Op 1 november 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Badhoevedorp, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer.
Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer besloten heeft parkeerplaatsen aan de Sloterweg te Badhoevedorp aan te leggen. Hij klaagt er met name over dat de door hem in december 1998 ingediende bedenkingen tegen de aanleg niet hebben geleid tot een aanpassing van het plan, terwijl de gemeentesecretaris in zijn brief van 18 oktober 1999 opmerkt dat de noodzaak voor het aanleggen van de parkeerplaatsen niet aanwezig was.
Daarnaast klaagt verzoeker erover dat hij - ondanks zijn verzoek daartoe - niet of niet voldoende op de hoogte is gesteld van de verkeerskundige argumenten voor de aanleg van de parkeerplaatsen.
Achtergrond
1. Wegenwet (Wet van 31 juli 1930)
Artikel 15, eerste lid:
"Het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap is verplicht een weg te onderhouden, wanneer dat openbare lichaam dien tot openbaren weg heeft bestemd."
Artikel 16:
"De gemeente heeft te zorgen, dat de binnen haar gebied liggende wegen, met uitzondering van de wegen, welke door het Rijk of eene provincie worden onderhouden, van die bedoeld in artikel 17 en van die, waarop door een ander tol wordt geheven, verkeeren in goede staat."
2. Wegenverkeerswet 1994 (Wet van 24 mei 1996, Stb. 276)
Artikel 15:
"1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het college van burgemeester en wethouders deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen. Voorts gaf verzoekers reactie aanleiding de situatie ter plekke te beschouwen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Bij brief van 2 september 1998 deelde de Dienst Openbare Werken van de gemeente Haarlemmermeer verzoeker mee dat van gemeentewege besloten was over te gaan tot de aanleg van (langs-)parkeerplaatsen aan de Sloterweg tussen de huisnummers 217 en 239 te Badhoevedorp. Geadresseerden werden verzocht eventuele bedenkingen vóór 11 september 1998 kenbaar te maken, zodat (her)overweging zou kunnen plaatsvinden.
2. Bij brief van 1 december 1998 deelde de dienst verzoeker mee dat overgegaan zou worden tot het aanleggen van de parkeerplaatsen, aangezien de meerderheid van de bewoners van de Sloterweg hiertegen geen bezwaren had. Tevens deelde de dienst mee dat de op de locatie geplaatste bomen gehandhaafd zouden blijven.
3. Op 13 december 1998 wendde verzoeker zich schriftelijk tot de Dienst Openbare Werken. In zijn brief, welke verzoeker in afschrift aan de wethouder openbare werken stuurde, merkte verzoeker onder meer het volgende op:
"Op vrijdag 11-09-1998 kreeg ik een brief van uw dienst gedateerd 02-09-1998 in de bus. In deze brief stond dat indien u het niet eens bent met dit voornemen vernemen wij dit graag voor vrijdag 11-09-98 (…) Dinsdag heb ik toen zelf gebeld (…) Ik heb (de desbetreffende gemeenteambtenaar, de heer A.; N.o) verteld dat ik het in principe zonde vind als openbaar groen verdwijnt en daar blik voor in de plaats komt, het is milieuonvriendelijk en het belemmert het uitzicht, (…) als ik bij mij het erf afrijd en op de huidige groenstrook zou dan een voertuig geparkeerd staan ben ik het overzicht op de weg kwijt want het betreft ook nog een T-kruising, dat betekent dat je aan drie kanten voorrang moet verlenen (…) .
Ik heb gevraagd om in ieder geval het gedeelte van de uitrit tot de eerste boom voor mijn huis te sparen, in dit gedeelte staat ook nog een verlichtingsunit om de T-kruising aan te geven van de tegenoverliggende Lijsterstraat. (…)
10-12-1998 kreeg ik de brief gedateerd 01-12-1998. Over het (her)overwegen etc. wordt niet meer gesproken, alleen dat de meerderheid geen bezwaar heeft gemaakt. (…)
De hele gang van zaken in deze procedure heeft mijn vertrouwen niet vergroot in de personen die hier verantwoording voor dragen als bij voorbaat alles al is beslist en op argumenten niet wordt ingegaan. (…)
Als we het bv over de functionaliteit van dit soort parkeerhavens hebben, zou de overkant van de weg waar een parkeerverbod geldt, een betere optie zijn. De bedrijven die aan die zijde gevestigd zijn zouden daar hun klanten kunnen laten parkeren binnen de bedrijfsuren en de omwonenden buiten die tijden.”
4. De wethouder openbare werken schreef in haar reactie van 9 april 1999 op verzoekers brief van 13 december 1998 over de aanleg van de parkeerhavens onder meer het volgende:
"1. Een schriftelijk verzoek, inclusief handtekeningen, voor de aanleg van parkeerhavens aan de Sloterweg, huisnummers 217 tot en met 239, is op 10 april 1997 door de gemeente ontvangen;
2. voornoemd verzoek is getoetst door onze verkeerskundige en is positief beoordeeld. De aanleg van de parkeerhavens zal de verkeersveiligheid op de Sloterweg in belangrijke mate verhogen;
3. het voornemen tot de aanleg is u schriftelijk meegedeeld door middel van ons schrijven van 2 september 1998;
4. uw (…) bezwaar is intern en in een informeel overleg met de dorpsraad besproken en uiteindelijk afgewezen op grond van het algemeen belang van de verkeersveiligheid op de Sloterweg, hetgeen u schriftelijk is medegedeeld middels ons schrijven van 1 december 1998;
5. naar aanleiding van uw schriftelijk bezwaar van 13 december 1998 heeft een heroverweging plaatsgevonden en is uw voorstel voor de aanleg van parkeerhavens aan de overkant van de straat getoetst maar afgewezen op grond van onveiligheid bij het oversteken;
6. uw verzoek tot het handhaven van het groen voor uw woning is ook afgewezen omdat dit tot de oude situatie zou leiden, waarbij voertuigen weer op de rijbaan zouden worden geparkeerd (ondanks een parkeerverbod);
7. bij de verplaatsing van de lichtmast zijn voorzieningen getroffen om de oorspronkelijke lichtuitstraling te handhaven.
(…).
In uw gesprek met (de heer S., een tijdelijk medewerker van de gemeente; N.o.) heeft u nogmaals uw bezwaren toegelicht. Kort samengevat komen die erop neer dat de huidige situatie voor u persoonlijk een verslechtering is ten opzichte van het verleden. (Het uitzicht vanuit uw oprit is minder geworden ten opzichte van de voormalige situatie.)
Daarnaast heeft (de heer S.; N.o.) aangegeven wat de overwegingen zijn op grond waarvan de gemeente is gekomen tot de uitgevoerde maatregelen. (Een verkeersonveilige situatie op de gehele Sloterweg, waar in het verleden veel parkeerschade was.)
Verder is bij de uitwerking van de plannen zoveel mogelijk rekening gehouden met uw bezwaren. (Zo zijn onder andere de parkeervakken veel breder gemaakt dan gebruikelijk, waardoor het uitzicht vanuit uw inrit verbetert is.)
In het algemeen kan worden gesteld dat de verkeerssituatie op de Sloterweg aanzienlijk verbeterd is ten opzichte van het verleden, maar dat er, naar uw mening, in uw specifieke situatie sprake is van een verslechtering zonder dat er een verkeersonveilige situatie is ontstaan.
In de afweging van de gemaakte keuze ben ik van mening dat het algemeen belang van de verkeersveiligheid op de Sloterweg in dit geval dient te prevaleren boven de, beperkte, vermindering van de specifieke situatie bij uw oprit."
5. Op 20 april 1999 wendde verzoeker zich opnieuw tot de wethouder met, onder meer, het verzoek om toezending van afschriften van de op 10 april 1997 door de gemeente ontvangen aanvraag voor de aanleg van parkeerhavens, van de beoordeling van de verkeerskundige en van politierapportages inzake parkeerschade op de Sloterweg. Tevens vroeg verzoeker nadere informatie over de getroffen voorzieningen om de oorspronkelijke lichtuitstraling van de lichtmast te handhaven. Daarnaast gaf verzoeker aan het onjuist te vinden dat de beslissing om tot aanleg van de parkeerhavens over te gaan was gebaseerd op een informeel overleg met de dorpsraad en het uitblijven van bezwaren van de meerderheid van de bewoners van de Sloterweg. Verzoeker liet weten dat hij zich tevens niet kon vinden in de afwijzing van zijn voorstel om de parkeerhavens aan de andere zijde van de Sloterweg te realiseren. De veiligheid bij het oversteken zou hierbij juist gebaat zijn, omdat de parkeerhavens - naar de mening van verzoeker - gebruikt zullen worden door gebruikers en bezoekers van de aan de overzijde van de weg gevestigde bedrijven en een huisarts. Bovendien, zo gaf hij aan, was de groenstrook voor twee andere woningen wel gehandhaafd.
6. Verzoeker ontving geen reactie van de wethouder op zijn brief van 20 april 1999. Op 7 september 1999 diende hij een klacht in bij de gemeente Haarlemmermeer. In zijn brief schreef hij onder meer:
"In deze kwestie is niet de juiste procedure gevolgd en daardoor hebben de bewoners niet gebruik kunnen maken van de rechtsmiddelen die ter beschikking staan. Voorafgaand aan de gemeentelijke besluitvorming behoort een gemeente alle noodzakelijke kennis over relevante feiten en af te wegen belangen te vergaren. (…) De gemeente moet belanghebbenden een redelijke termijn geven om te reageren. Volgens de Algemene wet Bestuursrecht staat daar een termijn van 4 weken voor.
Na afweging van alle betrokken belangen neemt de gemeente een definitief besluit dat uiteraard ook ter kennis van belanghebbenden moet worden gebracht. In dit besluit moet aangegeven worden dat belanghebbenden de mogelijkheid hebben een bezwaarschrift in te dienen (…)
Ik wil hier mijn ongenoegen uiten over de onzorgvuldigheid in het besluitvormingsproces. Voorts maak ik melding van het feit dat de wethouder van openbare werken niet heeft gereageerd op mijn brief van 20 april 1999."
7. In zijn reactie op verzoekers klacht deelde de secretaris van de gemeente Haarlemmermeer op 21 oktober 1999 onder meer het volgende mee:
"Over uw klacht is op 6 oktober 1999 contact geweest met de heer (K.; N.o.). In dat contact bevestigde u uw klacht en gaf u aan geïnteresseerd te zijn in de argumenten voor de gekozen oplossing van de verkeerskundige. Naar uw mening was er geen parkeerprobleem, waren er betere alternatieven en is er voor uzelf zelfs een lastige situatie bij het oprijden van de Sloterweg vanaf uw uitrit ontstaan.
(…)
Met betrekking tot de gevolgde procedure heb ik na laten gaan of in het onderhavige geval sprake is geweest van een besluit of beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens mijn juridische adviseurs is hiervan geen sprake geweest, maar is sprake geweest van een feitelijke handeling: er is ook geen rechtsgevolg ontstaan. Ik voeg daar onmiddellijk aan toe dat het gegeven dat er formeel geen procedure conform de Awb gevolgd behoefde te worden, onverlet laat dat de wel gevolgde procedure ook naar mijn mening onzorgvuldig is geweest. Dat bewoners zich daardoor onjuist geïnformeerd hebben gevoeld, kan ik begrijpen. Ik betreur dat en bied u hiervoor mijn excuses aan.
Met betrekking tot het parkeerprobleem en de hiervoor gekozen oplossing heb ik mij verstaan met de verkeerskundige van de dienst Openbare Werken. Deze bevestigde mij dat het gesignaleerde parkeerprobleem een reëel probleem was en dat de gekozen oplossing in lijn is met de elders op de Sloterweg gekozen oplossing: namelijk langsparkeren mogelijk maken in de tot dan groene berm met lage struiken. Vooral omdat de Sloterweg gekwalificeerd wordt als een zogenaamde "stroomweg" die tevens voorrangsweg is en waar een snelheid van maximaal 50 km per uur is toegestaan, achtte de verkeerskundige deze oplossing uit verkeerskundige overwegingen - hoewel geen noodzaak - wel degelijk een verbetering."
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder KLACHT.
C. Standpunt college van burgemeester en wethouders
In reactie op verzoekers klacht deelde het college van burgemeester en wethouders onder andere het volgende mee:
"De aanleg van parkeerhavens (in concreto tussen de nummers 217 en 239 aan de Sloterweg te Badhoevedorp) is enerzijds gebeurd teneinde de verkeerssituatie ter plekke te verbeteren en anderzijds hebben signalen van omwonenden en weggebruikers daarin een rol gespeeld.
De verkeerskundige overwegingen om dat destijds te doen waren:
1. Metingen toonden aan dat de Sloterweg kan worden aangemerkt als een weg met een "stroomfunctie". Het is daarom niet raadzaam het parkeren op de rijbaan plaats te laten vinden. Bovendien is landelijk op dergelijke wegen een wegindeling met zgn. langsparkeervakken gebruikelijk.
2. De breedte van de weg bedraagt ongeveer 7.30 meter. Voor gewoon verkeer is deze breedte voldoende, maar de doorgang van met name vracht- en busverkeer kan worden belemmerd door voertuigen die op de rijbaan geparkeerd staan.
3. Op de Sloterweg rijden bromfietsen en fietsers op de rijbaan, zonder dat er snelheidsremmende maatregelen zijn getroffen. Het aanbrengen van parkeervakken heeft tot gevolg dat de verkeersveiligheid voor deze groepen weggebruikers verbetert, aangezien zij niet langer om geparkeerde auto's moeten manoeuvreren.
4. In het kader van een eenduidig wegbeeld is het aan te bevelen de inrichting van dit deel van de Sloterweg af te stemmen op het noordelijk deel van de weg (waar dus reeds parkeerhavens waren aangebracht).
Gebleken is dat de uitzichtlengte ter hoogte van de uitrit van de woning van (verzoeker; N.o.), niet is verslechterd ten opzichte van de situatie waarbij de motorvoertuigen geparkeerd stonden op de rijbaan.
Zoals de gemeentesecretaris reeds in zijn brief van 18 oktober schreef is de noodzaak wellicht niet aanwezig geweest om de parkeerhavens aan te leggen. Echter, het voldoen aan redelijke argumenten van een groot deel van de bewoners aldaar, daarbij rekening houdend met het feit dat sowieso van een verbeterde situatie sprake is, heeft uiteindelijk geleid tot de daadwerkelijke aanleg.
(…)
De stelling dat (verzoeker; N.o.) niet, of niet voldoende, op de hoogte gesteld is van de verkeerskundige argumenten is ten dele gegrond. Echter dit heeft alles te maken met de gebrekkige communicatie waarvoor reeds bij brief van 18 oktober 1999 (verzonden op 21 oktober 1999; N.o.) excuses zijn aangeboden. Dat laat echter onverlet dat (verzoeker; N.o.) er meerdere malen op gewezen is dat een toelichting gaarne verstrekt zou zijn door de betreffende verkeerskundige."
D. REACTIE VERZOEKER
1. In reactie op het verslag van bevindingen deelde verzoeker onder meer het volgende mee:
"De verkeerssituatie was niet onveilig. De signalen van omwonenden en weggebruikers zouden een rol hebben gespeeld. Mij is alleen bekend van een mevrouw die zegt te schrijven namens alle bewoners.
De verkeerskundige overwegingen:
1. Met de stroomfunctie wordt bedoeld het sluipverkeer dat de file op de A9 ontwijkt en binnendoor zijn weg zoekt.
2. De weg zou onvoldoende breed zijn voor met name vrachtverkeer en busverkeer. Voor de goede orde toen de A9 werd aangelegd (dat Badhoevedorp in tweeën snijd), zijn de 4 dwarswegen die middels viaducten onder de A9 doorgaan zo uitgevoerd dat de twee buitenste viaducten vracht en busverkeer kunnen verwerken. De twee middelste viaducten zijn dermate laag gehouden (waaronder de Sloterweg) om vracht en busverkeer uit de bebouwde kom te weren. (…)
3. De tijdelijke medewerker (…) merkte hierover op dat geparkeerde voertuigen een snelheidsremmend effect hebben.
4. De parkeerhavens op het noordelijk deel zijn incidenteel, maar lang niet overal."
2. Voorts deelde verzoeker op 21 augustus 2000 telefonisch mee dat de gemeente Haarlemmermeer inmiddels een verkeersbesluit had gepubliceerd, waaruit bleek dat het parkeerverbod aan beide zijden van de Sloterweg zou worden opgeheven. Daarnaar gevraagd is van de gemeente Haarlemmermeer een afschrift ontvangen van voornoemd verkeersbesluit van 31 juli 2000, waarbij de parkeerverboden aan beide zijden van de Sloterweg tussen de Schipholweg en de Adelaarstraat werden ingetrokken. Aan het intrekken van de parkeerverboden lagen onder meer de volgende overwegingen ten grondslag:
"- dat deze parkeerverboden eigenlijk niet functioneel meer zijn vanwege de aanwezigheid van een groot aantal parkeerhavens, hetgeen parkeren langs de weg nauwelijks mogelijk maakt;
- dat tussen deze parkeerhavens korte, rechte stukken zijn, waarvoor het parkeerverbod van kracht is;
- dat de Sloterweg een drukke, doorgaande weg is, waardoor parkeren langs de weg wordt bemoeilijkt;
- dat ernaar gestreefd wordt zo weinig mogelijk verkeersborden te plaatsen en waar mogelijk het aantal borden te saneren;
- dat dit het wegbeeld rustiger maakt en de aandacht van de weggebruiker vestigt op de overige borden;
- dat het daarom de voorkeur verdient de parkeerverboden aan de Sloterweg in te trekken;
- dat zal worden geëvalueerd wat hiervan de gevolgen zijn;
- dat, indien blijkt dat toch langs de weg wordt geparkeerd, plaatselijk het parkeren kan worden verboden, middels het aanbrengen van een gele, onderbroken streep."
E. Plaatsopname
Op 2 november 2000 is, mede naar aanleiding van hetgeen verzoeker in zijn reactie op het verslag van bevindingen aanvoerde, een opname ter plaatse gehouden. Daarbij is vastgesteld dat de Sloterweg een drukke, doorgaande weg is, doch niet gebruikt kan worden voor doorgaand bus- en vrachtverkeer omdat de onderdoorgang van de rijksweg A9 niet hoog genoeg is voor dergelijk verkeer. Van de Sloterweg wordt wel gebruik gemaakt door bevoorradend vrachtverkeer voor de aan dit gedeelte van de weg gelegen winkels.
Voorts is vastgesteld dat op de Sloterweg tussen de Schipholweg en de Adelaarstraat gedeeltelijk aan beide zijden parkeerhavens zijn aangelegd.
Beoordeling
A. INLEIDING
1. Vooropgesteld moet worden dat het gemeentebestuur, op grond van het bepaalde in de Wegenwet (zie ACHTERGROND, onder 1.), verplicht is de op het grondgebied van de gemeente gelegen openbare wegen te onderhouden, voor zover het onderhoud niet tot de verplichting van andere openbare lichamen behoort. Het gemeentebestuur dient er
- gelet op haar onderhoudsplicht - voor te zorgen dat de openbare weg zodanig wordt ingericht en onderhouden dat deze geen gevaar oplevert voor de weggebruikers. Het gemeentebestuur is bevoegd om de inrichting van een openbare weg te wijzigen of aan te passen, indien de veiligheid van de weggebruikers daartoe aanleiding geeft.
2. Voorzover voor een wijziging of aanpassing van de inrichting van de openbare weg een verkeersbesluit noodzakelijk is (zie ACHTERGROND, onder 2.), staat tegen een dergelijk besluit een wettelijk geregelde bestuursrechtelijke procedure open. De Nationale ombudsman is in een dergelijk geval niet bevoegd een onderzoek in te stellen.
3. Indien, zoals in dit geval, de wijziging of aanpassing van de inrichting van een openbare weg als een feitelijke handeling dient te worden aangemerkt, en een wettelijk geregelde bestuursrechtelijke procedure derhalve niet openstaat, is de Nationale ombudsman in beginsel bevoegd een onderzoek in te stellen.
Gelet op de beleidsvrijheid van het bestuursorgaan terzake stelt de Nationale ombudsman zich in een dergelijk geval terughoudend op. De Nationale ombudsman geeft slechts een oordeel over de vraag of het bestuursorgaan, gelet op de argumenten die daarvoor zijn aangevoerd, in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
B. Ten aanzien van de door verzoeker ingediende bedenkingen.
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer besloten heeft parkeerhavens aan te leggen op de Sloterweg tussen de huisnummers 217 en 239, zonder daarbij rekening te houden met de door hem ingediende bedenkingen.
2. Verzoeker heeft bij brief van 13 december 1998 zijn bedenkingen geuit tegen het laten vervallen van de openbare groenstrook voor zijn woning ten behoeve van parkeervakken. Gelet op de beperking van het uitzicht vanaf zijn uitrit verzocht verzoeker een gedeelte van de groenstrook naast zijn uitrit niet als parkeerhaven in te richten. Daarnaast stelde verzoeker voor om de parkeerhavens aan de andere zijde van de weg aan te leggen.
3. In haar brief van 9 april 1999 schreef de betrokken wethouder dat het verzoek tot behoud van het openbaar groen, zowel binnen de gemeente als in een informeel overleg met de dorpsraad was besproken. Zij gaf aan dat het voorstel was afgewezen op grond van het algemeen belang van de verkeersveiligheid op de Sloterweg.
Het verzoek om direct naast verzoekers uitrit geen parkeerhaven aan te leggen wees de wethouder af, omdat dit zou leiden tot de oude situatie waarbij voertuigen op de rijbaan worden geparkeerd.
Voorts liet zij weten dat het voorstel om de parkeerhavens aan de andere zijde van de straat aan te leggen na toetsing was afgewezen in verband met de onveiligheid bij het oversteken.
Onder verwijzing naar het gesprek dat verzoeker met een medewerker van de gemeente (de heer S.) had gevoerd, tijdens welk gesprek nader was ingegaan op verzoekers bezwaren en de overwegingen van de gemeente om tot de uitgevoerde maatregelen over te gaan, schreef de wethouder:
"In het algemeen kan worden gesteld dat de verkeerssituatie op de Sloterweg aanzienlijk verbeterd is ten opzichte van het verleden, maar dat er, naar uw mening, in uw specifieke situatie sprake is van een verslechtering zonder dat er een verkeersonveilige situatie is ontstaan.
In de afweging van de gemaakte keuze ben ik van mening dat het algemeen belang van de verkeersveiligheid op de Sloterweg in dit geval dient te prevaleren boven de, beperkte, vermindering van de specifieke situatie bij uw oprit."
4. In reactie op verzoekers klacht van 7 september 1999 schreef de gemeentesecretaris op 21 oktober 1999 dat het op de Sloterweg gesignaleerde parkeerprobleem een reëel probleem was en dat de gekozen oplossing in lijn was met de elders op de Sloterweg gekozen oplossing. Omdat de Sloterweg gekwalificeerd was als "stroomweg", tevens voorrangsweg met een maximale snelheid van 50 km per uur, werd, aldus de gemeentesecretaris, de gekozen oplossing vanuit verkeerskundige overwegingen - alhoewel geen noodzaak - wel degelijk een verbetering geacht.
5. In zijn reactie aan de Nationale ombudsman schreef het college van burgemeester en wethouders dat de overweging om tot de aanleg van parkeerhavens over te gaan was ingegeven door signalen van omwonenden en weggebruikers en was bedoeld om de verkeerssituatie ter plekke te verbeteren.
Het college liet aan de Nationale ombudsman weten dat de volgende verkeerskundige argumenten daarbij een rol hadden gespeeld:
De Sloterweg kan, op grond van verrichte verkeersmetingen, worden aangemerkt als een weg met een "stroomfunctie". Op dergelijke wegen is het niet raadzaam het parkeren op de rijbaan te laten plaatsvinden. Landelijk is op 'stroomwegen' een wegindeling met (langs-)parkeervakken gebruikelijk.
De Sloterweg is ongeveer 7.30 meter breed. Voor gewoon verkeer is dit voldoende, maar de doorgang van met name vracht- en busverkeer kan worden belemmerd door voertuigen die op de rijbaan geparkeerd staan.
De verkeersveiligheid voor (brom)fietsers wordt door het aanbrengen van parkeervakken verbeterd, aangezien deze weggebruikers niet langer om geparkeerde auto's hoeven te manoeuvreren.
Door het aanbrengen van parkeerhavens op dit deel van de Sloterweg ontstaat een eenduidig wegbeeld met het noordelijk deel van de weg waar reeds eerder (langs-) parkeerhavens zijn aangelegd.
6. Door het aanleggen van (langs-)parkeerplaatsen op de openbare groenstrook wordt de effectieve ruimte van de Sloterweg vergroot. Naast een verbetering van de doorgang voor bevoorradend vrachtverkeer wordt de veiligheid van (brom)fietsers vergroot, omdat zij een rechte lijn kunnen aanhouden. In zijn overweging om - gelet op het belang voor met name vrachtverkeer en de verkeersveiligheid van (brom)fietsers - de aanleg van parkeerhavens te laten prevaleren boven het behoud van de openbare groenstrook kan het college van burgemeester en wethouders worden gevolgd.
7. Voordat de parkeerhavens waren aangelegd, werd op de rijbaan geparkeerd. Niet aannemelijk is dat, door de aanleg van parkeerhavens, het zicht voor verzoeker vanaf zijn uitrit dermate is verslechterd ten opzichte van de oude situatie dat het college van burgemeester en wethouders zich in redelijkheid niet op het standpunt kon stellen dat het algemeen belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven de, beperkte, vermindering van de specifieke situatie bij verzoekers uitrit.
8. Vanuit het oogpunt van een eenduidig wegbeeld met het noordelijk deel van de Sloterweg, waar reeds eerder (langs-)parkeerhavens zijn aangebracht, heeft het college de suggestie van verzoeker om parkeerhavens aan te leggen aan de andere zijde van de Sloterweg afgewezen. In zijn overweging kan het college van burgemeester en wethouders niet geheel worden gevolgd, nu is vastgesteld dat op een deel van de andere zijde van de Sloterweg reeds parkeerhavens waren aangelegd.
9. Het verkeersbesluit van 31 juli 2000, waarbij het parkeerverbod aan beide zijden van de Sloterweg is ingetrokken, is mede ingegeven door de overweging dat deze parkeerverboden eigenlijk niet meer functioneel zijn, vanwege de aanwezigheid van een groot aantal parkeerhavens waardoor parkeren langs de weg nauwelijks meer mogelijk is.
Zoals hiervoor (zie BEOORDELING onder A) is opgemerkt is de Nationale ombudsman niet bevoegd een onderzoek in te stellen, indien tegen een besluit een wettelijk geregelde bestuursrechtelijke procedure openstaat. De Nationale ombudsman dient zich dan ook te onthouden van het geven van een oordeel over de overwegingen die hebben geleid tot het verkeersbesluit, waarbij het parkeerverbod is ingetrokken.
10. Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen om, ondanks de door verzoeker ingebrachte bedenkingen, tot aanleg van de parkeerhavens over te gaan.
De onderzochte gedraging op dit punt is behoorlijk.
C. Ten aanzien van de INFORMATIEVERSTREKKING AAN VERZOEKER OMTRENT DE verkeerskundige overwegingen.
1. Verzoeker klaagt er tevens over dat hij -ondanks zijn verzoek daartoe- niet of niet voldoende op de hoogte is gesteld van de verkeerskundige argumenten voor de aanleg van de parkeerplaatsen.
2. Verzoeker is zowel tijdens een persoonlijk onderhoud met een medewerker (de heer S.) van het gemeentelijk rayonkantoor te Zwanenburg, als schriftelijk door de betrokken wethouder geïnformeerd. Niet bekend is welke informatie tijdens het gesprek door de medewerker van de gemeente is verstrekt. De betrokken wethouder wees in haar brief van 9 april 1999 op de verbeterde verkeersveiligheid nu voertuigen niet meer op de rijbaan parkeren.
3. Naar aanleiding van de brief van de betrokken wethouder heeft verzoeker op 20 april 1999 om nadere informatie gevraagd. Verzoeker vroeg onder meer om een afschrift van de beoordeling van de verkeerskundige. Daarnaast merkte verzoeker op dat hij zich niet kon vinden in de argumenten om zijn verzoeken om de parkeerhavens aan de andere zijde van de weg aan te leggen en de groenstrook aan zijn zijde te handhaven, af te wijzen.
Omdat verzoeker geen afschrift van de beoordeling van de verkeerskundige ontving en ook overigens een reactie op zijn brief uitbleef, diende hij op 7 september 1999 een klacht in onder meer over het feit dat niet op zijn brief was gereageerd.
In reactie op deze klacht is de gemeentesecretaris eveneens, zij het zijdelings, ingegaan op de verkeerskundige argumenten voor het aanleggen van parkeerhavens (zie BEVINDINGEN, onder A.7. en hiervoor onder B.4.).
4. Vastgesteld dient te worden dat verzoeker door de betrokken wethouder en de gemeentesecretaris is gewezen op de verhoogde verkeersveiligheid, de "stroomfunctie" van de Sloterweg en het creëren van een eenduidig wegbeeld. Niet gesteld kan dan ook worden dat verzoeker in het geheel niet op de hoogte is gesteld van de verkeerskundige argumenten voor de aanleg van de parkeerhavens.
In zoverre is de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.
5. Echter, tevens moet worden vastgesteld dat niet is gereageerd op verzoekers brief van 20 april 1999, waarin onder meer is gevraagd om een afschrift van de beoordeling van de verkeerskundige. Ook naar aanleiding van (de behandeling van) verzoekers klacht omtrent het uitblijven van een reactie op zijn brief van 20 april 1999 is aan verzoeker geen afschrift gestuurd van deze beoordeling. Voorts valt niet in te zien waarom in de correspondentie met verzoeker de gemeente niet alle verkeerskundige argumenten heeft genoemd, zoals die door het college van burgemeester en wethouders in zijn reactie aan de Nationale ombudsman zijn aangegeven (zie BEVINDINGEN, onder C. en hiervoor onder B.5.).
In zoverre is de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer is niet gegrond behoudens ten aanzien van het niet reageren op verzoekers brief van 20 april 1999 en het daarin vervatte verzoek om toezending van een afschrift van de beoordeling van de verkeerskundige en het niet aan verzoeker meedelen van alle verkeerskundige argumenten, zoals die door het college van burgemeester en wethouders aan de Nationale ombudsman zijn meegedeeld. Op deze punten is de klacht gegrond.