Op 28 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Tolbert, met een klacht over een gedraging van de gemeente Nijkerk.
Nadat verzoeker op 18 januari en 9 februari 2000, en de gemeente Nijkerk op 11 februari 2000 nadere informatie over verzoekers klacht hadden verschaft, stelde de Nationale ombudsman op 3 maart 2000 nadere vragen aan verzoeker over de inhoud van zijn klacht. Nadat verzoeker op 9 maart en 1 april 2000 nadere informatie had verstrekt, werd op 17 mei 2000 naar de gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk, een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Nijkerk, gelet op het bepaalde in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, onvoldoende activiteiten heeft ondernomen om hem te begeleiden bij het zoeken naar geschikt werk.
Daarnaast klaagt verzoeker erover dat de gemeente Nijkerk niet heeft gereageerd op zijn brief van 1 november 1999, inzake de terugbetaling van ingehouden inkomsten.
Achtergrond
Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA, wet van 23 april 1998, Stb. 290)
Artikel 2, derde lid:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt tevens onder arbeidsgehandicapte verstaan, de persoon die niet behoort tot een categorie van personen als bedoeld in het eerste en tweede lid, doch ten aanzien van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid."
Artikel 3, tweede lid:
"De vaststelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, (…) of de Wet inkomensvoorziening kunstenaars geschiedt door het gemeentebestuur."
Artikel 12, eerste en tweede lid:
"1. De gemeenten hebben tot taak de bevordering van de inschakeling in het arbeids-
proces van arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet, (…) of de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (…).
2. Uit hoofde van de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het gemeentebestuur, (…), instrumenten gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid aan arbeidsgehandicapten als bedoeld in het eerste lid, en verstrekt zij aan werkgevers de noodzakelijke instrumenten om indiensttreding van deze personen te bevorderen."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de gemeente Nijkerk verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de gemeente Nijkerk een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Ook werd aan de gemeente Barneveld om informatie gevraagd. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reacties van verzoeker en de gemeente Nijkerk gaven aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker kwam per 1 november 1998 vanuit de gemeente Barneveld in de gemeente Nijkerk wonen. Hij was op dat moment parttime werkzaam als taxichauffeur, onder behandeling bij het Riagg en had chronische knieklachten. Verzoeker ontving van de gemeente Nijkerk per 1 november 1998 een aanvullende bijstandsuitkering. Per 1 januari 1999 ontving verzoeker een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars van de gemeente Amersfoort, die als centrumgemeente deze uitkering verzorgde. Per 1 maart 1999 ging verzoeker voor twaalf weken in therapie naar een herstellingsoord voor gehele dagen, uitgezonderd het weekend. Verzoeker verhuisde op 1 oktober 1999 naar een andere regio in Nederland.
2. Verzoeker diende op 23 januari 1999 een bezwaarschrift in tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk van 22 december 1998 inzake periodieke bijstandsverlening aan hem over de periode 1 november tot en met 31 december 1998 en bijstandsverlening in de vorm van een lening vanaf 1 januari 1999. In dit bezwaarschrift uitte verzoeker een klacht over de zijns inziens onvoldoende activiteiten die de gemeente Nijkerk had ondernomen om hem te begeleiden bij het zoeken naar geschikt werk. Hij wees daarbij onder meer op het volgende:
"In Barneveld werd ik (uitstekend) begeleid door het Bureau Werk en Activering, via welk bureau ik, in overleg met de RIAGG Barneveld, aan voor mij geschikt werk geholpen zou kunnen worden (grafische vormgeving en het schrijven van teksten, met welke activiteiten ik ervaring heb en welke ook onder de WIK (Wet inkomensvoorziening kunstenaars; N.o.) vallen). Deze begeleiding moest, na mijn verhuizing, worden overgenomen door een soortgelijk bureau in Nijkerk, alwaar ik daarvoor door instellingen van uw gemeente via-via werd verwezen naar iemand bij uw Banencentrum. Het enige wat men daar tot nu toe voor mij heeft gedaan in meer dan twee en halve maand is mijn beroep veranderen in de computer. Van begeleiding is geen enkele sprake, terwijl daar toch enkele malen zeker noodzaak voor was. Een medewerker van het Bureau Werk en Activering overigens, die voor mij poogde te bemiddelen, deelde mij mede door uw instanties ook "van het kastje naar de muur" gestuurd geworden te zijn. Ik ben, aangaande deze kwestie, van mening dat ook uw gemeente gehouden is aan de uitvoering van de Wet REA, inclusief de daaruit voortvloeiende begeleiding, waarop ik dus recht heb. Het argument van uw Sector Welzijn, begin november, om niet te bemiddelen omdat ik nog eens in het herstellingsoord zou worden opgenomen, wordt door het Centrum voor Arbeid en Gezondheid onbegrijpelijk genoemd, en niet aan u om over te beslissen."
3. In haar naar aanleiding van verzoekers bezwaarschrift van 23 januari 1999 gegeven advies van 22 september 1999 deelde de commissie bezwaar en beroepschriften van de gemeente Nijkerk onder meer het volgende mee aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk:
"Voorzover het bezwaarschrift spreekt over een gebrek aan begeleiding en een onjuiste behandeling is de commissie van mening dat hier formeel geen sprake is van een bezwaar, maar van een klacht in de zin van de klachtenregeling van de gemeente Nijkerk. De commissie is niet bevoegd een inhoudelijk advies te geven over de afhandeling van klachten, en adviseert uw college deze onderdelen te bezien in het licht van de klachtenregeling."
4. Bij brief van 7 februari 2000 berichtte het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk verzoeker dat naar aanleiding van het advies van de commissie voor behandeling van bezwaar- en beroepschriften inzake elementen van verzoekers brief van 23 januari 1999 die duidden op een klacht over de behandeling, een nader onderzoek was ingesteld.
Uit dit onderzoek was gebleken dat, waar dat binnen de wettelijke grenzen mogelijk was, medewerking was verleend bij het oplossen van verzoekers problemen.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder KLACHT. Verzoeker gaf verder nog aan dat hij begeleid had willen worden bij het oppakken van zijn oude werkzaamheden (grafische vormgeving), in plaats van de taxi-werkzaamheden die beneden zijn niveau zouden zijn. Na de opname in het herstellingsoord had verzoeker bij de gemeente Nijkerk opnieuw verzocht om begeleiding in het kader van de wet REA. Dat werd naar zijn zeggen afgewezen door de gemeente, omdat hij al werkzaamheden had als taxichauffeur en omdat hij een uitkering had op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.
Verzoeker was later verhuisd vanuit Nijkerk dan eerst de bedoeling was, vanwege de uitgestelde opname in het herstellingsoord.
Tenslotte wees verzoeker erop dat hij van de gemeente Nijkerk geen antwoord had ontvangen op zijn - niet aangetekend verzonden - brief van 1 november 1999 inzake de terugbetaling van ingehouden inkomsten. Verzoeker had de gemeente overigens niet gerappelleerd.
C. Standpunt gemeente nijkerk
1. In reactie op de klacht bracht de gemeente Nijkerk bij brief van 13 juni 2000 het volgende naar voren:
"De klacht concentreert zich, zoals u meldt, op 2 zaken, namelijk onvoldoende begeleiding in het kader van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) en het uitblijven van een reactie op een brief van 1 november 1999 inzake terugbetaling van ingehouden inkomsten.
(…)
Tevens verzoekt u om nadere informatie over de wijze waaraan uitvoering gegeven is aan het advies van de commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften van 22 september 1999 inzake de klacht over het gebrek aan begeleiding en een onjuiste behandeling.
Uitvoering klachtafhandeling
(…)
Voor het onderzoek is uitgegaan van de aanwezige uitgebreide correspondentie en is reactie gevraagd van de behandelend medewerker, (…), het afdelingshoofd, (…), en de wethouder, (…).
Uit het dossier blijkt ten aanzien van de betalingsproblemen dat op de momenten dat (verzoeker; N.o.) aangegeven heeft financieel problemen te hebben er afspraken zijn gemaakt om tot uitbetaling te kunnen komen. Dat heeft ook geleid tot maatwerk met betrekking tot de uitbetaling van zijn uitkering in de periode na 1 januari 1999. In tegenstelling tot de gewone praktijk is besloten om een ander deel van de inkomsten vrij te laten (…). Bij de uitbetaling van de WIK-uitkering heeft verrekening plaatsgevonden. Op deze wijze heeft (verzoeker; N.o.) ontvangen waar hij recht op had.
Begeleiding in kader Rea
Uit het intakeverslag (…) en de rapportage (…) blijken een aantal aspecten, namelijk dat het verblijf in Nijkerk tijdelijk zou zijn, er een WIK-uitkering aangevraagd was, er een Rea-toets aangevraagd was bij de bedrijfsvereniging (bedoeld zal zijn: uitvoeringsinstelling; N.o.) en er sprake was van part-time werkzaamheden. Er is ontheffing verleend aan de voorwaarde om zich (voor meer dan de reeds werkzame uren) beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Omdat diverse zaken in gang gezet waren, er sprake was van inkomsten uit arbeid en in een later stadium verwachte inkomsten op grond van de WIK was er geen reden om, mede gelet op de mogelijke korte periode van uitkering, extra activiteiten te ontplooien.
Voor verdere trajecten in kader van de Rea is overigens de uitslag van een onderzoek op dat gebied noodzakelijk. Die uitslag zou van de bedrijfsvereniging (lees: uitvoeringsinstelling; N.o.) moeten komen.
Terugbetaling inkomsten
Bij uw stukken is een kopie aangetroffen van een brief van (van 1 november 1999; N.o.) die niet in het dossier aanwezig is. Daarop kon dus ook geen antwoord gegeven worden. Het antwoord zou luiden dat weliswaar bij de uitbetaling van de bijstand in de vorm van een lening in afwachting van een uitkering op grond van de WIK (gedeeltelijk) inkomsten verrekend zijn, maar dat de gemeente Amersfoort, na verrekening van de door de gemeente Nijkerk verstrekte bijstand, de volledige WIK-uitkering betaalbaar heeft gesteld aan (verzoeker; N.o.). Bij die betaalbaarstelling is naar wij aannemen geen rekening gehouden met zijn inkomsten. Hierover dient (verzoeker; N.o.) de gemeente Amersfoort te raadplegen. Er is dan ook vastgesteld dat er vanuit de gemeente Nijkerk geen betalingsverplichting aan (verzoeker; N.o.) meer is."
2. In het door de gemeente Nijkerk overgelegde intake-verslag van 28 september 1998 staat onder meer het volgende vermeld:
"Vraagstelling/probleem:
Betrokkene geniet een Abw-uitkering van de gemeente Barneveld tegen de norm voor een alleenstaande. Op grond van een advies van het RIAGG, verhuist betrokkene met ingang van 1 november 1998 naar (…) Nijkerk voor de duur van een half jaar. Na die tijd zal hij een woning (gelijkvloers) zoeken in Noord-Nederland.
Betrokkene heeft een problematische psychisch-sociale achtergrond. Een schets hiervan wordt meegestuurd met de bewijsstukken van de aanvraag.
(…)
voorliggende voorzieningen: mondelinge info cliënt:
Door de gemeente Barneveld is betrokkene aangemeld bij de Bedrijfsvereniging (lees: uitvoeringsinstelling; N.o.) om de mogelijkheden via de wet REA te onderzoeken. Een keuring via het GAK komt eraan.
Tevens meldt betrokkene zich op advies van de gemeente Barneveld bij de gemeente Amersfoort rond 1 november 1998 (centrumgemeente) voor een aanvraag in het kader van de WIK.
Betrokkene schildert ook op therapeutische basis met toestemming van de gemeente Barneveld.
Tevens is aan hem een sociaal krediet verstrekt.
(…)
Afspraken:
Aanvraag-en inlichtingenformulier meegegeven + antwoordenvelop.
Gewezen op verloop van aanvraagprocedure."
3. In de eveneens door de gemeente Nijkerk overgelegde rapportage van 1 december 1998 wordt onder meer het volgende meegedeeld:
"inkomen
Ten tijde van de aanvraag- intake beschikt meneer over een Abw-uitkering van de gemeente Barneveld. Uit een bijgevoegd schrijven verklaart meneer dat hij sedert 12 oktober een baantje als taxichauffeur heeft voor plusminus 20 uur per week. Gelet op het feit dat de taxi branche niet zo goed betaalt zal aanvullende bijstand waarschijnlijk noodzakelijk blijven.
Uit het intake verslag blijkt dat meneer ook een beroep gaat doen op grond van de WIK. Hiervoor zal hij zich in Amersfoort moeten melden. Meneer is namelijk ook bezig met kunstschilder activiteiten.
(…)
Afspraken/bijzonderheden:
Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat meneer het nodige heeft meegemaakt, zowel geestelijk als lichamelijk. Dit heeft tot gevolg dat meneer lange tijd niet inzetbaar is geweest voor de arbeidsmarkt. Echter is meneer ingaande 13 oktober 1998 aan de slag gegaan als taxichauffeur voor plus minus 20 uur per week. Meneer kan dit werk doen omdat er een aangepaste stoel zit in het betreffende busje.
Hierdoor komt hij niet in de problemen met zijn knie. Dit alles in overleg met het RIAGG.
Meneer is aangemeld bij de bedrijfsvereniging (lees: uitvoeringsinstelling; N.o.) in het kader van een REA onderzoek.
Ook loopt er een verzoek in Amersfoort om in aanmerking te komen voor een voorziening op basis van de WIK. Op dit moment is verdere actie niet noodzakelijk.
Rapporteur heeft op 1 december telefonisch contact gehad met meneer. Deze gaf aan dat hij vermoedelijk in februari 1999 opgenomen zal worden voor een therapie. Gelet op dit alles stelt rapporteur voor om uitbreiding van de arbeidsplicht buiten beschouwing te laten ogv. Art. 107 Abw.
Een uitstroomcontract is hierdoor niet noodzakelijk.
Gelet op alle ontwikkelingen lijkt het rapporteur handig dat er in januari 1999 een heronderzoek wordt aangemaakt zodat een en ander opnieuw bekeken kan worden."
D. Reactie verzoeker
In reactie op het standpunt van de gemeente Nijkerk bracht verzoeker bij brief van 11 september 2000 onder meer het volgende naar voren:
"Het feit dat ik slechts een half jaar in Nijkerk zou gaan wonen moet mijns inziens toch geen reden zijn om een lopend REA-begeleidingsproces te stoppen. Ik ben dan ook eerst bij het GAK gekeurd nadat ik was verhuisd, en de gemeente Leek zonder enig probleem direkt het begeleidingsproces weer opstartte. Het GAK heeft mij overigens inderdaad geïnformeerd over mogelijkheden, en het begeleidingsproces loopt nog steeds. Brief gemeente Nijkerk aan u, onder "Begeleiding in kader REA": "er een REA-toets aangevraagd was bij de bedrijfsvereniging" / "Die uitslag zou van de bedrijfsvereniging moeten komen": Sic! Barneveld vroeg e.e.a. aan, vóór mijn verhuizing, welk proces is gestopt door de gemeente Nijkerk! "sprake van part-time werkzaamheden"/ "inkomsten uit arbeid": als chauffeur; de bemoeienissen van Barneveld in het kader van de Wet REA waren juist gericht op het vinden van mij meer passende arbeid, o.a. op advies van de RIAGG. "diverse zaken in gang gezet waren": wat dan?? "verwachte inkomsten op grond van de WIK": des te meer reden om passende arbeid te vinden want de WIK bedraagt 70% van de bijstandsnorm."
Verder gaf verzoeker nog aan het niet eens te zijn met de reactie van de gemeente Nijkerk op zijn brief van 1 november 1999. Hij is van mening dat de gemeente Nijkerk de op de leenbijstand gekorte inkomsten alsnog aan hem uit moet betalen.
e. Reactie gemeente nijkerk
Naar aanleiding van verzoekers reactie en nadere vragen van de Nationale ombudsman deelde de gemeente Nijkerk bij brief van 26 oktober 2000 onder meer nog mee dat een gemeente een onderzoek in het kader van de Wet REA (een zogenaamde REA-toets) laat uitvoeren op grond van de combinatie van artikel 12, eerste lid, en artikel 3, tweede lid, van de Wet REA. Een REA-toets is tijdrovend, en het kan vier tot vijf maanden duren na de aanvraag bij het Gak, voordat er een advies is. De gemeente Nijkerk gaf verder aan er slechts indirect (middels verzoekers mededeling) van te hebben kennisgenomen dat de gemeente Barneveld een REA-toets zou hebben aangevraagd. In het dossier van verzoeker staat daarover niets vermeld. Het lag wel voor de hand, dat de gemeente Barneveld, vanwege de korte duur van wonen van verzoeker in die gemeente een beperkte, of geen actie had ondernomen, aldus de gemeente Nijkerk. De gemeente Nijkerk was geen reïntegratietraject gestart, omdat verzoeker met ingang van 1 januari 1999 een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars ontving.
F. informatie gemeente barneveld
Daarnaar gevraagd deelde een medewerker van het bureau werk en activering van de gemeente Barneveld op 6 november 2000 telefonisch mee dat uit de nog aanwezige gegevens over verzoeker viel af te leiden dat er door de gemeente Barneveld geen zogenaamde REA-toets (een medisch-arbeidskundige beoordeling in de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten) was aangevraagd. Er was wel met verzoeker over die mogelijkheid gesproken. Om te kunnen bezien of een REA-toets zinvol zou zijn in verzoekers geval, had de gemeente Barneveld advies gevraagd aan het Riagg. Verzoeker was destijds bij het Riagg in behandeling. Uit de gegevens over verzoeker is niet gebleken dat er een reactie van het Riagg op de adviesaanvraag was ontvangen. Er was maar een korte tijd contact tussen verzoeker en het bureau werk en activering geweest. Het eerste contact, op initiatief van verzoeker dateerde van medio september 1998, en het contact stopte per 1 november 1998, omdat verzoeker toen buiten de gemeente Barneveld ging wonen.
G. Reactie op het verslag van bevindingen van de gemeente Nijkerk
In reactie op het verslag van bevindingen liet de gemeente Nijkerk bij brief van 24 januari 2001 onder meer weten te kunnen instemmen met de weergave van het verslag. De gemeente gaf voorts aan dat de bevindingen van het onderzoek naar aanleiding van verzoekers klacht van 23 januari 1999 niet stonden vermeld in de afdoeningsbrief van 7 februari 2000. Het oordeel over de klacht was als gevolg daarvan onvoldoende gemotiveerd, aldus de gemeente. Ook was verzoeker in de afdoeningsbrief niet gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman, indien hij niet tevreden zou zijn met de afhandeling van zijn klacht.
Naar aanleiding van de fusie per 1 januari 2000 tussen de gemeenten Nijkerk en Hoevelaken wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe klachtenregeling, waarin boven genoemde aspecten worden meegenomen.
Beoordeling
I. Inleiding
Verzoeker kwam per 1 november 1998 in de gemeente Nijkerk wonen. Hij was op dat moment parttime werkzaam als taxichauffeur, onder behandeling bij het Riagg en had chronische knieklachten. Verzoeker ontving van de gemeente Nijkerk per 1 november 1998 een aanvullende bijstandsuitkering. Per 1 januari 1999 ontving verzoeker een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars van de gemeente Amersfoort.
II. Ten aanzien van het begeleiden van verzoeker als arbeidsgehandicapte naar werk
1. Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Nijkerk, gelet op het bepaalde in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA), onvoldoende activiteiten heeft ondernomen om hem te begeleiden bij het zoeken naar geschikt werk.
2. In reactie op de klacht gaf de gemeente Nijkerk aan dat er een aantal redenen was waarom de gemeente geen activiteiten had ondernomen om verzoeker te begeleiden bij het zoeken naar geschikt werk. Deze redenen waren dat er volgens verzoekers informatie een zogenaamde REA-toets was aangevraagd, verzoeker op 1 januari 1999 een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars van de gemeente Amersfoort zou gaan ontvangen en hij slechts voor een half jaar in Nijkerk zou gaan wonen om vervolgens te verhuizen naar een andere regio. Verder verrichtte verzoeker al parttime werkzaamheden en was hem ontheffing verleend om zich voor meer dan de al werkzame uren beschikbaar te stellen. Ook blijkt uit de rapportage die de gemeente Nijkerk heeft verstrekt dat verzoeker had aangegeven dat hij vermoedelijk in februari 1999 (voor twaalf weken) zou worden opgenomen voor een therapie (voor gehele dagen, uitgezonderd het weekend).
Uit de door de gemeente Barneveld verstrekte informatie is overigens gebleken dat door deze gemeente geen REA-toets was aangevraagd.
3. Gelet op alle omstandigheden van het geval, kan niet worden gezegd dat de gemeente Nijkerk gedurende de periode dat verzoeker woonachtig was in Nijkerk activiteiten had moeten ondernemen om verzoeker te begeleiden naar (meer) geschikt werk. Vanwege het feit dat verzoeker bij zijn aanvraag om een uitkering had aangegeven dat hij slechts een half jaar in de gemeente Nijkerk zou gaan wonen en in februari 1999 voor gehele dagen in therapie zou gaan, is het te begrijpen dat er voor de opname van verzoeker geen reïntegratie-activiteiten werden opgestart. Dit is immers een langdurig proces, dat gelet op verzoekers therapie en aanstaande verhuizing, niet zou kunnen worden afgerond. Van stopzetting van een door de gemeente Barneveld in het kader van de Wet REA gestart reïntegratie-proces is overigens niet gebleken (zie BEVINDINGEN, onder F.). Ook na de opname van verzoeker (eind mei 1999) was het duidelijk dat verzoeker zo snel mogelijk wilde verhuizen. Het starten van een reïntegratie-proces had daarom geen zin. Nu alleen al om bovengenoemde redenen niet kan worden gezegd dat de gemeente Nijkerk onvoldoende activiteiten heeft ondernomen om verzoeker te begeleiden bij het zoeken naar geschikt werk, is het niet nodig om in te gaan op de overige door de gemeente Nijkerk aangedragen redenen om geen actie op dat punt te ondernemen.
De onderzochte gedraging is dan ook op dit punt behoorlijk.
III. Ten aanzien van het niet reageren op verzoekers brief van 1 november 1999
1. Verzoeker klaagt er verder over dat de gemeente Nijkerk niet heeft gereageerd op zijn brief van 1 november 1999, inzake de terugbetaling van ingehouden inkomsten. De brief werd niet aangetekend verzonden.
2. In reactie op de klacht bij de Nationale ombudsman deelde de gemeente Nijkerk mee dat bovengenoemde brief van verzoeker niet in het dossier aanwezig is. Vervolgens ging de gemeente in zijn reactie alsnog in op de betreffende brief.
3. Nu verzoeker stelt de brief van 1 november 1999 te hebben verzonden, en de gemeente Nijkerk stelt deze niet in haar bezit te hebben, en er geen feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan de lezing van de een aannemelijker moet worden geacht dan die van de ander, kan niet worden vastgesteld of de betreffende brief bij de gemeente is aangekomen.
Daarom wordt op dit punt van het door de gemeente niet reageren op deze brief geen oordeel gegeven.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Nijkerk, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk, is niet gegrond wat betreft het begeleiden van verzoeker als arbeidsgehandicapte naar werk. Over het niet reageren op verzoekers brief van 1 november 1999 wordt geen oordeel gegeven.