijn klacht tot zijn genoegen was afgehandeld en dat hij deze niet aan de klachtencommissie Drenthe wenste voor te leggen.

2. Verzoeker klaagt erover dat hij is misleid door politieambtenaar T., omdat deze hem gezegd zou hebben dat hij voormeld formulier diende te ondertekenen vanwege de aangifte en het onderzoek. Verzoeker heeft in zijn brief aan T. van 12 september 1999 - drie dagen na ondertekening van het formulier - verklaard dat hij slordig is geweest door het formulier te tekenen zonder het goed te lezen. Verder geeft hij in deze brief aan dat het hem geen goed idee lijkt om de zaak af te sluiten. Hij heeft verklaard het formulier als nietig te beschouwen en met zijn raadsman door te gaan met deze zaak.

3. De korpsbeheerder stelt zich op het standpunt dat er - gelet op de tekst van het standaardformulier - geen enkel misverstand over kon bestaan waarvoor verzoeker tekende. T. heeft met verzoeker een bemiddelingsgesprek gehad en heeft aan verzoeker toegezegd dat de wijkagent een onderhoud zou hebben met een viertal met naam genoemde families. Politieambtenaar T. heeft in zijn verklaring op 12 december 2000 aangegeven dat verzoeker akkoord ging met de toezegging dat de wijkagent een onderhoud zou hebben met de betrokken families. Hij heeft verzoeker daarna het betreffende formulier laten tekenen met een opmerking, die er in ieder geval op neerkomt dat verzoeker - door akkoord te gaan met het onderhoud met de families - afzag van de klacht en daarvoor het formulier kon tekenen.

4. Uit de klachtenregeling van de politie Drenthe van 26 januari 2000 blijkt dat bij iedere klacht, die bij het regionale politiekorps Drenthe wordt ingediend, drie formulieren worden gevoegd (zie Achtergrond, onder 3). Het betreft onder andere een formulier met daarop het verzoek tot onderzoek en bemiddeling en een bemiddelingsformulier, waarop de klager kan aangeven of de klacht naar tevredenheid is afgehandeld of dat hij de klacht door de klachtencommissie behandeld wil zien. In het geval dat er een bemiddeling plaatsvindt gaat de klachtbehandelaar een gesprek aan met de klager en vraagt hij na het gesprek aan de klager of deze van mening is dat zijn klacht naar tevredenheid is afgehandeld. Als dat de mening van de klager is, dient hij dit op het bemiddelingsformulier aan te kruisen en dit formulier te ondertekenen. Hoewel deze klachtenregeling ten tijde van het gesprek tussen politieambtenaar T. en verzoeker nog niet van kracht was, is de hiervoor beschreven werkwijze kennelijk reeds bij de behandeling van de klacht van verzoeker toegepast. Volgens de destijds van kracht zijnde klachtenregeling van 1 april 1994 diende de klager bij bemiddeling direct ervan op de hoogte gebracht te worden dat de klacht ook op formele wijze kon worden afgedaan (zie Achtergrond, onder 2).

5. Uit de brief van verzoeker aan T. van 12 september 1999 valt af te leiden dat verzoeker weliswaar het door hem ondertekende formulier niet goed had gelezen, maar dat de strekking - het afzien van zijn klacht - hem wel duidelijk was. Hij gaf immers aan dat het formulier als nietig moest worden beschouwd, omdat het hem geen goed idee leek om de zaak af te sluiten. Daarnaast staat vast dat de wijkagent ook daadwerkelijk heeft gesproken met de betrokken vier families. In zoverre kan niet gezegd worden dat politieambtenaar T. verzoeker zou hebben misleid of onjuiste informatie zou hebben verschaft.

6. De Nationale ombudsman acht het - zoals gezegd - in beginsel de taak van de politie om in een situatie van een burenruzie door middel van bemiddeling de zaak op te lossen. In het stadium, waarin het conflict van verzoeker met de bewoners uit zijn buurt zich bevond, had bemiddeling echter geen zin meer, zoals hierboven onder punt I.5 reeds is overwogen. In dat licht bezien was het voorstel van T. dat de wijkagent met vier betrokken families zou gaan praten dan ook niet juist.

Daarnaast ziet bemiddeling in het kader van de klachtenregeling niet op bemiddeling tussen derden maar op bemiddeling tussen klager en de politie zelf. Het voorstel van T. om met de vier families te gaan praten kon dan ook niet als bemiddeling in de zin van de klachtenregeling worden opgevat, maar was te beschouwen als een poging van de politie om aan het achterliggende probleem van verzoeker met de buurtbewoners tegemoet te komen. Het was dan ook niet juist om, toen verzoeker met dit voorstel akkoord ging, hem vervolgens te zeggen dat hij daarmee afzag van de klacht en daarvoor een formulier moest tekenen. De politie heeft met het voorstel aangegeven dat zij ofwel de klacht van verzoeker gegrond achtte en in dat kader actie ondernam ofwel een oordeel over de klacht in het midden liet in afwachting van een gesprek met de vier families. Het was echter niet juist om de intrekking van de klacht door verzoeker als voorwaarde aan een dergelijk voorstel te koppelen. Op dat moment kon verzoeker immers nog niet zeggen of de klacht over het (niet) optreden van de politie naar tevredenheid was afgehandeld. Dit geldt temeer nu de bemiddelingspoging ten aanzien van de vier families nog moest plaatsvinden en de uitkomst daarvan nog niet vaststond. Het was niet juist om met de invulling van een bemiddelingsformulier daarop vooruit te lopen. Na het gesprek met de vier families had de politie verzoeker kunnen vragen of hij zijn klacht wilde intrekken. Het zou overigens ook dan niet aan de politie zijn geweest om te beoordelen of de klacht naar tevredenheid van verzoeker is afgehandeld.

De gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Drenthe, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen), is gegrond.

Onderzoek

Op 21 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te V., met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Drenthe.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

Deze ambtenaar maakte van deze gelegenheid gebruik.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel optreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Assen over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was.

De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 7 juli, 23 augustus en 18 oktober 1999 hebben een officier van justitie en de waarnemend hoofdofficier van justitie uit het arrondissement Assen (fax)brieven van verzoeker van respectievelijk 4 juli, 2 en 3 augustus en 5 en 10 oktober 1999 opgevat als een klacht over het (niet) optreden van de politie en deze doorgezonden naar de secretaris van de Klachtencommissie van de politie Drenthe dan wel naar de districtchef van het politiedistrict Oost te Emmen, teneinde deze klacht ter behandeling over te nemen.

2. In de onder 1. genoemde (fax)brieven aan de officier van justitie heeft verzoeker uiteengezet op welke wijze hij in zijn woonplaats V. wordt lastiggevallen door jongeren uit zijn buurt. Hij heeft in deze brieven onder meer beschreven dat hij en zijn zoon worden uitgescholden door buurtkinderen. Zij schoppen ook geregeld een voetbal in zijn tuin en trappen alles in de tuin stuk. Op 3 juli 1999 was dit ook het geval. Verzoeker heeft de politie gebeld, maar die kwam niet (faxbrief van 4 juli 1999; N.o.). Ook in de brief van 2 augustus 1999 heeft verzoeker geschreven dat de politie niet is gekomen, terwijl hij vaak heeft gebeld. Hij heeft van de politie te horen gekregen dat zij het te druk heeft, dat ze niet komt en dat verzoeker het zelf maar moet uitzoeken. Op 5 oktober 1999 heeft verzoeker de officier van justitie geschreven dat het geweld tegen hem en zijn zoon doorgaat. Er wordt met stenen, eieren, eikels, sneeuwballen en rond de jaarwisseling met vuurwerk gegooid op de ramen van zijn woning. Hij is uitgescholden en er is gezegd dat als hij niet vrijwillig uit de buurt weggaat, hij wordt doodgestoken, een klap op zijn hoofd krijgt of zijn huis in brand wordt gestoken. Voorts heeft verzoeker in deze brief aangegeven om welke families en kinderen het gaat. De politie heeft niets met zijn meldingen hierover gedaan, aldus verzoeker.

Verzoeker heeft ook nog vermeld dat de heer T. hem een brief heeft laten ondertekenen met de opmerking dat de politie actie zou ondernemen tegen de mensen die hem lastig vallen, maar dat na ondertekening bleek dat hij had getekend voor de intrekking van zijn klacht.

3. Uit de verdere stukken die verzoeker aan de Nationale ombudsman heeft gezonden blijkt dat hij in de jaren 1997, 1998, 1999 en 2000 veelvuldig aan de politie heeft gemeld dat hij werd lastiggevallen door jeugd in de buurt. Uit de stukken komt verder onder andere naar voren dat hij op 4 augustus 1999 aangifte heeft gedaan van bedreiging door een hem bekend persoon uit V. Deze zou hem gezegd hebben: "Ik kom bij je en ik steek je hartstikke dood en je krijgt een klap met een dinges op je hoofd. Ik sla je alles in elkaar." In een faxbericht van verzoeker aan de Nationale ombudsman van 6 oktober 2000 heeft hij verklaard dat hij op 4 oktober 2000 zelf wat heeft gedaan tegen buurtbewoners die hem die avond uitscholden, iets op de ramen gooiden en op de ruiten bonsden, omdat de politie toch niet wil komen. Hij heeft daarop de politie gebeld en is door politieambtenaren meegenomen naar het politiebureau.

4 Op 12 september 1999 heeft verzoeker aan de betrokken ambtenaar T. een brief geschreven. Deze brief houdt onder meer het volgende in:

"U bent verleden week bij mij geweest om te praten over de problemen met de buurt. U liet mij toen een brief ondertekenen, waarvan ik de tekst niet weet wat er in stond want ik heb de brief niet van u gelezen gekregen dus kunt u de brief gewoon als nietig beschouwen. Ik heb er eens over nagedacht. U zei dat u de heer D. bij de buurtbewoners langs wilt sturen om te praten met de daders die ons bedreigen en bij ons problemen maken. Nou, dit lijkt mij niet zo'n goed idee. Vooral niet om de zaak af te sluiten als de heer D. met me gepraat heeft. Kijk mijn ervaring is dat de heer D. al niet anders gedaan heeft dan praten met deze gasten en deze doen niets op praten. Hier moet iets anders gebeuren daarom heb ik een raadsman in de arm genomen. Kijk meneer T. het gaat hier niet om iets wat een paar weken loopt maar iets wat jaren gaande is. U en uw manschappen heb ik vaak op de hoogte gesteld en er gebeurde niets ja u komt bij mij om te praten. Sorry ik ben de dader niet en als u er heen gaat te praten heeft het geen zin. Het geweld tegen ons gaat door en mijn zoon en ik worden met ons leven bedreigd. Als u of de heer D. er heen gaat is het misschien 2 weken rustig. En dan begint het feest weer en vooral op kijk van de jaarwisseling als wij nu deze niet harder aanpakken hebben zowel mijn moeder + zus als mijn zoon en ik weer ellende op deze avond.

Dit moet afgelopen zijn. Voor u kan de zaak wel afgesloten zijn voor ons niet. Ik ben slordig geweest om een brief te ondertekenen terwijl ik de tekst niet ken. Daarom beschouw ik de brief als nietig en ga door met mijn raadsman en maak er een zaak van die misschien ook wel loopt tegen de politie van als er wat gaande is en ik bel dat ik te horen krijg wij komen niet voor W. naar V. jij zoekt het maar mooi zelf uit.

U weet net zo goed als ik mijnheer T. dat als je iemand bedreigt met zijn of haar leven dit iets onmenselijks is en dat wij er nu zat van zijn en dat die paar woorden van de heer D. voor hen gewoon als grap wordt gezien. Ik fax u deze brief met de woorden dat ik deze zaak niet afsluit omdat de heer D. daar een gesprek heeft. Dit muisje krijgt nog een staartje en reken er maar op een dikke staart.

Voor praten hebben deze mensen mij te veel pijn gedaan.

1. Gooien met alles op onze ramen.

2. Volgen ons op straat.

3. bedreigen ons met ons leven.

4. Willen huisvredebreuk maken.

5. Komen bij ons aan de voordeur en niet alleen bij ons maar ook bij mijn moeder.

Sorry u mag de heer D. gerust bij hen langs sturen maar hier is het voor ons niet afgedaan. Ik ga verder met mijn raadsman en ik weet wel zeker ik maak er een rechtzaak van."

5. Bij brief van 2 december 1999 heeft de burgemeester van Emmen verzoeker meegedeeld dat zijn klacht dat de politie niets doet aan de overlast die hij al jaren van de buurt ondervindt, ongegrond is. Tevens heeft hij de klacht van verzoeker dat de politie hem onjuist heeft geïnformeerd bij de ondertekening van een brief, ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij verwezen naar het advies van de Klachtencommissie van de politie Drenthe van 11 november 1999. Dit advies houdt onder meer het volgende in :

"De commissie heeft op grond van de stukken geconstateerd dat klager reeds jarenlang heeft geklaagd over overlast van en bedreigingen door buurtbewoners en hun kinderen.

Tevens heeft de commissie geconstateerd dat de politie diverse keren naar aanleiding van een telefonisch verzoek van klager ter plaatse is verschenen. Zo blijkt uit de brief van 4 augustus 1999 van klager aan de officier van justitie onder andere dat de jongens die voor overlast zorgen een mobiele telefoon op zak hebben en elkaar waarschuwen als de politie er aankomt. Als de politie dan op de plaats van bestemming komt is er niemand meer en wordt klager voor leugenaar aangekeken. Ook blijkt uit de stukken dat de politie niet altijd is gekomen naar aanleiding van de vele telefonische verzoeken van klager of later is gekomen dan verzoeker wenste.

De commissie is van mening dat de politie wel degelijk iets heeft gedaan naar aanleiding van de verzoeken van klager. Anders echter dan klager kennelijk wil, kan de politie in dit soort zaken niet veel anders doen dan praten en trachten daarmee de situatie voor klager meer leefbaar te maken. Dat de politie niet steeds in alle gevallen in staat is op de veelvuldige verzoeken van klager te reageren op een door deze gewenst tijdstip komt de commissie niet onaannemelijk voor.

In diverse brieven verzoekt klager aan de officier van justitie om iets aan zijn problemen te doen. Daarbij wordt zelfs aangegeven dat hij geen heil meer van de politie verwacht en dat de officier van justitie of de rechter iets moet doen. De commissie begrijpt dat er kennelijk ook voor justitie geen andere mogelijkheden voorhanden zijn om iets aan de problemen van klager te doen dan de politie te vragen aandacht aan het probleem van klager te besteden.

Daarbij constateert de commissie dat klager het aanbod van de politie om met vier families een gesprek te hebben kennelijk niet ziet zitten. In zijn brief van 12 september 1999 aan de heer T. geeft klager te kennen: "Voor praten hebben deze mensen mij teveel pijn gedaan" en "Sorry, u mag de heer D. gerust bij hen langs sturen, maar hier is het voor ons niet afgedaan. Ik ga verder met mijn raadsman en ik weet wel zeker, ik maak er een rechtzaak van."

De commissie begrijpt hieruit dat de politie klager met betrekking tot deze problematiek niet tevreden kan stellen.

Met betrekking tot de klacht van de heer W. over het optreden van de heer T. overweegt de commissie het volgende. De commissie juicht het toe dat steeds naar aanleiding van een ingediende klacht over het optreden van de politie een klachtbehandelaar of chef de klacht onderzoekt en naar aanleiding daarvan in een gesprek met klager tracht de problemen naar tevredenheid van klager op te lossen. Om er zeker van te zijn dat niet de politie maar de klager uitmaakt of hij zijn klacht al dan niet aan de klachtencommissie wenst voor te leggen, is een standaardformulier ontwikkeld, waarop de klager kan aankruisen of hij van mening is dat zijn klacht naar genoegen is afgehandeld of dat hij zijn klacht aan de klachtencommissie wenst voor te leggen. De commissie heeft geconstateerd dat klager op 9 september 1999 dit formulier heeft ingevuld, waarbij hij heeft aangekruist dat zijn klacht tot genoegen was afgehandeld en dat hij deze niet aan de klachtencommissie wenste voor te leggen. De commissie vindt de stelling van klager dat hij de brief niet heeft gelezen en dus ongelezen heeft ondertekend niet aannemelijk. Voordat een kruis moet worden gezet dient immers eerst de daarbij behorende regel te worden gelezen. Met één blik heeft het voor klager duidelijk moeten zijn waarvoor hij tekende. Ook kan er bij klager geen misverstand zijn geweest of de politie al dan niet iets aan zijn klacht over de overlast wilde doen. De heer T. had immers toegezegd dat de wijkagent daaraan iets zou doen.

Conclusie:

De klacht dat de politie niets doet aan de overlast die klager sedert jaren van omwonenden ondervindt is ongegrond.

De klacht dat de heer T. van de politie klager onjuist heeft geïnformeerd door te zeggen dat er wat aan zijn klacht zou gebeuren als hij een brief ondertekende, terwijl uit die brief juist bleek dat er niets meer met zijn klacht zou gebeuren, is ongegrond."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht en is verder te lezen onder FEITEN.

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Drenthe

1. De korpsbeheerder heeft bij brief van 18 april 2000 op de klacht gereageerd. Deze brief houdt onder meer het volgende in:

"Hierbij treft u mijn reactie aan op de klacht van de heer W. te V.

De klacht dat het regionale politiekorps Drenthe, ondanks de vele verzoeken daartoe, al jarenlang niet optreedt tegen buurtbewoners die verzoeker en zijn gezin bedreigen en lastigvallen, is mijns inziens ongegrond. Zoals uit bijgevoegde mutaties uit dagrapporten van de politie blijkt heeft de politie, en met name de wijkagent, steeds gereageerd op de klachten van verzoeker en naar aanleiding daarvan met verzoeker en omwonenden gesprekken gevoerd. Bij burenruzies heeft de politie in het algemeen een bemiddelende taak. Het optreden van de politie is, naar mijn mening, zorgvuldig geweest en is hiermee voorkomen dat een ruzie mogelijk zou escaleren.

Ik wil u verwijzen naar de bevindingen en overwegingen van de klachtencommissie politie Drenthe in haar advies van 11 november 1999, waar ik mij geheel in kan vinden.

De klacht over de onjuiste informatie die door politiefunctionaris T. zou zijn verstrekt is naar mijn mening ook ongegrond. De heer T. heeft als wijkchef de klacht onderzocht en hierna een bemiddelingsgesprek met verzoeker gehad. Zoals blijkt uit de bijgevoegde mutatie van 10 september 1999, 11.42 uur, is aan verzoeker toegezegd dat de wijkagent een onderhoud zal hebben met een viertal met name genoemde families. Tijdens dat gesprek heeft verzoeker op een standaardformulier aangekruist de regel: "Mijn klacht is door u tot mijn genoegen afgehandeld en ik wens deze niet aan de klachtencommissie politie Drenthe voor te leggen." Er was dan ook geen enkel misverstand mogelijk waarvoor verzoeker zijn handtekening zette."

2. De korpsbeheerder heeft bij zijn reactie een kopie gevoegd van een formulier, dat is gedateerd 9 september 1999 en voorzien van een handtekening van verzoeker. Dit formulier houdt onder meer het volgende in:

"[ ] Hierbij deel ik u mee, dat ik mijn klacht wens voor te leggen aan de klachtencommissie Politie Drenthe

[X] Mijn klacht is door u tot mijn genoegen afgehandeld en ik wens deze niet aan de klachtencommissie Politie Drenthe voor te leggen."

3. De korpsbeheerder zond bij de brief van 18 april 2000 een aantal mutaties, die onder andere - voor zover duidelijk - de overlast door de jeugd uit de buurt van verzoeker betreffen. De mutaties over de overlast vermelden onder meer het volgende:

- in een mutatie van 5 januari 1998 wordt vermeld dat verzoeker schriftelijk melding doet van overlast door de jeugd uit de buurt en verzoekt om daarover contact met hem op te nemen, waarbij is gemuteerd dat deze brief in handen is gesteld van de chef werkeenheid Emmen-Zuid;

- een tweede mutatie van 5 januari vermeldt dat de wijkagent D. met betrekking tot verzoeker als betrokkene de zaak met de wijkchef heeft doorgenomen en dat de zaak is afgedaan;

- uit een mutatie van 12 januari 1998 blijkt dat verzoeker op het spreekuur kwam met de melding dat hij die ochtend voor de zoveelste keer was uitgescholden door B., waarbij de wijkagent D. verzoeker heeft beloofd een praatje te gaan maken met B.;

- in een mutatie van 9 februari 1998 is vermeld dat verzoeker schriftelijk een klacht indient tegen de buren, de familie S., waarbij is aangetekend dat deze brief in handen is gesteld van de chef werkeenheid Zuid;

- in de mutatie van 23 april 1998 is vermeld dat verzoeker schriftelijk melding doet van overlast van jeugd uit de buurt en verzoekt om hierover contact op te nemen, waarbij de brief van verzoeker in handen is gesteld van de chef werkeenheid Emmen-Zuid;

- uit een tweede mutatie van 23 april 1998 blijkt dat verzoeker naar het districtburo heeft gebeld met de mededeling dat hij was bedreigd door Va., waarna de wijkagent D. bij verzoeker langs is gegaan; verzoeker heeft aan de wijkagent aangegeven dat hij en zijn zoon steeds worden uitgescholden door de zoon van Va., waarop verzoeker Va. over het gedrag van zijn zoon heeft aangesproken. Va. heeft toen tegen verzoeker gezegd dat als hij niet snel weg zou gaan hij verzoeker een klap met een schop zou geven. De wijkagent is hierna naar Va. gegaan en deze heeft verklaard dat hij door verzoeker op straat heel onbeschoft is benaderd, waardoor hij kwaad was geworden. De wijkagent heeft verzoeker en Va. het advies gegeven elkaar te negeren en heeft verzoeker nog over zijn brief aangesproken.

- een mutatie van 7 januari 1999 vermeldt dat verzoeker aangifte kwam doen van vernieling van de heg van zijn moeder en melding maakte van het feit dat bij zijn woning regelmatig jeugd vervelend is. Er wordt gescholden en met vuurwerk tegen zijn ramen gegooid. Eén van de jongens die bij deze groep hoort is Vr. en verzoeker heeft aangegeven dat hij graag wil dat de wijkagent een onderhoud heeft met deze jongens, zodat de overlast afgelopen is;

- in een mutatie van 7 maart 1999 staat dat verzoeker heeft gebeld dat zijn toekomstige buren bij hem de gehele oprit vernielen, waarna gezegd is dat dit probleem wordt doorgespeeld naar de wijkagent, die vervolgens op de hoogte is gesteld;

- een mutatie van 31 juli 1999 vermeldt onder meer het volgende:

"rap.: O. en S.

loc.: V. (…)

1. betrokkene: W. (…)

Had 1 wederom last van de jeugd. Deze was weer eens bij hem voor de woning aan het voetballen. Hij maakte zich kennelijk druk hierom. De reden was de volgende (volgens zijn eigen verklaring):

In zijn """"VOORTUIN''''''" wat onrust voor de vogels teweegbracht.

Hij had reeds jaren problemen met de jeugd uit de buurt en kon geen andere verklaring bedenken dan dat dit alleen aan de anderen lag. Het antwoord dat hij van de OvJ had gekregen was dat hij bij moeilijkheden de politie moest bellen.

De enige oplossing ligt in het feit dat W. verhuist naar het bekende hutje. Verder valt er naar onze mening geen zalf aan te strijken."

- een mutatie van 16 augustus 1999 vermeldt onder meer het volgende

"rap.: O. en S.

loc.: V. (…)

1. aangever/ben: W. (…)

2. verdachte: B. (…)

Deed 1 aangifte van bedreiging. Hij was door B. uit de (…)straat bedreigd met de dood. 1 ligt slecht in de buurt en heeft bijna dagelijks moeilijkheden met de jeugd. Als hij daar wat van zegt komt zo af en toe een ouder bij 1 om hem daarover aan te spreken. Kennelijk vond B. dit ook en heeft 1 bedreigd dood te zullen maken. Voor 1 was dit kennelijk de bekende druppel en deed hij aangifte."

- in een tweede mutatie van 16 augustus 1999 staat onder meer het volgende:

"rap.: D.

loc.: V. (…)

1. aangever/ben: W. (…)

2. verdachte: B. (…)

Een aantal weken terug ben ik, wijkagent D. bij B. langs gegaan. Ik heb met hem een gesprek gehad. B. vertelde dat hij W. op straat was tegengekomen. Hij wilde met W. een gesprek aangaan. W. weigerde dit en begon direct met de politie te schermen. Een goed gesprek was op dat moment niet meer mogelijk. Ik heb B. verteld dat hij beter W. met rust kan laten. Dit zou hij doen. In overleg met V. is deze zaak opgelost."

- een mutatie van 10 september vermeldt onder meer het volgende:

"rap.: T.

loc.: V. (…)

1. betrokkene: W. (…)

2. betrokkene: Vr. (…)

N.a.v. het pakket klachten van W., op 09-09-99 om 13.00 uur een onderhoud met hem gehad in zijn woning.

Ik wil niet in herhaling vallen. Wie belangstelling heeft voor de inhoud kan het pakket ter inzage krijgen.

W. toegezegd dat de wijkagent een onderhoud zal hebben met de volgende fam.: J. Vr. Wa. en B.

Kinderen van deze gezinnen zouden de schuldigen zijn.

Als hij hiervan een terugkoppeling zou krijgen, dan ging hij akkoord met deze bemiddeling en trok hij de klacht in, waarvoor hij ondertekende.

Vanmorgen heeft hij het wijkscr. gebeld. Hij had overleg gehad met een raadsman en hij wilde de handtekening, die hij gisteren had geplaatst ongedaan maken, want hij had toch geen vertrouwen in een goede afloop.

Ik heb gisteren een serieus gesprek gehad met W. en hij heeft met volle verstand een handtekening gezet, dus we doen het zoals is afgesproken."

- uit een tweede mutatie van 10 september 1999 blijkt dat verzoeker middels een laserpen lastig wordt gevallen; kinderen van Vr. en J. schijnen de gehele avond met de pen bij hem in de kamer, waarna is toegezegd dat dit wordt doorgegeven aan de wijkagent;

- uit een derde mutatie van 10 september 1999 blijkt dat de wijkagent D. op 6 oktober 1999 bij de familie Vr. langs is geweest en hun verhaal over verzoeker heeft aangehoord;

- uit een vierde mutatie van 10 september 1999 meldt de wijkagent D. bij een aantal families is langs gegaan en overal hetzelfde verhaal heeft gehoord, waarna hij aangeeft dat de politie er niet veel aan kan doen en hierbij het verhaal afsluit;

- een mutatie van 14 oktober 1999 meldt dat er weer een brief van verzoeker is ontvangen, waarin hij klaagt over de jeugd in V., waarbij is aangetekend dat het een aanhoudende zorg blijft en dat de brief ter info in het bakje van de wijkagent D. is gedaan;

- een mutatie van 2 december 1999; deze houdt onder meer het volgende in:

"rap.: D.

loc.: V. (…)

1. betrokkene: W. (…)

W. kwam weer eens met een hoop problemen naar het spreekuur in (...). Ik heb hem het advies gegeven om niet meer met die mensen om te gaan. Dit zou hij doen.

Ook had hij gisteravond last van jeugd die op de ramen aan het bonken was en hem aan het uitschelden was. Bij dit groepje jeugd waren twee jongens van B.

Toen W. weer weg was kwam mevr. B. op het spreekuur. Zij vertelde mij een heel ander verhaal. W. had haar zoontjes weggejaagd van een klein grasveldje voor de woning van W. en verder was er niets gebeurd. Ik heb mevr. B. verteld dat haar kinderen gewoon over de openbare weg mogen lopen en spelen en dat W. daar niets van kan zeggen, maar laat haar kinderen niet in de tuin van W. spelen. Dit gebeurde volgens mevr. B. ook niet. Volgens haar vertelt W. niet het juiste verhaal en dat is voor de verstandhouding in de buurt niet goed en die is al niet zo best."

- uit een mutatie van 13 december 1999 blijkt dat verzoeker heeft gebeld met de mededeling dat hij en zijn kinderen overlast ondervinden van een buurjongen en dat hij in ieder geval wil dat hij contact krijgt met de wijkagent om een en ander te overleggen;

- twee andere mutaties van 13 december 1999 van verbalisant D. vermelden dat verzoeker de wachtcommandant had gebeld en dat D. in de loop van de week een praatje gaat maken met Vr. en hoopt dat het rustig blijft en dat hij met verzoeker een gesprek heeft gehad, dat het rustig is op dat moment, waarna hij het zo laat;

- in een mutatie van 16 januari 2000 wordt vermeld dat verzoeker naar de meldkamer heeft gebeld dat hij bedreigd werd door jeugd voor zijn woning, waarna de verbalisanten ter plaatse alleen verzoeker aantroffen. Verzoeker heeft hun laten zien dat jeugd met kluiten zand tegen zijn ramen had gegooid, waarbij iemand met een witte baseballpet is geweest. De verbalisanten hebben in de buurt rondgekeken, niets aangetroffen en de zaak afgedaan.

D. REACTIE BETROKKEN AMBTENAAR T.

Bij brief van 13 april 2000 heeft de betrokken ambtenaar op de klacht gereageerd. Deze brief houdt onder meer het volgende in:

"De heer W. heeft in de loop van het jaar 2000 (bedoeld zal zijn 1999; N.o.) meerdere keren bij de politie geklaagd over plagerijen en overlast, gepleegd door de jeugd uit zijn omgeving. Ook heeft hij zich hierover op het spreekuur van het politiebureau te (…) vervoegd. De wijkagent D. is van de situatie op de hoogte. Indien de klachten van W. daartoe aanleiding geven dan wordt er door de politie onmiddellijk op gereageerd. Ik ken de heer W. inmiddels 20 jaar. In deze periode staat hij bij de politie bekend als een notoire klager. In alle wijken waar hij woonachtig is geweest hebben zich dezelfde problemen voorgedaan.

De politie is van mening dat de heer W. door zijn houding en gedrag ongewild het slachtoffer wordt van jeugd in zijn woonomgeving.

Als die jeugd hierop reageert door plagerijen of opmerkingen, dan klaagt hij hierover bij de politie. Hij verlangt dan van de politie dat deze hieraan een eind maakt. Dit laatste is voor de politie een onmogelijke taak. Dit heeft weer tot gevolg dat de heer W. niet tevreden is over het politieoptreden en allerlei instanties inschakelt om zijn gelijk te krijgen."

e. Reactie verzoeker

Verzoeker heeft bij brief van 10 mei 2000 gereageerd op de brief en de stukken van de korpsbeheerder. Zijn reactie houdt onder meer het volgende in:

"Ik heb het rapport in goede orde ontvangen, ook de brieven die opgemaakt zijn door de politie. Uit de brieven van de politie zie ik al weer heel goed hoe zij zich door middel van een verhaal uit haar duim te zuigen er weer onderuit proberen te komen.

Zo heb ik gelezen als er wat bij ons gebeurt, de politie direct komt, ja mooi niet.

Als er wat bij ons huis gebeurt krijgen wij te horen wij komen niet voor jullie naar V. of je moet wachten totdat de wijkagent er is of als er tegen ± 19.00 uur 's avonds wat gebeurt de politie er niet eerder is dan bijvoorbeeld 's avonds om ± 22.00 uur of anderdaags maar meestal zeggen zij wij komen niet voor jullie naar V. en als ik dan zeg ja maar u kunt er toch iets aan doen krijg ik te horen van W. je laat ze gaan en waag niet iets terug te doen want wij weten jullie te vinden en wij hebben hier een heel mooi kamertje voor jou.

Wij moeten alles toelaten op de straat laten gooien uitschelden spugen schoppen. Op straat maar ook in het winkelcentrum, zelfs thuis moet je toch met vrede kunnen zitten maar nee hoor ze lopen bij ons voor het huis, schelden op ons, trekken op de bel, bonzen op de ruiten en gooien ons alles op de ruiten en huis eieren zand stenen eikels kastanjes en met de winter sneeuw en met de jaarwisseling vuurwerk bv astronauten/ donderslagen zelfs fonteinen.

De heer T. + wijkagent D. doen er niets aan. Zij vinden het wel goed zo. De heer T. heeft mij om de tuin geleid door de handtekening te zetten. Hij zei dat het moest vanwege aangifte en onderzoek. Ik wou eerst niet tekenen en de brief lezen maar de heer T. zei vertrouw je mij niet sorry op deze manier kan ik niets voor jullie doen.

Ik dacht toen ach een politie moet je kunnen vertrouwen en heb getekend.

Toen ik dit had gedaan zei de heer T. zo u hebt nu net de aanklacht ingetrokken. En de heer D. denkt zo maar met een van de hoofddaders bij mij in huis te komen om aan tafel te gaan zitten te praten met Vr. een jongen van ± 20 jaar die ons al een paar keer met de dood heeft bedreigd van ik heb een mes ik steek je dood en dan haal ik het mes nog een paar keer over je kop heen.

En dan is hij met een stuk of 15 jongens waaronder de vader van Vr. midden in de nacht ± 22.00 à 23.00 uur met de woorden kom je huis uit dan ga je eraan. Wij doen net zo lang door tot je bent opgedonderd en ga je zo niet weg dan steken wij de boel in de fik hebben wij een groot Paasvuur en zijn wij ook van jullie af voorgoed.

Gooien mij alles onder de vieze rommel bv zand, eieren enz. als ik mijn tuin mooi maak wordt het weer vertrapt.

De zus + kleine broer van Vr. doen het ook als zij samen met haar vriendin bij ons huis lopen of op straat aan tegen komen worden wij uitgescholden bv mijzelf. Ik zou pedofiel zijn en een meidengek en maar de naam kipperenne met mijn naam over de hele straat en kinderlokker sorry ik lok geen kinderen en die 2 kinderen die bij mij waren zijn mijn eigen kinderen die heb ik gekregen na de scheiding om voor te zorgen verder niet.

De familie M. werd ook opgejut de zoon viel mijn zoon + mij op straat + bij school geregeld lastig zelfs onder de les schopte en sloeg hij mijn zoon als hij de klas werd uitgezet door de leerkracht trok hij gewoon de deur van het lokaal open om op mijn zoon te spugen en schelden zelf als hij de school werd uitgezet bleef hij voor het schoollokaal staan te schelden op mijn zoon. Mijn zoon durfde helemaal niet meer alleen naar school. Ik bracht hem en haalde hem om moeilijkheden te voorkomen.

Zelfs als ik er bij was volgden zij ons door de stad heen naar het treinstation met ± 10 à 15 man zowel jongens als meiden en bleven net zolang staan te schelden op ons tot de trein vertrok. Als wij in de bus zitten zij hoeven niet met de bus maar staan wel in de bus te schelden op ons en als de bus vertrekt rennen zij scheldend tegen de bus door totdat deze de weg op dan rijdt de bus te hard om bij te houden.

Zelfs bij mijn moeder + zus 2 bejaarde vrouwen mijn moeder is al bijna 80 heeft nog geen rust vernielen de heg schelden op ze en gooien daar ook met zand eieren enz op de glazen + de jaarwisseling met vuurwerk.

Dan even over de fam B. Deze fam maakt altijd al ruzie dat begon voor ± 13 jaar terug toen kwam ik op de (…) te wonen. Wij woonden naast de fam B. die drie kinderen had 2 zoons + 1 dochter ik heb hier 5 jaar naast gewoond, toen ben ik verhuisd om de vrede terug te brengen.

Ik had geregeld overlast schelden op ons vooral wat mijn ex-vrouw had gedaan gooien op de ruiten met eieren eikels sneeuw en met de jaarwisseling vuurwerk deze fam. jutte iedereen tegen ons op."

(…)

Ik heb besloten toen te verhuizen en dat werd (huidige adres van verzoeker; N.o.)

Maar toen ik daar eenmaal goed woonde aan de (…) begon het midden in de nacht keihard muziek als ik bloemen of planten in de grond zette trokken zij mij alles uit de grond dit lag verspreid over een gedeelte (2 straten in de buurt; N.o.) kreeg eieren op de ruiten gesla op de ruiten en gescheld het ging hier om (kind) Sc, (2 kinderen) W. (1 kind) Vr. en ook de kinderen van de fam B. uit de (…) en zoon van P. uit de (…) 2 groten van drie huizen + een volwassen kerel Br. Zij liepen niet alleen voor ons huis ons te bedreigen maar ook achter ons huis op het ns-spoor wat achter ons huis langsliep.

Nu schrijft de politie dat ik in alle buurten last heb ja geen wonder het gaat steeds om dezelfde jongeren die ons volgen of familie van deze drie eerst de overlast veroorzaakten.

(…)

Ook is er een brief bij waarin staat over mevrouw B. wonende (…) die zo de politie schrijft het verhaal anders vertelt haar kinderen vallen ons lastig schelden ons uit gooien op de ruiten en zijn ook bij het stel die ons lastigvalt.

(…)

Ook de fam B. uit de (…) de heer B. viel mij (ons) lastig op straat. hij sprak mij aan dat hij wou mijn huis kort en klein slaan en mij met een ding op het hoofd slaan en vervolgens mij dodelijk verwonden met een mes als ik nog een keer de politie voor wie dan ook maar belde. Ik heb hier aangifte van gedaan. Ik heb u de papieren toen wel laten doen toekomen een aangifte die vervolgens is vernietigd door T. En dat mevrouw B. wonende (…) zegt dat ik scheld op haar kinderen dat mens zuigt alles uit de duim. Ik en mijn zoon worden zowel thuis als op straat lastiggevallen door moeder + kinderen.

En de fam. Vr. heb ik nooit gebeld ook nooit aangesproken als er wat gaande is en het doet de hele avond door bel ik de politie maar die komen niet voor ons naar V. en zelfverdediging heeft ook geen zin want dan worden wij door de politie opgepakt sorry ik heb hier geen woorden voor de politie die geweld ondersteunt.

Ik ben samen met mijn zoon slachtoffer maar in plaats de dader een waarschuwing krijgt wordt de waarschuwing naar ons adres gewezen. En wat de vogels betreft zijn merels deze eieren halen zij uit om vervolgens op onze ruiten te gooien. Maar ook kippeneieren kregen ons tegen de ruiten omhoog.

(…)

Ik zet dit alles even op papier + de fax want de politie probeert weer op deze manier de boel onder stoelen of banken te steken. Het moet in de doofpot en het geweld tegen ons blijft doorgaan. De politie doet gewoon zijn werk niet goed als deze duidelijk aan hun maakt iedereen heeft recht op de straat + moet vredig bij en in huis kunnen zitten zonder overlast van derden hield het wel op. Maar de politie steunt het geweld. Vandaar dat ik na het lezen van het rapport u een tegenrapport stuur met hoe het werkelijk is."

F. verklaring betrokken ambtenaar T.

Op 12 december 2000 heeft betrokken ambtenaar T. telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman een verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:

"Ik ben op 9 september 1999 in het kader van de behandeling van een klacht van de heer W. bij hem thuis langs gegaan. Ik ben ongeveer een uur bij hem geweest en heb de zaak met hem doorgesproken. Ik heb hem toegezegd dat de wijkagent met de families zou gaan praten waarmee de heer W. problemen had. W. ging hiermee akkoord. Ik zag dat als een bemiddeling. Ik heb iets gezegd in de trant van: "Ga je hiermee akkoord? Dan zie je af van de klacht en kun je hier tekenen." De heer W. heeft hier toen voor getekend op een standaardformulier. Op dit formulier staan twee regels met daarvoor de mogelijkheid om een kruisje in een hokje te zetten. Bij het ene kruisje kies je niet voor bemiddeling, maar wens je de klacht aan de klachtencommissie voor te leggen. Bij het andere kruisje ga je akkoord met de bemiddeling en wens je de klacht niet aan de klachtencommissie voor te leggen. De heer W. ging akkoord, zette zijn handtekening en een kruisje voor de regel waarin staat dat hij de klacht niet aan de klachtencommissie wilde voorleggen. Ik weet niet meer of hij het formulier heeft gelezen. Ik weet ook niet meer of hij hierna nog contact met mij heeft opgenomen over het zetten van die handtekening. Het zou best kunnen. Hij bleek later de klacht toch aan de klachtencommissie voor te willen leggen.

De heer W. wordt al jaren door de jeugdige buurtbewoners in V. geplaagd en ligt met iedereen overhoop. In ieder dorp is wel een persoon, die het mikpunt is van pesterijen door de jeugd. De heer W. is dat in V. Hij reageert op de plagerijen, zodat anderen daarmee doorgaan. Hij is nogal opvliegend en wantrouwend. Hij stuurt de politie pakken met correspondentie over voorvallen waarbij hij is uitgescholden of is bedreigd door anderen. Hij is vaak van mening dat hij wordt bedreigd, maar de politie ziet in de voorvallen, die hij noemt, geen bedreiging. De politie neemt zijn brieven en telefoontjes voor kennisgeving aan, omdat ze inhoudelijk over hetzelfde gaan. Rond de jaarwisseling belt de heer W. ook vaak met de politie, omdat hij het vermoeden heeft dat de buurtbewoners hem dan te grazen zullen nemen. Als hij melding maakt van het gooien van dingen tegen zijn ramen, dan komt de politie daarvoor. Als er dus echt wat gebeurt komt de politie, maar als de heer W. denkt dat er wat gaat gebeuren, dan komen wij niet. Daar hebben we het te druk voor. Wat je ook doet voor de heer W., het is in zijn ogen nooit goed."

Achtergrond

1. Wetboek van Strafrecht

Art. 285:

"1. Bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt ze gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie".

Art. 350:

"1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt".

2. Klachtenregeling politie Drenthe, vastgesteld op 1 april 1994

"Bemiddelingsprocedure.

Naar aanleiding van een onderzoek door de Nationale ombudsman, blijkt, dat burgers die voorkeur hebben voor een informele klachten afhandeling, gericht op een persoonlijke benadering van de politie. (…) In de praktijk betekent dit, dat klachten in eerste instantie door de lokale chef kunnen worden afgehandeld. De lokale chef brengt zijn naast hogere chef direct op de hoogte van de ingediende klacht. Ook vindt overleg met de burgemeester plaats. Indien een klacht bij de burgemeester wordt ingediend, beoordeelt deze in overleg met zijn districtchef of de klacht de formele- dan wel in eerste instantie de bemiddelingsprocedure moet volgen.

Het is noodzakelijk dat de klager bij het volgen van de bemiddelingsprocedure wel direct op de hoogte wordt gebracht van het feit dat de klacht ook via de formele klachtenprocedure kan worden behandeld. In tweede instantie is een beroep op de Nationale ombudsman mogelijk. Aan klager moet terstond een folder overhandigd worden, met daarin de klachtenprocedure".

3. Klachtenregeling politie Drenthe, vastgesteld d.d. 26 januari 2000

Bemiddelingshandleiding:

"…7. Bij de klacht worden drie formulieren gevoegd:

- het verzoek tot onderzoek en bemiddeling van de klacht, met daarin de uiterste retourdatum,

- een bemiddelingsformulier, waarop de klager kan aangeven of de klacht naar tevredenheid is afgehandeld of dat hij de klacht door de klachtencommissie behandeld wil zien, (…)

12. Als de klager heeft aangegeven geen bemiddeling te wensen, worden de tot dan toe op de klacht en het onderzoek betrekking hebbende stukken, ter behandeling van de klacht door de commissie gezonden naar de secretaris van de commissie.

13. In alle andere gevallen gaat de klachtbehandelaar hierna een gesprek aan met de klager. Bij voorkeur gebeurt dit niet op een politiebureau. Hierbij toont hij inlevingsvermogen en stelt het probleem van de klager centraal. Uitgangspunt dient te zijn dat het probleem van klager zo goed mogelijk wordt opgelost. Als het duidelijk is dat de klacht gegrond is biedt de klachtbehandelaar namens de districtchef excuses aan. Als de klacht naar de mening van de klachtbehandelaar niet gegrond is, probeert hij niet direct een standpunt in te nemen tegenover klager, maar tracht hij in een goed gesprek aan klager uit te leggen waarom de politieambtenaar op die wijze is opgetreden.

14. Na het gesprek vraagt de klachtbehandelaar aan klager of deze van mening is dat zijn klacht door het gesprek en/of de uitleg naar tevredenheid is afgehandeld. Als klager dit beaamt dient hij dit op het bemiddelingsformulier aan te kruisen en dit te ondertekenen. Als klager van mening is dat zijn klacht niet naar tevredenheid is afgehandeld dient hij dit aan te geven op het bemiddelingsformulier. Als klager het bemiddelingsformulier niet wil invullen of ondertekenen, wordt geacht dat de bemiddeling niet is geslaagd."

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Ondanks vele verzoeken wordt niet opgetreden tegen buurtbewoners die verzoeker en zijn gezin bedreigen en lastig vallen en politieambtenaar heeft onjuiste informatie verstrekt door verzoeker mee te delen dat er iets zou gebeuren als hij een brief zou ondertekenen, dit bleek later de intrekking van zijn klacht.

Oordeel:

Gegrond