2001/070

Rapport

Op 8 april 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G., ingediend door mr. drs. P.B.Ph.M. Bogaers te Nieuwegein, met een klacht over een gedraging van Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), district Zuid-West, te 's-Gravenhage.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoeker klaagt over de wijze waarop een met naam genoemde contactambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), district Zuid-West, hem tijdens het nader gehoor van 15 september 1998 heeft ondervraagd en hem gelegenheid heeft gegeven zijn asielaanvraag toe te lichten. Met name klaagt hij erover dat de contactambtenaar:

1. hem enerzijds heeft verzocht zijn antwoorden kort te houden en anderzijds heeft verzocht alles te vertellen wat van belang is in het kader van zijn aanvraag;

2. niet via de tolk heeft teruggekoppeld hetgeen hij van de verklaringen van verzoeker had begrepen;

3. in het verslag van het nader gehoor standaardantwoorden heeft opgenomen op vragen die niet aan verzoeker zijn gesteld;

4. hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om systematisch en chronologisch zijn levensverhaal en de achtergronden van zijn vlucht toe te lichten.

Achtergrond

1. Rapporten van de Nationale ombudsman

1.1. Het onderzoek in het zogenoemde contactambtenarenrapport (R96/600; 17 december 1996) betrof de rol van contactambtenaren bij het nader gehoor in het kader van een asielverzoek. De bevindingen van het onderzoek waren voor de Nationale ombudsman aanleiding om de Staatssecretaris van Justitie in overweging te geven om, voor zoveel nodig, op het punt van de selectie, instructie en controle van de contactambtenaren die worden ingezet bij het nader gehoor van asielzoekers maatregelen te nemen ter verdere bevordering van hun kwaliteit op het punt van hun deskundigheid, betrouwbaarheid en onbevooroordeeldheid, in hun onderlinge samenhang. In dat rapport heeft de Nationale ombudsman enkele aanbevelingen gedaan, waaronder het maken van bandopnamen van nadere gehoren, ter controle op de kwaliteit van deze gehoren, en van de rol van de contactambtenaar en de tolk in dat verband en het maken van een videoband in de meest voorkomende talen voor de inleiding en de afsluiting van het nader gehoor.

In dit rapport wordt verwezen naar het zogenoemde 'tolkenrapport', Rapport 1995/54, van 13 februari 1995, waarin klachten over tolken zijn onderzocht en gegrond zijn bevonden.

1.2. In rapport 96/600 wordt over het nader gehoor onder meer opgemerkt dat dit voor de asielzoeker in de meeste gevallen de enige gelegenheid vormt om zijn asielmotieven mondeling en uitgebreid toe te lichten de contactambtenaar vervult daarmee een cruciale rol in de asielprocedure, de kwaliteit van het nader gehoor en van het verslag werkt immers direct door op de beslissing op het asielverzoek op een eventueel daaropvolgende procedure van bezwaar en beroep.Het rapport vermeldt over het verloop van het nader gehoor en de verwachtingen van de asielzoeker bij dit nader gehoor voorts onder meer:

"De contactambtenaar begint aan het nader gehoor met de verwachting dat de asielzoeker zijn asielverzoek zal onderbouwen. De contactambtenaar heeft een vaste vragenlijst, die hij gebruikt als basis voor het nader gehoor. (...) Hij heeft voor ogen hoe het nader gehoor zal verlopen, en bepaalt de gang van zaken tijdens dit nader gehoor.

(...)

De wijze waarop hij (de asielzoeker; N.o.) zijn verhaal wil vertellen, strookt echter vaak niet met de wijze waarop de contactambtenaar het nader gehoor wil afnemen. De contactambtenaar zal de asielzoeker (willen) sturen bij het doen van diens verhaal. Hij heeft een vast patroon voor het afnemen van het nader gehoor, en zal proberen dat patroon aan de asielzoeker op te leggen. De asielzoeker is echter veelal geneigd voor zijn relaas te keizen voor een chronologische weergave. De vragenlijst die de contactambtenaar hanteert, biedt hiervoor in zijn algemeenheid niet de ruimte."

2. Onderzoek naar bandopnamen bij het nader gehoor.

Met betrekking tot het maken van geluidsopnamen van het nader gehoor is in de periode 4 januari 1999 tot en met 31 mei 1999 op één onderzoeks- en opvangcentrum het experiment 'Band Opnamen van het Nader Gehoor' (BONG) uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek in dit experiment zijn neergelegd in het rapport "Bandopname van het nader gehoor", van Regioplan Onderzoek, Advies en Organisatie BV, en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie (WODC). Dit rapport is als WODC-rapport 1999/6 eind 1999 verschenen. Het onderzoek was gericht op het beantwoorden van de vragen: heeft de inzet van bandopnames effect op de kwalititeit van het nader gehoor en kunnen bandopnames gebruikt worden als controle-instrument?

Volgens het onderzoeksrapport heeft de preventieve werking van bandopnamen geen effecten op de kwaliteit van het nader gehoor in de zin van een afname van het aantal klachten, correcties en aanvullingen en beïnvloeding van andere determinanten van de kwaliteit van het nader gehoor (complex asielrelaas, gedrag asielzoeker tijdens het nader gehoor en de problematische communicatie tussen contactambtenaar, tolk en asielzoeker). Wel bleek onder meer dat bandopnames het functioneren van contactambtenaren en tolken beïnvloeden: de contactambtenaren stelden de vragen exacter, vroegen meer door en besteedden meer aandacht aan een synchrone verslaglegging van het nader gehoor, terwijl de tolken vaker letterlijk vertaalden en minder spontane initiatieven namen in het stellen van vragen tijdens het nader gehoor. Verder bleek onder meer dat een relatief laag aantal rapporten door beslissers en rechtshulpverleners als onvoldoende werd beoordeeld. Voorts wordt geconcludeerd dat bandopnamen bij het nader gehoor een goed controlemiddel vormen. In het rapport wordt verder gesteld dat klachten van rechtshulpverleners over het nader gehoor vaak de communicatie betreffen van de contactambtenaar en de tolk enerzijds en de asielzoeker en de tolk anderzijds. In het rapport wordt geconstateerd dat met name de communicatie tussen de contactambtenaar en de tolk voor verbetering vatbaar is. De IND wordt de aanbeveling gedaan om de kwaliteit van de tolken beter te bewaken en de medewerkers te blijven voorzien van interviewtraining. Ook de geconstateerde beperkte deelnamebereidheid van de tolken verdient de aandacht, aldus het rapport.

3. Klachtbehandeling

3.1. Op 1 juli 1999 is hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Dit hoofdstuk bevat voorschriften voor de wijze waarop het bestuursorgaan klachten dient te behandelen, die overeenstemmen met de normen zoals die in de daaraan voorafgaande jaren zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van de Nationale ombudsman.

3.2. Artikel 9:10 Abw:

"1. Het bestuursorgaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.

(..)

3. Van het horen wordt een verslag gemaakt."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

Tijdens het onderzoek kregen de Staatssecretaris en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd verzoeker en de Staatssecretaris van justitie een aantal specifieke vragen gesteld.

In het kader van het onderzoek stelde de Staatssecretaris standaarddocumenten aan de Nationale ombudsman ter beschikking, zoals die door de contactambtenaren worden gebruikt bij de verslaglegging van het nader gehoor. De Staatssecretaris verzocht de Nationale ombudsman deze standaarddocumenten als vertrouwelijk aan te merken en ze derhalve niet aan verzoeker toe te zenden. De Nationale ombudsman heeft dit verzoek gehonoreerd.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Staatssecretaris deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1.1. Op 24 augustus 1998 heeft verzoeker hier te lande een verzoek ingediend tot toelating als vluchteling, respectievelijk een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard. Het eerste gehoor volgde op 24 augustus 1998 in Zevenaar. Het nader gehoor volgde in 's-Gravenhage op 15 september 1998. Bij dit gehoor werd verzoeker niet bijgestaan door een rechtshulpverlener.

1.2. In het verslag van het nader gehoor is geen melding gemaakt van een aanwijzing aan verzoeker dat hij zijn antwoorden kort diende te formuleren. In paragraaf vier van het verslag van het nader gehoor ("reden asielaanvraag") staat, na een weergave van hetgeen verzoeker over de reden van vertrek uit zijn land naar voren had gebracht, het volgende vermeld:

" Voorgaande werd door (verzoeker; N.o.) zonder onderbrekingen mijnerzijds geheel in vrijheid verteld en door mij zo letterlijk mogelijk opgeschreven."

Blijkens de door de Staatssecretaris van Justitie verstrekte standaardmodellen voor het verslag van het nader gehoor, betreft dit een standaardpassage.

2. Bij brief van 3 november 1998 diende verzoeker een klacht in bij de Staatssecretaris van Justitie, waarin onder meer is opgenomen:

"Uitdrukkelijk wordt hierbij een klacht ingediend tegen de contactambtenaar (…). Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar bijgaande analyse (zie hierna onder 3.; N.o.). Daaruit mag duidelijk zijn, dat de (contactambtenaar; N.o.) tegenstrijdige opdrachten heeft gegeven aan (verzoeker; N.o.), te weten het enerzijds kort houden van zijn antwoorden en anderzijds alles te moeten vertellen wat van belang was in het kader van zijn aanvragen.

De (contactambtenaar; N.o.) heeft vervolgens nimmer terug laten vertalen via de tolk hetgeen deze contactambtenaar meende begrepen te hebben. Een beroepsfout van de eerste orde en volledig in strijd met hetgeen door de Nationale ombudsman in zijn rapporten onder nummers 95/54 en 96/600 met nadruk is geadviseerd (zie achtergrond, onder 1.; N.o.).

Bepaalde vragen zijn door (de contactambtenaar; N.o.) niet gesteld, waaronder de vraag naar arrestaties/detenties/mishandeling. De zinsneden onder punt 6 "Ik ben nooit gearresteerd en/of gedetineerd geweest (...), "'Verder ben ik nooit mishandeld en/of gemarteld en/of verkracht/sexueel misbruikt geweest' zijn door (verzoeker; N.o.) uitdrukkelijk niet gezegd. Het zijn standaard zinnen uit de computer.

Een laatste verwijt betreft het gegeven, dat de (contactambtenaar; N.o.) (verzoeker; N.o.) niet in de gelegenheid heeft gesteld om systematisch en chronologisch zijn levensverhaal en achtergronden van zijn vlucht toe te lichten. Drie uur is daarvoor ook per definitie te kort.

Begrip wordt opgebracht voor het feit, dat ook de (contactambtenaar; N.o.) wordt gemangeld door de eisen, die vanuit de IND aan hem worden gesteld om twee gehoren per dag te voeren. (…)

Aan Uw Staatssecretaris wordt een termijn gegeven van drie weken teneinde op deze stukken en deze klacht te reageren. Mocht ik na deze periode niets van U hebben ontvangen, dan zal ik mij moeten wenden tot de Nationale ombudsman. Er is in al deze jaren vanaf 1994/1995 niets veranderd."

3. Bij de klacht van 3 november 1998 bevond zich een analyse van de procedure van verzoeker die was opgesteld door verzoekers gemachtigde. Daarin staat onder meer:

"2. De gang van zaken bij het nader gehoor op het OC Den Haag op 15 september 1998

Het nader gehoor begon omstreeks 9.10 uur en heeft drie uren geduurd. Soms stelde (de contactambtenaar; N.o.) aan hem tweemaal of driemaal dezelfde vragen. Hij (verzoeker; N.o.) vond dat niet redelijk, maar hij liet zich niet opwinden.

De contactambtenaar heeft in het begin gezegd, dat hij vrijuit kon spreken, en dat alles vertrouwelijk zou worden behandeld. Hij moest de waarheid spreken. Hij moest alles vertellen, wat van belang was in het kader van zijn aanvragen.

De tolk was neutraal en sprak goed Albanees. De tolk (…) kon hij goed verstaan en begrijpen. In het begin heeft de contactambtenaar dit ook gecontroleerd.

De contactambtenaar heeft gezegd, dat hij het moest aangeven, wanneer hij een vraag niet begreep.

Echter: Tijdens het nader gehoor zei de contactambtenaar in het begin al: "Wilt U zo kort mogelijk antwoord geven en ook zo duidelijk mogelijk?". Die mededeling was onderling tegenstrijdig en stond tegenover de opdracht alles te moeten vertellen.

NB. Hij wist, dat dit niet kon, maar hij kon er niets tegenin brengen. Hij had niets te vertellen. Hij was volledig afhankelijk van de contactambtenaar.

De contactambtenaar was verder rustig.

De contactambtenaar koppelde niet terug. Hij herhaalde dus niet telkens in eigen woorden, wat hij meende begrepen te hebben en typte alleen maar in wat door de tolk was vertaald.

In dit verband wordt verwezen naar de rapporten van de Nationale ombudsman onder nummers 95/54 en 96/600 betreffende respectievelijk de tolken en de contactambtenaren van de Staatssecretaris van Justitie. Terugkoppeling werd door de Nationale ombudsman als een eis van eerste orde gezien. Doet men dit niet, dan is dit een beroepsfout van de eerste orde. Zo krijgt men nooit contact en ontstaat kortsluiting.

Aan het einde van het nader gehoor is aan hem gevraagd, of hij nog iets wilde toevoegen. Hij heeft gezegd, dat dit niet het geval was, omdat hij antwoord had gegeven op de door de contactambtenaar aan hem gestelde vragen.

In dit kader wordt opgemerkt, dat (verzoeker; N.o.) niet een persoon is, die uit eigen beweging van alles gaat beweren en meedelen. Hij is heel bescheiden en wacht af in alle beleefdheid wat aan hem wordt gevraagd.

Hij vond ook terugkijkend naar het nader gehoor, dat het nader gehoor werd gekenmerkt door een niet-systematische aanpak. De contactambtenaar sprong van de hak op de tak.

NB Leest men een dergelijk rapport, dan is een dergelijk rapport in feite voor niemand te begrijpen. Niemand kan het ook navertellen. Dit heeft ook daarmee te maken, dat de Staatssecretaris van Justitie per definitie via zijn contactambtenaren degene om wie het gaat niet in de gelegenheid stelt om systematisch en chronologisch zijn of haar levensverhaal en achtergronden van zijn of haar vlucht toe te lichten."

4. In antwoord op de klacht van verzoeker deelde de Staatssecretaris van Justitie de gemachtigde van verzoeker bij brief van 31 maart 1999 onder meer mee:

"Naar aanleiding van uw klacht omtrent het optreden van de contactambtenaar inzake het nader gehoor van (verzoeker; N.o.), zoals vermeld in uw brief van 3 november 1998 (zie hiervóór onder 2; N.o.), deel ik u mede dat ik hieromtrent een onderzoek heb ingesteld. Tot mijn spijt is er enige vertraging opgelopen in de afhandeling van uw brief.

Ik begrijp dat u uw brief uitsluitend baseert op de verklaringen van uw cliënt. Zelf bent u immers niet bij het nader gehoor aanwezig geweest, dat op 15 september 1998 op het OC te Den Haag heeft plaatsgevonden. Evenmin is uw cliënt bij deze gelegenheid bijgestaan door een andere hulpverlener.

In uw klacht trekt u meerdere algemene conclusies ten aanzien van het functioneren van de contactambtenaar tijdens het nader gehoor. U stelt allereerst dat de contactambtenaar tegenstrijdige opdrachten heeft gegeven aan uw cliënt.

Enerzijds diende hij zijn antwoorden kort te houden en anderzijds diende hij alles te vertellen wat van belang was in het kader van zijn aanvragen. Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat de betrokken contactambtenaar uw cliënt tijdens de introductie van het nader gehoor medegedeeld heeft dat hij alles moest vertellen wat voor zijn aanvragen van belang is. In een heel ander verband heeft de contactambtenaar uw cliënt verteld dat hij zijn antwoorden kort diende te houden, namelijk bij de verificatie van de gegevens uit het rapport van het eerste gehoor, en de aanvullende vragen die de contactambtenaar hieromtrent heeft gesteld. Dit gedeelte van het nader gehoor is slechts ter controle bedoeld en er kan in principe worden volstaan met korte antwoorden. Slechts indien blijkt dat de in het verslag van het eerste gehoor genoteerde gegevens niet correct of volledig zijn, wordt uitgebreider stilgestaan bij correcties en/of aanvullingen. De contactambtenaar heeft uw cliënt hierbij voorts uitgelegd dat hij zijn antwoorden kort kon houden omdat hij tijdens het tweede gedeelte van het nader gehoor, de vrije repoductie, de kans zou krijgen om zijn asielmotieven nader uiteen te zetten. Dat uw cliënt tijdens het nader gehoor opdrachten heeft gekregen die tegenstrijdig zijn, is derhalve een mening die niet door mij wordt gedeeld.

Voorts heeft u gesteld dat de contactambtenaar nimmer door de tolk terug heeft laten vertalen wat hij meende begrepen te hebben. Gelet op de beperkte tijd die beschikbaar is voor een nader gehoor, zoals u ook in uw brief terecht opmerkte, wordt tijdens een nader gehoor nimmer alles wat de contactambtenaar heeft begrepen uit de verklaringen van betrokkene weer terug vertaald door de tolk. Hoezeer dit ook de kwaliteit van het nader gehoor ten goede zou komen, de ruimte ontbreekt hier gewoonweg voor. Terugvertalen geschiedt slechts indien de contactambtenaar het nodig acht in verband met onduidelijkheden. Indien de (vertaalde) verklaringen van de betrokken asielzoeker duidelijk zijn en passen in het relaas, wordt van de juistheid ervan uitgegaan. De betrokken asielzoeker krijgt immers na het nader gehoor nog de gelegenheid om correcties en aanvullingen in te dienen.

Uw volgende klacht betreft de omstandigheid dat bepaalde vragen niet door de contactambtenaar zijn gesteld, zoals de vraag naar arrestaties, detenties en mishandeling. De zinsneden onder punt 6 "Ik ben nooit gearresteerd en/of gedetineerd geweest (....), verder ben ik nooit mishandeld en/of gemarteld en/of verkracht/sexueel misbruikt geweest." zouden door uw cliënt niet gezegd zijn. U stelt dat dit slechts standaardzinnen uit de computer zijn. Mijn antwoord op deze klacht is dat het hier weliswaar standaardzinnen betreft, maar dat deze in vraagvorm aan uw cliënt zijn gesteld tijdens het nader gehoor. De antwoorden op deze standaardvragen zijn op de hierboven weergegeven (standaard-)wijze in het rapport van gehoor opgenomen. Derhalve dient er van uit te worden gegaan dat de strekking van de verklaringen van uw cliënt tijdens het gehoor overeenkomt met genoemde zinsneden uit het rapport van gehoor. In dit verband is tevens van belang dat de betreffende zinsneden overeenkomen met de overige verklaringen van uw cliënt tijdens het nader gehoor. De verklaring van uw cliënt dat deze vragen niet aan hem gesteld zijn tijdens het nader gehoor, wordt uitdrukkelijk tegengesproken door de betreffende contactambtenaar. Over wat er precies gezegd is tijdens het nader gehoor zullen de meningen echter uiteen blijven lopen.

Tenslotte klaagt u erover dat de contactambtenaar uw cliënt niet in de gelegenheid gesteld heeft om systematisch en chronologisch zijn levensverhaal en de achtergronden van zijn vlucht toe te lichten. Zoals u stelde in uw brief, is drie uur te kort om alle achtergronden en het gehele levensverhaal van de asielzoeker aan de orde te laten komen. De contactambtenaar beperkt zich tot feiten en omstandigheden die hij van belang acht voor de asielaanvraag van de betrokken asielzoeker. Na afloop van een gehoor wordt de asielzoeker bovendien altijd in de gelegenheid gesteld om nog aanvullende opmerkingen te maken. Uw cliënt heeft na afloop van het nader gehoor uitdrukkelijk verklaard dat hij geen toevoegingen had aan de door hem afgelegde verklaringen, dat hij alles dat van belang was met betrekking tot zijn asielaanvraag verteld had en dat hij geen op- of aanmerkingen had naar aanleiding van het interview.

De verbetering van de kwaliteit van het nader gehoor blijft een punt van aandacht binnen de IND. Uw klacht draagt ertoe bij dat wij onze werkprocessen kritisch blijven volgen. De relevante punten uit uw klacht en de door u ingediende aanvullingen en correcties zullen in ieder geval meegenomen worden in de behandeling van de asielaanvraag van uw cliënt."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht.

2. Ter onderbouwing van zijn verzoekschrift voerde verzoeker onder meer aan:

"De beantwoording (van de bij de Staatssecretaris van Justitie ingediende klacht N.o.) voldoet niet. Niet kan worden geaccepteerd, dat de klacht geen hout zou snijden, omdat de raadsman niet aanwezig is geweest bij het nader gehoor zelf.

NB Alom is bekend, hoezeer door mij alle mogelijke moeite wordt gedaan om via een nauwkeurige tracering van de gang van zaken bij gehoren en via het zelfstandig onderzoeken van iemands levensverhaal en achtergronden van iemands vlucht, een nauwkeurige vergelijking te kunnen maken met hetgeen de betreffende cliënt aan mijzelf weet mee te delen over zijn of haar vluchtrelaas, waarna dit kan worden vergeleken met hetgeen door de contactambtenaar in het rapport van nader gehoor is gesteld.

l. Nu de Staatssecretaris van Justitie bij voortduring weigert nadere gehoren op de band op te nemen in weerwil van Uw advies van 17 december 1996 in rapport nummer 96/600 (zie achtergrond, onder 2; N.o.), blijft de ontkenning door de Staatssecretaris van Justitie in het luchtledige hangen. De Staatssecretaris van Justitie is zelf verantwoordelijk voor het niet nader kunnen adstrueren, wat er ter zitting bij het gehoor is gebeurd. Dit dient voor rekening en risico te komen van de Staatssecretaris van Justitie.

2. Fictief wordt onderscheid gemaakt tussen een instructie ter zake van de controle op het rapport van eerste gehoor en de zogenoemde vrije reproductie. Bij de controle van het eerste gehoor zou er gezegd zijn, dat (verzoeker; N.o.) het kort kon houden, en dat dit anders zou zijn bij de vrije reproductie. Uit het rapport van nader gehoor valt dit niet op te maken. (…).

3. Nu wordt toegegeven, dat de contactambtenaar nimmer terugkoppelt via de tolk, hetgeen de contactambtenaar begrepen heeft. Er worden allerlei excuses aangevoerd, die deze beroepsfout zouden moeten toedekken. Dit kan niet worden geaccepteerd. (...)

De Staatssecretaris van Justitie heeft zich nimmer afgevraagd, hoe het nu komt, dat telkens door mijn methode (zie Ars Aequi, december 1998) grote blunders van de zijde van de Staatssecretaris van Justitie worden getraceerd. De Staatssecretaris van Justitie is onjuist, waar "de betrokken asielzoeker na het nader gehoor nog de gelegenheid krijgt om correcties en aanvullingen in te dienen" om daarmee dergelijke blunders te achterhalen. Algemeen is bekend, dat het maar toeval is, bij welke advocaat men uitkomt, en dat het overgrote deel der advocaten nimmer enige poging doet om het volledige levensverhaal en de achtergronden van iemands vlucht te traceren. De Staatssecretaris van Justitie schiet dan in open doel: het toepassen op restrictieve wijze van het Vluchtelingenverdrag.

4. De Staatssecretaris van Justitie miskent immer, dat het rapport van nader gehoor in blanco vorm bestaat uit vragen en standaardantwoorden. Wanneer de contactambtenaar de delete-knop niet gebruikt, staat het antwoord, alsof dit werkelijk is gegeven door de asielzoekende persoon in kwestie. Zie in dit verband het rapport van nader gehoor van (een andere cliënt van de gemachtigde van verzoeker, niet opgenomen; N.o.). (…) Dat nader gehoor van 7 januari 1998 was nog niet afgelopen, maar wel staat op pagina 7 een aantal standaardantwoorden vermeld, die nimmer zijn afgelegd (...). Het mag voldoende duidelijk zijn, dat de Staatssecretaris van Justitie er volledig naast zit. Geenszins kan ervan uit worden gegaan, dat de strekking "van de verklaringen van (verzoeker; N.o.) tijdens het gehoor overeenkomt met genoemde zinsneden uit het rapport van gehoor". Dat de betreffende contactambtenaar één en ander tegenspreekt, is zijn zaak.

5. Toegegeven wordt door de Staatssecretaris van Justitie, dat een methode wordt gehanteerd door de Staatssecretaris van Justitie tijdens nadere gehoren, die inadequaat is. Zie (hiervóór onder 4; N.o.): "Zoals U stelde in Uw brief, is drie uur te kort om alle achtergronden en het gehele levensverhaal van de asielzoeker aan de orde te laten komen". Het gaat niet om het levensverhaal als zodanig, maar om het levensverhaal binnen het kader van de vluchtelingendefinitie. Ook hier weer wordt het risico afgeschoven op de asielzoekende man of vrouw: "Na afloop van een gehoor wordt de asielzoeker bovendien altijd in de gelegenheid gesteld om nog aanvullende opmerkingen te maken".

Paragraaf 2 op pagina 3 en volgende gaat in op de gang van zaken bij het nader gehoor op het OC Den Haag op 15 september 1998, waarna op pagina 21 nogmaals het rapport van het nader gehoor wordt beschouwd. (Verzoeker; N.o.) heeft inderdaad geantwoord op de hem gestelde vragen en heeft onder die omstandigheden verklaard, dat hij niets wilde toevoegen (…)."

C. Standpunt Staatssecretaris van Justitie

In reactie op de klacht van verzoeker deelde de Staatssecretaris van Justitie onder meer mee:

"De (gemachtigde van verzoeker; N.o.) klaagt erover dat de contactambtenaar (verzoeker; N.o.) enerzijds heeft verzocht zijn antwoorden kort te houden en anderzijds heeft verzocht alles te vertellen wat van belang is in het kader van zijn aanvraag.

Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat de betrokken contactambtenaar (verzoeker; N.o.) tijdens de introductie van het nader gehoor medegedeeld heeft dat hij alles moest vertellen wat voor zijn aanvragen van belang is. In een heel ander verband heeft de contactambtenaar (verzoeker; N.o.) verteld dat hij zijn antwoorden kort diende te houden, namelijk bij de verificatie van de gegevens uit het rapport van het eerste gehoor, en de aanvullende vragen die de contactambtenaar hieromtrent heeft gesteld. Dit gedeelte van het nader gehoor is slechts ter controle bedoeld en er kan in principe worden volstaan met korte antwoorden. Slechts indien blijkt dat de in het verslag van het eerste gehoor genoteerde gegevens niet correct of volledig zijn, wordt uitgebreider stilgestaan bij correcties en/of aanvullingen. De contactambtenaar heeft (verzoeker; N.o.) hierbij voorts uitgelegd dat hij zijn antwoorden kort kon houden omdat hij tijdens het tweede gedeelte van het nader gehoor, de vrije reproductie, de kans zou krijgen om zijn asielmotieven nader uiteen te zetten. Dat (verzoeker; N.o.) tijdens het nader gehoor opdrachten heeft gekregen die tegenstrijdig zijn, is derhalve een mening die niet door mij wordt gedeeld.

De (gemachtigde van verzoeker; N.o.) kwalificeert in zijn brief van 7 april 1999 het onderscheid tussen de instructies ten aanzien van deze twee onderdelen van het nader gehoor als een fictieve. Hij stelt dat dit onderscheid uit het rapport van gehoor niet valt op te maken. Hoewel niet uit het rapport van gehoor af te leiden, heeft de contactambtenaar, volgens eigen zeggen, wel degelijk de hierboven weergegeven instructies gegeven bij de verschillende onderdelen van het relaas zoals dat gebruikelijk is. Het onderscheid tussen de instructies ten aanzien van de twee onderdelen van het nader gehoor is derhalve niet af te doen als een fictie. Of de betrokken contactambtenaar daadwerkelijk genoemde instructies heeft gegeven tijdens het nader gehoor of niet, zal echter een punt van discussie blijven.

Voorts heeft (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) gesteld dat de contactambtenaar nimmer door de tolk terug heeft laten vertalen wat hij meende begrepen te hebben.

Gelet op de beperkte tijd die beschikbaar is voor een nader gehoor, zoals (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) ook in zijn brief terecht opmerkte, wordt tijdens een nader gehoor nimmer alles wat de contactambtenaar heeft begrepen uit de verklaringen van betrokkene weer terug vertaald door de tolk. Hoezeer dit ook de kwaliteit van het nader gehoor ten goede zou komen, de ruimte ontbreekt hier gewoonweg voor. Terugvertalen geschiedt slechts indien de contactambtenaar het nodig acht in verband met onduidelijkheden. Indien de (vertaalde) verklaringen van de betrokken asielzoeker duidelijk zijn en passen in het relaas, wordt van de juistheid ervan uitgegaan. De betrokken asielzoeker krijgt immers na het nader gehoor nog de gelegenheid om correcties en aanvullingen in te dienen.

(De gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelt in zijn reactie van 7 april 1999 dat in mijn brief van 31 maart 1999 toegegeven wordt dat de contactambtenaar nimmer terugkoppelt via de tolk, hetgeen hij begrepen heeft. Deze conclusie is niet juist. In de genoemde brief heb ik gesteld dat nimmer alles wat de contactambtenaar heeft begrepen uit de verklaringen van betrokkene weer terug wordt vertaald door de tolk.

(De gemachtigde van verzoeker; N.o.) klaagt erover dat de contactambtenaar in het verslag van het nader gehoor standaardantwoorden heeft opgenomen op vragen die niet aan (verzoeker; N.o.) zijn gesteld.

(De gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelt dat bepaalde vragen niet door de contactambtenaar zijn gesteld, zoals de vraag naar arrestaties, detenties en mishandeling. De zinsneden onder punt 6 "Ik ben nooit gearresteerd en/of gedetineerd geweest (....), verder ben ik nooit mishandeld en/of gemarteld en/of verkracht/sexueel misbruikt geweest." zouden door (verzoeker; N.o.) niet gezegd zijn. (De gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelt dat dit slechts standaardzinnen uit de computer zijn. Mijn antwoord op deze klacht is dat het hier weliswaar standaardzinnen betreft, maar dat deze in vraagvorm aan (verzoeker; N.o.) zijn gesteld tijdens het nader gehoor. De antwoorden op deze standaardvragen zijn op de hierboven weergegeven (standaard-) wijze in het rapport van gehoor opgenomen. Derhalve dient er van uit te worden gegaan dat de strekking van de verklaringen van (verzoeker; N.o.) tijdens het gehoor overeenkomt met genoemde zinsneden uit het rapport van gehoor. In dit verband is tevens van belang dat de betreffende zinsneden overeenkomen met de overige verklaringen van (verzoeker; N.o.) tijdens het nader gehoor. De verklaring van (verzoeker; N.o.) dat deze vragen niet aan hem gesteld zijn tijdens het nader gehoor, wordt uitdrukkelijk tegengesproken door de betreffende contactambtenaar. Over wat er precies gezegd is tijdens het nader gehoor zullen de meningen echter uiteen blijven lopen.

(De gemachtigde van verzoeker; N.o.) heeft in zijn reactie hierop gesteld dat de Staatssecretaris van Justitie immer miskent dat het rapport van gehoor in blanco vorm bestaat uit vragen en standaardantwoorden. Wanneer de contactambtenaar de delete-knop niet gebruikt, staat het antwoord alsof dit werkelijk is gegeven door de asiel-zoekende persoon in kwestie. Ik merk op dat er van uitgegaan dient te worden dat de contactambtenaar zijn werkzaamheden ook op dit punt naar behoren verricht. Voorts blijft staan dat de contactambtenaar stellig verklaard heeft deze vragen wel aan (verzoeker; N.o.) te hebben gesteld.

Tenslotte klaagt (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) erover dat de contactambtenaar (verzoeker; N.o.) niet in de gelegenheid gesteld heeft om systematisch en chronologisch zijn levensverhaal en de achtergronden van zijn vlucht toe te lichten.

Zoals (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelde in zijn brief, is drie uur te kort om alle achtergronden en het gehele levensverhaal van de asielzoeker aan de orde te laten komen. De contactambtenaar beperkt zich tot feiten en omstandigheden die hij van belang acht voor de asielaanvraag van de betrokken asielzoeker. Na afloop van een gehoor wordt de asielzoeker bovendien altijd in de gelegenheid gesteld om nog aanvullende opmerkingen te maken. (Verzoeker; N.o.) heeft na afloop van het nader gehoor uitdrukkelijk verklaard dat hij geen toevoegingen had aan de door hem afgelegde verklaringen, dat hij alles dat van belang was met betrekking tot zijn asielaanvraag verteld had en dat hij geen op- of aanmerkingen had naar aanleiding van het interview.

De reactie van (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) hierop luidt dat wordt toegegeven dat een methode wordt gehanteerd tijdens de nader gehoren die inadequaat is. Dit is geenszins het geval! In mijn brief wordt slechts gesteld dat drie uur te kort is om alle achtergronden en het gehele levensverhaal aan de orde te laten komen.

In reactie op mijn antwoord op dit klachtonderdeel stelt (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) tevens dat ook hier weer het risico wordt afgeschoven op de asielzoekende man of vrouw. Hij verwijst hierbij naar de zin "Na afloop van een gehoor wordt de asielzoeker bovendien altijd in de gelegenheid gesteld om aanvullende opmerkingen te maken." Hiertoe wordt opgemerkt dat er geen sprake is van het "afschuiven van het risico". Wel draagt de asielzoeker zelf ook verantwoordelijkheid voor het goed naar voren komen van zijn of haar asielrelaas. Indien zaken tijdens het gehoor niet aan de orde zijn gekomen die de asielzoeker van belang acht voor zijn aanvraag, heeft hij of zij na afloop van het gehoor alsnog de gelegenheid om deze zaken aan te dragen.

Naar mijn oordeel is de klacht niet gegrond."

D. informatie betrokken ambtenaar

Aan de contactambtenaar werd, naast een reactie op de klachtformulering, gevraagd om enkele vragen te beantwoorden. De vragen werden door hem telefonisch, zakelijk weergegeven, als volgt beantwoord:

vraag 1: De gemachtigde van verzoeker, (…) heeft op 3 november 1998 een klacht ingediend over de uitvoering van het nader gehoor van 15 september 1998 (zie bijlagen). Is deze klacht met u besproken en, zo ja, is van deze bespreking een verslag gemaakt? Indien een verslag is opgemaakt, verzoek ik u mij daarvan een fotokopie te zenden.

Antwoord: Ja, de klacht is met hem besproken. Van dit gesprek is geen verslag gemaakt.

Hij is echter wel betrokken geweest bij het opstellen van de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 31 maart 1999 aan de advocaat. Hij heeft deze brief ook gezien na verzending.

vraag 2: In de reactie van de Staatssecretaris van Justitie op de klacht van verzoeker (zie hiervóór onder A.4.) is nadere informatie opgenomen over het verloop en de inhoudelijke aspecten van het nader gehoor van 15 september 1998. Is deze informatie correct en volledig?

Antwoord: Ja.

vraag 3: Geeft de klacht van verzoeker u aanleiding tot verder commentaar?

antwoord: Nee.

e. Reactie verzoeker

In reactie op het standpunt van de Staatssecretaris van Justitie deelde verzoeker onder meer mee:

2. De betreffende contactambtenaar deelt mee gehoord te zijn door de Staatssecretaris van Justitie naar aanleiding van meergenoemde klacht. Dit is in het kader van het hoor- en wederhoor ook zorgvuldig te noemen. Onjuist is het, dat een verslag van dat gesprek ontbreekt, zodat ook niet bekend is welke vragen door de Staatssecretaris aan de betreffende contactambtenaar zijn gesteld en welke mededelingen zijn gedaan (zie achtergrond, onder 3.; N.o.). Bekend is, dat dergelijk overleg ertoe kan leiden, dat antwoorden worden geformuleerd, die niet in overeenstemming zijn met wat er tijdens het nader gehoor is gebeurd. De mededeling van de contactambtenaar, dat de in de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 31 maart 1999 neergelegde informatie correct en volledig is, wekt dan ook geen verbazing.

3. Met betrekking tot het schrijven van de Staatssecretaris van Justitie aan Uw Nationale ombudsman (zie hiervóór onder C.; N.o.) wordt nog het volgende opgemerkt:

3.1 Uit het rapport van nader gehoor van 15 september 1998 wordt onder het kopje "inleiding" allereerst vermeld, dat meegedeeld zou zijn "dat (verzoeker; N.o.) geen gegevens betreffende zijn asielaanvraag achterhoudt".

Deze inleiding gaat per definitie vooraf aan het vervolg van het nader gehoor. Geenszins valt uit het rapport van nader gehoor op te maken, dat de contactambtenaar (...) een apart en afzonderlijke instructie heeft gegeven aan (verzoeker; N.o.) om kort te antwoorden bij de verificatie en aanvullingen op het rapport van eerste gehoor.

Deze mededeling aan de Nationale ombudsman dat dit wel het geval zou zijn geweest, dient naar het rijk der fabelen te worden verwezen.

3.2 Waar de Staatssecretaris op pagina 2 van zijn schrijven nu meedeelt: "in de genoemde brief (...) heb ik gesteld dat nimmer alles wat de contactambtenaar heeft begrepen uit de verklaringen van betrokkene weer terug wordt vertaald door de tolk , is dit een nuance, die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Meermalen spreek ik tolken, die werkzaam zijn bij het Ministerie van Justitie en die mij uitdrukkelijk meedelen, dat contactambtenaren nimmer terugkoppelen, wat zij menen begrepen te hebben. Dat is absoluut niet aan de orde. En ook overigens, wanneer dit nu een enkele keer wel zou gebeuren, zegt dit kwalitatief en kwantitatief niets.

(...). Juist bij zulke belangrijke gesprekken, als eerste gehoren en nadere gehoren zijn, dient de zekerheid te bestaan, dat in de door de contactambtenaar gevolgde methode geen fouten worden gemaakt. Nu vindt die professioneel geboden controle niet plaats, zodat moet worden geconcludeerd, dat niet alleen het onderhavige rapport, maar alle rapporten van gehoor van Staatssecretaris van Justitie niet gekenmerkt worden door interculturele communicatieve competentie. Het is ook niet zomaar, dat tot op heden Uw rapporten onder nummers 95/54 en 96/600 over respectievelijk tolken en contactambtenaren nog actueel zijn. De Staatssecretaris van Justitie heeft in dit opzicht een zeer zware politieke verantwoordelijkheid op zich geladen. Dit alles hangt samen met het restrictieve overheidsbeleid, waarbij een niet of nauwelijks bekritiseerde methode van de Staatssecretaris van Justitie (welke methode lacuneus en niet-professioneel is) leidt tot vrijwel 100% negatieve beschikkingen en jarenlange procedures, omdat mensen dan door een dergelijke methode tot karikaturen worden teruggebracht en door de Staatssecretaris van Justitie gemaakte fouten aan hen worden toegerekend. Zie in dit verband overigens ook het door mij opgestelde rapport over "Communicatie tussen advocaten en asielzoekende cliënten", 1 mei 1999, (…).

Ook onder advocaten worden soortgelijke fouten gemaakt, als door contactambtenaren. Het gaat niet om de positie van de Staatssecretaris van Justitie alleen, maar om een totaal samenspel van zogenoemde ketenpartners, waardoor asielzoekenden worden gemangeld.

3.3 Apart stelling wordt genomen tegen de mededeling, als zou de vraag aan (verzoeker; N.o.) wel zijn gesteld, of hij ooit gearresteerd en/of gedetineerd is geweest, en mishandeld en/of gemarteld en/of verkracht/seksueel misbruikt. Die vragen zijn niet aan (verzoeker; N.o.) gesteld. Het standaard-antwoord is niet gegeven. Uitdrukkelijk wordt in dit verband verwezen naar de eerder overgelegde stukken uit het dossier van (een andere cliënt van de gemachtigde van verzoeker; N.o.).

Het verdient aanbeveling een blanco uitdraai van een rapport van nader gehoor af te laten geven aan de Nationale ombudsman, zodat U zelf Uw conclusies ook in dit opzicht nauwkeuriger kunt formuleren. Welke standaard antwoorden staan daar allemaal vermeld?

3.4 Nogmaals deelt de Staatssecretaris mee op pagina 3: "zoals (gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelde in zijn brief, is drie uur te kort om alle achtergronden en het gehele levensverhaal van de asielzoeker aan de orde te laten komen ".

De Staatssecretaris wordt verweten nimmer, althans niet-kenbaar te hebben doorgedacht, laat staan enige proeven te hebben genomen terzake van de door de Staatssecretaris van Justitie gehanteerde methode bij het afnemen van gehoren. De Staatssecretaris van Justitie heeft van meet af aan zich niet wetenschappelijk verantwoord in de gelegenheid gesteld om tot een volledig correcte methode voor het afnemen van gehoren te komen. Dit geldt niet alleen voor de tijdsduur, maar vooral ook voor de wijze, waarop niet-chronologisch en niet-systematisch wie ook wordt gehoord. Dit gekoppeld aan het systematisch niet-terugkoppelen van hetgeen de contactambtenaar meent begrepen te hebben, maakt dat dergelijke rapporten van nader gehoor wetenschappelijk gezien waardeloos zijn en in feite niet kunnen strekken tot verantwoorde beschikkingen, tenzij men bij definitie negatieve beschikkingen als een prima output van deze falende methode accepteert.

3.5 Ook hier wordt door de Staatssecretaris weer gesteld, dat na afloop van een nader gehoor de betreffende persoon altijd correcties en aanvullingen kan aanbrengen. Onder verwijzing naar het meergenoemde rapport over communicatie tussen advocaten en asielzoekende cliënten mag dit als een fictie worden ervaren. Er zijn vrijwel geen advocaten in Nederland bereid om zelfstandig, onafhankelijk van de Staatssecretaris van Justitie, de asielzoekende cliënt te horen in het kader van de vluchtelingdefinitie. De Staatssecretaris weet dit ook. Het rapport is inmiddels door de Staatssecretaris gelezen. Dit geldt niet voor alle geledingen binnen de IND. Laat staan dat men er iets van begrepen heeft.

3.6 De stellingname van de Staatssecretaris van Justitie, dat geenszins de methode, gehanteerd tijdens nadere gehoren, in-adequaat is, berust op onoorbaar wenselijkheidsdenken van de Staatssecretaris van Justitie. Er wordt meer gesteld dan gestaafd. Ook hier geldt, dat de Staatssecretaris van Justitie nimmer enig onderzoek heeft gedaan - althans niet-kenbaar - naar de relatie tussen de door de Staatssecretaris van Justitie gehanteerde methode en de output daarvan. Dit gekoppeld aan het feit, dat beslissingsambtenaren erop worden getraind om negatieve beslissingen te formuleren, maakt de uitkomst van de Nederlandse asielprocedure tot een paskwil. In feite wordt de eerder in de landen van herkomst uitgeoefende terreur in Nederland door de Nederlandse overheid voortgezet, maar dan met andere, zogenoemd verfijndere middelen. Het resultaat kan als een vorm van marteling worden beschreven, zoals ook door meerdere artsen, beroepshalve betrokken bij asielzoekenden schriftelijk onder woorden is gebracht. Zo zie ik mijn cliënten ook terug: gemarteld en gepijnigd door de Staatssecretaris van Justitie, in de hierboven beschreven zin."

f. Reactie Staatssecretaris van Justitie

1. In reactie op hetgeen verzoeker in zijn reactie naar voren had gebracht deelde de Staatssecretaris van Justitie onder meer mee:

"… bericht ik u dat ik mij in mijn reactie op de brief van (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) zal beperken tot die onderdelen die betrekking hebben op de klacht zoals geformuleerd in de (klachtformulering; N.o.). De meer algemene kwalificaties van (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) over de wijze waarop asielzoekers in Nederland in de gelegenheid worden gesteld om hun asielmotieven toe te lichten, laat ik dan ook voor zijn rekening.

(De gemachtigde van verzoeker; N.o.) stelt in zijn brief onder punt 2 dat het onjuist is, dat een verslag van het gesprek, waarbij de betreffende contactambtenaar is gehoord door de Staatssecretaris van Justitie naar aanleiding van de klacht, ontbreekt. Hierdoor is niet bekend welke vragen door de Staatssecretaris aan de betreffende contactambtenaar zijn gesteld en welke mededelingen er zijn gedaan.

Ten aanzien hiervan wil ik opmerken dat na ontvangst van onderhavige klacht de betreffende contactambtenaar om een reactie is gevraagd. De reactie van de contactambtenaar is vervolgens verwerkt in de beantwoording van de klacht. Er is geen verslag gemaakt van het gesprek dat is gevoerd met de betreffende contactambtenaar. Aangezien de klacht is ingediend voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, bestond er op dat moment overigens ook geen wettelijke verplichting toe (zie achtergrond, onder 3; N.o.). Dit laat onverlet, dat kritisch is gekeken naar de reactie van de contactambtenaar in relatie tot hetgeen de klager heeft gesteld én in relatie tot hetgeen staat vermeld in het rapport van nader gehoor. Naar aanleiding daarvan is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestond om te twijfelen aan de reactie van de contactambtenaar.

In reactie op mijn opmerking in de brief van 19 juli 1999 dat de contactambtenaar een afzonderlijke instructie heeft gegeven aan (verzoeker; N.o.) om kort te antwoorden bij de verificatie en aanvullingen op het rapport van eerste gehoor, schrijft (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) onder punt 3.1. dat dit 'naar het rijk der fabelen kan worden verwezen'. Ik ben het met deze conclusie niet eens. De contactambtenaar heeft mij verzekerd dat hij een dergelijke afzonderlijke instructie heeft gegeven. Op grond van hetgeen ik hierover heb opgemerkt in mijn eerdere twee brieven, zie ik geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen.

In reactie op mijn opmerking dat nimmer alles wat de contactambtenaar heeft begrepen uit de verklaringen terug vertaald wordt door de tolk, stelt (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) onder punt 3.2 dat dit een nuance is die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Hij schrijft dat hij meermalen tolken spreekt, die werkzaam zijn voor het Ministerie van Justitie en die hem uitdrukkelijk meedelen, dat contactambtenaren nimmer terugkoppelen wat zij menen begrepen te hebben. In mijn brief van 19 juli 1999 (zie hiervóór onder C.; N.o.) is reeds aangegeven dat terug vertalen slechts geschiedt indien de contactambtenaar dit nodig acht in verband met onduidelijkheden. De opmerking dat (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) van een aantal tolken heeft gehoord dat contactambtenaren nimmer terugkoppelen wat zij menen begrepen te hebben, laat ik dan ook voor zijn rekening.

Met betrekking tot de stelling van (de gemachtigde van verzoeker; N.o.) onder punt 3.3. van zijn brief dat bepaalde vragen niet zijn gesteld, verwijs ik u naar hetgeen ik hierover heb gemeld in mijn brieven van 31 maart 1999 en 19 juli 1999.

Tenslotte heeft uw ambtsvoorganger mij verzocht u een blanco uitdraai mee te sturen van een rapport van nader gehoor, met daarin alle standaard-antwoorden waarvan de contactambtenaren gebruik kunnen maken bij het opstellen van een dergelijk rapport. Bijgevoegd zend ik u een blanco uitdraai (niet opgenomen; N.o.) zoals het door een van de contactambtenaren thans wordt gebruikt. Ik wijs u erop dat dit niet een standaard uitdraai is die door elke contactambtenaar van de IND wordt gebruikt. Het betreft een aanpassing van een "uitgeklede" standaard format (niet opgenomen; N.o.) dat door een individuele contactambtenaar is aangepast aan de werkinstructies waarmee contactambtenaren rekening dienen te houden. Zolang de contactambtenaar zich aan de werkinstructies houdt, heeft hij/zij een relatieve vrijheid in het aanpassen van de standaard format op een manier waarop hij/zij er goed mee uit de voeten kan. Deze blanco uitdraai moet als een soort checklist beschouwd worden. Aan de hand daarvan kan de contactambtenaar nagaan of alle in werkinstructies beschreven aspecten van een volledig nader gehoor aan bod zijn gekomen."

2. In aanvulling op zijn reactie gaf de Staatssecretaris van Justitie de volgende toelichting op de wijze waarop het standaard computer-formulier ("format") tijdens nadere gehoren door contactambtenaren kan worden gebruikt:

"Om gehoren zo zorgvuldig mogelijk te doen uitvoeren zijn methodieken ontwikkeld voor zo een gesprek. Hierbij is van belang dat de vreemdeling tijdens dit gesprek zoveel mogelijk naar waarheid vertelt wat de reden is van zijn asielverzoek. Tijdens het nader gehoor vindt eerst een inleiding plaats waarin de vreemdeling wordt uitgelegd wat het doel is van het nader gehoor en het belang van het naar waarheid antwoorden op vragen. Vervolgens krijgt de asielzoeker de gelegenheid om te verifiëren of hetgeen hij tijdens het eerste gehoor heeft verteld correct en volledig is. Daarna wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld om in zijn eigen woorden zijn asielrelaas te vertellen. Na afronding van dat onderdeel vraagt de contactambtenaar de asielzoeker om relevante vragen voor het asielrelaas te beantwoorden. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de politieke overtuiging van de vreemdeling en eventuele jegens hem gepleegde daden van vervolging in het land van herkomst. Het gesprek vindt plaats met behulp van een onpartijdige tolk die alleen mag vertalen wat de vreemdeling en contactambtenaar zeggen.

Aangezien de contactambtenaar gedurende het nader gehoor alvast achter een computer bezig is met het maken van een ruw verslag, is er een blanco rapport van nader gehoor ontwikkeld met daarin standaard-antwoorden. Zoals ik u reeds in mijn brief van 15 november 1999 heb bericht wordt deze standaard format door contactambtenaren aangepast aan de werkinstructies waarmee zij rekening dienen te houden. Zolang de contactambtenaar zich aan de werkinstructies houdt, heeft zij/hij een relatieve vrijheid in het aanpassen van de standaard format op een manier waarop hij/zij er goed mee uit de voeten kan. Deze format moet als een soort checklist beschouwd worden."

G. Nadere Reactie verzoeker

"1. Ik verwijs naar het door mij geschreven rapport over communicatie tussen advocaten en asielzoekende cliënten van l mei 1999 dat zich ook bij U in het bureau bevindt. Nog immer word ik geconfronteerd met het feit, dat contactambtenaren vrijwel nooit en slechts bij uitzondering sporadisch tijdens een nader gehoor telkens terug laten vertalen, wat zij menen begrepen te hebben, zodat over en weer geen controle kan plaatsvinden. De Staatssecretaris, dan wel de (secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie, die voor de Staatssecretaris heeft gereageerd; N.o.) weten echt niet waar zij het over hebben.

2. (…) De Staatssecretaris van Justitie blijft eeuwig rondcirkelen in ficties. Dit heeft ook betekenis voor het optreden van Uw Nationale ombudsman. Aan de rapporten van 13 februari 1995 onder nummer 95/54 en van 17 december 1996 onder nummer 96/600 is vrijwel geen enkel gevolg gegeven. De waarde daarvan is voor mij hoog en ook voor een aantal advocaten, maar voor de Staatssecretaris nul. Ook de heren en dames politici in dit land hebben zich de politieke betekenis van Uw rapporten niet aangetrokken. Het interesseert niemand iets."

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt over de wijze waarop een met naam genoemde contactambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), district Zuid-West, hem tijdens het nader gehoor van 15 september 1998 heeft ondervraagd en hem gelegenheid heeft gegeven zijn asielaanvraag toe te lichten.

2. Het nader gehoor is een belangrijk onderdeel van de asielprocedure (zie achtergrond ,onder 1). Mede op basis van het rapport dat de contactambtenaar opstelt van dit nader gehoor, wordt een beslissing genomen over de vraag of betrokkene als vluchteling tot Nederland zal worden toegelaten.

3.1. Verzoeker klaagt er allereerst over dat de contactambtenaar hem enerzijds heeft verzocht zijn antwoorden kort te houden en anderzijds heeft verzocht alles te vertellen wat van belang is in het kader van zijn aanvraag. Verzoeker heeft dit als verwarrend ervaren.

3.2. De Staatssecretaris van Justitie deelde mee dat de contactambtenaar geen tegenstrijdige instructies had gegeven. De contactambtenaar had verzoeker allereerst specifieke vragen gesteld en vervolgens, tijdens de zogeheten vrije reproductie, verzoeker alle gelegenheid gegeven zijn verhaal te vertellen. Deze werkwijze is naar de mening van de Staatssecretaris in overeenstemming met de opbouw van het nader gehoor. Tijdens het eerste deel van het nader gehoor wordt op basis van specifieke vragen de onder meer tijdens het eerste gehoor verkregen informatie getoetst. De vragen en antwoorden tijdens dit onderdeel kunnen om die reden naar de mening van de Staatssecretaris van Justitie kort zijn. Daarna wordt het eigen relaas van de asielzoeker genoteerd, waartoe hem, binnen de grenzen van het naar tijdsduur beperkte nader gehoor, gelegenheid wordt geboden. De Staatssecretaris van Justitie acht de klacht daarom ongegrond.

3.3. Hetgeen de Staatssecretaris op dit punt heeft aangevoerd, kan op zichzelf verklaren dat de contactambtenaar enerzijds heeft gevraagd korte antwoorden te geven en anderzijds alles van belang naar voren te brengen. Verzoeker heeft dit echter kennelijk als een tegenstrijdigheid ervaren.

Bovendien heeft verzoekers gemachtigde de lezing van de Staatssecretaris weersproken.

3.4. De lezingen lopen op dit punt derhalve uiteen en het rapport van het nader gehoor biedt geen aanknopingspunt om te concluderen dat de ene lezing meer aannemelijk is dan de andere. Hier wreekt zich het ontbreken van een bandopname van het nader gehoor als controlemiddel bij de behandeling van deze klacht (zie achtergrond, onder 1. en 2. ). Dit klemt temeer nu verzoeker tijdens het nader gehoor niet door een rechtshulpverlener werd bijgestaan.

Ten aanzien van dit klachtonderdeel zal dan ook geen oordeel worden gegeven.

4.1. Daarnaast klaagt verzoeker erover dat de contactambtenaar tijdens het nader gehoor van 15 september 1998 niet via de tolk heeft teruggekoppeld hetgeen hij van de verklaringen van verzoeker had begrepen. Verzoeker is van mening dat de contactambtenaar telkens in eigen woorden dient te laten terugvertalen via de tolk hetgeen hij meent te hebben begrepen uit de antwoorden van de asielzoeker. Volgens verzoeker is deze controle noodzakelijk om de zekerheid te hebben dat men bij voortduring elkaar over en weer begrijpt.

Naar de mening van verzoeker is het niet terugkoppelen onderdeel van een standaardpraktijk waarin terugkoppelen in het algemeen niet of nauwelijks plaats vindt. Verzoeker had tijdens het gehoor weliswaar aangegeven dat hij de vertaling door de tolk goed kon volgen, maar het was voor hem verder niet controleerbaar geweest of de contactambtenaar alles wat hij naar voren bracht, goed noteerde. Achteraf was het hem gebleken dat dit niet het geval was geweest.

4.2. De Staatssecretaris van Justitie heeft in dit verband aangegeven dat de contactambtenaar met name bij aanvang van het gehoor had teruggekoppeld. Hij had daarbij van verzoeker de bevestiging gekregen dat deze begreep wat hem werd gevraagd. Verder had de contactambtenaar waar nodig teruggekoppeld, op basis van zijn beoordeling van de antwoorden van verzoeker en de reeds bij hem bekende informatie over het vluchtverhaal van verzoeker. Hij had teruggekoppeld wanneer daarbij sprake was van onduidelijkheden.

De Staatssecretaris van Justitie ontkende dat bij het houden van nadere gehoren sprake is van een praktijk waarin niet of nauwelijks wordt teruggekoppeld. Het is echter wel zo dat de beperkt beschikbare tijdsduur voor het nader gehoor het niet mogelijk maakt alles terug te koppelen, aldus de Staatssecretaris van Justitie.

Ook op dit punt acht de Staatssecretaris van Justitie de klacht ongegrond.

4.3. Zowel in het tolkenrapport als in het contactambtenarenrapport (zie achtergrond, onder 1.) heeft de Nationale ombudsman overwogen dat van de contactambtenaar een actieve rol mag worden verwacht wat betreft diens controle op de tolk tijdens het nader gehoor, zoals het verifiëren bij de asielzoeker door middel van terugkoppeling of hetgeen hij heeft opgemaakt uit de vertaling van de tolk een juiste weergave is. In het WODC-rapport "Bandopname van het nader gehoor" (zie achtergrond, onder 2.) wordt gewezen op de problematische communicatie tussen de contactambtenaar en tolk enerzijds en de asielzoeker en de tolk anderzijds. Met name de communicatie tussen contactambtenaar en tolk is voor verbetering vatbaar.

4.4. De aanpak die verzoeker voorstaat zou kunnen leiden tot een onevenredig lange tijdsduur van het nader gehoor. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de contactambtenaar tijdens het nader gehoor in elk geval het functioneren van de tolk en met name de correctheid van diens vertaalwerk dient te verifiëren door middel van terugkoppeling wanneer daarvoor een concrete aanleiding is, bijvoorbeeld in geval van twijfel aan een juiste vertaling. Een en ander dient in het rapport van het nader gehoor te worden vastgelegd.

4.5. De Staatssecretaris van Justitie heeft aangegeven dat de betrokken contactambtenaar tijdens het nader gehoor verzoekers woorden waar nodig heeft laten terugvertalen door de tolk. Verzoeker bestrijdt dat en stelt dat er in het geheel niet is teruggekoppeld. Ook op dit punt staan de lezingen van verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie derhalve tegenover elkaar.

Nu in het rapport van het nader gehoor van verzoeker de aanleiding tot en de momenten van terugkoppeling niet door de contactambtenaar zijn vastgelegd, is niet na te gaan of, en zo ja naar aanleiding waarvan, terugkoppeling heeft plaatsgevonden. Ook ontbreekt een bandopname van het nader gehoor. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden die de ene lezing meer aannemelijk maken dan de andere.

Over dit klachtonderdeel wordt dan ook geen oordeel gegeven.

5.1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de contactambtenaar in het verslag van het nader gehoor standaardantwoorden heeft opgenomen op vragen die niet aan verzoeker zijn gesteld. Met name betreft dit de passage in het verslag waar als antwoord van verzoeker is genoteerd "Verder ben ik nooit mishandeld en/of gemarteld en/of verkracht/sexueel misbruikt geweest". Verzoeker benadrukt dat hij niets van die strekking heeft gezegd en weerspreekt dat dit antwoord zou passen binnen de strekking van zijn verdere verklaring.

Verzoeker vraagt er met name aandacht voor dat, wanneer de contactambtenaar niet op juiste wijze de standaardvragen en -antwoorden uit het verslag verwijdert, in geval die vragen niet aan de orde zijn gesteld tijdens het nader gehoor, het verslag om die reden eenvoudig een onjuiste inhoud zal krijgen.

5.2. De Staatssecretaris van Justitie heeft naar voren gebracht dat de door verzoeker geciteerde passage weliswaar standaardzinnen betreft, maar dat deze in vraagvorm aan verzoeker waren gesteld tijdens het nader gehoor. De contactambtenaar heeft volgens de Staatssecretaris van Justitie stellig verklaard dat hij deze vragen wel aan verzoeker had gesteld. De antwoorden op deze standaardvragen waren met gebruikmaking van de standaardweergave van het antwoord in het rapport van gehoor opgenomen. De Staatssecretaris van Justitie stelt dat er daarom van dient te worden uitgegaan dat de strekking van de verklaringen van verzoeker tijdens het gehoor overeenkomt met genoemde zinsneden uit het rapport van gehoor. In dit verband acht hij tevens van belang dat de betreffende zinsneden overeenkomen met de overige verklaringen van verzoeker tijdens het nader gehoor. De verklaring van verzoeker dat deze vragen niet aan hem zijn gesteld tijdens het nader gehoor, wordt uitdrukkelijk tegengesproken door de betreffende contactambtenaar. Over wat er precies is gezegd tijdens het nader gehoor zullen de meningen echter uiteen blijven lopen, aldus de Staatssecretaris van Justitie.

Verder heeft de Staatssecretaris van Justitie opgemerkt dat ervan dient te worden uitgegaan dat de contactambtenaar zijn werkzaamheden bij de toepassing van het standaardcomputerfomulier naar behoren verricht.

5.3. Uit de vergelijking tussen het verslag van het nader gehoor van verzoeker en de aan de Nationale ombudsman vertrouwelijk ter beschikking gestelde standaardformulieren, komt naar voren dat de betrokken ambtenaar kennelijk van het standaardformulier gebruik heeft gemaakt. Op meerdere punten is van het standaardformulier afgeweken door toevoegingen en weglatingen.

5.4. Het gebruik van dergelijke formulieren kan bij de huidige stand van de techniek niet als bijzonder worden aangemerkt. Het formulier kan de contactambtenaar van dienst zijn bij het uitvoeren van het nader gehoor, maar ontslaat hem niet van de verplichting het verslag van het gehoor in te richten naar de te stellen kwaliteitseisen.

5.5. De vraag of het verslag op de door verzoeker aangeduide punten een juiste weergave is van hetgeen verzoeker tijdens het nader gehoor heeft gezegd, zal, in de woorden van de Staatssecretaris van Justitie, echter een punt van discussie blijven. De lezingen lopen op dit punt uiteen en het rapport van het nader gehoor biedt geen aanknopingspunt om te concluderen dat de ene lezing meer aannemelijk is dan de andere. Ook hier wreekt zich het ontbreken van een bandopname van het nader gehoor als controlemiddel bij de behandeling van deze klacht.

Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel zal daarom geen oordeel worden gegeven.

6.1. Tenslotte klaagt verzoeker erover dat de contactambtenaar hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om systematisch en chronologisch zijn levensverhaal en de achtergronden van zijn vlucht toe te lichten. Verzoeker wijst er in dit verband op dat de beschikbare tijdsduur van drie uren, mede gelet op de zijns inziens onjuiste werkwijze van de contactambtenaar zoals die in de voorgaande klachtonderdelen onder woorden is gebracht, een te grote beperking aan de asielzoeker oplegt om zijn relaas te kunnen doen.

6.2. De Staatssecretaris van Justitie heeft naar voren gebracht dat drie uur te kort is om alle achtergronden en het gehele levensverhaal van de asielzoeker aan de orde te laten komen. De contactambtenaar beperkt zich tot feiten en omstandigheden die hij van belang acht voor de asielaanvraag van de betrokken asielzoeker. Na afloop van een gehoor wordt de asielzoeker altijd in de gelegenheid gesteld om nog aanvullende opmerkingen te maken. Verzoeker heeft na afloop van het nader gehoor uitdrukkelijk verklaard dat hij geen toevoegingen had aan de door hem afgelegde verklaringen, dat hij alles dat van belang was met betrekking tot zijn asielaanvraag verteld had en dat hij geen op- of aanmerkingen had naar aanleiding van het interview. De Staatssecretaris van Justitie acht de klacht daarom ongegrond.

6.3. Verzoeker heeft in dit verband nog naar voren gebracht dat verzoeker inderdaad had aangegeven geen verdere aanvullingen op zijn relaas te hebben. Hij had dit gezegd omdat hij antwoord had gegeven op alle vragen van de contactambtenaar en er niet de persoon naar is om uit zichzelf meer mededelingen te doen.

6.4. In rapport 96/600 - is aan de orde gesteld dat de contactambtenaar bij het afnemen van het nader gehoor rekening dient te houden met de bijzondere aspecten en belangen die zijn verbonden aan het nader gehoor (zie achtergrond, onder 1.). Eén van de gesignaleerde problemen betreft de vraag of de asielzoeker in voldoende mate in de gelegenheid is om alle voor zijn asielverzoek relevante aspecten naar voren te brengen. Met name wanneer, zoals in het onderhavige geval, het nader gehoor wordt afgenomen terwijl geen rechtshulpverlener aanwezig is die de asielzoeker kan adviseren, rust op de contactambtenaar de (zware) taak te beoordelen hoever de asielzoeker zal mogen "uitweiden".

6.5. De lezingen lopen ook uiteen op het punt van de vraag of de contactambtenaar meer gelegenheid had moeten bieden aanvullende informatie naar voren te brengen, en het rapport van het nader gehoor biedt geen aanknopingspunt om te concluderen dat de ene lezing meer aannemelijk is dan de andere.

Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel zal geen oordeel worden gegeven.

Conclusie

Ten aanzien van de klacht over de onderzochte gedraging van Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), district Zuid-West, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, wordt geen oordeel gegeven.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Wijze van ondervraging contactambtenaar; verzoek om antwoorden kort te houden maar ook om alles van belang voor aanvraag te vertellen, niet via tolk teruggekoppeld of verklaringen verzoeker begrepen zijn, in verslag standaardantwoorden op vragen die niet gesteld zijn, geen gelegenheid om levensverhaal en achtergronden van vlucht toe te lichten.

Oordeel:

Geen oordeel